36 410 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024

Nr. 69 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2024

In de motie Patijn1 wordt de regering verzocht om varianten voor compensatie uit te werken in het licht van de fout in de koopkrachtcijfers. Met deze brief voer ik deze motie uit.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en ik hebben uw Kamer op 8 maart jl. per brief geïnformeerd over de bijstelling van de koopkrachtcijfers van 20242. In de eerdere berekening van deze cijfers was er in bepaalde berekeningen uitgegaan van een te hoge huurtoeslag in 2024. Hierdoor is de koopkrachtontwikkeling voor voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag te hoog ingeschat.

Om huishoudens tegemoet te komen heeft het kabinet zich ingespannen om de huurtoeslag nog in 2024 additioneel te verhogen. Het wetsvoorstel waarmee de huurtoeslag met € 36,60 per jaar wordt verhoogd is op 25 april jl. door de Tweede Kamer aangenomen3. De huurtoeslag wordt verhoogd middels een verlaging van de basishuur. De hogere huurtoeslag geldt vanaf het toeslagjaar 2024 en wordt uitgekeerd vanaf juli. Toeslagontvangers zullen het te weinig ontvangen bedrag aan huurtoeslag uit het eerste half jaar van 2024 met terugwerkende kracht ontvangen.

Beleidsopties gericht op de voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag

De fout in de koopkrachtcijfers had alleen betrekking op voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag. De ontdekte fout had geen effect op de koopkrachtcijfers in de boxplot en de puntenwolk of op de armoedecijfers van 2024.

In deze brief is een aantal beleidsopties in kaart gebracht. Het gaat daarbij om verhoging van de huurtoeslag, de zorgtoeslag, de algemene heffingskorting, en het minimumloon (met doorwerking op de uitkeringen en AOW). Deze maatregelen kunnen ook gecombineerd worden om tot het gewenste inkomensbeeld te komen.

De maatvoering is zo gekozen dat er een inkomenseffect van 0,5% voor het voorbeeldhuishouden alleenstaande in de bijstand zal zijn. Dit is een technisch uitgangspunt en impliceert een toename van het besteedbaar inkomen van dit huishouden met 0,5% ten opzichte van de situatie zonder de beleidsoptie. Om aan te sluiten bij de eerdere brief, wordt uitgegaan van het besteedbaar inkomen inclusief huurtoeslag.

Een koopkrachtverbetering van 0,5%-punt voor alleenstaanden in de bijstand vereist een verhoging van het besteedbaar inkomen (incl. huurtoeslag) van € 96 euro per jaar. Tabel 1 geeft een overzicht van de doorgerekende maatregelen en de budgettaire gevolgen in 2025. Generiekere maatregelen hebben bij hetzelfde inkomenseffect voor de alleenstaande bijstandsgerechtigde een hoger budgettair beslag.

Tabel 1. Beleidsopties om een inkomenseffect van +0,5%-punt te realiseren voor het voorbeeldhuishouden alleenstaande met bijstand
 

Beleidsoptie

Invulling

Budgettair beslag

1

Verhoging huurtoeslag

Verlaging van de basishuur met 8,00 euro p.m.

€ 170 miljoen

2

Verhoging zorgtoeslag

Verhoging maximale zorgtoeslag met 96 euro via verlaging van de normpercentages met 0,34%-punt

€ 472 miljoen1

3

Verhoging AHK

Verhoging maximale hoogte met 96 euro

€ 800 miljoen

4

Verhoging WML

Verhoging hoogte WML (januari 2025) met 1,0%-punt

€ 730 miljoen2

X Noot
1

De zorgtoeslag zal de komende jaren stijgen doordat de premie harder stijgt dan de lonen. Hierdoor zullen de kosten van het verhogen van de maximale zorgtoeslag stijgen. Het budgettaire beslag zal met de jaren stijgen.

X Noot
2

Dit bedrag zal oplopen tot € 750 miljoen per jaar. Dit betreft een grove indicatie van het budgettaire effect, waarbij alleen de effecten op de SZW-begroting zijn meegenomen. De wml-verhoging werkt door op de zorg- en huurtoeslag. Dit is in het budgettair beslag meegenomen. De doorwerking op zorgtoeslag heeft een beslag van € 52 miljoen en de huurtoeslag van € 38 miljoen. Daarnaast is ook geen rekening gehouden met een eventuele compensatie voor gemeenten voor de SW-bedrijven.

Beleidsmatige overwegingen bij de beleidsopties

De verhoging van de huurtoeslag sluit het best aan bij de huishoudens voor wie de koopkracht is bijgesteld. De groepen voor wie de koopkracht te hoog ingeschat was, worden op deze manier het meest gericht gecompenseerd. Hierdoor is deze maatregel het meest kosteneffectief. Tegelijkertijd kleven er ook nadelen aan het verhogen van de huurtoeslag. Inkomen uit toeslagen is onzeker en hogere toeslagen kunnen leiden tot hogere terugvorderingen en een hogere marginale druk. Deze keerzijden gelden voor alle toeslagen, maar spelen het sterkst bij de huurtoeslag, omdat deze toeslag een steile afbouw kent.

Een verhoging van de zorgtoeslag is na de huurtoeslag het meest kosteneffectieve alternatief om de koopkracht van de huurtoeslagontvangers te verbeteren. Bij een verhoging van de zorgtoeslag gelden dezelfde nadelen als bij de huurtoeslag. De zorgtoeslag bouwt echter minder steil af, waardoor de meeste nadelen minder uitgesproken zijn.

Het verhogen van de AHK is een minder gerichte maatregel: alle personen met een inkomen tot € 75.518 bruto hebben hier profijt van. Deze beleidsoptie zal daarom de koopkracht van de meeste personen in Nederland verbeteren. Dit is ook de maatregel met het grootste budgettaire beslag.

Het verhogen van het minimumloon is een alternatief. Mensen die het minimumloon of een loon vlak daarboven verdienen, een minimumuitkering hebben of AOW-gerechtigd zijn hebben hier profijt van. Het voordeel ten opzichte van verhoging van toeslagen is dat dit huishoudens meer zekerheid over het inkomen oplevert. Door de koppeling van het minimumloon aan de bijstand en AOW, heeft de maatregel forse budgettaire effecten vergeleken met de andere opties. Daarnaast zal het afbouwinkomen voor toeslagen stijgen. Dit kan resulteren in een stijging in het aantal toeslaggerechtigden. Een hoger minimumloon leidt ook tot hogere loonkosten voor werkgevers. Dit kan leiden tot minder werkgelegenheid. De Eerste Kamer heeft onlangs een minimumloonverhoging per 1 juli 2024 verworpen.

Inkomenseffecten van de beleidsopties

Tabel 2 (op de volgende pagina) geeft de inkomenseffecten per maatregel weer voor de voorbeeldhuishoudens. Hierbij dient in het achterhoofd gehouden te worden dat de budgettaire omvang van de verschillende maatregelen verschilt, zoals uitgelegd in tabel 1.

Een verhoging van de huurtoeslag zorgt voor een verbetering van de koopkracht voor huurtoeslagontvangers. Dit is in de tabel zichtbaar in de verbetering van de koopkracht voor huishoudens met een relatief laag inkomen, zoals huishoudens met een bijstands- of AOW-uitkering, en huishoudens die het minimumloon verdienen.

Een verhoging van de zorgtoeslag zorgt voor een positieve koopkrachtontwikkeling voor huishoudens met lagere inkomens. In de voorbeeldhuishoudens leidt dit tot nagenoeg dezelfde inkomenseffecten als een stijging van de huurtoeslag. Uitzondering is de groep alleenstaande ouders met een modaal inkomen, die zien met een verhoging van de zorgtoeslag geen verbetering van hun koopkracht, terwijl ze wel een kleine verbetering zien bij de verhoging van de huurtoeslag. Dit komt doordat dit specifieke voorbeeldhuishouden wel huurtoeslag ontvangt maar geen zorgtoeslag. Breder geldt dat er veel meer huishoudens met recht op zorgtoeslag dan op huurtoeslag zijn. Daardoor hebben veel meer huishoudens profijt van een verhoging van de zorgtoeslag, ondanks dat dat niet te zien is in de voorbeeldhuishoudens.

Een verhoging van de algemene heffingskorting heeft een positief effect op de koopkracht van bijna alle huishoudens. De koopkracht van bijstands- en AOW-ontvangers verbetert het meest.

Een verhoging van het minimumloon heeft een positief effect op de koopkracht van huishoudens met minimumloon, een bijstandsuitkering of AOW. Daarnaast krijgen alleenverdieners en alleenstaanden ook een kleine koopkrachtverbetering.

Tabel 2. Inkomenseffecten (incl. HT) van de beleidsopties passend bij +0,5%-punt voor de alleenstaande op het sociaal minimum

Inkomenseffecten (incl. huurtoeslag)

Koopkrachtcijfers

     

1.

2.

3.

4.

Werkenden:

Omvang bijstelling door fout

HT

+96 euro

ZT

+96 euro

AHK

+96 euro

WML +1,0%

Alleenverdiener met kinderen

 

   

modaal

– 0,1%

0,2%

0,2%

0,2%

0,3%

2 x modaal

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Tweeverdieners

modaal + ½ x modaal met kinderen

0,0%

0,0%

0,0%

0,1%

0,0%

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

2½ x modaal + modaal met kinderen

0,0%

0,0%

0,0%

0,1%

0,0%

modaal + modaal zonder kinderen

0,0%

0,0%

0,0%

0,2%

0,0%

2 x modaal + modaal zonder kinderen

0,0%

0,0%

0,0%

0,1%

0,0%

Alleenstaande

minimumloon

– 0,9%

0,3%

0,3%

0,3%

0,5%

modaal

0,0%

0,0%

0,0%

0,2%

0,0%

2 x modaal

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Alleenstaande ouder

minimumloon

– 0,3%

0,2%

0,2%

0,0%

0,6%

modaal

– 0,3%

0,1%

0,0%

0,1%

0,2%

Niet werkenden:

Sociale minima

paar met kinderen

– 0,2%

0,3%

0,3%

0,4%

0,4%

alleenstaande

– 1,3%

0,5%

0,5%

0,5%

0,5%

alleenstaande ouder

– 0,4%

0,3%

0,3%

0,3%

0,3%

AOW (alleenstaand)

(alleen) AOW

– 0,5%

0,4%

0,4%

0,4%

0,5%

AOW +10000

– 0,4%

0,3%

0,3%

0,2%

0,4%

AOW (paar)

(alleen) AOW

– 0,2%

0,3%

0,3%

0,3%

0,5%

AOW +10000

– 0,3%

0,3%

0,3%

0,4%

0,4%

AOW +30000

0,0%

0,0%

0,0%

0,2%

0,3%

Timing en uitvoerbaarheid van de beleidsopties

Voor een aanvullende koopkrachtmaatregel is wetswijziging nodig. Aanpassing van fiscale parameters of toeslagen is op zijn vroegst uitvoerbaar vanaf 1 januari 2025. Het is dus niet meer mogelijk om nog gedurende 2024 aanvullende maatregelen te treffen. Het kabinet besluit doorgaans in augustus over de koopkrachtmaatregelen voor een volgend jaar.

Om het minimumloon met gekoppelde uitkeringen te verhogen is eveneens een wetswijziging nodig. Het wetsvoorstel moet voor advisering worden voorgelegd aan de Raad van State en vraagt vervolgens om een parlementaire behandeling in de Tweede en Eerste Kamer. Daarna hebben het UWV, de Dienst Toeslagen en de SVB tijd nodig voor het verwerken van het verhogingspercentage.

Dit betekent dat met een regulier wetstraject het minimumloon op zijn vroegst per 1 januari 2026 kan worden verhoogd.

Met het bovenstaande hoop ik uw Kamer voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstuk II, 2023/2024, 36 488, nr. 18

X Noot
2

Kamerstuk II, 2023/2024, 36 410 XV, nr. 66

X Noot
3

Kamerstuk II, 2023/2024, 36 525, nr. 2

Naar boven