36 418 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)

AK VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 maart 2024

De leden van de vaste commissies voor Financiën1 en Economische Zaken en Klimaat2 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 18 december 2023, betreffende de kabinetsreactie op het evaluatierapport van de innovatiebox over de periode 2010–2019, opgesteld door SEO.3

Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de BBB-fractie en van de VVD-fractie op 21 februari 2024 per brief een aantal vragen en opmerkingen gesteld aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft op 21 maart 2024 gereageerd, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR FINANCIËN EN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en de Minister van Economische Zaken en Klimaat

Den Haag, 21 februari 2024

De leden van de vaste commissies voor Financiën en Economische Zaken en Klimaat hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 18 december 2023, betreffende de kabinetsreactie op het evaluatierapport van de innovatiebox over de periode 2010–2019, opgesteld door SEO.4

De leden van de fracties van de BBB en de VVD hebben naar aanleiding hiervan een aantal gezamenlijke vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de fracties van de BBB en de VVD

De fractieleden van de BBB en VVD stellen dat de uitkomsten van dit rapport behulpzaam kunnen zijn bij de uitvoering van de aangenomen motie-Geerdink5 bij het Belastingplan 2024. Het evaluatierapport geeft in dit kader aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.

De leden van de BBB-fractie en VVD-fractie vragen hoeveel van de, in het onderzoek naar de innovatiebox, onderzochte bedrijven naar verwachting te maken zullen krijgen met de heffing van minimumbelasting.

De onderzoekers concluderen dat de regeling grotendeels doeltreffend is in het licht van de doelstelling om bij te dragen aan het vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijven, waarbij van belang is dat de innovatiebox zich richt op R&D-activiteiten die daadwerkelijk in Nederland plaatsvinden. Deze leden vragen of u verwacht dat de doeltreffendheid van de innovatiebox toe- of afneemt door de invoering van de Wet Minimumbelasting 2024? Wat is hiervan de oorzaak/reden? Welke oplossingen ziet u om het vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijven te verbeteren, gegeven de werking van de Wet Minimumbelasting 2024?

De motie-Geerdink6 verzoekt u onderzoek te doen naar de gevolgen van de invoering van de minimumbelasting voor het fiscale investering- en innovatie-instrumentarium, en voorts met welke maatregelen Nederland uit de Europese achterhoede kan komen, en de Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2024 te informeren. De fractieleden van de BBB en VVD vragen u of de uitkomsten van het SEO en Dialogic-onderzoek naar de innovatiebox worden betrokken bij de uitwerking van de motie.

Op welke wijze ondersteunen andere lidstaten, binnen de richtlijnen van de Commissie, innovatieve investeringen? De leden van de fracties van de BBB en de VVD vragen of hiervan een overzicht beschikbaar is?

De leden van de vaste commissies voor Financiën en Economische Zaken en Klimaat zien uw reactie met belangstelling tegemoet en bij voorkeur binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën W.T. van Ballekom

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat S.M. Kluit

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN – FISCALITEIT EN BELASTINGDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2024

Met deze brief beantwoord ik, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de vragen van de leden van de BBB, VVD, en JA21 van 21 februari jl. met betrekking tot de brief van 18 december 2023 over de kabinetsreactie op het evaluatierapport van de innovatiebox over de periode 2010–2019.7

Vragen en antwoorden

Vraag: «De leden van de BBB-fractie en VVD-fractie vragen hoeveel van de, in het onderzoek naar de innovatiebox, onderzochte bedrijven naar verwachting te maken zullen krijgen met de heffing van minimumbelasting.»

In totaal maakten in 2019 circa 3.200 ondernemingen gebruik van de innovatiebox. Hiervan vallen circa 2.700 gebruikers onder het mkb en 500 gebruikers onder het grootbedrijf. De heffing van de minimumbelasting ziet uitsluitend op multinationale en binnenlandse groepen met een omzet van € 750 miljoen.

Het statutaire vennootschapsbelastingtarief in Nederland is 25,8%. Hierdoor worden belastingplichtigen in het algemeen tegen een effectief tarief van meer dan het minimumbelastingtarief van 15% belast. In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan desondanks het effectieve tarief in de vennootschapsbelasting in een bepaald jaar lager zijn dan het minimumbelastingtarief van 15%. Dat geldt mogelijkerwijs in enkele specifieke situaties waarbij bijvoorbeeld de innovatiebox, het tonnageregime of de liquidatieverliesregeling van toepassing zijn. Dat wil overigens zeker niet zeggen dat in alle gevallen waarin deze regelingen toepassing vinden, sprake is van een bijheffing voor de minimumbelasting.

De bijheffing voor de minimumbelasting wordt namelijk bepaald aan de hand van het netto kwalificerende inkomen van alle in Nederland gevestigde groepsentiteiten in een verslagjaar waarbij ook wordt gecorrigeerd voor de reële aanwezigheid. Door toepassing van de innovatiebox worden winsten uit innovatieve activiteiten in Nederland in de vennootschapsbelasting belast tegen een verlaagd effectief belastingtarief van 9%. Omdat groepen echter vrijwel altijd ook reguliere winsten hebben die in Nederland tegen 25,8% worden belast, betekent dit dat slechts in enkele zeer specifieke gevallen het effectieve tarief onder het minimumbelastingtarief van 15% komt.1 Het is dan ook niet de verwachting dat gebruikers van de innovatiebox systematisch worden geraakt door de minimumbelasting.

Dat gebruikers van de innovatiebox niet systematisch worden geraakt door de minimumbelasting kan overigens ook worden afgeleid uit de geraamde opbrengst van de Wet minimumbelasting 2024. De structurele opbrengst van de binnenlandse bijheffing, een van de soorten bijheffing die wordt geheven op grond de Wet minimumbelasting 2024, is namelijk bescheiden (55 miljoen euro). Ter illustratie, de voorlopige raming voor 2024 van het budgettaire belang van de innovatiebox is circa 3 miljard euro. Daarbij is van belang dat de structurele opbrengst van de binnenlandse bijheffing ziet op alle in Nederland gevestigde laagbelaste groepsentiteiten van een multinationale groep of binnenlandse groep die een effectief tarief van minder dan 15% hebben. Het verwachte bedrag van de binnenlandse bijheffing is zoals hierboven benoemd niet uitsluitend toe te rekenen aan de innovatiebox. Hierbij spelen ook andere regelingen zoals het tonnageregime of de liquidatieverliesregeling een rol.

Vraag: «[...]. Deze leden vragen of u verwacht dat de doeltreffendheid van de innovatiebox toe- of afneemt door de invoering van de Wet Minimumbelasting 2024? Wat is hiervan de oorzaak/reden?»

Het effect dat de Wet minimumbelasting 2024 sorteert op de doeltreffendheid van de innovatiebox is naar verwachting zeer gering tot nihil. Immers, de minimumbelasting is vrijwel nooit van toepassing bij ondernemingen die gebruik maken van de innovatiebox. Gelet op de bescheiden structurele opbrengst van de binnenlandse bijheffing, kan geconcludeerd worden dat slechts in zeer specifieke gevallen sprake is van een bijheffing bij ondernemingen die gebruik maken van de innovatiebox. Bovendien zal dit doorgaans incidenteel van aard zal zijn. Omdat dit voor de betreffende bedrijven moeilijk te voorzien is zullen zij hun activiteiten daarop ook niet (kunnen) aanpassen. De conclusie dat het effect van de Wet minimumbelasting 2024 zeer gering tot nihil zal zijn geldt voor beide doelstellingen van de innovatiebox, te weten het stimuleren van het vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijven en het bevorderen van innovatieve activiteiten.

Vraag: «Welke oplossingen ziet u om het vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijven te verbeteren, gegeven de werking van de Wet Minimumbelasting 2024?»

In het evaluatierapport is door de onderzoekers geconcludeerd dat de innovatiebox grotendeels doeltreffend is in het bijdragen aan een goed vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijven. Gegeven het zeer geringe effect dat de Wet minimumbelasting 2024 sorteert op de doeltreffendheid van de innovatiebox, zie ik hierin geen aanleiding om de innovatiebox aan te passen.

Voor beleidsopties om het ondernemings- en vestigingsklimaat te verbeteren verwijs ik graag naar de beleidsopties die geschetst zijn in het rapport «Belastingen in maatschappelijk perspectief: Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel».9 Zo is er in de fichebundel in dat rapport een maatregel opgenomen voor het verlenen van een zogenoemde Qualifed Refundable Tax Credit (QRTC). Het verlenen van een dergelijke tax credit past binnen het internationaal raamwerk van de Pijler 2-regels over de wereldwijde minimumbelasting dat door het Inclusive Framework van de OESO is geïntroduceerd. Landen kunnen door middel van fiscale stimuleringsmaatregelen, waaronder tax credits, bepaalde gewenste beleidsdoelen bereiken. Een van deze beleidsdoelen is bijvoorbeeld het stimuleren van innovatie in de Clean Tech-sector. Een toenemend aantal landen past daarom de fiscale regelingen aan, of introduceert nieuwe regelingen, zodat deze ook onder de Pijler 2-regels het gewenste beleidsdoel bereiken, zoals België, Frankrijk, Ierland, Italië, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada.

Vraag: «[...]. De fractieleden van de BBB en VVD vragen u of de uitkomsten van het SEO en Dialogic-onderzoek naar de innovatiebox worden betrokken bij de uitwerking van de motie[-Geerdink].»

Door de leden van de fractie van BBB en VVD is aangegeven dat de uitkomsten van het evaluatierapport van de innovatiebox behulpzaam kunnen zijn bij de uitvoering van de aangenomen motie-Geerdink bij het Belastingplan 2024.10 In aanvulling op het rapport «Belastingen in een maatschappelijk perspectief: Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel» van 12 februari jl. zal nader worden ingegaan op deze motie in een brief die binnenkort naar de Eerste Kamer zal worden verstuurd.

Vraag: «Op welke wijze ondersteunen andere lidstaten, binnen de richtlijnen van de Commissie, innovatieve investeringen? De leden van de fracties van de BBB en de VVD vragen of hiervan een overzicht beschikbaar is?»

De stimulering van innovatieve investeringen binnen de EU neemt verscheidene vormen aan en kan zowel via subsidies11 als via fiscale regelingen. In Nederland wordt – in verhouding tot andere EU landen – relatief veel gestimuleerd via fiscale regelingen en minder via directe subsidies.12

Bij fiscale regelingen die beogen innovatie te stimuleren kan onderscheid worden gemaakt tussen regelingen die zich richten op kostenreductie (zoals de WBSO) en het verhogen van de winstgevendheid van innovatie (zoals de innovatiebox). Een combinatie van de twee typen fiscale regelingen is relatief gebruikelijk in de EU en wordt in veertien lidstaten toegepast. Acht lidstaten hebben ervoor gekozen om uitsluitend via kostenreductie innovatie te bevorderen. De overige lidstaten hebben ofwel geen fiscale stimulering voor innovatie (drie lidstaten) of doen dit uitsluitend via fiscale verhoging van de winstgevendheid van innovatie (twee lidstaten). Voor een overzicht hiervan verwijs ik u graag naar het recente OESO rapport inzake «Income-based tax relief for R&D and innovation – an integrated view».13

Tot slot zijn er nog verschillende vormgevingsopties voor beide typen fiscale regelingen. Voor verschillende vormgevingsopties van de innovatieboxen in de EU verwijs ik graag naar de beschouwing in het evaluatierapport en het hierboven genoemde OESO-rapport. Een uitgebreidere uiteenzetting met betrekking tot de vormgeving van fiscale regelingen gericht op kostenreductie is gepubliceerd door de OESO.14

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van den Berg (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/24, 36 418, AH.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/24, 36 418, AH.

X Noot
5

Kamerstukken I 2023/24, 36 418, AA.

X Noot
6

Kamerstukken I 2023/24, 36 418, AA.

X Noot
7

Kamerstukken I 2023/24, 36 418, AH.

X Noot
1

Kamerstukken II, 2022–23. 36 369, nr. 4.

X Noot
9

Kamerstukken II 2023/24, 32 140, nr. 180, hoofdstuk 6.

X Noot
10

Kamerstukken I 2023/24, 36 418, AA.

X Noot
11

Zie figuur 2.5 in het evaluatierapport van de innovatiebox voor een samenstelling van een deel van het Nederlandse innovatie-instrumentarium. De Innovatiebox en de WBSO zijn de enige twee fiscale regelingen in dat overzicht.

X Noot
12

New data on R&D Tax Incentives from OECD, zie RESEARCH AND INNOVATION – New data on R&D Tax Incentives from OECD (europa.eu)

X Noot
14

Zie «OECD R&D tax incentives database, 2022 edition» (Mapping Business Innovation Support, MABIS, pdf (oecd.org)) voor een overzicht.

Naar boven