Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36427 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36427 nr. C |
Ontvangen 17 november 2023
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van BBB, GroenLinks-PvdA, VVD, CDA, ChristenUnie, JA21 en SGP.
De leden van de fracties van BBB, CDA, JA21 en SGP vragen zich af of voldoende rekening is gehouden met het belang van burgers en de rechtsbescherming van burgers niet wordt aangetast door deze wetswijzigingen.
De hoge instroom van WOZ- en bpm-zaken leidt tot problemen in de uitvoering en in de rechtspraak. Bij de rechtspraak is het gevolg dat verdringing plaatsvindt en burgers en bedrijven in andere zaken langer op een uitspraak moeten wachten. Het gaat volgens het jaarverslag 2022 van de Rechtspraak om tienduizenden (extra) zaken, waardoor de belastingrechtspraak verstopt raakt, met langere doorlooptijden en hogere kosten tot gevolg. Daarnaast is het door de hoge druk op de rechtspraak ingewikkelder om andere benodigde maatregelen te implementeren, bijvoorbeeld op het gebied van de rechtsbescherming in de invordering. Per saldo gaat dit ten koste van de rechtsbescherming van burgers in algemene zin. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt de effectieve rechtsbescherming weer meer in balans te brengen. De toegang tot de rechter wordt met dit wetsvoorstel nadrukkelijk niet beperkt. Alleen de hoogte van de proceskostenvergoeding wordt toegesneden op het type zaak waar het om gaat, er worden geen rechten uitgesloten. Met de voorgestelde maatregelen blijft het mogelijk om bezwaar of administratief beroep, (hoger) beroep en cassatie in te stellen tegen een WOZ-beschikking, bpm-aangifte en bpm-naheffingsaanslag. Hetzelfde geldt overigens voor administratieve sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), waar het wetsvoorstel als gevolg van een aangenomen amendement ook op ziet.1 Belanghebbenden kunnen zelf relatief eenvoudig en op laagdrempelig wijze bezwaar of administratief beroep instellen, omdat er voor dit type zaak geen verplichting is om je te laten vertegenwoordigen. Ook blijft het mogelijk om daarbij te worden bijgestaan door een (professioneel) gemachtigde. Als er een professioneel gemachtigde wordt ingeschakeld, ontvangt de belanghebbende bij gegronde zaken nog steeds een – weliswaar lagere – proceskostenvergoeding ten behoeve van een tegemoetkoming in de kosten van de rechtsbijstand. In bijzondere gevallen kan een afwijkende proceskostenvergoeding – zowel omhoog als omlaag – worden toegekend.
De leden van de fractie van de BBB vragen welke (procentuele) afname het kabinet verwacht te bereiken.
Het kabinet verwacht dat het aantal WOZ-, bpm- en Wahv-zaken waarin vooral wordt (door)geprocedeerd met het oog op het verkrijgen van een proceskostenvergoeding en een vergoeding van immateriële schade na invoering van de maatregelen zal afnemen. Daarbij is de verwachting dat een meer weloverwogen afweging wordt gemaakt om bezwaar of beroep in te stellen en dat daarbij voor WOZ- en bpm-zaken aan het (materiële) belang van de belanghebbende meer gewicht wordt toegekend. Op dit moment kan niet goed worden ingeschat wat het precieze effect op de instroom van zaken zal zijn wanneer minder hoge vergoedingen worden toegekend. Daarnaast zijn er andere maatregelen in gang gezet als onderdeel van een breder verbetertraject om het proces te verbeteren en worden er nieuwe maatregelen onderzocht. Dit zal ook een effect hebben op het aantal bezwaar- en beroepschriften.
De leden van de fractie van het CDA verwijzen naar het Informatiepunt Digitale Overheid bij bibliotheken, met de gedachte dat mensen die het moeilijk vinden om zelf bezwaar te maken of daartoe zelf niet in staat zijn daar geholpen kunnen worden. Zij vragen of het kabinet kan garanderen dat mensen met deze problematiek ook laagdrempelig en kosteloos voor hulp bij het maken bezwaar bij de punten terecht kunnen.
Het Informatiepunt Digitale Overheid (IDO) biedt iedereen die informatie en hulp zoekt bij het omgaan met de (digitale) overheid gratis en laagdrempelig ondersteuning. Ook voor vragen over de wijze waarop de WOZ-waarde kan worden opgevraagd, daartegen digitaal bezwaar kan worden gemaakt, of digitaal administratief beroep kan worden ingesteld tegen een verkeerboete, kunnen mensen terecht bij een IDO. IDO’s informeren en helpen op weg. Voor meer complexere en persoonlijke problematiek verwijst het IDO door naar hulp in het netwerk. Daarnaast bieden de bibliotheken waarin het IDO veelal gevestigd is, een cursusaanbod aan om te werken aan de eigen digivaardigheden. Belangrijk hierbij is wel dat IDO’s in principe helpen «tot de DigiD». Dus mensen worden op weg geholpen, in dit geval met het aanmaken van een DigiD, mocht dat nog nodig zijn, en met informatie over waar de WOZ-waarde te vinden is en hoe eventueel bezwaar kan worden gemaakt. Een IDO-medewerker voert geen handelingen uit voor de klant door bijvoorbeeld het bezwaar in te dienen, maar kan wel informeren en ondersteunen hierbij.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom het wetsvoorstel op dit moment in behandeling moet worden genomen.
Deze vraag is ook door de Afdeling advisering van de Raad van State opgeworpen. Voor een uitvoeriger antwoord op het afwegingskader dat is gebruikt voor opname van een wetsvoorstel in het pakket Belastingplan wordt kortheidshalve verwezen naar het nader rapport.2 Specifiek voor het onderhavige wetsvoorstel geldt dat uitvoeringsorganisaties het signaal hebben afgegeven dat zij dreigen vast te lopen als de instroom van WOZ-, bpm- en Wahv-zaken niet afneemt. Er is een sterke stijging (een verdubbeling) in het aantal in 2023 ingediende bezwaarschriften in de WOZ geconstateerd, waardoor ingrijpen op korte termijn noodzakelijk is. De Raad voor de Rechtspraak heeft er in zijn jaarverslag op gewezen dat in toenemende mate andere zaken worden verdrongen door de grote druk van de gerechtelijke WOZ- en bpm-procedures. Vanwege die urgentie heeft het kabinet op 23 maart 2023 aan de Tweede Kamer toegezegd dat er met Prinsjesdag een wetsvoorstel wordt ingediend, met 1 januari 2024 als beoogde inwerkingtredingsdatum. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is de urgentie van de problematiek onderkend. Via een amendement is die eveneens onderkend ten aanzien van procedures op grond van de Wahv.3
De leden van de fractie van de SGP vragen of de verlaging van de proceskostenvergoeding een proportionele maatregel is, oftewel of het verkeerd gebruik van de regeling zodanig is dat dit gerechtvaardigd is.
Het doel van de verlaging van de proceskostenvergoeding is om de financiële prikkel weg te nemen om namens een belanghebbende een bezwaarprocedure te starten of door te procederen met de overwegende reden om een proceskostenvergoeding te verkrijgen. Het wetsvoorstel strekt ertoe dat doel te bereiken door de overcompensatie weg te nemen die er op dit moment is bij het toekennen van vergoedingen van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in het kader van procedures tegen een WOZ-beschikking, bpm-aangifte, bpm-naheffingsaanslag of administratieve sanctie op grond van de Wahv. Daarmee wordt weer aangesloten bij de oorspronkelijke bedoeling van de regeling, namelijk om een tegemoetkoming te geven in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Het kabinet acht de verlaging van de hoogte van de proceskostenvergoeding daarom proportioneel. Daarbij benadrukt het kabinet dat als de voorgeschreven vergoeding onredelijk uitwerkt, in bijzondere omstandigheden door het bestuursorgaan en de rechter in individuele gevallen de hoogte van de vergoeding kan worden aangepast, zowel omhoog als omlaag.
De leden van de fractie van de SGP vragen of het kabinet mogelijkheden ziet om de rechtsbescherming te verbeteren, indien het wetsvoorstel wordt aanvaard.
Zoals hierboven genoemd, blijft het mogelijk om bezwaar of administratief beroep, (hoger) beroep en cassatie in te stellen tegen een WOZ-beschikking, bpm-aangifte, bpm naheffingsaanslag of administratieve sanctie op grond van de Wahv. Voor de WOZ loopt een breder verbetertraject in het kader waarvan verbeterpunten voor het gehele WOZ-proces in kaart zijn gebracht. Om die reden zitten in het plan van aanpak ook de maatregel van het instellen van een verplicht informeel traject en de maatregel van het instellen van een taxatiekamer. Beide maatregelen worden momenteel verkend. Dit heb ik reeds aangegeven in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2024, waarin ik heb toegezegd de Tweede Kamer vóór het einde van dit kalenderjaar nader te informeren. Ik zal uw Kamer daarvan een afschrift doen toekomen.
Voor de bpm geldt dat onderhavige maatregel onderdeel vormt van een breder pakket.4 Gesprekken door de Belastingdienst met importeurs van motorrijtuigen maken hier onderdeel van uit. Regelmatig vindt het aangifteproces bpm buiten het zicht van de importeurs zelf plaats door een «no cure no pay»-gemachtigde waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van taxatierapporten. Eventuele naheffingen bpm zijn echter voor rekening van de belastingplichtige importeur. Ter bevordering van de compliance en verbetering van de rechtsbescherming is het doel van de gesprekken, de importeur inzicht te geven in de eigen bpm-aangiftes.
De leden van de fractie van de BBB vragen welke acties (al dan niet in overleg met gemeenten) worden ondernomen om het traject van de WOZ-waarderingen en daarmee de uitkomsten te verbeteren. Zij stellen dat het grote aantal bezwaarschriften en procedures een gevolg is, waarvan met name de oorzaak aangepakt dient te worden.
Het kabinet staat achter het streven om de kwaliteit van WOZ-waarderingen waar mogelijk verder te verbeteren. Dit wetsvoorstel is onderdeel van een breder verbetertraject in het kader waarvan verbeterpunten voor het gehele WOZ-proces in kaart zijn gebracht.5 Daarbij wordt mede aandacht besteed aan een verbetering van de totstandkoming van de WOZ-waarde. Voorbeelden hiervan zijn de verkenning van een verplicht informeel traject en een verbetering en uitbreiding («modernisering») van het door gemeenten te hanteren taxatieverslag. Ik heb toegezegd de Tweede Kamer voor het einde van dit kalenderjaar nader te informeren over de status van de verkenning van deze aanvullende maatregelen in de WOZ.6 Ik zal uw Kamer daarvan een afschrift doen toekomen.
Voor de volledigheid benoemt het kabinet dat het verbeteren van de kwaliteit van WOZ-taxaties integraal onderdeel uitmaakt van het doorlopende WOZ-proces van gemeenten. Het kabinet moedigt het aan dat gemeenten daarbij onderling «best practices» delen en in gesprek blijven met de softwareleveranciers van de taxatiemodellen. Verder komt er door het wetsvoorstel mogelijk meer ruimte vrij voor gemeenten voor het doorvoeren van verbeteringen in de WOZ-taxaties, omdat zij door het wetsvoorstel naar verwachting minder overspoeld worden door WOZ-bezwaar- en beroepsprocedures ingediend door professionele gemachtigden met het overwegende doel om proceskostenvergoedingen te verkrijgen.
De leden van de fractie van de BBB hebben geconstateerd dat er grofweg een onderscheid kan worden gemaakt tussen bureaus die volledig geautomatiseerd werken en bureaus die inhoudelijk gemotiveerde bezwaarschriften indienen. Zij vragen of er voor de hoogte van de proceskostenvergoeding geen onderscheid gemaakt kan worden op basis van de kwaliteit van het ingediende bezwaarschrift.
Met de differentiatie in de hoogte van de vergoeding voor de beroepsfase, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen beroepen die gegrond zijn om inhoudelijke redenen (toepassing van de factor 0,25) en beroepen die gegrond zijn op louter formele gronden (toepassing van de factor 0,1), wordt in het voorstel reeds een onderscheid gemaakt in de hoogte van de vergoeding op inhoudelijke gronden. Voor de bezwaarfase geldt dit onderscheid niet en geldt bij een gegrond bezwaar altijd de factor 0,25, omdat alleen recht bestaat op een proceskostenvergoeding voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Of een bezwaarschrift kwalitatief hoogstaand is, vergt een subjectief oordeel en is daarmee naar het oordeel van het kabinet als zodanig geen werkbaar criterium. Aan inhoudelijk gemotiveerde bezwaarschriften ligt vaak een taxatie ten grondslag. De eventuele taxatie-technische werkzaamheden vallen onder een andere categorie vergoedingen in het Besluit proceskosten bestuursrecht (inschakelen van een deskundige). Voor deze vergoeding geldt het onderhavige wetsvoorstel niet.
De leden van de fractie van de BBB vragen of er een risico bestaat dat door de verlaging van de proceskostenvergoeding alleen de geautomatiseerde bezwaarschriften overblijven en de aantallen zullen toenemen.
Ongeveer de helft van het aantal bezwaarschriften dat tegen een WOZ-beschikking wordt ingediend, wordt ingediend door bedrijven waarbij het verdienmodel uitsluitend gebaseerd is op de proceskostenvergoeding. De afgelopen jaren is het aantal geautomatiseerde bezwaren dat door deze bedrijven wordt ingediend reeds aan het toenemen. De mogelijkheid bestaat dat – mede door de technologische ontwikkelingen – meer bedrijven waarbij het verdienmodel uitsluitend gebaseerd is op de proceskostenvergoeding bij een verlaging van de vergoeding per ingediend bezwaarschrift, hun werkwijze zullen aanpassen om dezelfde opbrengst te blijven behalen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het percentage (deels) gegronde bezwaarschriften dan gelijk blijft. De vraag is of in geval van geautomatiseerde bezwaren en beroepen evenveel bezwaren en beroepen gegrond worden verklaard. Een lagere waarde zal namelijk moeten worden onderbouwd en dat vraagt doorgaans een individuele aanpak.
De leden van de fractie van de BBB vragen of een risico bestaat dat marktpartijen een nieuw verdienmodel ontwikkelen, zoals een (web based) product waarmee mensen op basis van een vast bedrag per jaar vrij eenvoudig zelf een (geautomatiseerd) bezwaarschrift kunnen indienen, waardoor het aantal bezwaarschriften en procedures niet afneemt, maar toeneemt.
Het kabinet sluit niet uit dat marktpartijen op zoek gaan naar een nieuw verdienmodel. Het geschetste product wijkt echter niet af van de al bestaande praktijk, waarbij de burger zelf het geautomatiseerde bezwaarschrift via het door de marktpartij aangeboden platform rechtstreeks bij de gemeente indient. Dat is nu nog kosteloos, maar bij een dergelijk verdienmodel tegen betaling. De daadwerkelijke meerwaarde van rechtsbijstandverlening wordt met het geschetste product niet geboden. Of dan van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zoals vereist voor een proceskostenvergoeding sprake is, zal uit de rechtspraak moeten blijken. Overigens bieden veel gemeenten al de mogelijkheid om op eenzelfde eenvoudige wijze een bezwaarschrift direct bij de gemeente in te dienen zodat geen rechtsbijstandsverlening noodzakelijk is en de maatschappelijke kosten daarmee beperkt blijven.
De leden van de fractie van de BBB vragen of ook alternatieve instrumenten zijn overwogen behalve deze maatregel en op welke gronden die alternatieven minder effectief bleken dan de voorgestelde maatregel.
In een brief van 23 maart 2023 is een plan van aanpak uiteengezet om de geconstateerde problematiek op het terrein van de WOZ en bpm aan te pakken.7 Dat plan van aanpak bestaat uit meerdere maatregelen, waaronder de (al dan niet in gewijzigde vorm) in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen. Enkele aanvullende WOZ-maatregelen worden momenteel nog verder verkend. De Tweede Kamer wordt daarover, zoals hiervoor gezegd, voor het einde van dit kalenderjaar nader geïnformeerd en ik zal uw Kamer daarvan een afschrift doen toekomen. Nadat het plan van aanpak is gedeeld, zijn ook andere oplossingsrichtingen verkend,8 waarvan er één in gewijzigde vorm in het wetsvoorstel is geland; het toekennen van een lagere proceskostenvergoeding ingeval een beroep niet materieel gegrond is. De verschillende maatregelen ter verbetering van het WOZ-proces en ter aanpak van de «no cure no pay»-problematiek in de WOZ en bpm worden dus niet gezien als meer of minder effectief, maar eerder als mogelijke aanvulling op elkaar en ter oplossing van verschillende onderdelen van het probleem.
In onder andere paragraaf 3 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel worden de keuzes die zijn gemaakt bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel nader toegelicht. Zo is onder meer overwogen in het geheel geen vergoeding toe te kennen als het beroep op niet-inhoudelijke gronden gegrond wordt verklaard of om de vergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af te schaffen. Van de overwogen alternatieven acht het kabinet het gekozen pakket het meest proportioneel, zodat voor het bestuursorgaan een prikkel blijft behouden om een juiste en tijdige beslissing te nemen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of er overleg is geweest met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en wat samengevat de reactie van de VNG is geweest op dit voorstel.
In paragraaf 13 van de memorie van toelichting is uiteengezet welke partijen zijn geconsulteerd bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel. De VNG is daar één van. Ook heb ik op 14 april 2023 overleg gehad met de VNG over het eerder genoemde plan van aanpak dat op 23 maart 2023 met de Tweede Kamer is gedeeld. De VNG heeft bij dat overleg positief gereageerd. De VNG heeft ook een uitvoeringsscan op het wetsvoorstel gedaan. Daaruit blijkt dat de uitvoering van het wetsvoorstel uitvoerbaar is voor de uitvoeringsorganisaties van de Wet WOZ. Daar waar de invoering van de wet gevolgen heeft voor de uitvoering door uitvoeringsorganisaties, zijn die gevolgen hoofdzakelijk beperkt van aard en eenvoudig inpasbaar in het bestaande WOZ-proces.
Voorts vragen deze leden naar het bedrag aan proceskostenvergoedingen dat gemeenten tot nu toe hebben uitbetaald. Voor 2023 is de hoogte van het totaal uitbetaalde bedrag nog niet bekend, maar er wordt gerekend op een stijging ten opzichte van 2022. De indicatie daarvoor is dat het aantal bezwaarschriften in 2023 is verdrievoudigd ten opzichte van 2022. In 2022 bedroegen de uitbetaalde proceskosten € 20 miljoen. Voor de jaren 2017 tot en met 2022 bedroegen de uitbetaalde proceskostenvergoedingen in totaal € 38 miljoen.9
De leden van de fractie van het CDA stellen dat het belang van een juiste vaststelling van de WOZ-waarde de laatste jaren steeds groter is geworden. Als voorbeelden noemen zij het gebruik in de schenk- en erfbelasting, het woningwaarderingsstelsel, de afschrijving van gebouwen voor de Vpb en IB. Zij vragen hoe het voorstel zich verhoudt tot de voorgenomen instelling van een Taxpayer Advocate Service voor de belastingbetaler.
De Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden (Belangenbehartiger), geïnspireerd door de «Taxpayer Advocate Service», staat naast burgers en bedrijven en is aanvullend op bestaande vormen van hulp. Er is een kwartiermaker gestart die onder meer als opdracht heeft taken en bevoegdheden van de Belangenbehartiger uit te werken. Vraagstukken als deze helpen bij de duiding wat de Belangenbehartiger straks wel of niet kan betekenen voor mensen die in de knel komen en komen terug in gesprekken met relevante stakeholders. In principe onderzoekt de kwartiermaker geen specifieke fiscale thema’s. De focus ligt op de uitwerking van de taken en bevoegdheden van de Belangenbehartiger.
De leden van de fractie van de BBB vragen of het in het kader van de zorgvuldigheid en rechtsbescherming niet beter zou zijn om het aangekondigde nader onderzoek af te wachten alvorens wetgeving in te voeren.
Ik ben in maart 2023 met een plan van aanpak gekomen voor de WOZ en bpm, gelet op de urgente problematiek. Het kabinet heeft onderkend dat de tendens breder is, zoals in de memorie van toelichting is beschreven. Tweede Kamerlid Van Dijk c.s. hebben een amendement ingediend om ook voor de Wahv-zaken de proceskostenvergoeding aan te passen en de Tweede Kamer heeft dat amendement aangenomen. Het kabinet steunt dit amendement, omdat de zeer sterke toename van bezwaar en beroepen ingesteld door «no cure no pay»-bureaus zorgen voor een urgente problematiek bij het OM, het CJIB en de Rechtspraak. Het kabinet verwacht dat het toevoegen van de Wahv aan het wetsvoorstel een grote bijdrage levert aan het oplossen daarvan. De in het amendement neergelegde wijzigingen werden ook in een in het najaar door het Ministerie van Justitie en Veiligheid gehouden expertsessie over de proceskostenvergoeding als verdienmodel als voornaamste maatregelen genoemd om de problematiek te verminderen. Daarnaast zal het kabinet na de invoering van de maatregelen het wetvoorstel monitoren en een invoeringstoets doen.
De leden van de fractie van de BBB vragen of bekend is in hoeveel gevallen van uitgeschreven boetes sprake is van een foutieve boete en, zo ja, wat dat doet met de druk op de rechtsgang richting Parket CVOM, het CJIB en de rechtspraak. Jaarlijks worden tussen 8 en 9 miljoen Mulderbeschikkingen opgelegd. Tegen een klein deel van deze beschikkingen, ongeveer 4%, wordt beroep (administratief beroep, beroep bij de kantonrechter en hoger beroep) ingesteld. Van het totaal aantal opgelegde beschikkingen wordt minder dan 1% vernietigd of gewijzigd. Dit percentage was de afgelopen jaren redelijk stabiel. Beschikkingen worden om verschillende redenen vernietigd of gewijzigd, bijvoorbeeld omdat sprake is van een onterecht opgelegde beschikking, een procedurele fout («vormfouten») of rechtsvorming.
De leden van de fractie van de BBB vragen of er al alternatieven bekend zijn (naast de voorliggende wijziging van de Wet Mulder) om de problematiek van de overbelasting ten aanzien van verkeersboetes bij het Parket CVOM, het CJIB en de rechtspraak terug te dringen.
Zoals hierboven genoemd, heeft een expertmeeting plaatsgevonden over dit onderwerp waarbij verschillende organisaties en ministeries aanwezig waren. Als voornaamste oplossingen voor de problematiek van de proceskostenvergoeding als verdienmodel werden de maatregelen genoemd die door middel van het amendement van Van Dijk c.s. in het wetsvoorstel zijn opgenomen.10 De overige uit de expertmeeting voortkomende mogelijke oplossingsrichtingen worden momenteel onderzocht op wenselijkheid en haalbaarheid. Daarnaast wordt ook gekeken naar verbeteringen in het primaire besluitvormingsproces en in beroepsprocedures. Hiertoe zijn al concrete acties ingezet. Vanuit Parket CVOM wordt ingezet op het terugkoppelen van de kwaliteit van een beschikking aan de opleggende opsporingsambtenaar indien een beschikking wordt vernietigd of gewijzigd in een beroepsprocedure. Daarnaast worden alle betrokkenen en gemachtigden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Tijdens hoorzittingen kan makkelijker aanvullende informatie worden verkregen waardoor de kwaliteit van de beslissing van de officier van justitie vergroot wordt.
De leden van de fractie van de BBB vragen aan te geven of het klopt dat de kostenvergoedingen in administratief beroep nu aanmerkelijk hoger worden dan in de kantonfase of in hoger beroep en of dit ook daadwerkelijk beoogd is.
De indieners van het amendement hebben gekozen om de systematiek wat betreft de verlaging van de proceskostenvergoeding van de WOZ en Bpm één op één door te voeren voor de Wahv.
Dit betekent dat als de administratieve sanctie wordt vernietigd of het sanctiebedrag wordt gewijzigd in beroep bij de kantonrechter of in hoger beroep, een hogere proceskostenvergoeding verschuldigd is dan in administratief beroep.
Indien uitsluitend de omschrijving van de gedraging of de feitcode wordt aangepast, maar het sanctiebedrag ongewijzigd blijft in beroep bij de kantonrechter of hoger beroep, is een lagere proceskostenvergoeding verschuldigd dan in administratief beroep. Uit de toelichting op het amendement leidt het kabinet af dat dit ook de bedoeling is geweest van de indieners.
De leden van de fractie van de BBB vragen te reageren op de op de uitspraak van prof. mr. dr. Schep dat «alle argumentatie en rapporten die genoemd worden die ten grondslag liggen aan deze maatregelen (lees: WOZ/bpm), niet gelden voor verkeersboetes.
De aard van de WOZ- en bpm-procedure is anders dan van Wahv-zaken. Er zijn echter ook belangrijk overeenkomsten. In de eerste plaats is het Besluit proceskosten bestuursrecht op al deze zaken van toepassing. In de tweede plaats gaat het om besluiten van de overheid met financiële gevolgen voor burgers en bedrijven. In de derde plaats zijn in deze procedures «no cure no pay»-bureaus actief met een vergelijkbare werkwijze. Dit leidt voor verkeersboetes tot dezelfde problematiek als bij WOZ- en bpm-zaken. De Raad voor de rechtspraak heeft in zijn jaarverslag van 2022 aandacht gevraagd voor de problematiek bij de WOZ en bpm en daarnaast signaleert de Raad dezelfde tendens bij Mulderzaken.11 Ook het OM en CJIB geven aan dat de problematiek zeer urgent is en dat het van belang is dat er op korte termijn een oplossing voor de problematiek komt. Daarnaast hebben verschillende kantonrechters dit jaar in uitspraken notie gemaakt van de hoge proceskostenvergoeding in relatie tot de relatief eenvoudige en overzichtelijke aard van de Mulderzaken, het geringe financiële belang en de geringe tijdsbesteding die hiermee gemoeid is doordat algemene en standaard verweren digitaal aangevoerd worden.
De leden van de fractie van de BBB vragen in hoeverre in artikel IIA, sub a, lid 3 van het wetsvoorstel, rekening is gehouden met leasemaatschappijen en andere categorieën (grote) kentekenhouders zoals verhuurmaatschappijen, transportbedrijven en vervoersbedrijven.
Artikel IIA is middels het amendement Van Dijk c.s. aan het wetsvoorstel toegevoegd.12 De toelichting op dat amendement bevat geen overwegingen over de gevolgen van het amendement voor leasemaatschappijen en andere organisaties die kentekenhouder zijn van een groot aantal voertuigen. Wel kan in algemene zin worden opgemerkt dat de Wahv uitgaat van kentekenaansprakelijkheid, wat betekent dat de sancties op grond van die wet (in de regel) worden opgelegd aan de persoon op wiens naam het kenteken van het betreffende voertuig is geregistreerd. Dit betekent dat als aan een leasemaatschappij in de hoedanigheid als kentekenhouder een verkeersboete op grond van de Wahv wordt opgelegd, die leasemaatschappij de mogelijkheid heeft om achtereenvolgens administratief beroep bij de officier van justitie, beroep bij de kantonrechter en hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in te stellen. Op grond van het nieuw voorgestelde artikel 13a, derde lid, van de Wahv, wordt een eventuele proceskostenvergoeding in dat geval voortaan uitbetaald aan de leasemaatschappij zelf (en dus niet langer rechtstreeks aan de professioneel gemachtigde). De leasemaatschappij kan in dit geval immers worden aangemerkt als «degene tot wie de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd, is gericht».
De leden van de fractie van BBB vragen of bekend is hoeveel van de Wahv-beschikkingen jaarlijks aan leasemaatschappijen worden verzonden. En in het verlengde daarvan vragen zij hoeveel proceskostenvergoedingen er jaarlijks worden toegekend in zaken waar een leasemaatschappij of een RTL-geregistreerde klant van een leasemaatschappij de geadresseerde op de beschikking is.
Noch het Parket CVOM noch het CJIB hebben cijfers van het aantal Wahv-beschikkingen dat aan leasemaatschappijen wordt verzonden, omdat deze gegevens van kentekenhouders niet specifiek worden bijgehouden.
De leden van de fractie van de BBB vragen in hoeverre in de parlementaire behandeling is onderbouwd dat artikel IIA, sub a, lid 3 van het wetsvoorstel voldoet aan de vereisten van subsidiariteit en doelmatigheid.
Artikel IIA, sub a, lid 3 van het amendement is in lijn met de wijzigingen van de proceskostenvergoeding bij WOZ- en bpm-procedures. In dit kader wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel, paragraaf 11 Doelmatigheid, doeltreffendheid en evaluatie, de toelichting bij het amendement en de parlementaire behandeling in de Tweede Kamer. Het kabinet meent daarom dat voldaan wordt aan de vereisten van subsidiariteit en doelmatigheid.
De leden van de fractie van de BBB vragen of er in het wetsvoorstel rekenschap is gegeven van de summiere hoeveelheid tijd die leasemaatschappijen en andere (grote) kentekenhouders krijgen om zich voor te bereiden voordat het wetsvoorstel op 1 januari 2024 in werking treedt.
Zoals aangegeven in het antwoord op een van de hierboven weergegeven vragen van deze leden, zijn de veranderingen voor de leasemaatschappijen en andere (grote) kentekenhouders beperkt. De verandering door het wetsvoorstel ziet alleen op de gevallen waarin er bij het instellen van administratief beroep en beroep rechtsbijstand door een derde is verleend. Op grond van het nieuw voorgestelde artikel wordt in deze gevallen een eventuele proceskostenvergoeding voortaan alleen nog uitbetaald aan de leasemaatschappij zelf (en dus niet langer rechtstreeks aan de professioneel gemachtigde). Het is dan ook niet de verwachting dat de korte termijn waarop het voorstel in werking treedt voor deze organisaties tot problemen zal leiden.
De leden van de fractie van de BBB vragen of er een mogelijkheid bestaat voor de mobiliteits-, transport- en vervoerssector om voorafgaand aan de invoering van het (gewijzigde) wetsvoorstel alsnog geconsulteerd te worden.
De wijziging van de proceskostenvergoeding in Wahv-zaken is per amendement toegevoegd aan het wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm en volgt daarmee de parlementaire behandeling van het pakket belastingplan 2024. Daarnaast zal het kabinet na de invoering van de maatregelen het wetsvoorstel monitoren en een invoeringstoets uitvoeren.
De leden van de fractie van de VVD vragen of er een uitvoeringstoets en een impacttoets over de gevolgen voor burgers, bedrijven en uitvoeringsorganisaties beschikbaar is van de maatregelen van het wetsvoorstel die nu ook worden toegepast op de reguliere beroepsmogelijkheden tegen administratieve handhaving van verkeersvoorschriften.
Het wetsvoorstel vloeit voort uit een amendement dat is ingediend en aangenomen door de Tweede Kamer. Na de aankondiging van het amendement is aan het OM en het CJIB gevraagd om de uitvoerbaarheid en de impact te bepalen op de uitvoeringspraktijk. Risico’s en knelpunten in de uitvoerbaarheid en de consequenties van deze wetswijziging in de praktijk stonden hierbij centraal. Zowel het OM als het CJIB staan positief tegenover deze wetswijziging gezien de urgente problematiek die zij ervaren en verwachten geen knelpunten in de praktijk. Bij het voorstel de proceskostenvergoeding over te maken naar de rekening van de burger geeft de rechtspraak aan de mogelijke gevolgen voor met name burgers met (financiële) problemen niet goed in te kunnen schatten. Het kabinet ziet dit aandachtspunt ook en zal na de invoering van de maatregelen het wetsvoorstel monitoren en een invoeringstoets doen.
De leden van de fractie van de VVD begrijpen dat er een onderzoek loopt naar het oneigenlijk gebruik van proceskostenvergoedingen. Zij vragen of het kabinet bereid is om de uitkomsten van dit onderzoek alsnog te betrekken bij de definitieve vormgeving van de beroepsmogelijkheden tegen administratieve sancties op grond van de Wahv.
Het klopt dat er een WODC-onderzoek wordt uitgevoerd naar het oneigenlijk gebruik van proceskostenvergoeding binnen het bestuursrecht.13 De uitkomsten van dit onderzoek zullen worden betrokken bij de monitoring en de evaluatie van het wetvoorstel, maar ook bij de uitkomsten van het onderzoek van de wenselijkheid en haalbaarheid van de overige maatregelen die in de expertmeeting naar voren zijn gekomen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of er ook onderzoek is gedaan naar de reden van de sterke toename van beroepen voor verkeersboetes ingesteld door «no cure no pay»-bureaus.
De aanpassing van het wetsvoorstel vloeit voort uit een amendement dat is ingediend en aangenomen door de Tweede Kamer. Het kabinet steunt dit amendement, omdat er vanuit de uitvoeringsorganisaties en de Rechtspraak stevige signalen komen dat de rechtshandhaving door de sterkte toename van het aantal beroepen ingesteld door «no cure no pay’bureaus in het geding komt omdat de keten overbelast wordt. Zowel het Parket CVOM van het Openbaar Ministerie, het CJIB als de Rechtspraak geven aan dat er een sterke toename van zaken is ontstaan doordat de proceskostenvergoeding niet meer in verhouding staat tot de werkzaamheden van professioneel gemachtigden. Procederen is een te groot verdienmodel geworden. Het aantal zaken waarin een proceskostenvergoeding is toegekend stijgt van ongeveer 2.350 zaken in 2020 naar bijna 12.000 te verwachten zaken in 2023. Tot 2021 was het aantal procedures over de jaren heen stabiel. Op 1 juli 2021 is het besluit proceskosten bestuursrecht gewijzigd en zijn de vergoedingen verhoogd met 40% in beroep bij de kantonrechter en in hoger beroep.
Niet alleen het aantal zaken, maar ook het aantal «no cure no pay»-bureaus neemt toe en burgers worden steeds vaker opgeroepen om via deze wijze bezwaar te maken. Laagdrempelige apps worden hiervoor in de markt gezet en via social media wordt reclame gemaakt richting miljoenen volgers. Het CVOM ontvangt wekelijks duizenden administratief beroepen van via deze apps.
Tevens wordt gewezen op de principiële uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 maart 2023 waarin de kantonrechter benoemt dat er grote hoeveelheden Mulderberoepen worden ingesteld waarin het in voorkomende gevallen enkel en alleen om de proceskostenvergoeding lijkt te gaan. De kantonrechter geeft aan er bekend mee te zijn dat «no cure no pay»-bureaus volstaan met zogeheten standaardverweren die steeds opnieuw worden aangevoerd (copy-paste). Vervolgens benoemt de kantonrechter dat als een gemachtigde vervolgens al ter zitting van de kantonrechter verschijnt, de burger daar meestal niet bij is en dat wordt volstaan met een herhaling van wat er al op papier staat. Een zitting duurt dan ook meestal niet langer dan een paar minuten. De kantonrechter roept de wetgever dan ook op om een einde te maken aan de te hoge proceskostenvergoedingen in Wahv-zaken.
Het kabinet merkt daarnaast op dat ondanks het feit dat er meer beroepen ingediend zijn door «no cure no pay»-bureaus er in verhouding niet meer beschikkingen zijn vernietigd of gewijzigd.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe laagdrempelige toegang tot procederen voor de gewone burger geborgd wordt als rechtsbijstand bij verkeersboetes niet meer mogelijk is.
Voor het kabinet staat voorop dat de toegang tot het recht voor de burger gewaarborgd moet blijven. De burger blijft op basis van dit amendement aanspraak maken op een proceskostenvergoeding indien door een derde rechtsbijstand is verleend. De proceskostenvergoeding is bedoeld als tegemoetkoming voor de burger in de kosten van door derden verleende rechtsbijstand, niet als verdienmodel voor een no cure no pay bureau. Het doel van het wetsvoorstel is om de vergoeding meer in overeenstemming te brengen met de daadwerkelijke kosten/verrichte inspanningen van de rechtsbijstandverlener. Het kabinet wil benadrukken dat de rechtsbescherming in Wahv-zaken zoveel mogelijk laagdrempelig is ingericht zodat een burger ook zelf op relatief eenvoudige wijze digitaal of per brief bezwaar maken tegen een verkeersboete bij het Parket CVOM. Het beroep kan mondeling worden toegelicht, het dossier kan worden opgevraagd en er kan telefonisch contact worden opgenomen.
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, M.L.A. van Rij
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36427-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.