Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2024
Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK), een reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit van 13 maart jl. om een reactie te geven op de brief van de Stichting
Expertisecentrum Regelgeving Bouw (ERB) te Delft d.d. 18 februari 2024 over de aanpak
van stalbranden (kenmerk 2024Z02951/2024D09665).
Alvorens ik op dit verzoek in ga, informeer ik de Kamer hierbij over het feit dat
het Verbond van Verzekeraars op 21 maart jl. de risicomonitor stalbranden gepubliceerd
heeft1. Hieruit komt naar voren dat er in 2023 43 stalbranden hebben plaatsgevonden. Hierbij
zijn in totaal 37.305 dieren omgekomen. Iedere stalbrand en ieder dodelijk dierlijke
slachtoffer is er één te veel, en deze cijfers laten zien dat de inzet op dit dossier
onverminderd nodig is. Ik vind de voortgang van de regelgeving omtrent de twee verplichte
keuringen dan ook van groot belang.
In zijn brief stelt de ERB de vraag waarom de verplichting voor veehouders tot het
laten uitvoeren van een brandveiligheidskeuring en een elektra- en zonnestroominstallatiekeuring
vastgelegd wordt in de Wet dieren in plaats van in de bouwregelgeving. De reden hiervoor
is dat de verplichte keuringen primair gericht zijn op het waarborgen van dierenwelzijn
in de veehouderij. De Wet dieren is daarom de meest logische plek voor het opnemen
van deze keuringen. Relevant daarbij is dat op 21 april 2021 door de Kamer een amendement
van het lid Vestering (PvdD)2 is aangenomen, dat in de Wet dieren een grondslag creëert om bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur regels te stellen voor brandveiligheid van ruimtes waar dieren
worden gehouden. Het doel van de grondslag in artikel 2.2, tiende lid, onder b, onderdeel
4a, van de Wet dieren is het beschermen van landbouwhuisdieren tegen stalbranden.
Met deze wettelijke grondslag wordt een volwaardige positie gegeven aan brandveiligheid
ten opzichte van andere waarden en belangen. Dit was tevens een aanbeveling van de
Onderzoeksraad voor Veiligheid3. Op 8 oktober 2021 heeft mijn ambtsvoorganger de Kamer toegezegd op basis van deze
grondslag de verplichte keuringen te zullen uitwerken4. Deze keuze is gemaakt in nauwe afstemming met de Minister van BZK.
De ERB geeft daarnaast in de brief aan dat inhoudelijke experts van de Vereniging
van Brandveiligheidsadviseurs, de Vereniging Brandveilig Bouwen Nederland, NL-Ingenieurs,
de Vereniging Nederlandse Gemeenten en normcommissies niet zijn geraadpleegd in het
voorstadium van de ontwikkeling van de regelgeving. Het ontwerpbesluit is van 24 april
tot 30 mei 2023 in internetconsultatie gegaan. Gedurende deze periode heeft eenieder
de gelegenheid gehad te reageren op het ontwerpbesluit. Daarnaast is de keuringsplicht
primair gericht op het waarborgen van dierenwelzijn in de veehouderij. Om deze reden
zijn bij de ontwikkeling van de regelgeving onder andere RVO, de NVWA, de Brandweer,
de Dierenbescherming, verzekeraars, sectororganisaties, SCIOS en het Ministerie van
BZK nauw betrokken. Zoals ik de Kamer geïnformeerd heb op 25 januari jl.5 verken ik momenteel ook samen met de Minister van BZK of verdere beperkingen gesteld
kunnen worden aan de omvang van een brandcompartiment in het dierenverblijf bij nieuwe
en te verbouwen stallen, in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Mocht deze
verkenning leiden tot een wijziging van het Bbl, dan kunnen alle partijen hierop reageren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema