De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de verschillende instituties, waaronder de SER en de Algemene Rekenkamer,
kritisch zijn op de verschillende aspecten van doelrealisatie en verantwoording van
het Nationaal Groeifonds, in het bijzonder de verwevenheid en transparantie tussen
fondsuitgaven en departementale begrotingen;
constaterende dat ondertussen een significant deel van de door het Groeifonds toegekende
middelen hun bestemming vinden in aanvullingen op departementale begrotingen en/of
ten behoeve van de algemene middelen;
overwegende dat de burger van de overheid mag verwachten dat zij haar taken uitvoert
binnen de haar toegekende begrotingen en dat zij afwegingen en prioriteiten stelt
tussen en binnen de delen van de gehele rijksbegroting;
overwegende dat het benutten van in het Groeifonds gereserveerde middelen ten bate
van activiteiten die gewoonlijk uit de normale overheidsbegroting gefinancierd behoren
te worden niet past in een consistent en beheerst begrotingsbeleid en niet past binnen
de doelstelling van het Groeifonds;
overwegende dat de Minister de tussenevaluatie van het Nationaal Groeifonds nog niet
met de Eerste en Tweede Kamer heeft gedeeld en besproken, maar naar verwachting de
evaluatie kritisch zal zijn op de overheveling van gereserveerde gelden naar departementale
begrotingen en/of algemene middelen;
verzoekt de regering om de toekenningscriteria van het fonds, vooruitlopende op de
evaluatie, met onmiddellijke ingang zodanig aan te passen dat departementen zelf als
direct begunstigde van de fondsen worden uitgesloten;
verzoekt de regering Kamer te verzekeren dat in fondsen gereserveerde middelen niet
ten goede komen aan de algemene middelen van departementen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kroon
Van der Goot
Dessing
Van Apeldoorn
Crone