36 418 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)

Nr. 32 AMENDEMENT VAN HET LID DASSEN

Ontvangen 18 oktober 2023

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel XXIII worden vóór onderdeel A vier onderdelen ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «, met dien verstande dat de belasting wordt geheven over een hoeveelheid van maximaal 300 kubieke meter per verbruiksperiode van twaalf maanden per aansluiting. Bij een verbruiksperiode korter dan wel langer dan twaalf maanden wordt de hoeveelheidsgrens, genoemd in de eerste volzin, naar evenredigheid verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd».

2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

1A

In artikel 17 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

2A

Artikel 18a vervalt.

3A

Hoofdstuk III, afdeling 6, vervalt.

Toelichting

Budgettair

Dit amendement regelt dat het heffingsplafond van 300 kubieke meter per jaar vervalt in de belasting op leidingwater. Vanaf 1 januari 2024 datum wordt de belasting geheven over het totale waterverbruik. In 2024 is de budgettaire opbrengst € 89 miljoen.

Artikelsgewijs

In hoofdstuk III van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) is de belasting op leidingwater opgenomen. Binnen de belasting geldt momenteel een heffingsplafond: verbruik boven de 300 kubieke meter leidingwater per jaar op een aansluiting is niet belast. Dit amendement regelt dat het heffingsplafond in artikel 14, eerste lid, Wbm wordt geschrapt. Hierdoor wordt het volledige verbruik per aansluiting belast en wordt de belasting geheven over het totale jaarlijkse verbruik.

Met het vervallen van dit plafond komt ook het heffingsplafond bij een particuliere installatie voor centrale watervoorziening, zoals bedoeld in artikel 14, derde lid, Wbm, te vervallen. Bovendien worden de bepalingen in artikel 17, derde lid, Wbm en artikel 18a Wbm overbodig. Daarom kunnen deze bepalingen komen te vervallen. Tot slot wordt de teruggaafregeling uit artikel 21 Wbm afgeschaft. De reden hiervoor is dat er geen sprake meer is van te veel betaalde belasting als leidingwater wordt geleverd door verschillende leveranciers (al het verbruik wordt vanaf dat moment belast omdat er geen heffingsplafond meer per aansluiting is).

De bestaande belasting op leidingwater is een belasting op milieugrondslag. De belasting is bedoeld om het gebruik van leidingwater terug te dringen. Door het bestaande heffingsplafond worden grootverbruikers van leidingwater momenteel echter niet volledig worden belast. Dit amendement wil het heffingsplafond voor grootverbruikers afschaffen per 1 januari 2024. Hiermee wordt een prijsprikkel ingebouwd voor grootverbruikers om zuiniger om te gaan met leidingwater.

Een belasting op milieugrondslag zou uit moeten gaan van het principe «de vervuiler betaalt». De huidige vormgeving van de belasting op leidingwater zorgt er echter voor dat grootverbruikers niet volledig betalen voor hun gebruik. Afnemers van leidingwater betalen door het heffingsplafond geen leidingwaterbelasting over een verbruik van boven de 300 kubieke meter per aansluiting per jaar. Dit houdt bijvoorbeeld in dat een bedrijf dat een miljoen kubieke meter aan leidingwater verbruikt net zo veel belasting op leidingwater betaalt als een huishouden dat 300 kubieke meter (3.000L) verbruikt. De prikkel voor grootverbruikers om zuiniger om te gaan met leidingwater ontbreekt.

Indiener is om bovenstaande reden van mening dat het heffingsplafond op de belasting op leidingwater zou moeten worden afgeschaft.

Dassen

Naar boven