36 418 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)

Nr. 108 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID INGE VAN DIJK C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 82

Ontvangen 25 oktober 2023

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Aan artikel VII worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

H

In artikel 35o wordt «Artikel 13bis, tweede lid, vervalt» vervangen door «De artikelen 13bis, tweede lid, en 38q, derde lid, vervallen».

I

Aan artikel 38q wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij de toepassing van het eerste lid wordt voor personen die de 18-jarige leeftijd, maar nog niet de 21-jarige leeftijd hebben bereikt voor afwijking als bedoeld in artikel 18d, eerste lid, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, mede in aanmerking genomen een situatie waarin een ouderdomspensioen, een partnerpensioen en een wezenpensioen meer bedragen dan de in de artikelen 18a, 18b en 18c, zoals die op die dag luidden, opgenomen maxima voor zover zulks het gevolg is van een regeling waarin de opbouw niet of niet volledig is gekoppeld aan een franchise.

Toelichting

Door aanname van het amendement Nijboer/Maatoug nr. 173 op de Wet Toekomst Pensioenen (36 067) is een pensioenregeling fiscaal bovenmatig geworden. Deelnemers kunnen in een theoretisch geval meer dan 100% pensioen opbouwen. Het gaat hier met name om de pensioenregeling voor kappers die afwijkend van de meeste regelingen in Nederland geen franchise kent. Hierdoor kunnen deelnemers over het hele inkomen pensioen opbouwen. Daarin speelt mee dat in deze sector de meeste werknemers een startsalaris hebben op of net boven het wettelijk minimumloon. Dat deze deelnemers ooit in een situatie komen dat het pensioen meer dan 100% bedraagt is dan ook een zeer theoretische kwestie. De motie Nijboer/Maatoug had als doel de toegankelijkheid voor pensioenregelingen te verruimen. Door de toets op fiscale bovenmatigheid zou voor alle werknemers de regeling betekenen dat men belasting moet betalen over de pensioenpremie.

Met dit amendement wordt een regeling getroffen voor deze specifieke situatie waarbij artikel 38q, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt beperkt in de tijd en vervalt per 1 januari 2026. Voor zover bekend betreft deze problematiek louter de kapperssector, mede aangezien dit de enige franchiseloze pensioenregeling betreft met veel jongeren onder de 21 jaar die een lager minimumloon verdienen dan het volwassen minimumloon. Hoewel het dus een aanpassing van formele wetgeving betreft, achten we de kans op precedentwerking klein, zelfs niet aanwezig aangezien er geen vergelijkbare gevallen zijn, waarin de aanpassing van artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 van toepassing zou kunnen zijn.

Indieners verzoeken het kabinet tijdig de Kamer te informeren over hoe dit amendement in de praktijk wordt toegepast en of eventuele verlenging van de horizonbepaling noodzakelijk is.

Inge van Dijk Van Weyenberg Van der Lee

Naar boven