De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Belastingplan 2023 een verhoging van de verbruiksbelasting van
alcoholvrije dranken per 1 januari 2024 omvat;
constaterende dat deze verhoging niet alleen frisdrank betreft maar ook vruchtensappen,
groentesappen, alcoholvrij bier, alle andere dranken met minder dan 1,2% alcohol,
en plantaardige zuivelalternatieven;
overwegende dat deze maatregel verschillende doelstellingen van de overheid kan tegenwerken,
onder meer op het gebied van gezondheid, landbouw en het ondersteunen van innovatieve
en duurzame bedrijven;
overwegende dat hiermee het voorgestelde beleid belangrijke negatieve neveneffecten
heeft;
overwegende dat de Tweede Kamer (motie-Grinwis, II 2023/24, 36 418, nr. 87,) en Eerste Kamer (motie-Koffeman) 36 410, F, verschillende moties hebben aangenomen op het gebied van de verbruiksbelasting op
alcoholvrije dranken en het suikergehalte van deze dranken;
overwegende dat deze moties pas zullen worden geïmplementeerd na de invoeringsdatum
van 1 januari 2024 van de veranderingen van de verbruiksbelasting van alcoholvrije
dranken;
overwegende dat hiermee vanaf 1 januari beleid met significante negatieve consequenties
in werking zou treden;
verzoekt de regering de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije
dranken met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2025 zodat ongewenste neveneffecten
kunnen worden voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Visseren-Hamakers
Van Apeldoorn
Nicolaï
Schalk