De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor van de departementale begrotingsstaat worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag
verhoogd met € 300.000 (x € 1.000).
Toelichting
Dit amendement strekt ertoe om binnen de begroting van het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat
structureel € 300 miljoen beschikbaar te stellen voor het verbeteren van de beschikbaarheid
en betaalbaarheid van het openbaar vervoer in de provincies en vervoersregio’s, conform
de aangenomen motie Bikker c.s. (Kamerstukken II 2023/24, 36 410, nr. 29). De dekking voor dit amendement wordt gevonden op de Aanvullende Post Algemeen door
de posten «Onderverdeelde LPO van tranches van vóór 2022» en «Resterende LPO Voorjaarsnota
2023» in totaal met € 300 miljoen te verlagen. Hierbij geldt dat de post «Onderverdeelde
LPO van tranches van vóór 2022» geheel wordt gebruikt. Daarnaast wordt van de post
«Resterende LPO Voorjaarsnota 2023» de gereserveerde indexatie voor de risicoreservering
Traditioneel Eigen Middelen volledig (€ 19 miljoen) gebruikt, van de gereserveerde
indexatie van het Mobiliteitsfonds een deel (€ 58 miljoen) gebruikt om de € 300 miljoen
structureel te bereiken. Aanvullend wordt ten behoeve van de incidenteel nog benodigde
middelen een beroep gedaan op de binnen de post «Resterende LPO Voorjaarsnota 2023»
gereserveerde indexatie van het Transitiefonds.
De openbaarvervoerbedrijven weten zich de komende jaren gesteld voor een grote opgave
om het openbaar vervoer op peil te houden. Hogere brandstofkosten, stijgende personeelskosten
en tegenvallende reizigersaantallen leggen forse druk op hun exploitatie. In de afgelopen
jaren is de rijksoverheid bijgesprongen in het dragen van de hogere kosten, via de
Beschikbaarheidsvergoeding Openbaar Vervoer (2020–2022) en Transitievergoeding Openbaar
Vervoer (2023). Deze vergoeding loopt dit jaar af, waarna er geen Rijksmiddelen meer
beschikbaar zijn om de openbaarvervoersbedrijven te compenseren. De hogere kosten
zijn dan enkel op te vangen door enerzijds het verhogen van de tarieven of anderzijds
bezuinigingen, voornamelijk door het schrappen van lijnen. Vanzelfsprekend heeft dit
grote gevolgen voor de bereikbaarheid van dorpen, steden en buurten. Dit effect speelt
met name – maar zeker niet alleen! – in minder bevolkte gebieden, zoals Friesland,
Drenthe, de Achterhoek of Zeeland.
Met dit amendement beogen indieners de Rijksbijdrage aan het openbaar vervoer voort
te zetten én uit te breiden om zo de verschraling van het regionaal OV én de prijsstijging
van 11,7% voor OV-gebruikers tegen te gaan. Dit is niet alleen goed voor de bereikbaarheid
van de regio, maar ook voor de verduurzaming van ons vervoer.
De structurele aanvullende middelen van € 300 miljoen zullen worden ingezet voor een
bijdrage van het Rijk aan de decentrale overheden voor de exploitatie van de concessies
die onder hun beheer vallen. Voor 2024 kunnen deze middelen, net als de Transitievergoeding
Openbaar Vervoer (TVOV), via de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat aan de medeoverheden beschikbaar gesteld worden.
Omdat het een structurele uitgavenreeks betreft, geven de indieners de regering voor
latere jaren in overweging om de middelen via het Provinciefonds en de Brede Doeluitkering
(BDU) beschikbaar te stellen aan de medeoverheden.
Bikker Klaver Paternotte Bontenbal