36 410 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2024

B NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 7 december 2023

1. Inleiding

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en wensen nog enkele vervolgvragen te stellen.

2. Bezuinigingen en een sluitende begroting

In het verleden was het zo dat de grootte van het gemeentefonds meebewoog met de uitgaven van de Rijksoverheid. Gemeenten halen een behoorlijk deel van hun inkomsten uit dat fonds. Dit jaar gaat het om bijna 40,5 miljard euro, maar de komende jaren gaat dat bedrag met miljarden omlaag. Volgens de Voorjaarsnota zit er in 2027 nog 35 miljard euro in het fonds, terwijl de Rijksoverheid tegelijkertijd 50 miljard wegzet in het Klimaatfonds. De VNG heeft gemeenten inmiddels geadviseerd vanaf het «ravijnjaar» 2026 geen sluitende begroting meer in te dienen. Gemeenten staan met hun rug tegen de muur. Eerst ging de invoering van het sociaal domein al gemoeid met een flinke bezuiniging, daarna ging de rekening van de jeugdzorg naar de gemeenten en nu dreigt hetzelfde te gebeuren met opvang van vluchtelingen, de Omgevingswet en de energietransitie. Ondertussen is in vele landelijke gemeenten het overdekte zwembad gesloten, de bibliotheek is enkele dagdelen in de week open en het openbaar vervoer wordt in stand gehouden door vrijwilligers.

Naar aanleiding van de Begrotingsstaat gemeentefonds 2024 die nu voorligt hebben de leden van de fractie van de BBB de volgende vragen:

2a Herkent de regering het hierboven geschetste beeld? Zo ja, wat kan de regering op dit moment doen om de financiële pijn enigszins te verzachten?

2c Wat gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat de gemeenten en hun inwoners niet de rekening gaan betalen voor de ambities van deze (demissionaire) regering?

Antwoord op vragen 2a en 2c

Op basis van de Miljoenennota 2024 zit er in 2027 ca. 38,3 miljard euro in het gemeentefonds (hoofdstuk 50), ten opzichte van ca. 41,9 miljard in 2023. Dit verschil wordt onder andere verklaard doordat de accrestranches 2025 en verder gereserveerd staan op begrotingshoofdstuk 60 (accres gemeentefonds). Met toevoegingen van deze tranches en gecorrigeerd voor taakmutaties en inflatie ligt het gemeentefonds in 2026 ongeveer op het niveau van 2023.

De financiële verhoudingen blijven onderwerp van gesprek. Zoals afgesproken in het overhedenoverleg van 6 september jl.1 hebben de fondsbeheerders met VNG, IPO en UvW in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) van 21 november jl. hier verder over gesproken. Hierbij zijn een aantal afspraken gemaakt. Ik zal op zeer korte termijn de Tweede Kamer per brief informeren over de uitkomsten van dat overleg.

2b Waarom is met deze begroting afgestapt van de trap-op-trap-af-strategie

Antwoord op vraag 2b:

In het coalitieakkoord heeft het kabinet een nieuwe financieringssystematiek voor medeoverheden aangekondigd. Met als doel een stabiele(re) financiering en meer autonomie voor medeoverheden.

Vanaf 2026 stapt het kabinet daarom af van de normeringssystematiek «trap op trap af», waarbij de inkomsten van gemeenten en provincies via het gemeente- en provinciefonds meebewegen met de uitgaven van het Rijk. Deze werkwijze kent een (te) hoge mate van instabiliteit en een beperkte koppeling met de uitgavenontwikkeling bij gemeenten en provincies.

In de Voorjaarsnota 2023 is besloten om het Gemeente- en Provinciefonds vanaf 2027 te indexeren op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product. Deze indexatie levert door de vormgeving op twee componenten (volume- en loon- en prijsontwikkeling) de gewenste stabiliteit op. De ontwikkeling van het bbp is een objectieve en onafhankelijke maatstaf voor zowel volumecomponenten, die een kostenverhogende werking hebben (zoals bevolkingsgroei), als voor de loon- en prijsontwikkeling. Deze kent jaar op jaar toegepast inhoudelijk een sterkere koppeling met de brede uitgavenontwikkeling bij gemeenten en provincies dan de koppeling met de ontwikkeling van de Rijksuitgaven. Ook de Raad van State is positief over de nieuwe systematiek: «Naar verwachting brengt de nieuwe systematiek meer stabiliteit, rust en duidelijkheid voor gemeenten en provincies».

2d Voor gemeenten kleiner dan 100.000 inwoners geldt nog steeds een opschalingskorting terwijl het beleid dat hieraan ten grondslag ligt niet meer actueel is. Hierdoor zijn de problemen voor kleine gemeenten extra groot, wanneer gaat de regering de opschalingskorting afschaffen?

2e En als de regering dit niet van plan is, waarom niet?

Antwoord op vragen 2d en 2e:

Zoals ik de Tweede Kamer heb laten weten in mijn brief van 2 oktober jl. (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 VII, nr. 5) is het aan een nieuw kabinet om ten aanzien van de opschalingskorting, die voor alle gemeenten geldt, besluiten te nemen. Mocht er nog geen nieuw kabinet zijn in april 2024, dan ligt de opschalingskorting op tafel bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota door het demissionaire kabinet. Zulks ook in het licht van de overheidsfinanciën op dat moment.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven