Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2023
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de feitelijke Kamervragen die de Tweede Kamer
heeft gesteld over de Najaarsnota voor het jaar 2023 en de tweede suppletoire begroting
van het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld voor hetzelfde jaar.
Daarnaast heeft het lid Van Hijum mij verzocht om voorafgaand aan het debat over de
Najaarsnota een brief aan de Kamer te sturen waarin de opgehoogde verplichtingen worden
toegelicht, inclusief de meerjarige doorwerking daarvan, zeker vanaf 2024 en verder,
en de vraag of er sprake is van nieuw beleid of lopend beleid. Het betreft het verzoek
bij het ordedebat van 12 december met het kenmerk 2023Z20021. Hierbij ga ik op dat verzoek in.
De Najaarsnota geeft een toelichting op de uitvoering van de rijksbegroting en schetst
hoe deze zich verhoudt tot de gemaakte financiële afspraken. Het Nederlandse begrotingsbeleid
wordt gevoerd op kasbasis; de gemaakte financiële afspraken zijn ook gedefinieerd
op kasbasis. In de Najaarsnota geeft het kabinet een overkoepelende algemene toelichting
op het budgettaire beeld van 2023, waarbij de budgettaire veranderingen (op kasbasis)
ten opzichte van de Miljoenennota 2024 per begroting worden toegelicht. In overeenstemming
met artikel 2.26 van de Comptabiliteitswet 2016 presenteert de Najaarsnota geen meerjarige
doorkijk. Op andere begrotingsmomenten wordt wel de meerjarige doorwerking in beeld
gebracht, op basis van het meest recente economische beeld van het CPB. Het eerstvolgende
moment is de Voorjaarsnota 2024 met de eerste suppletoire begrotingen.
De vakministers geven in de memories van toelichting bij de eigen tweede suppletoire
begroting een toelichting op hun mutaties, inclusief de wijzigingen in de verplichtingen.
Uw Kamer heeft deze ontvangen op 24 november jl., gelijktijdig met de Najaarsnota
van de Minister van Financiën. Deze tweede suppletoire begrotingen zijn ook enkeljarig
en zien dus alleen op een bijstelling voor 2023. De tweede suppletoire begrotingen
bevatten in de regel uitvoeringsmutaties en geen nieuw beleid.
De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat de belangrijkste verplichtingenmutaties
in de begrotingen moeten worden toegelicht. Bij het aangaan van de verplichting toetst
het departement of deze past binnen het geraamde kasbudget van de komende jaren. Op
basis van de toelichtingen van de individuele Ministers kan uw Kamer de mutaties beoordelen
en de (suppletoire) begrotingswetten al dan niet autoriseren. Met het vaststellen
van de begrotingswetsvoorstellen verlenen de Staten-Generaal aan de betrokken Ministers
autorisatie tot het doen van de in de begroting opgenomen maximum aan uitgaven en
verplichtingen (dus geen plicht tot uitgeven) voor het betreffende begrotingsjaar.
Verreweg de grootste verplichtingenmutaties, voor een totaal van ongeveer 21 miljard euro,
doen zich voor bij het Ministerie van VWS. In de beantwoording van vraag 22 wordt
dit nader toegelicht. Kort gezegd haalt VWS jaarlijks de verplichtingenruimte voor
het volgende jaar naar voren om tijdig de opdracht aan het Zorginstituut en de zorgkantoren
te kunnen verstrekken voor de Wlz en Zvw. Andere voorbeelden zijn de hogere verplichtingen
in de suppletoire begrotingswetten van JenV en BHOS. De hogere verplichtingen van
1,2 miljard euro bij het Ministerie van JenV zijn het gevolg van hogere voorschotaanvragen
voor de opvang van Oekraïense ontheemden. De hogere verplichting op de begroting van
BHOS past binnen de eerder gecommuniceerde meerjarige kasbudgetten. Dit wordt verder
toegelicht in de beantwoording van de vragen 12 en 26.
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag