36 425 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen)

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 16 november 2023

Het voorliggende wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de BBB-fractie leggen de regering naar aanleiding van het voorstel Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen nog graag enige vragen voor.

De leden van de fractie van de VVD hebben naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel nog enkele vragen voor de regering.

De leden van de fractie van Volt hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en wensen de regering enkele vragen voor te leggen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

De leden van de fractie van de BBB constateren dat de met dit wetsvoorstel voorgestelde aanpassingen van het kwalificatiebeleid voor (buitenlandse) rechtsvormen in essentie op het volgende neerkomen:

  • 1. de codificatie van het Nederlandse kwalificatiebeleid voor buitenlandse rechtsvormen op basis van de rechtsvormvergelijkingsmethode is aangevuld met twee aanvullende methoden, te weten i) de vaste methode en ii) de symmetrische methode in het geval dat de rechtsvorm van een buitenlands lichaam niet vergelijkbaar is met die van een naar Nederlands recht opgericht of aangegaan lichaam.

  • 2. het vervallen van het toestemmingsvereiste en de open commanditaire vennootschap (hierna: open CV).

De leden van de fractie van de BBB constateren vervolgens dat als gevolg van de onder 2 genoemde aanpassingen:

  • a) de zelfstandige belastingplicht (voor onder andere de vennootschapsbelasting) van de open CV eindigt;

  • b) de fictie dat het belang van de commanditaire vennoot in de open CV wordt aangemerkt als aandeel eindigt; en

  • c) de zelfstandige belastingplicht van de personenvennootschappen die, op grond van de jurisprudentie, vergelijkbaar zijn met een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld, eindigt en waarbij wordt voorzien in overgangsrecht.

De leden van de fractie van de BBB wensen ten aanzien van punt 2 de regering een aantal vragen te stellen. Deze leden merken daarbij op dat dit onderdeel niet aan de orde is gekomen in de technische briefing die op 7 november jl. over de wetsvoorstellen van het Pakket Belastingplan in de Eerste Kamer is gehouden. De vragen van deze leden zien niet alleen op fiscale gevolgen, maar ook op de andere gevolgen die samenhangen met het vervallen van de open CV. De leden van de fractie van de BBB wijzen erop dat, zoals de regering ongetwijfeld bekend, de open CV in de praktijk wordt gebruikt om vermogen te anonimiseren. Dit op volstrekt legale wijze en zonder dat er sprake is van belastinguitstel, belastingontwijking en/of belastingontduiking. Dit wordt voor wat betreft de fiscale aspecten in de regel ook netjes afgestemd met de Belastingdienst. Op deze wijze wordt het voor derden, zoals voor bijvoorbeeld mediabedrijven als Quote maar zeker ook voor kwaadwillende derden, lastiger om vermogen te linken aan personen. Dit laatste is in Nederland overigens vrij eenvoudig mogelijk door gebruikmaking van gegevens die voor iedereen openbaar zijn, zoals de in de databanken van de Kamers van Koophandel gedeponeerde uittreksels en jaarrekeningen, Kadastergegevens, meldingen in de registers van de Autoriteit Financiële Markten en «last but not least» het UBO-register. De leden van de fractie van de BBB wijzen erop dat derden mogelijk zullen trachten nadere gegevens te achterhalen door te zoeken in het UBO-register. Dit register houdt bij wie de uiteindelijk belanghebbende (UBO) van een structuur is. De UBO van de open CV zal wel geregistreerd moeten worden, maar door gebruik te maken van de open CV zijn de gegevens niet eenvoudig vindbaar in het UBO-register. Het openbare deel van het UBO-register is namelijk ─ op basis van de huidige beschikbare informatie ─ in Nederland alleen doorzoekbaar op naam van de vennootschap en niet op naam van de UBO. Alleen de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland) kan het register doorzoeken op natuurlijke personen. Afhankelijk van de naamgeving van de open CV wordt het zodoende bemoeilijkt om een link te leggen tussen de UBO(«s) en de open CV. Met inachtneming van het bovenstaande hebben de leden van de fractie van de BBB de volgende vragen voor de regering. Kan de regering reflecteren op de geluiden die deze leden uit de praktijk vernemen dat adviseurs druk doende zijn met de ontwikkeling van structuren buiten Nederland om het doel van het anoniem houden van vermogen te realiseren? Dit als reactie op het vervallen van de mogelijkheid om gebruik te maken van een open CV. In hoeverre bestaat dan het risico dat dergelijke nieuw ontwikkelde structuren tot minder belastingopbrengst in Nederland leiden? Dit bijvoorbeeld door het opzetten van een topholding in een ander land, al dan niet gecombineerd met emigratie van de aandeelhouder naar dit andere land. Is de regering bereid tot een overleg met de verantwoordelijke bewindspersoon om te bezien of de UBO-wetgeving aangepast kan worden? Dit om dezelfde mate van anonimiteit voor de betrokken personen te bereiken zoals nu kan worden bereikt met behulp van een open CV. Dit is voor deze personen heel erg belangrijk in verband met hun eigen veiligheid en de veiligheid van hun familieleden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de fractie van de VVD wijzen erop dat voor het wetsvoorstel hetzelfde geldt als bij de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling: de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen zorgt ervoor dat er – als de belastingplichtige niets doet – een eindafrekening zal plaatsvinden bij de nu nog (en straks niet meer) belastingplichtige commanditaire vennootschap. De wet regelt geen samenloop met de verliesverrekeningsmaatregel. Hierdoor kan het zo zijn dat de winst bij het einde van de belastingplicht slechts voor één miljoen euro kan worden verrekend en het meerdere slechts voor 50% kan worden verrekend, waarbij de rest van het verlies verloren gaat. Dit is een permanent verschil. Kan de regering toezeggen dat de winst die de commanditaire vennootschap realiseert met het einde van de belastingplicht volledig kan worden verrekend met eventuele nog te verrekenen verliezen? Dus dat artikel 20 lid 2 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet van toepassing is?

De leden van de fractie van de VVD wijzen erop dat het gewijzigd amendement van het lid Omtzigt2 leidt tot het beperken van delegatiebepalingen en leidt tot meer controle vanuit het parlement op het kwalificatiebeleid. Zijn er kaders voor de rechtsvormvergelijkingsmethode? Is de regering bereid om deze kaders delen? Indien de regering hiertoe niet bereid is, waarom niet?

De leden van de fractie van de VVD constateren dat de conditionele bronbelasting op dividenden wel is ingeperkt in bepaalde situaties die zijn veroorzaakt door de latere inwerkingtreding van het wetsvoorstel in 2025 in plaats van in 2024. Dit geldt niet voor de conditionele bronbelasting op rente en royalty’s, terwijl daarvoor hetzelfde geldt. Is de regering bereid om hiernaar te kijken en een oplossing te vinden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie Volt

De leden van de fractie van Volt wensen de regering een aantal vragen te stellen over het wetsvoorstel en de expatregelingen. In beide gevallen is de vraag van deze leden op welke wijze de regering verdere stappen denkt te zetten in internationale harmonisatie. Deze leden merken op dat de wijzigingen in de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen een aantal oorzaken van hybride mismatches wegneemt. Welke stappen denkt de regering nog verder te zetten om in EU- of internationaal verband een grotere harmonisatie van kwalificatie van rechtsvormen te krijgen? Voor de expatregeling gaf de regering tijdens het debat in de Tweede Kamer aan dat zij regelmatig in Brussel heeft aangekaart dat deze regelingen niet parallel lopen. Kan de regering hier meer in detail op ingaan en daarbij ook aangeven hoe zij wil proberen hier voortgang in te maken?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het verslag graag uiterlijk vrijdag 17 november 2023.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Van de Sanden (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken II 2023/24, 36 425, nr. 9.

Naar boven