36 410 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2024

H NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET TWEEDE VERSLAG

Ontvangen 14 juni 2024

Graag bied ik met deze brief de nota aan naar aanleiding van het tweede verslag met het antwoord op de gestelde vragen van uw Kamer.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de fractie van BBB constateren dat de beantwoording van de regering in de nota naar aanleiding van het verslag op de vragen van deze leden zich beperkt tot een antwoord op hun eerste vraag, en verder bestaat uit een uiteenzetting van de werking van artikel 10 Ambtenarenwet met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren. Tevens is in het antwoord aandacht besteed aan het lekken door ambtenaren van vertrouwelijke informatie, zulks terwijl daaromtrent door de leden van de BBB-fractie geen vraag was gesteld. Echter, de volgende vijf vragen die door deze leden waren gesteld, heeft de regering niet beantwoord. Deze leden verzoeken de regering daarom alsnog antwoord op die vragen te geven.

1.

Was in januari 2024 de interne gedragscode «Eerst denken dan doen» van kracht voor de protesterende ambtenaren? Zo nee, waarom niet? Was er een andere interne gedragscode van kracht, en zo ja welke?

Antwoord

Sinds januari 2024 geldt de «Gedragscode Integriteit Rijk voor BZ», alsmede de Ambtenarenwet. De voormalige gedragscode is komen te vervallen en wordt dus ook niet meer toegepast.

2.

Indien het antwoord bevestigend is op een van de vragen sub 1, welke maatregelen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op grond van die gedragscode genomen ten aanzien van bedoelde ambtenaren? Zijn er disciplinaire maatregelen getroffen, en zo nee, waarom niet?

Antwoord

Bij een overtreding van de Gedragscode, is het mogelijk om disciplinaire maatregelen te treffen. Wat voor maatregel dit betreft, hangt af van ieder individueel geval. Zoals in antwoord 1 aangegeven, is de gedragscode «eerst denken dan doen» komen te vervallen per januari 2024. Deze biedt daarom niet langer een grondslag voor eventuele maatregelen.

3.

Is de regering van mening dat onder het bepaalde in die gedragscode van 2018, en indien die geen geldigheid meer zou hebben, onder het bepaalde in de richtlijn van december 2023, zij wel degelijk de ruimte geeft om (disciplinaire) maatregelen tegen die ambtenaren te nemen?

Antwoord

Bij een overtreding van de Gedragscode, is het mogelijk om disciplinaire maatregelen te treffen. Wat voor maatregel dit betreft, hangt af van ieder individueel geval. In verband met privacy overwegingen en ook met het oog op het goed functioneren van het interne BZ meldsysteem rondom eventuele overtredingen kan ik niet nader ingaan op eventuele (disciplinaire) maatregelen.

4.

Heeft de Minister van Buitenlandse Zaken maatregelen genomen op grond van artikel 10 Ambtenarenwet tegen de protesterende ambtenaren en zo ja, welke, en zo nee, waarom niet?

Antwoord

Artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017 stelt dat de ambtenaar zich dient te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of het goede functioneren van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. De wetgever heeft hiermee beoogd de grondrechten van ambtenaren niet méér te beperken dan voor het goede functioneren van de openbare dienst strikt noodzakelijk is. Uitgangspunt bij de toepassing van de norm is dat ambtenaren vrijheid van meningsuiting hebben en dat voorzichtigheid geboden is bij de inperking daarvan. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ambtenaar zelf om op basis van de ambtenarenwet en de gedragscode hierin een afweging te maken. Achteraf zal de ambtenaar zich jegens de werkgever moeten kunnen verantwoorden. Vervolgens is het aan de werkgever om, gelet op alle omstandigheden, zorgvuldig te beoordelen of in een concreet geval door de ambtenaar een grens is overschreden. Dit is afhankelijk van de concrete omstandigheden van de individuele handeling. Over individuele gevallen en daarbij eventueel getroffen maatregelen doe ik in verband met privacy overwegingen geen uitspraken.

5.

De Minister heeft gezegd met de protesterende ambtenaren in gesprek te zullen gaan. Wat is de boodschap van de Minister aan die ambtenaren die in hun groepsapp Allah hebben aangeroepen en voor hun informatievoorziening afhankelijk blijken te zijn van Al Jazeera? Wijst de Minister hen/heeft zij hen gewezen op de (grote) kans op desinformatie?

Antwoord

Het ministerie blijft met zijn medewerkers op verschillende manieren in gesprek en er worden bijeenkomsten georganiseerd waarin het regeringsstandpunt en de wijze van totstandkoming daarvan nader worden toegelicht. Daar is ruimte voor een onderlinge open discussie en uitwisseling van standpunten. Binnen het ministerie wordt in zowel het dagelijks werk als in opleidingen aandacht besteed aan het verantwoord gebruik van bronnen.

6.

Wat gaat de regering doen om in de toekomst dergelijke protestacties te verhinderen, en zo zij dat niet wil, waarom niet? Is de regering van mening dat de protestacties het ambtelijk apparaat hebben verzwakt en het gezag van de Minister hebben ondermijnd, en zo nee, waarom niet?

Antwoord

De demonstraties voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken vinden plaats in de openbare ruimte. De burgemeester faciliteert demonstraties en kan deze, indien noodzakelijk, beperken op de gronden zoals beschreven in de Wet openbare manifestaties. Die redenen zijn: (vrees voor) wanordelijkheden, ter bescherming van de gezondheid en het verkeer. De Minister treedt niet in deze afweging, die wordt gemaakt door het lokaal gezag.

Het beleid van het ministerie (na advisering door ambtenaren) wordt bepaald door de Ministers en gecontroleerd door het parlement. Dat is voor het werk van iedere ambtenaar een gegeven. Het is aan de Kamer in haar controlerende rol om te bepalen of dat politieke besluit wordt gedragen.

Daarnaast heeft zich na het uitbrengen van het verslag een feit voorgedaan dat samenhang vertoont met de door de leden van de BBB-fractie gestelde vragen, en wel een publieke steunbetuiging door de Nederlandse ambassadeur in Colombia aan een verklaring waarin het kabinet wordt opgeroepen om de financiële steun aan de UNRWA te hervatten. Nu de inhoud van deze verklaring haaks staat op het kabinetsbeleid en een ambassadeur geacht wordt het standpunt van de regering uit te dragen, en mede gezien het feit dat de Minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd door de secretaris-generaal te zullen doen onderzoeken of de ambassadeur artikel 10 van de Ambtenarenwet heeft overtreden, hebben de leden van de BBB-fractie de volgende vragen. Is bedoeld onderzoek ingesteld en gereed? Indien het onderzoek nog niet gereed is, wanneer is afronding te verwachten? Indien het gereed is, wat zijn de bevindingen? Indien die bevindingen inhouden dat de ambassadeur zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 10 Ambtenarenwet, welke (disciplinaire) maatregelen zijn door de Minister genomen of gaat zij nemen tegen de ambassadeur?

Antwoord

De bedoelde opvolging is gegeven. Het ministerie doet geen mededelingen over personeelsvertrouwelijke kwesties die spelen tussen werkgever en werknemer.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Uit de nota naar aanleiding van verslag leiden de leden van de PvdD-fractie af dat Oekraïne de NAVO niet informeert over het inzetten van clustermunitie. Is de regering bereid bij door Nederland te leveren militaire steun als voorwaarde te stellen dat Oekraïne de Nederlandse regering informeert over het gebruik van clustermunitie?

Antwoord

Nederland kan aan Oekraïne geen restricties opleggen wat betreft het eigen optreden van Oekraïne in dit kader en omdat Oekraïne geen partij is bij het verdrag bestaat geen plicht hiertoe.

Verder lezen deze leden in de beantwoording dat de Nederlandse regering landen die geen partij zijn bij het Verdrag inzake Clustermunitie, zoals Oekraïne, ontmoedigt clustermunitie te gebruiken. Wanneer en op welke wijze heeft Nederland met Oekraïne contact gehad over het gebruik van clustermunitie en op welke wijze heeft de ontmoediging plaatsgevonden?

Antwoord

Nederland heeft tijdens een gesprek met de Oekraïense autoriteiten op 10 april jl. een notitie gedeeld waarin Nederland het gebruik van clustermunitie door Oekraïne ontmoedigt.

Na de mededeling in het antwoord over het ontmoedigen, vervolgt de regering «Tegelijkertijd erkent het kabinet het recht van Oekraïne om zich te verdedigen tegen de voortdurende Russische agressie in de lijn met artikel 51 van het VN-handvest.» Impliceert dit dat de regering van oordeel is dat het recht op zelfverdediging medebrengt dat Oekraïne het recht heeft om clustermunitie te gebruiken?

Antwoord

Het recht op zelfverdediging van Oekraïne tegen Russische agressie staat los van de soorten wapens die Oekraïne daarbij gebruikt. Wel is Oekraïne, net als Rusland, gebonden aan het humanitair oorlogsrecht. Aangezien beide partijen niet het Verdrag inzake clustermunitie hebben geratificeerd, kunnen zij niet aan de bepalingen daarvan worden gehouden.

De leden van de PvdD-fractie vinden dat de regering terecht erkent dat de term «shall» uiting geeft aan het juridisch bindende karakter van het verdrag. Erkent de regering daarmee dat Nederland juridisch gehouden is om al het mogelijke te doen om het gebruik van clustermunitie te voorkomen?

Antwoord

Nee, het kabinet erkent daarmee dat zij zich aan haar verplichtingen op basis van het Verdrag inzake clustermunitie zal houden. De verplichtingen in het verdrag jegens Staten die geen partij zijn, betreffen inspanningsverplichtingen om het gebruik te ontmoedigen. Er bestaat dus geen verplichting om «al het mogelijke te doen», noch om ieder gebruik van clustermunitie te voorkomen.

Vloeit uit artikel 21, tweede lid van het Verdrag inzake Clustermunitie, de juridische verplichting voort voor landen die daarbij zijn aangesloten om bij het leveren van militaire steun aan Oekraïne als voorwaarde te stellen dat Oekraïne geen gebruik mag maken van clustermunitie? Zo ja, waarom is tot op heden die voorwaarde niet gesteld door de Nederlandse regering? Zo nee, op grond van welke juridische argumentatie komt de regering tot dat oordeel?

Antwoord

Nee, de verplichtingen van het Verdrag inzake clustermunitie vereisen niet het stellen van een dergelijke voorwaarde. Artikel 21 staat samenwerking met niet-Partijstaten expliciet toe in het derde lid en verbiedt (in het vierde lid) slechts het door Partijstaten zelf verrichten van acties of handelingen die verboden zijn voor de Partijstaten of het verrichten daarvan door niet-Partijstaten expliciet te verzoeken.

Is de regering bereid om militaire steun aan Oekraïne slechts te verlenen indien dat land toezegt geen clustermunitie te gebruiken?

Antwoord

Nee. Nederland kan aan Oekraïne geen restricties opleggen wat betreft het eigen optreden van Oekraïne in dit kader en omdat Oekraïne geen partij is bij het verdrag bestaat geen plicht hiertoe.

De Minister van Defensie heeft begin juni in Politico2 aangegeven dat de door Nederland geleverde F16’s ook ingezet mogen worden voor doelen in Rusland, anders dan geldt voor de door België geleverde toestellen. De leden van de PvdD-fractie vragen de regering of zij kan aangeven waardoor dit van België verschillende beleid wordt ingegeven.

Antwoord

Staten kunnen verschillend beleid voeren voor de uitvoer van strategische goederen. Over de individuele afweging van een ander land doet het kabinet geen uitspraken. Het Nederlandse beleid vereist van Oekraïne dat de geleverde militaire goederen worden ingezet ter zelfverdediging in overeenstemming met artikel 51 van het VN-Handvest. Hieruit volgen geen verdere geografische beperkingen.

Nederland heeft in 2008 haar eigen clustermunitie voor de F16 vernietigd, kan de regering garanderen dat de door Nederland geleverde F16’s niet gebruikt zullen mogen worden voor het gebruik van clustermunitie? Zo nee, waarom niet en is de regering bereid alsnog zo’n voorbehoud te maken? Zo ja, hoe luiden de gemaakte afspraken ter zake en welke gevolgen zou het onverhoopt schenden van die afspraken hebben, zo vragen de leden van de PvdD-fractie

Antwoord

Aangezien Oekraïne geen partij is bij het Verdrag inzake clustermunitie, kan Oekraïne niet aan de bepalingen daarvan worden gehouden en is dus het maken van een dergelijk voorbehoud niet aan de orde. Wel is Oekraïne gebonden aan het humanitair oorlogsrecht.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie vragen aan de regering hoe de budgettaire impact van de komende EU Strategische Agenda is vastgesteld en hoe wordt dat meegewogen in de beraadslagingen?

Antwoord

Met de vaststelling van de Strategische Agenda beoogt de Europese Raad politieke sturing te geven aan de prioriteiten van de nieuwe Europese Commissie voor de mandaatsperiode 2024–2029. De Europese Commissie kan de Strategische Agenda meewegen bij de invulling van haar beleidsprioriteiten en haar jaarlijkse werkprogramma, en desgewenst omzetten in concrete wetgevingsvoorstellen. In die context kunnen budgettaire implicaties worden meegewogen. Budgettaire implicaties maken geen deel uit van een proces van politieke sturing via strategische prioriteiten en komen dan ook niet aan bod in de beraadslagingen.

Naar boven