36 426 Wijziging van enkele belastingwetten (Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 6 oktober 2023

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en stellen enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en stellen enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden maken zich zorgen over de impact van dit wetsvoorstel op de glastuinbouwsector en hebben daarover een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben hierover op dit moment geen aanvullende vragen.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met enige zorg kennisgenomen van de wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben hierover diverse vragen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel grote gevolgen kan hebben voor het voortbestaan van glastuinbouwbedrijven, maar ook voor de energiesector en de leveringszekerheid. Het voorstel spoort ook niet met het convenant tussen glastuinbouw en kabinet waarin vooral gestuurd wordt op het CO2-plafond via het sectorsysteem en de CO2-heffing. Zij hebben grote bedenkingen bij de beperkte onderbouwing van de voorstellen en de beperkte aandacht voor de (potentiële) negatieve gevolgen, zoals die door Trinomics en Berenschot zijn aangegeven. Deze leden vragen of de regering bereid is het voorstel uit het Belastingplan 2024 te halen, en tijd te nemen voor overleg met sectororganisaties, eventuele heroverweging en bijstelling en een zorgvuldige behandeling.

De leden van de SGP-fractie vragen of de titel en considerans van het wetsvoorstel recht doen aan het feit dat het wetsvoorstel niet alleen gevolgen heeft voor de glastuinbouw, maar ook voor andere sectoren waar elektriciteitsopwekking met gas plaatsvindt. Is de regering bereid dit aan te passen en te verduidelijken?

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en stellen enkele vragen.

Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel en stelt enkele vragen.

1. Inleiding

De leden van de D66-fractie vragen de regering in te gaan op de negatieve gevolgen indien de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw geen doorgang kan vinden.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering, gezien de demissionaire status van het kabinet, om aan te geven wat de urgentie, anders dan het behalen van klimaatdoelen, is om dit wetsvoorstel nog vóór de Tweede Kamerverkiezingen te behandelen. Kan de regering hierbij ook nader duiden wat de onlosmakelijke samenhang is met het Belastingplan zelf?

De leden van de BBB-fractie willen graag dat de regering nader ingaat op de financiële haalbaarheid en het draagvlak voor en onder de glastuinbouwsector. Ook willen deze leden weten wat de correlatie is tussen de voorstellen (in het bijzonder de afbouw van de verlaagde tarieven op gas tussen 2025 en 2030 en de beperking van de vrijstelling elektriciteitsopwekking) en het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030.

De leden van de BBB-fractie willen ook graag dat de regering toelicht hoe duurzame technieken aantrekkelijker gaan worden voor de glastuinbouwsector, om hierop over te stappen als de operationele kosten flink gaan toenemen door de afbouw van verlaagde tarieven en het beperken van de vrijstelling elektriciteitsopwekking.

De leden van de BBB-fractie horen graag of de regering verwacht dat de Europese Commissie de instandhouding van de verlaagde tarieven vanaf 1 januari 2025 zal toestaan.

Het lid Omtzigt vraagt wat afgesproken is in het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030. In hoeverre gaan de voorgestelde fiscale maatregelen verder dan dat convenant? Welke rechtvaardigingsgrond bestaat daarvoor? Wat is de reactie van de regering op het feit dat de voorzitter van Glastuinbouw Nederland zegt dat «dit is niet wat we hebben afgesproken [..] Deze fiscale maatregelen gaan hun doel voorbij.» Wat zijn de verschillen tussen de afspraken en de weerslag in de wet?

Het lid Omtzigt vraagt of de regering een overzicht kan verstrekken van de procentuele stijgingen per jaar (vanaf 2020 tot en met 2030) van de voorgenomen tariefsverhogingen van de belasting op aardgas? Kunnen deze overzichten ook verstrekt worden ten aanzien van de andere maatregelen in dit wetsvoorstel? Kan de regering ook een overzicht verstrekken van wat deze maatregelen in samenhang qua lastenverzwaring betekenen voor een aantal representatieve glastuinbouw bedrijven over een periode tot en met 2030?

Het lid Omtzigt vraagt in hoeverre de regering verwacht dat deze lastenverzwaringen zullen worden doorberekend in de consumentenprijzen. Zijn hier onderzoeken naar gedaan? Zo ja, welke en wat zijn de conclusies? Hoe dragen deze plannen bij aan de betaalbaarheid van gezond voedsel? Wat is de reflectie van de regering ten aanzien van strategische voedselautonomie en leveringszekerheid?

Het lid Omtzigt vraagt de regering om te reflecteren op de zorgen van Glastuinbouw Nederland dat de verwachting is dat de maatregelen een einde maken aan kleinere, middelgrote en extensieve familiebedrijven? Klopt het dat het voor de helft van de telers het onrendabel wordt om tomaten, komkommers, aardbeien, ander zacht fruit of bloemen en planten te telen? Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van het aantal bedrijven dat zal stoppen of Nederland zal verlaten? Om hoeveel bedrijven zal het volgens de regering gaan?

Wageningen Economic Research (WEcR) berekende eerder dat de lastenstijging toeneemt van 24 miljoen euro in 2019 naar 740 miljoen euro in 2030. Het gemiddelde bedrijfsresultaat per vierkante meter – op basis van een steekproef uit het Bedrijveninformatienet en bij ongewijzigde energieconsumptie – daalt van 6,34 euro in 2019 naar -2,94 euro in 2025 en -3,98 euro in 2030. Het lid Omtzigt vraagt of de regering hiermee bekend is en hoe de regering hier tegenaan kijkt. Kan de regering voor een aantal representatieve bedrijven (klein, groot) aangeven hoeveel belasting een Nederlands bedrijf betaalt en hoeveel een vergelijkbaar bedrijf zou betalen on Duitsland en België?

2. Algemene toelichting maatregelen

De leden van de CDA-fractie merken op dat er eind vorig jaar een Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 is gesloten tussen de sector en de overheid waarin, naast het halen van de klimaatdoelen, ook voldoende handelings- en economisch perspectief voor ondernemers het uitgangspunt was. Deze leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de lastenstijging voor de sector (zoals geraamd door WEcR) van 24 miljoen euro in 2019 naar 740 miljoen euro in 2030 nauwelijks perspectief overlaat voor de glastuinbouw. Zij vragen de regering daarom in hoeverre er met de nu voorgestelde maatregelen uit de Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw voldoende oog is voor het handelings- en economisch perspectief voor ondernemers in de glastuinbouwsector. Hoe verhouden de fiscale prikkels in de periode 2025–2030 zich tot de middelen die in dezelfde periode beschikbaar zijn om de verduurzaming van deze sector ook daadwerkelijk mogelijk te maken? Kan de regering dit inzichtelijk maken, bij voorkeur in een tabel?

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast ook in hoeverre de prijsprikkel die voortvloeit uit de voorgestelde fiscale maatregelen in verhouding staat tot wat er nodig is om de met de sector afgesproken CO2-reductiedoelen te realiseren. Hoe verhouden de kosten voor de glastuinbouwsector in de periode 2025–2030 zich tot de klimaatwinst die wordt bereikt? Deze leden vragen de regering hier meer inzicht in te verschaffen en ook duidelijk te maken wat de kosten per ton CO2-reductie zijn van de fiscale maatregelen, zowel in hun geheel als per maatregel. Indien de voorgestelde maatregelen een grotere financiële prikkel geven dan nodig is om het CO2-doel voor de glastuinbouwsector in 2030 te halen, wat is daar dan de rechtvaardiging voor en hoe verhoudt dat zich tot het eerder met de sector afgesproken uitgangspunt van voldoende handelings- en economisch perspectief?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met het initiatief van de sector en de regering om tot een Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 te komen, met ambitieuze klimaatdoelen. De glastuinbouw is bij uitstek een sector waarvoor een duurzame toekomst mogelijk is, en waar we zuinig op moeten zijn, gezien de impact die klimaatverandering op onze voedselproductie zal hebben. Het is dan ook van het grootste belang dat de aanscherpingen ten aanzien van het verlaagd tarief, maar zeker ook met betrekking tot de vrijstelling voor warmtekrachtkoppeling (WKK) proportioneel zijn en gelijke tred houden met het handelingsperspectief voor de glastuinbouw om te verduurzamen, waarbij tuinders vaak afhankelijk zijn van derden en overheden als het gaat om het aanboren van duurzame warmtebronnen, het aanleggen van warmtenetten, de uitbreiding van de netcapaciteit en de levering van CO2. Deze leden vragen dan ook hoe de regering dit alles weegt en hoe ze gedurende het traject van de afbouw van fiscale fossiele voordelen voor de glastuinbouw toetst of deze afbouw in de praktijk gepaard gaat met verduurzaming van de glastuinbouw, zodat mooie bedrijven niet het loodje leggen door de lastenverzwaring. Welke weegmomenten en criteria hanteert de regering hierbij?

2.1 Energiebelasting

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering de gevolgen van dit wetsvoorstel op glastuinbouwbedrijven inzichtelijk kan maken. Hoeveel stijgt de belastingdruk voor een gemiddeld glastuinbouwbedrijf? Hoe groot is de spreiding in de stijging van de belastingdruk? Wat zijn de gevolgen voor de concurrentiepositie van glastuinbouwbedrijven? Hoe groot schat de regering het risico dat glastuinbouwbedrijven door dit wetsvoorstel moeten stoppen?

De leden van de SGP-fractie zetten grote vraagtekens bij de evenredigheid in het stelstel na doorvoering van de voorgestelde tariefverhogingen. Dat geldt enerzijds de afschaffing van het verlaagd tarief voor de glastuinbouw. De energie-intensiteit in de glastuinbouw is relatief hoog, maar vanwege de schaal valt het energieverbruik niet in de vierde schijf, waar het laagste tarief geldt. Niet voor niets is eerder geconstateerd dat het verlaagde tarief op zichzelf doelmatig is. Hoe waardeert de regering de analyse van deze leden dat glastuinbouwbedrijven door de afschaffing van de verlaagde energiebelasting onevenredig hoge energielasten op zich af zien komen ten opzichte van grootverbruikers in de vierde schijf?

De leden van de SGP-fractie betwijfelen ook de evenredigheid ten aanzien van de beperking van de inputvrijstelling. Kleinschalige WKK’s worden vanwege de degressiviteit van de energiebelasting veel harder geraakt dan de grootschalige WKK’s. Dat betekent een extra concurrentienadeel, zoals ook door Berenschot is aangegeven. Hoe beoordeelt de regering deze onevenredigheid?

2.1.1 Afschaffen verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouwsector

De leden van de VVD-fractie lezen in de impactanalyse dat de impact van de diverse maatregelen gericht op de glastuinbouw (met name het beperken van de vrijstelling WKK) op de bedrijfskosten hoog is. Daarnaast wordt in dezelfde impactanalyse vermeld dat de energiekosten in de glastuinbouw voor sommige bedrijven kunnen stijgen met een factor 99%. Zijn er mogelijkheden om deze kostenstijging te dempen of te temporiseren zonder budgettaire derving, door deze demping te dekken middels het verhogen van de CO2-heffing voor de glastuinbouw?

Daarnaast is in april door het kabinet aangekondigd dat de verlaagde tarieven niet direct afgeschaft worden maar stap-voor-stap richting 2030. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een overzicht kan geven van de budgettaire consequenties per jaar van deze aanpassing. Kan de regering ook reflecteren op het feit dat het kabinet bij het coalitieakkoord van Rutte IV nog uitging van een budgettaire opbrengst van 33 miljoen euro per jaar structureel? Hoe verhoudt zich dat tot de huidige inschatting? Heeft de regering meer vertrouwen in de huidige inschatting? Hoe kan het dat zowel Trinomics als ook WEcR op een astronomisch hogere opbrengst uitkomen van 600–740 miljoen euro per jaar in 2030? Maakt de regering zich daar geen zorgen over? Wat zou met deze bedragen de prijs per ton CO2-reductie zijn?

De leden van de VVD-fractie vragen zich dus af welke aannames gemaakt zijn bij de verwachte opbrengsten. Kan de regering deze toelichten? Wat zijn de bandbreedtes hierbij en onzekerheidsmarges? Wat als de opbrengst fors hoger is? Is de regering dan bereid de maatvoering van deze maatregel te verzachten om te voorkomen dat de sector vertrekt uit Nederland? Of is de regering bereid om een automatische terugsluis op te zetten voor alle meeropbrengsten die bovenop de voorgestelde budgettaire reeks gemaakt worden?

De leden van de VVD-fractie lezen ook dat de verlaagde tarieven met name bedrijven met een kleine omvang helpen. Verwacht de regering dat de afbouw van de verlaagde energiebelastingtarieven specifiek kleine ondernemers raken? Kan de regering ingaan op het handelingsperspectief van deze bedrijven? Kan de regeling ook specifiek ingaan op het handelingsperspectief van glastuinbouwbedrijven gevestigd in regio’s waar door het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) geothermie niet toegestaan wordt?

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties kunnen zich goed vinden in het voornemen om de verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouwsector af te schaffen. Zij vragen de regering welke andere verlaagde tarieven er nog bestaan in de energiebelasting, wat het doel van deze verlaagde tarieven is en waarom de regering er niet voor gekozen heeft deze ook af te schaffen.

Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties de regering om toe te lichten waarom is gekozen voor het geleidelijk afbouwen van de verlaagde tarieven. In de memorie van toelichting staat immers al dat de verlaagde tarieven steunmaatregelen zijn «die in strijd zijn met de werking van de Europese interne markt». Betekent dit dat ontheffing moet worden aangevraagd voor behoud na 2024, en dat dit niet nodig zou zijn als de regering zou kiezen voor het volledig afschaffen van de verlaagde tarieven per 2024? Heeft de regering deze optie overwogen? En zo ja, waarom is hier niet voor gekozen?

De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen dat naar aanleiding van de eerder geraamde impact gekozen is voor een geleidelijker ingroeipad ten aanzien van de afschaffing van het tuinbouwtarief in de energiebelasting, maar zij houden zorgen naar aanleiding van de laatste studie van Trinomics die bevestigd dat een geleidelijker pad desalniettemin grote gevolgen gaat hebben op de sector. Hoe weegt de regering de conclusies van deze studie, zeker nu juist de klimaatkoplopers in de sector het hardst geraakt dreigen te worden? Wat vindt de regering van de conclusie dat met name kleine en middelgrote bedrijven relatief hard geraakt worden en versnelde noodgedwongen schaalvergroting van de bedrijven op de loer ligt?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering dit wetsvoorstel mede indient om het gebruik van WKK-installaties minder aantrekkelijk te maken en duurzame technieken juist aantrekkelijker. Deelt de regering de mening dat WKK-installaties voorlopig nog ingezet moeten worden, omdat andere methoden nog onvoldoende ontwikkeld of (financieel) haalbaar zijn? Waarom verhoogt de regering de kosten voor WKK-installaties nu al, terwijl er nog geen goede alternatieven voorhanden zijn?

De leden van de SGP-fractie horen graag welke lastenverhoging de afschaffing van de genoemde teruggaafregeling voor vloeibaar gemaakt petroleumgas met zich meebrengt.

Uit evaluatie blijkt dat de verlaagde tarieven doelmatig zijn, zo concluderen de leden van de SGP-fractie. Ook benoemt de memorie van toelichting het feit dat de rechtvaardiging sinds de invoering van de verlaagde tarieven niet veranderd is. De enige reden voor de afschaffing hiervan, lijkt de stimulans om af te stappen van het gebruik van fossiele brandstoffen. Klopt dit? En zo ja, hoe worden glastuinbedrijven hiermee (financieel) geholpen? Hoe zorgt de regering ervoor dat er niet alleen sprake is van lastenverhogingen maar ook van stimuleringsmaatregelen om over te gaan op duurzame alternatieven?

2.1.2 Beperken vrijstelling elektriciteitsopwekking

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het effect van deze maatregel op de kostenverhouding tussen elektriciteitsopwekking middels kolen enerzijds en middels aardgas anderzijds. Klopt het dat als gevolg van deze maatregel elektriciteitsopwekking middels aardgas relatief duurder kan worden in bepaalde situaties? Klopt het dat alle gascentrales in de elektriciteitssector hieronder gaan vallen? Welke andere Europese landen heffen een aardgasbelasting op de input van gascentrales? Wat doet dit met de concurrentiepositie en de positie van onze gascentrales in de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt? Wat is het budgettaire effect als gascentrales de vrijstelling zouden behouden? Welke CO2-winst zou daaraan gekoppeld zijn? Is dit voorstel in lijn met Europese richtlijnen aangezien het leidt tot een dubbele energiebelasting? Wat zou dit betekenen voor de energierekening van een gemiddeld Nederlands huishouden?

De leden van de VVD-fractie lezen in de impactanalyse dat een dergelijke situatie waarbij kolen goedkoper worden dan gas zich met name kan voordoen op het moment dat het prijsverschil tussen kolen en gas relatief klein is. Kan de regering berekenen bij welk prijsverschil het afschaffen van de vrijstelling er toe leidt dat elektriciteitsopwekking middels kolen goedkoper wordt dan middels gas? En daarbij aangeven hoe vaak er in de afgelopen twee jaar sprake is geweest van een dergelijk prijsverschil? Kan de regering in deze berekening ook het effect van zowel de Europese als nationale CO2-heffingen meewegen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering mogelijkheden ziet om te voorkomen dat deze maatregel er in bepaalde situaties er toe kan leiden dat elektriciteitsopwekking middels kolen competitiever wordt dan middels gas, zonder dat dit er toe leidt dat de rechtspositie van de staat in relatie tot lopende juridische zaken omtrent kolencentrales wordt aangetast? Zo ja, kan de regering dit toelichten en concretiseren?

Aangezien zowel gascentrales als ook WKK’s een rol spelen in de stabiliteit van onze elektriciteitsvoorziening als ook onze leveringszekerheid maken de leden van de VVD-fractie zich zorgen over de effecten hierop. Verwacht de regering dat de leveringszekerheid in 2030 nog verder onder druk komt te staan door deze maatregel? Zo nee, waarom niet? Kan de regering dit nogmaals laten toetsen, en de maatregel naar behoren aanpassen in 2024 om ondoordachte gevolgen te voorkomen van dit besluit? Had de maatregel niet gericht moeten zijn op de outputvrijstelling in plaats van de inputvrijstelling?

De leden van de VVD-fractie vragen ook of het afschaffen van deze vrijstelling effect heeft op de warmtetransitie. Hoeveel WKK’s worden op dit moment ook ingezet voor het leveren van warmte aan warmtenetten? Wat kost dit voor een gemiddeld huishouden dat aangesloten is op een warmtenet?

De leden van de VVD vragen zich af waarom bij de aanpassing van de WKK-vrijstelling bedrijven boven de 20 megawatt (MW) bij eigen gebruik elektra een deel van hun warmte vrijgesteld krijgen van belasting en waarom dat voor kleinere WKK’s niet geldt? Waarom maakt de regering deze knip? Benadeelt de regering hiermee kleinere ondernemers niet?

De leden van de D66-fractie vragen de regering nader in te gaan op de administratieve behandeling van kleinere installaties. Zij vragen in welke mate de uitvoeringslasten zouden toenemen indien niet voor een afwijkende behandeling gekozen zou worden. Tevens vragen deze leden een uiteenzetting van de baten en lasten op microniveau voor de exploitant van kleinere WKK-installaties van het beide scenario’s, daarbij ingaand op administratieve lasten, belastingdruk en andere relevante factoren.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de maatregel uit het coalitieakkoord om de inputvrijstelling WKK te beperken met name gericht was op WKK’s in de glastuinbouw. Zij vragen de regering of het klopt dat de nu voorgestelde beperking van de vrijstelling van de inputbelasting op aardgas in WKK’s naast WKK’s in de glastuinbouw ook alle gascentrales in de elektriciteitssector treft. Indien dat het geval is, kan de regering dan aangeven welke centrales in 2030 onder deze maatregel zullen vallen?

De leden van de CDA-fractie constateren voorts dat de impactanalyse van Berenschot laat zien dat het beperken van de inputvrijstelling zorgt voor een verslechterde concurrentiepositie van elektriciteitscentrales en warmtekrachtkoppelingen WKK's in Nederland ten opzichte van landen waarmee Nederland interconnectiecapaciteit heeft, waardoor er sprake is van een groot weglekeffect. De Nederlandse CO2-emissies zullen weliswaar dalen, maar CO2-emissies in het buitenland (met name Duitsland) nemen door de maatregel juist toe. Op Europees niveau zal er dankzij deze maatregel volgens de analyse uiteindelijk netto meer CO2 worden uitgestoten. Deze leden vragen de regering inhoudelijk te reageren op deze analyse en inzichtelijk te maken wat de exacte CO2-effecten van deze maatregel zijn zowel binnen Nederland als binnen Europa.

De leden van de CDA-fractie merken op dat uit dezelfde impactanalyse ook blijkt dat warmtetarieven mogelijk zullen stijgen als gevolg van het beperken van de inputvrijstelling. Deze leden vragen de regering in hoeverre het effect van deze maatregel op de warmtetarieven voldoende in beeld is. Kan de regering aangeven wat de exacte gevolgen zijn voor de energierekening? Deelt de regering de mening van de CDA-fractie dat betaalbare warmte een belangrijke voorwaarde is voor een rechtvaardige energietransitie?

Ten slotte merken de leden van de CDA-fractie op dat uit de impactanalyse ook blijkt dat het beperken van de inputvrijstelling een ongunstig effect heeft op het investeringsklimaat voor marktpartijen die investeren in regelbaar vermogen, waardoor ook de leveringszekerheid van elektriciteit wordt aangetast. Zij vragen de regering te reageren op deze conclusie uit de impactanalyse. Ook vragen zij de regering om de exacte effecten op de leveringszekerheid beter in beeld te brengen en uiteen te zetten hoe deze effecten kunnen worden voorkomen dan wel opgevangen.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties merken op dat de voorgestelde regeling de inputvrijstelling voor aardgas substantieel complexer maakt. Zij vragen de regering of er ook minder complexe opties zijn overwogen, en zo ja, welke dat zijn en waarom er niet voor gekozen is.

Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties regering een overzicht maken van de rendementen van bestaande aardgascentrales. Zij merken op dat veel elektriciteitscentrales die op aardgas werken namelijk geen elektrisch rendement van 60% of hoger halen en daarom na invoering van de voorgestelde maatregel geen gebruik meer kunnen maken van de volledige inputvrijstelling. Deze leden hebben hier op zich geen bezwaar tegen, maar merken wel op dat elektriciteitsopwekking met gas hiermee relatief duurder wordt ten opzichte van elektriciteitsopwekking met kolen. Is de regering het met deze leden eens dat dat niet de bedoeling is en voorkomen zou moeten worden? Heeft de regering overwogen om ook de inputvrijstelling voor kolen af te schaffen of in ieder geval te beperken? Kan de regering toelichten waarom zij hier voor gekozen heeft?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zeer bezorgd over de uitwerking van de inperking van de WKK-vrijstelling. De glastuinders staat al in 2025 een belastingstijging te wachten, waarop geen anticipatie meer mogelijk is. Is de regering het met de leden eens dat dit soort aanscherpingen zónder handelingsperspectief niet te verteren zijn? Bij het aanpassen van de WKK-vrijstelling krijgen bedrijven boven de 20 MW bij eigen gebruik elektra altijd een deel van hun warmte vrijgesteld van belasting. Als een glastuinbouwer met een WKK kleiner dan 20 MW haar opgewekte elektra zelf nuttig in de teelt gebruikt, moet zij vanaf 2025 100% belasting betalen. Belichte bedrijven met WKK hebben volgens het wetsvoorstel helemaal geen ingroeipad of uitfasering en krijgen dus in vergelijking met installaties boven de 20 MW grens een groter deel van hun energie belast. Kan de regering deze ongelijke behandeling rechtvaardigen? Is de regering bereid dit verschil recht te trekken? Kunnen deze leden een nota van wijziging op dit punt tegemoet zien door de toevoeging van de zinsnede na distributienet (artikel 64, lid 2): «alsmede 0,21422 Nm3 per kWh elektriciteit die de exploitant van de installatie opwekt maar niet invoedt op een distributienet.»

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de financiële opbrengst is van de beperking van de inputvrijstelling respectievelijk de afschaffing van de outputvrijstelling. Deze leden horen graag waarom de regering heeft gekozen voor een standaard efficiëntie van omzetting van energetische waarde bij energieopwekking van 60%. Waarom is niet gekozen voor een lager percentage, ofwel een percentage dat beter aansluit bij de praktijk?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering ervoor heeft gekozen wel de inputvrijstelling voor elektriciteitsopwekking met aardgas te beperken, maar niet die voor elektriciteitsopwekking met kolen. Dat betekent dat gascentrales met een extra kostenverhoging te maken krijgen ten opzichte van kolencentrales, terwijl gebruik van kolen relatief meer CO2-uitstoot met zich meebrengt dan gebruik van gas. Acht de regering dit een wenselijk effect?

De leden van de SGP-fractie lezen dat installaties met een rendement van 60% of hoger geheel vrijgesteld zijn. Moderne gascentrales halen nu een rendement van ongeveer 55%. Deze leden willen erop wijzen dat met de verduurzaming van de energievoorziening gascentrales vaker op- en afgeregeld moeten worden met bijbehorend efficiëntieverlies. Daarnaast kunnen ze minder vollasturen draaien. Tegelijkertijd is het van belang dat de capaciteit van gascentrales beschikbaar blijft in verband met de leveringszekerheid, zeker na het wegvallen van kolencentrales vanaf 2030. Hoe wil de regering ervoor zorgen dat de businesscase voor gascentrales voldoende aantrekkelijk blijft met het oog op de leveringszekerheid? Hoe waardeert de regering in dit licht de kostenverhoging die de beperking van de inputvrijstelling met zich meebrengt?

De leden van de SGP-fractie lezen in de analyse van Berenschot verschillende kanttekeningen bij de beperking van de inputvrijstelling, zoals een drukkend effect op de leveringszekerheid, het risico dat warmteleveranciers inzetten op minder efficiënte vormen van warmteproductie met meer CO2-emissie, en negatieve gevolgen voor de concurrentiepositie van Nederlandse elektriciteitscentrales met mogelijk meer import van stroom en Europees gezien meer in plaats van minder CO2-emissie. Hoe weegt de regering deze negatieve gevolgen en risico’s?

2.2 CO2-heffing glastuinbouw

De VVD-leden vragen op welke aannames de hoogte van de CO2-heffing is gebaseerd. Hoe borgt een heffing van 6,80 euro een reductie van 4,3 megaton? Zou het niet logisch zijn om de budgettaire opbrengst als ook de CO2-sectordoelen te borgen met dit instrument als de verwachte impact van de afschaffing van het verlaagde tarief in de energiebelasting hoogst onzeker is?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de voorgestelde CO2-heffing relatief beperkt is, mede vanwege de twee fiscale maatregelen die de energiebelasting fors verhogen. Waarom is niet gekozen voor een doelgerichte sturing op het CO2-sectordoel via het sectorsysteem en de CO2-heffing?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd hoe de regering de verhouding ziet tussen het convenant met de glastuinbouw en het daarin afgesproken CO2-sectorsysteem en de povere uitwerking daarvan in de kabinetsplannen, omdat de glastuinbouw vooral zwaar belast gaat worden via de Energiebelasting en de beperking van de inputvrijstelling WKK. Was een stevig CO2-sectorsysteem dat «bijt» niet veel effectiever en eerlijker dan domweg het afbouwen van fiscale fossiele voordelen?

3. Budgettaire aspecten

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het budgettaire belang van deze maatregel kan uitsplitsen naar de verschillende sectoren die genoemd worden, zodat in ieder geval helder wordt welk deel van deze opbrengst een gevolg is van heffing op aardgascentrales.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in het coalitieakkoord uitgegaan werd van een structurele opbrengst van 212 miljoen euro voor de afschaffing van de vrijstellingen voor mineralogische en metallurgische procedés, de beperking van de inputvrijstelling voor WKK’s en het afschaffen van het verlaagd tarief voor de glastuinbouw. In de Miljoenennota 2024 wordt uitgegaan van een meeropbrengst van niet minder dan 347 miljoen euro. Kan de regering dit zeer grote verschil nader duiden?

Het lid Omtzigt vraagt op welke manier en voor welk deel de voor de sector totale lastenverzwaring van 393 miljoen euro structureel van deze maatregelen teruggaat richting de sector, al dan niet in de vorm van subsidies e.d.

4. Grenseffecten

De leden van de PVV-fractie merken op dat de regering geen grenseffecten signaleert, maar wel een verslechterde concurrentiepositie. Kan de regering uitgebreid toelichten waarom zij geen grenseffecten signaleert nu uit de memorie van toelichting blijkt dat de meeste EU-lidstaten een brede inputvrijstelling hanteren en alleen in Denemarken, Finland en Zweden de inputvrijstelling beperkt is en de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie en glastuinbouw verzwakt ten opzichte van deze sectoren in de omringende landen?

6. Doenvermogen

De leden van de SGP-fractie zetten vraagtekens bij het achterwege laten van een uitgebreidere doenvermogenscan. Zij constateren dat in de glastuinbouw nog veel kleine mkb-bedrijven actief zijn. Deze bedrijven krijgen als gevolg van voorliggend wetsvoorstel te maken met een forse verhoging van de energiekosten. De energiebelasting verviervoudigt, de totale energiekosten gaan met gemiddeld met bijna 50% omhoog. De bedrijfskosten stijgen gemiddeld met bijna 10% en op individueel niveau kan dat nog veel hoger uitpakken. Een deel van de kosten kan vermeden worden door het nemen van verduurzamingsmaatregelen. Dat vergt grote investeringen. Daarnaast is het niet voor elk bedrijf mogelijk om aan te sluiten op een warmtenet of is er vooralsnog onvoldoende ruimte op het stroomnet voor elektrificatie. Een deel van de kostenverhogingen kan niet doorberekend worden. Deze leden vragen de regering om alsnog een uitgebreidere doenvermogenscan uit te voeren en de uitkomst hiervan mee te wegen.

7. Gevolgen voor het bedrijfsleven

De leden van de PVV-fractie constateren dat uit het effectenonderzoek vrijstellingen energiebelasting van Trinomics blijkt dat de grootste lastenverhoging wordt geraamd in de glastuinbouw (pagina 9) en dat de energiekosten voor vooral bedrijven met een lager gasgebruik kunnen stijgen tot 99% (pagina 8). Het verbaast de leden van de PVV-fractie dat de memorie van toelichting nauwelijks ingaat op de gevolgen voor de glastuinbouwsector als geheel noch op de gevolgen voor individuele bedrijven. Kan de regering nader uiteenzetten hoeveel bedrijven in de glastuinbouwsector ernstige financiële consequenties gaan ondervinden van dit wetsvoorstel? Hoeveel zullen gedwongen worden om te stoppen (absoluut en relatief)? Wat heeft dat voor gevolgen voor de werkgelegenheid in de glastuinbouw en aanverwante sectoren? In hoeverre zijn de maatregelen van invloed op onze internationale exportpositie? Welke gevolgen heeft het wetsvoorstel voor de bestaanszekerheid van individuele tuinders? Wat zijn de gevolgen voor de voedselzekerheid in Nederland en welke invloed heeft het wetsvoorstel op de voedselprijs van consumenten?

Het lid Omtzigt vraagt de regering om uitgebreid te beschrijven wat per maatregel de verwachte gemiddelde administratieve lasten zullen zijn voor belastingplichtigen.

Hoeveel extra fte’s zullen zij hiervoor moeten inhuren?

Hoe hoog schat de regering de hiermee gepaard gaande kosten in?

9. Advies en consultatie

De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering aangeeft dat zij contact heeft gehad met Glastuinbouw Nederland, Energie Nederland, VNO-NCW en VEMW om de impact van diverse maatregelen op de sectoren te duiden, maar niet aangeeft wat er uit dit contact is voortgekomen, wat de zorgen waren vanuit de sector of tot welke aanpassingen van het wetsvoorstel het heeft geleid (uitgezonderd een enkele aanpassing na advies van Energie Nederland). Kan de regering alsnog op deze vragen ingaan?

OVERIG

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de regering de harde aanpak van de glastuinbouwsector in verhouding tot andere fossiele belastingvoordelen voor andere sectoren ziet. Met andere woorden, waarom wordt een voedselproducerende sector, onze basisbehoefte, het eerst en voorlopig het «hardst» aangepakt?

Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie waarom de regering niet gekozen heeft voor het nieuwe CO2-sectorsysteem, waarmee de klimaatambities ook gehaald worden, maar de impact voor de sector een stuk lager is. Dit sectorsysteem komt nu bovenop de belastingmaatregelen, maar maakt het in feite nutteloos. Wat is de reactie van de regering hierop?

De voorzitter van de commissie, Tielen

Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Naar boven