36 410 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024

Nr. 49 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2024

Woensdag 31 januari jl. heb ik met uw Kamer een goed debat gevoerd over de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2024. Ik wil de leden nogmaals bedanken voor hun goede vragen en inbreng.

Ik ben het met u eens dat een demissionair kabinet geen nieuw beleid moet gaan uitvoeren. Ik ga dus terughoudend om met het aangaan van nieuwe meerjarige verplichtingen binnen het ODA-budget.

Daarnaast zou ik graag mijn appreciatie aanvullen van de motie van het lid Ram c.s.1 bij het aangaan van nieuwe langjarige financiële verplichtingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Uit onder meer het staand beleid, gepubliceerde regelingen en bestuurlijke toezeggingen namens Nederland vloeien meerjarige verplichtingen voort. Deze moeten doorgang kunnen vinden. Dat is niet anders dan bij andere ministeries. Met deze interpretatie blijft het advies van het kabinet bij de betreffende motie oordeel kamer.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, G.E.W. van Leeuwen


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 XVII, nr. 19

Naar boven