Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36453 nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36453 nr. E |
Vastgesteld 18 juni 2024
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat1 hebben kennisgenomen van de brief van 16 mei 2024 waarin de Minister voor Klimaat en Energie, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, reageert op de gestelde vragen over het wetsvoorstel Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing.2 De leden van de fractie van de BBB hadden naar aanleiding van deze beantwoording een aantal nadere vragen.
Naar aanleiding hiervan is op 12 juni 2024 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en de Minister voor Klimaat en Energie.
De Minister voor Klimaat en Energie heeft op 17 juni 2024 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Karthaus
Aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
Den Haag, 12 juni 2024
Hierbij treft u een afschrift van de brief van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat aan de Minister voor Klimaat en Energie met nadere vragen naar aanleiding van de beantwoording van vragen over het wetsvoorstel Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing.3
Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, S.M. Kluit
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2024
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 16 mei 2024 waarin u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, reageert op de gestelde vragen over het wetsvoorstel Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing.4 De leden van de fractie van de BBB hebben naar aanleiding van deze beantwoording een aantal nadere vragen.
De fractieleden van de BBB zijn verheugd te constateren dat er naar aanleiding van de internetconsultatie aanpassingen zijn gedaan om de uitvoering van de wet te vereenvoudigen en dat er naar aanleiding van deze voorgestelde aanpassingen opnieuw een internetconsultatie is geweest (reacties tussen 17 februari 2024 en 7 maart 2024), ondertussen hadden de vele reacties in de internetconsulatie met betrekking tot de regeldruk (uitvoerbaarheid) maar ook met betrekking tot de rechtmatigheid voornoemde leden doen besluiten een verzoek te doen de wet te onthameren en opnieuw te laten agenderen voor inbreng5. Het is fijn om te zien dat onze zorgen gedeeld werden en dat er in de tussentijd ook daadwerkelijk aanpassingen zijn gedaan teneinde de uitvoerbaarheid van de wet te verbeteren, zoals een eenvoudiger aangifteformulier op basis van de day-ahead-methode, het voorkomen van de noodzaak tot een accountantsverklaring en het verkorten van de bezwaartermijn. De fractieleden van de BBB hebben naar aanleiding van uw beantwoording nog enkele vragen:
Naar aanleiding van uw beantwoording van de volgende vraag: «Op welke wijze draagt deze tijdelijke wet die achteraf wordt ingevoerd bij aan het doel, de sterke stijging van elektriciteitsprijzen en de gevolgen daarvan voor huishoudens en bedrijven te verminderen, zorgt deze niet juist opnieuw voor marktverstoring en prijsopdrijving?» Zegt u dat de wet een ander doel heeft, dit is echter niet het doel dat staat vermeld in de toelichting, daarmee beantwoordt u ook niet onze vraag, die in feite luidt: kan deze heffing achteraf niet opnieuw leiden tot marktverstoring en prijsopdrijving? Graag uw reactie.
Dit wetsvoorstel betreft de nationale implementatie van een Europese verordening, die direct van toepassing is op alle lidstaten van de Europese Unie. Via de verordening is de inframarginale elektriciteitsheffing daarmee voor alle lidstaten ingevoerd, waarbij nationale implementatie ziet op de uitwerking van keuzevrijheid die de verordening biedt. De Europese Commissie heeft een evaluatie van deze verordening uitgevoerd, in aanloop naar het besluit dat moest worden genomen om deze al dan niet te verlengen.6 In een verlenging is niet voorzien, mede naar aanleiding van deze evaluatie. De evaluatie bevat veel inzichten waarvan geleerd kan worden. De Europese Commissie concludeert onder andere dat de keuzevrijheid die lidstaten bij onderdelen van de implementatie van de verordening hebben en die door landen op verschillende manieren is ingevuld, tot onzekerheid heeft geleid bij investeerders. Daarnaast concludeert de Europese Commissie dat de heffing voor verschillende lidstaten lastig te implementeren en uit te voeren is, met hoge administratieve lasten ten opzichte van de baten, iets wat voor de leden van de fractie van de BBB een bevestiging is van onze eerdere vermoedens die mede de aanleiding vormden om de wet te onthameren en hierover vragen te stellen. Voor een volledig overzicht van de lessen die kunnen worden geleerd en de conclusies van de Europese Commissie, wordt verwezen naar de evaluatie. De evaluatie zit verborgen in een voetnoot terwijl u hier in uw beantwoording wel naar verwijst. Kunt u die alsnog separaat aan de Eerste Kamer doen toekomen?
Wij zijn blij dat u over deze wet in overleg bent met de elektriciteitsproducenten en dat het onwaarschijnlijk lijkt dat er een vervolg komt op deze wet. Desondanks stellen uw antwoorden over de uitvoeringskosten zowel aan de kant van de uitvoerders als aan de kant van de elektriciteitsproducenten ons nog niet geheel gerust. Kunt u te zijner tijd de Eerste Kamer hierover informeren met een brief als er zicht is op de werkelijke kosten en opbrengsten van de wet?
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 5 juli 2024.
Een afschrift van deze brief zal tevens worden verzonden aan de Staatssecretaris van Financiën – Belasting en Fiscaliteit.
Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, S.M. Kluit
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2024
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, de reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat over het wetsvoorstel Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing van 12 juni 2024, met kenmerk 172789.03U.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
172789.03U
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 16 mei 2024 waarin u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, reageert op de gestelde vragen over het wetsvoorstel Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing.7 De leden van de fractie van de BBB hebben naar aanleiding van deze beantwoording een aantal nadere vragen.
De fractieleden van de BBB zijn verheugd te constateren dat er naar aanleiding van de internetconsultatie aanpassingen zijn gedaan om de uitvoering van de wet te vereenvoudigen en dat er naar aanleiding van deze voorgestelde aanpassingen opnieuw een internetconsultatie is geweest (reacties tussen 17 februari 2024 en 7 maart 2024), ondertussen hadden de vele reacties in de internetconsulatie met betrekking tot de regeldruk (uitvoerbaarheid) maar ook met betrekking tot de rechtmatigheid voornoemde leden doen besluiten een verzoek te doen de wet te onthameren en opnieuw te laten agenderen voor inbreng8. Het is fijn om te zien dat onze zorgen gedeeld werden en dat er in de tussentijd ook daadwerkelijk aanpassingen zijn gedaan teneinde de uitvoerbaarheid van de wet te verbeteren, zoals een eenvoudiger aangifteformulier op basis van de day-ahead-methode, het voorkomen van de noodzaak tot een accountantsverklaring en het verkorten van de bezwaartermijn. De fractieleden van de BBB hebben naar aanleiding van uw beantwoording nog enkele vragen:
Naar aanleiding van uw beantwoording van de volgende vraag: «Op welke wijze draagt deze tijdelijke wet die achteraf wordt ingevoerd bij aan het doel, de sterke stijging van elektriciteitsprijzen en de gevolgen daarvan voor huishoudens en bedrijven te verminderen, zorgt deze niet juist opnieuw voor marktverstoring en prijsopdrijving?» Zegt u dat de wet een ander doel heeft, dit is echter niet het doel dat staat vermeld in de toelichting, daarmee beantwoordt u ook niet onze vraag, die in feite luidt: kan deze heffing achteraf niet opnieuw leiden tot marktverstoring en prijsopdrijving? Graag uw reactie.
Antwoord
In de memorie van toelichting is vermeld dat het doel van dit wetsvoorstel is om, indien producenten excessieve omzet hebben gerealiseerd als gevolg van de sterke stijging van elektriciteitsprijzen, deze excessieve omzet af te romen. Daarbij is ook benoemd dat de opbrengsten die met deze heffing worden gerealiseerd moeten worden aangewend voor de financiering van gerichte maatregelen om de gevolgen van de uitzonderlijk hoge elektriciteitsprijzen voor de eindafnemers van elektriciteit te beperken. Dit gebeurt in Nederland met regelingen in verband met hoge energieprijzen, zoals in 2023 het prijsplafond. Het directe doel van dit wetsvoorstel is dus niet om de gevolgen van de sterke stijging van elektriciteitsprijzen en de gevolgen daarvan voor huishoudens en bedrijven te verminderen, omdat het onderhavige wetsvoorstel zelf de prijzen niet verlaagt, maar alleen omzet boven een vrijgesteld bedrag afroomt. Het wetsvoorstel draagt daar wel indirect aan bij door de met het afromen van excessieve omzet gegenereerde opbrengsten voor de regelingen in verband met hoge energieprijzen te benutten die dit wel deden.
Elke heffingsmaatregel is in meer of mindere mate marktverstorend. Het ligt niet in de rede dat dit wetsvoorstel in de heffingsperiode van december 2022 tot en met juni 2023 heeft geleid tot een marktverstoring met een prijsopdrijvend effect, omdat de heffing de producenten met de hoogste marginale kosten (gascentrales), die de elektriciteitsprijzen bepaalden, niet raakte. Door het vrijgesteld bedrag van € 130 / MWh of hoger, had de inframarginale elektriciteitsheffing ook bij lagere prijzen geen prijsopdrijvend effect.
Tot slot heeft dit wetsvoorstel een bijzonder karakter omdat het betrekking heeft op een reeds verlopen heffingstijdvak. Door actief Kamerbrieven en persberichten te versturen, evenals het organiseren van twee webinars en een brief aan elektriciteitsproducenten te versturen, is de rechtsonzekerheid die als gevolg van de terugwerkende kracht van dit wetsvoorstel had kunnen ontstaan zoveel mogelijk beperkt. De verwachting is dan ook dat de gevolgen van het onderhavige wetsvoorstel reeds in hoge mate zijn geïnternaliseerd door elektriciteitsproducenten die met de heffing te maken krijgen. Er wordt dan ook niet voorzien dat aanvaarding van het wetsvoorstel eigenstandig na de heffingsperiode tot een marktverstoring zal leiden of een prijsopdrijvend effect zal hebben.
Dit wetsvoorstel betreft de nationale implementatie van een Europese verordening, die direct van toepassing is op alle lidstaten van de Europese Unie. Via de verordening is de inframarginale elektriciteitsheffing daarmee voor alle lidstaten ingevoerd, waarbij nationale implementatie ziet op de uitwerking van keuzevrijheid die de verordening biedt. De Europese Commissie heeft een evaluatie van deze verordening uitgevoerd, in aanloop naar het besluit dat moest worden genomen om deze al dan niet te verlengen.9 In een verlenging is niet voorzien, mede naar aanleiding van deze evaluatie. De evaluatie bevat veel inzichten waarvan geleerd kan worden. De Europese Commissie concludeert onder andere dat de keuzevrijheid die lidstaten bij onderdelen van de implementatie van de verordening hebben en die door landen op verschillende manieren is ingevuld, tot onzekerheid heeft geleid bij investeerders. Daarnaast concludeert de Europese Commissie dat de heffing voor verschillende lidstaten lastig te implementeren en uit te voeren is, met hoge administratieve lasten ten opzichte van de baten, iets wat voor de leden van de fractie van de BBB een bevestiging is van onze eerdere vermoedens die mede de aanleiding vormden om de wet te onthameren en hierover vragen te stellen. Voor een volledig overzicht van de lessen die kunnen worden geleerd en de conclusies van de Europese Commissie, wordt verwezen naar de evaluatie. De evaluatie zit verborgen in een voetnoot terwijl u hier in uw beantwoording wel naar verwijst. Kunt u die alsnog separaat aan de Eerste Kamer doen toekomen?
Antwoord
Ja, de evaluatie is bijgevoegd als bijlage. Voor de inframarginale elektriciteitsheffing betreft het onderdeel vijf van dit verslag van de Europese Commissie «V. Plafond voor inframarginale inkomsten».
Wij zijn blij dat u over deze wet in overleg bent met de elektriciteitsproducenten en dat het onwaarschijnlijk lijkt dat er een vervolg komt op deze wet. Desondanks stellen uw antwoorden over de uitvoeringskosten zowel aan de kant van de uitvoerders als aan de kant van de elektriciteitsproducenten ons nog niet geheel gerust. Kunt u te zijner tijd de Eerste Kamer hierover informeren met een brief als er zicht is op de werkelijke kosten en opbrengsten van de wet?
Antwoord
De werkelijke uitvoeringskosten worden, samen met die van andere regelingen, verantwoord via de reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus, waarin de uitgaven van de uitvoeringsorganisaties worden verantwoord. De werkelijke opbrengsten van het wetsvoorstel zullen na aanvaarding ervan ook in de begrotings- en verantwoordingsstukken inzichtelijk worden gemaakt en verantwoord worden.
Inzicht in de werkelijke kosten voor elektriciteitsproducenten zal ook in de toekomst niet beschikbaar komen. De kosten zullen per producent verschillen en de overheid heeft hier geen inzicht in, aangezien dit bedrijfsvertrouwelijke informatie is. Zoals in antwoord op eerder gestelde vragen is aangegeven, zal contact worden gezocht met (vertegenwoordiging van) elektriciteitsproducenten rondom het moment dat producenten worden uitgenodigd om aangifte te doen. Daarbij kan ook worden gesproken over de uitvoeringslasten die voor producenten met de heffing gepaard gaan en hoe die zo mogelijk in de uitvoering nog verder te beperken.
Via de behandeling van de begrotings- en verantwoordingsstukken wordt uw Kamer geïnformeerd en zal inzicht worden gegeven in de opbrengst en waar mogelijk de uitvoeringskosten.
Samenstelling:
Kemperman (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van den Berg (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Internetconsultatie Regeling inframarginale elektriciteitsheffing https://www.internetconsultatie.nl/elektriciteitsheffinmr/b1
COM/2023/302, verslag van de commissie aan het Europees parlement en de Raad betreffende de evaluatie van noodinterventies in verband met de hoge energieprijzen overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023DC0302.
Internetconsultatie Regeling inframarginale elektriciteitsheffing https://www.internetconsultatie.nl/elektriciteitsheffinmr/b1
COM/2023/302, verslag van de commissie aan het Europees parlement en de Raad betreffende de evaluatie van noodinterventies in verband met de hoge energieprijzen overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023DC0302.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36453-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.