36 425 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen)

C NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 17 november 2023

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van BBB, VVD en Volt

De leden van de fractie van de BBB vragen of het kabinet kan reflecteren op de geluiden die de leden uit de praktijk vernemen omtrent de ontwikkeling van structuren buiten Nederland met het doel om vermogen anoniem te houden.

Daarnaast vragen de leden van de fractie van BBB in hoeverre er risico bestaat dat dergelijke structuren tot minder belastingopbrengst in Nederland leiden.

Uit de praktijk blijkt dat de kwalificatie door Nederland van de cv internationaal gezien uit de pas loopt. Door toepassing van het zogenoemde toestemmingsvereiste1 worden bepaalde buitenlandse lichamen voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparant (zelfstandig belastingplichtig) aangemerkt, terwijl deze buitenlandse lichamen in hun vestigingsstaat voor fiscale doeleinden als transparant worden behandeld. Hierdoor kunnen hybride mismatches ontstaan met dubbele heffing of dubbele niet-heffing tot gevolg. Om die reden stelt het kabinet voor het toestemmingsvereiste te laten vervallen. Als gevolg hiervan worden alle cv’s in beginsel op gelijke wijze behandeld voor fiscale doeleinden (transparant) en vervalt de zelfstandige belastingplicht van de open cv.

Het anonimiseren van vermogen vormt volgens het kabinet geen reden om de open cv in stand te laten. Het vervallen van de belastingplicht van de open cv heeft alleen gevolgen voor de toepassing van de Nederlandse belastingwetgeving en staat los van de Nederlandse UBO-wetgeving ten aanzien van cv’s.

De leden van de fractie van BBB vragen of ik bereid ben om met de Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid te bezien of de UBO-wetgeving kan worden aangepast opdat belanghebbenden dezelfde anonimiteit kunnen behouden als thans met behulp van de open cv wordt bereikt. Het vervallen van de open cv is het gevolg van het schrappen van het internationaal ongebruikelijke toestemmingsvereiste. Hiermee loopt Nederland internationaal in de pas. Door alle cv’s als fiscaal transparant te kwalificeren wordt namelijk meer in de pas gelopen met de kwalificatie die door andere landen aan deze rechtsvorm wordt gegeven en worden fiscale kwalificatieverschillen voorkomen. Het vervallen van de open cv heeft alleen gevolgen voor belastingdoeleinden en niet voor de behandeling van (participanten in) een cv in het kader van de UBO-wetgeving. Het is daarnaast van belang dat alle rechtspersonen hun UBO’s in het UBO-register opnemen, zodat fraude, witwassen en terrorismefinanciering voorkomen en opgespoord kunnen worden. Ik zie daarom geen aanleiding om de UBO-wetgeving, waarmee de vierde Europese anti-witwasrichtlijn is geïmplementeerd, aan te passen.

De leden van de fractie van de VVD vragen of het kabinet kan toezeggen dat de verliestemporiseringsregel in de vennootschapsbelasting buiten toepassing kan blijven zodat de winst die de open cv als gevolg van het wetsvoorstel realiseert volledig verrekend kan worden met beschikbare verliezen. Het wetsvoorstel leidt er onder meer toe dat de zelfstandige vennootschapsbelastingplicht van de open cv komt te vervallen. Dit resulteert civielrechtelijk niet in een overdracht van vermogensbestanddelen. Om de fiscale claim te behouden, wordt bij fictie geregeld dat een cv die met ingang van 1 januari 2025 niet langer zelfstandig belastingplichtig is alle vermogensbestanddelen aan haar commanditaire vennoten vervreemdt. Eventueel nog openstaande verliezen kunnen worden verrekend met de winst als gevolg van deze vervreemdingsfictie. Het kan zo zijn dat een open cv in het verleden behaalde verliezen niet volledig kan verrekenen als gevolg van de verliestemporiseringsregel die is neergelegd in artikel 20, tweede lid, Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Indien de open cv op 1 januari 2025 niet langer zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig is, vervallen in beginsel de nog verrekenbare verliezen van de open cv. Het kabinet ziet geen reden om de verliestemporiseringsregel buiten toepassing te laten in de door de leden geschetste situatie, maar wijst erop dat het kabinet met dit wetsvoorstel ook voorziet in overgangsrecht. Om hiervoor in aanmerking te komen kan de open cv samen met de commanditaire vennoten bij de inspecteur een verzoek indienen om toepassing van de door het kabinet geboden doorschuiffaciliteit. Indien de doorschuiffaciliteit kan worden toegepast, treden de commanditaire vennoten met betrekking tot de verkregen vermogensbestanddelen volledig in de plaats van de open cv. Uiterlijk begin volgend jaar wordt een besluit met het beleid voor toepassing van de doorschuiffaciliteit gepubliceerd. In deze standaardvoorwaarden wordt onder andere opgenomen hoe wordt omgegaan met de bij de open cv aanwezige verrekenbare verliezen. Het uitganspunt daarbij is dat dergelijke verrekenbare verliezen bij toepassing van de doorschuiffaciliteit onder voorwaarden kunnen worden meegegeven aan commanditaire vennoten (gebaseerd op de standaardvoorwaarden bij de bestaande fiscale reorganisatiefaciliteiten van artikelen 14 en verder Wet Vpb 1969).

De leden vragen verder of er kaders zijn voor de rechtsvormvergelijkingsmethode en of het kabinet bereid is om die kaders te delen. Ter verdere invulling van de rechtsvormvergelijkingsmethode wordt een algemene maatregel van bestuur (amvb) opgesteld. Deze amvb zal niet alleen nadere regels voor de rechtsvormvergelijking bevatten, maar bevat ook een lijst met gekwalificeerde buitenlandse rechtsvormen. Ik heb het voornemen om de amvb uiterlijk het eerste kwartaal van 2024 ter internetconsultatie aan te bieden.

Ook vragen de leden van de fractie van de VVD of de bij nota van wijziging2 geïntroduceerde overgangsbepaling voor de samenloop van het wetsvoorstel en de conditionele bronheffing op dividenden uitgebreid kan worden zodat ook de conditionele bronheffing op rente en royalty’s achterwege blijft. Aanvankelijk had het kabinet het voornemen om de open cv af te schaffen per 1 januari 2024. Hierdoor zou in bepaalde situaties bronbelasting op dividenden, die op per 1 januari 2024 in werking treedt, achterwege blijven. Omdat de open cv in het wetsvoorstel pas op 1 januari 2025 komt te vervallen, zou de bronbelasting in voorkomende gevallen gedurende het jaar 2024 geheven worden. Deze bronbelastingplicht ontstaat op grond van de zogenoemde hybride bepaling voor open cv’s (of daarmee vergelijkbare buitenlands lichamen) die in Nederland fiscaal anders (niet-transparant) gekwalificeerd worden dan in het buitenland (transparant). Om die bronbelastingplicht voor open cv’s met betrekking tot dividenden in het jaar 2024 te voorkomen heeft het kabinet bij nota van wijziging het wetsvoorstel aangevuld met een overgangsmaatregel. De bronbelasting op rente en royalty’s is reeds in werking getreden per 1 januari 2021. Open cv’s (of daarmee vergelijkbare buitenlands lichamen) kunnen derhalve reeds sinds die datum belastingplichtig zijn voor de bronbelasting op grond van de eerdergenoemde hybride bepaling met betrekking tot voordelen in de vorm van rente en royalty’s. Het kabinet ziet daarom geen reden om het overgangsrecht in het wetsvoorstel uit te breiden voor die voordelen.

De leden van de fractie van Volt vragen tot slot of het kabinet nog verder stappen wil zetten om in EU of internationaal verband een grotere harmonisatie van kwalificatie van rechtsvormen te krijgen. Door het wetsvoorstel wordt, zoals de leden terecht opmerken, een aantal oorzaken van hybride mismatches weggenomen. Bovendien worden kwalificatieverschillen tussen belastingstelsels (zogenoemde hybridemismatches) van zowel de lidstaten van de Europese Unie (EU) onderling als EU-lidstaten en derde landen met de implementatie van de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking3 eveneens bestreden. Deze maatregelen zien in het bijzonder op het gebruikmaken van verschillen in de fiscale behandeling (kwalificatie) van lichamen, instrumenten of vaste inrichtingen. Het kabinet ziet hierom geen aanleiding voor nadere harmonisatie.

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Het toestemmingsvereiste houdt in dat toetreding of vervanging van een commanditaire vennoot slechts kan plaatsvinden nadat alle vennoten (beherende en commanditaire vennoten) hiervoor toestemming hebben gegeven. Slechts indien unaniem aan dit toestemmingsvereiste wordt voldaan, is sprake van een transparante cv. Indien niet aan dit toestemmingsvereiste wordt voldaan, is de cv zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting (de open cv).

X Noot
2

Kamerstukken II, 2023/24, 36 425, nr. 7.

X Noot
3

Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen («ATAD2»). Deze richtlijn is in de wet op de vennootschapsbelasting 1969 geïmplementeerd.

Naar boven