De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de verschillende instituties, waaronder de SER en de Algemene Rekenkamer,
kritisch zijn op verschillende aspecten van doelrealisatie van het Nationaal Groeifonds;
constaterende dat de Algemene Rekenkamer nogmaals vaststelt dat een robuust juridisch
kader rond het Groeifonds ontbreekt;
constaterende dat in de uitvoering van het stimuleringsbeleid gericht op het realiseren
van nieuwe duurzame economische bedrijvigheid de overheid maar beperkte invloed heeft
op het economisch en maatschappelijk rendement van de door het Groeifonds gedane investeringen;
overwegende dat de burger van de overheid mag verwachten dat wanneer zij publieke
middelen c.q. kapitaal investeert in private sectoren, zij daarmee ook publieke invloed
verwerft in die sectoren teneinde haar maatschappelijke doelstellingen en rendement
te borgen;
overwegende dat de overheid als investeerder in economische infrastructuur, zoals
bedrijven en/of ecosystemen, haar invloed het best kan houden wanneer de investees
naar de overheid als kapitaalverschaffer verantwoording afleggen;
overwegende dat het ontbreken van een robuust juridisch kader de gelegenheid schept
om toekomstige investeringen vanuit het perspectief van het Nationaal Groeifonds onder
een nieuw juridisch kader te brengen;
overwegende dat een dergelijk beleid en juridisch kader reeds bestaat voor staatsdeelnemingen
en/of deelnemingen van de Staat,
verzoekt de regering om de middelen van het Groeifonds in de toekomst ter beschikking
gesteld aan individuele private partijen, consortia en/of bijvoorbeeld sectorale ecosystemen,
ter beschikking te stellen vanuit een juridisch kader waarbij zij langjarig invloed
heeft op geïnvesteerde middelen, bijvoorbeeld via een nationale investeringsbank en/of
investeringscoöperaties waar een nationale investeringsbank deel van uitmaakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kroon
Crone
Van der Goot
Van Apeldoorn