36 403 Wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet, houdende regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten

E NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET TWEEDE VERSLAG

Ontvangen 6 september 2024

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de aanvullende vragen die door de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn gesteld over het hierboven genoemde wetsvoorstel. Ik dank de leden van deze commissie voor hun inbreng. Hieronder ga ik in op de gestelde vragen, waarin de volgorde van het tweede verslag wordt aangehouden. Ik hoop met de beantwoording van de gestelde vragen de nog bestaande onduidelijkheden te kunnen wegnemen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en PvdD gezamenlijk

De regering geeft in haar beantwoording aan dat wanneer er meer duidelijk wordt over de risico’s van nieuwe producten en het gebruik toeneemt, een verbod ook overwogen zou kunnen worden voor andere categorieën dan nicotineproducten zonder tabak voor oraal gebruik. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en PvdD hebben hierbij de volgende vragen.

Waarom is er niet gekozen voor het voorzorgsprincipe?

Nicotineproducten zonder tabak voor oraal gebruik (hierna: nicotinezakjes), lijken in uiterlijk, gebruik en werking op snus (tabak voor oraal gebruik), waarvan het, behalve in Zweden, verboden is in de handel te brengen in alle lidstaten van de Europese Unie.1 De regering beoordeelt nicotinezakjes in lijn met de wijze waarop ook het Hof van Justitie van de Europese Unie de risico’s van snus weegt en is van mening dat voorkomen moet worden dat nicotinezakjes verder in populariteit stijgen met name onder jongeren.2 Het ligt daarom in de rede om naast het verbod op tabak voor oraal gebruik (en daarmee snus) een verbod op nicotinezakjes in te stellen. Minder ingrijpende maatregelen, zoals het introduceren van een leeftijdsgrens, gezondheidswaarschuwingen en een verbod op smaakjes, vindt de regering onvoldoende voor producten die oraal worden geconsumeerd.

Voor NZT die niet oraal gebruikt worden, zoals nicotinespray, wordt vooralsnog geen verbod ingesteld. In plaats daarvan worden deze producten op min of meer dezelfde manier gereguleerd als aanverwante producten. De reden hiervoor is dat er op dit moment beperkt onderzoek beschikbaar is over de risico’s van deze producten. Ook lijkt de populariteit van deze producten op dit moment gering. Daarnaast staat het instellen van een verbod voor nicotineproducten zonder tabak en niet voor tabaksproducten niet in verhouding tot elkaar.

Welke mogelijkheden biedt de geldende wetgeving om van een producent te eisen dat hij onafhankelijk aantoont dat een bepaald product niet schadelijk is voor de volksgezondheid?

Een producent mag in het belang van de volksgezondheid slechts tabaksproducten of aanverwante producten in de handel brengen die voldoen aan de eisen gesteld in de Tabaks- en rookwarenwet. NZT die niet oraal gebruikt worden, worden met deze wetswijziging ook een aanverwant product. Een ondernemer is er zelf verantwoordelijk voor dat hij zich aan de wettelijke eisen houdt. De NVWA houdt hier toezicht op. Dat het product voldoet aan de wettelijke eisen betekent niet dat het product niet schadelijk is voor de volksgezondheid. Daarom is het voor de producten die onder de Tabaks- en rookwarenwet vallen ook verplicht om op de verpakking te waarschuwen voor de aan het product verboden gezondheidsrisico’s.

Hoeveel slachtoffers met gezondheidsproblemen is de regering bereid toe te staan, voordat er een verbod wordt overwogen?

Sinds 20 mei 2016 is de Tabaksproductenrichtlijn3 van toepassing. Deze richtlijn bevat regels voor de productie, verpakking en verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten. Het gaat daarbij onder meer om sigaretten, shag (roltabak), pijptabak, sigaren, cigarillo’s, niet voor roken bestemde tabaksproducten, elektronische sigaretten en kruidenrookproducten. Deze richtlijn is geïmplementeerd in de Tabaks- en rookwarenwet. Voor producten die onder de richtlijn vallen is een verbod in Nederland juridisch niet mogelijk. Initiatief daarvoor zou op Europees niveau genomen moeten worden.

Worden de kosten die verbonden zijn met de gezondheidsrisico’s van deze producten verhaald op bedrijven die deze hebben veroorzaakt?

Zolang zij zich houden aan de wettelijke eisen, kunnen bedrijven niet verantwoordelijk gehouden worden. Voor overtredingen van de Tabaks- en rookwarenwet kan aan bedrijven die deze overtreding begaan een boete opgelegd worden.

De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en PvdD danken de regering voor het antwoord op de vraag of scholen en docenten wel de beste handhavers zijn van dit verbod. Het klopt dat scholen nu ook al te maken hebben met het rookverbod in de gebouwen en op de terreinen.

Deelt de regering de mening van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en PvdD dat een algeheel verbod op nicotinehoudende producten zonder tabak voor leerkrachten en scholen eenvoudiger te handhaven is?

Op alle plekken waar een rookverbod geldt, geldt dit voor tabaksproducten, e-sigaretten en nicotinezakjes. Dit zijn duidelijk te onderscheiden productgroepen. Schoolterreinen worden hierin niet anders behandeld dan andere plekken waar een rookverbod van toepassing is.

Deze leden vragen de regering of er – nu niet al deze producten verboden zijn – een voor scholen toe te passen overzicht komt van alle wel en niet toegestane producten.

Het is aan de scholen zelf om al dan niet een overzicht te maken van niet toegestane producten.

De regering geeft aan dat de productie van e-sigaretten (ook wel vapes genoemd) in veel gevallen plaatsvindt in het Verre Oosten, maar ook in Nederland worden vloeistoffen voor e-sigaretten geproduceerd. Hierover hebben de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en PvdD de volgende vragen.

Wordt over de invoer van deze producten invoerbelasting (heffing) betaald? Zo nee, waarom niet?

Voor deze producten zijn de conventionele douanerechten van toepassing bij de invoer uit derde-landen. Afhankelijk van de oorsprong van de producten kan dat anders zijn als er tussen het land van oorsprong en de Europese Unie een overeenkomst bestaat op basis waarvan een verlaagd of nultarief toegepast mag worden.

Welke mogelijkheden heeft Nederland om via een invoerheffing bepaalde producten te weren?

Nederland heeft geen mogelijkheid om op nationaal niveau via douanerechten bepaalde producten te weren. Die rechten worden op Europees niveau vastgesteld en gelden voor alle invoer uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Als dit op nationaal niveau wel mogelijk zou zijn, zou dat er, vanwege het ontbreken van binnengrenzen in de EU toe leiden dat de producten via een ander EU-land alsnog naar Nederland zouden kunnen komen.

Kan Nederland producten weren die schadelijke stoffen bevatten, zoals zware metalen?

Naar gelang de toepassing geleden er maximumnormen voor schadelijke stoffen. Producten die niet voldoen aan deze normen zijn verboden. Zo gelden er bijvoorbeeld normen voor zware metalen (kwik, lood en cadmium) in batterijen en accu’s. Bij de productie van de nicotinehoudende vloeistof mogen ingevolge de Tabakproductenrichtlijn uitsluitend zeer zuivere ingrediënten worden gebruikt. Van andere stoffen dan de ingrediënten in het product en van alle emissies die het gevolg zijn van het gebruik ervan mogen in de nicotinehoudende vloeistof alleen sporen aanwezig zijn indien deze sporen bij de productie technisch onvermijdelijk zijn.

Welke mogelijkheden heeft Nederland om hiertoe in Europa een aanzet te geven?

In de Europese Tabaksproductenrichtlijn zijn regels opgenomen waaraan e-sigaretten moeten voldoen.4 Deze regels zijn geïmplementeerd in de Tabaks- en rookwarenwet. Verder gelden de Europese regels voor chemische stoffen (REACH5 en CLP6). Producenten, importeurs, distributeurs en verkopers moeten zich aan deze regels houden, als deze producten in Nederland worden verhandeld.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ziet toe op de naleving van deze regels. Verder houden de Douane en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ook toezicht op de naleving van de regels voor chemische stoffen.

Op welke wijze en met welke frequentie worden deze regels gecontroleerd?

De NVWA houdt risicogericht toezicht op de regels voor chemische stoffen. Zij bepaalt jaarlijks welke productgroepen worden onderzocht. In het verleden zijn e-sigaretten hierin meegenomen. Op dit moment lopen er geen geprogrammeerde onderzoeken naar vapes op dit onderwerp. De NVWA handhaaft nu primair op de basis van de Tabaks- en rookwarenwet bij e-sigaretten. Alle e-sigaretten met smaken, anders dan tabak, zijn immers niet toegestaan. In 2025 wordt door het European Chemicals Agency (ECHA) een specifiek (handhavings)traject voor risicovolle mengsels aanwezig in consumentproducten, waaronder in e-sigaretten, opgestart. NVWA zal daar dan een actieve bijdrage leveren aan het opstellen en uitvoeren van dit project. De uitvoering zal in 2026 plaatsvinden.

Zijn er hierbij overtredingen aan het licht gekomen? Zo ja, kan de regering hiervan een overzicht geven inclusief de opgelegde sancties.

Er is de afgelopen jaren geen geprogrammeerd toezicht uitgevoerd naar de chemische wettelijke vereisten van e-sigaretten op basis van REACH en CLP.

Zijn er in Europa plannen om deze regels aan te scherpen? Zo ja, welke bijdrage gaat Nederland hieraan leveren? Zo nee, ziet de regering hiertoe een taak voor Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze?

Er loopt in Europa een traject dat in 2022 is gestart met een evaluatie van de Tabaksproductenrichtlijn (TPD). Vervolgens is de lidstaten gevraagd om input te leveren ter herziening van de TPD.

De herziening van de TPD maakt onderdeel uit van het EU’s beating cancerplan. Op dit moment is er geen datum gekoppeld aan het nieuwe voorstel van de Commissie. Ik maak mij daarover zorgen en ben voornemens deze zorgen te delen met de Europese Commissie.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V.P.G. Karremans


X Noot
1

Artikel 3a van de wet, artikel 17 van de Tabaksproductenrichtlijn.

X Noot
2

HvJ EU 22 november 2018, ECLI:EU:C:2018:938 (Swedish Match), r.o. 56–58.

X Noot
3

Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG.

X Noot
4

Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG.

X Noot
5

Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie.

X Noot
6

Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

Naar boven