Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36401 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36401 nr. D |
Vastgesteld 29 september 2023
Inleiding
In het kader van het voorbereidend onderzoek over het wetsvoorstel tot wijziging van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2023 samenhangende met de herfinanciering van covidleningen wensen enkele leden vragen te stellen en opmerkingen te maken.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en de daaraan gerelateerde brieven2 en hebben hierover een aantal vragen aan de regering. De leden van de fracties van de BBB en JA21 sluiten zich bij deze vragen aan.
De leden van de PvdD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en van de brief van de Staatssecretaris van BZK d.d. 25 augustus 2023.3 Deze leden hebben hierover enkele vragen aan de regering. De leden van de fractie van Volt sluiten zich bij deze vragen aan.
Vragen van de leden van de PVV-fractie, waarbij de leden van de fracties van de BBB en JA21 zich aansluiten
De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting4 :
«Ten tijde van de Coronapandemie zijn aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten covidleningen verstrekt om de publieke dienstverlening te kunnen continueren en om steunmaatregelen voor inwoners en bedrijfsleven uit te kunnen voeren. Bij de vorige (kortlopende) herfinanciering in 2022, vanwege de voortdurende pandemie, is afgesproken om in oktober 2023 tot langjarige afspraken te komen met de landen.»
Ondertussen wordt van vele duizenden ondernemers in Nederland wel onverkort geëist om de ontvangen coronasteun terug te betalen en/of de uitgestelde belastingschuld alsnog te betalen, wat leidt tot veel problemen en faillissementen.5 6
Kan de regering uitleggen hoe het kan dat de Caribische landen wél voor 1,17 miljard euro Nederlands belastinggeld aan herfinanciering voor de coronasteunmaatregelen ontvangen om onder andere hun inwoners en bedrijfsleven te ondersteunen, terwijl Nederlandse ondernemers massaal in de knel komen en door de Belastingdienst onder druk worden gezet bij het terugbetalen van de coronasteun en/of de uitgestelde belastingschuld, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Is het kabinet bereid om deze Nederlandse ondernemers ook meer tijd en gunstigere voorwaarden te gunnen? Zo nee, waarom niet en de Caribische landen wel?
In de brief van de Staatssecretaris van 11 september jl.7 over de situatie rond ENNIA wordt gesteld:
«In mijn brief van 25 augustus jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de herfinanciering van de covidleningen. Hierbij heb ik u tevens geïnformeerd over het hoofdlijnenakkoord over ENNIA, dat ambtelijk is overeengekomen met de landen Curaçao en Sint Maarten en met de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS), en waarin is vastgelegd dat ENNIA een solvabele doorstart zal maken met een forse kapitaalinjectie door de landen. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) heeft in een advies aan de Minister van Financiën van Curaçao bij de ontwerpbegroting 2024 van Curaçao kritische opmerkingen geplaatst bij deze voorgestelde oplossing.»
Kan de regering aangeven wat er concreet met deze kritische opmerkingen van het Cft Curaçao en Sint Maarten is gedaan?
Voorts stelt de Staatssecretaris in deze brief:
«Volledigheidshalve wil ik benadrukken dat er geen direct verband is tussen de ISB die wij binnenkort bespreken en de adviezen die ik nu met u deel. De ISB is noodzakelijk om herfinanciering van de covidleningen mogelijk te maken (...)»
Kan de regering aangeven in hoeverre er wel een indirect verband is tussen de ISB, respectievelijk de herfinanciering van de covidleningen en de adviezen van het Cft?
In het Cft-advies aan de Minister van Financiën van Curaçao8 wordt gewezen op mogelijk ernstige gevolgen van de ENNIA-oplossing, zo wordt geconcludeerd:
«De voorgestelde ENNIA-oplossing zal voor Curaçao leiden tot een sterke verhoging van de overheidsschuld en de schuldquote. Deze voorziene schuldoploop, met bijbehorende oploop van de rentelasten, is, nu het land herstelt van de coronacrisis en mede op basis van het Landspakket tot structurele hervormingen wil komen, zeer onwenselijk. De additionele rentelasten verdringen niet alleen andere (productieve) overheidsuitgaven, maar leiden er ook toe dat de mogelijkheden van Curaçao om de nodige economisch rendabele investeringen te financieren de komende jaren ernstig worden beperkt.»
En specifiek ten aanzien van de herfinanciering van de covidleningen stelt het Cft:
«Nederland stelt Curaçao voor de herfinanciering een rente in het vooruitzicht gebaseerd op de rente die de Nederlandse Staat betaalt (indicatief 3,1 procent). Deze rente is voorwaardelijk gesteld aan een bestuurlijk akkoord over de ENNIA-oplossing. Indien dit akkoord uitblijft, zal de rente stijgen naar indicatief 5,1 procent.» En: «zal de voorgestelde oplossing voor ENNIA, in combinatie met de (minimaal) ANG 27 miljoen rentelasten van de herfinanciering van de liquiditeitssteun, leiden tot overschrijding van de rentelastnorm.»
Kan de regering aangeven hoe zij deze risico’s van de ENNIA-oplossing ziet in relatie tot de herfinanciering van de covidleningen en de risico’s voor Nederland op de terugbetaling daarvan?
In het «Toetsingskader Risicoregelingen rijksoverheid: Herfinanciering van de met einddatum 10 oktober 2043 aan Curaçao»9 wordt gesteld:
«Deze leningen werden in 2022 kortlopend geherfinancierd met één lening met een looptijd tot 10 oktober 2023, omdat de pandemie destijds nog niet ten einde was, met de vastgelegde intentie deze nogmaals te herfinancieren, maar dan langjarig. Dit is nu aan de orde.»
Bij andere bilaterale leningen aan landen, zoals de bilaterale lening aan Oekraïne10, kiest de Nederlandse regering voor een constructie met een speciale kredietlijn bij het IMF. Kan de regering aangeven wat het Rijksbeleid is ten aanzien van zulke bilaterale leningen voor begrotingssteun? In hoeverre worden deze rechtstreeks verleend en in hoeverre via externe organisaties? Kan de regering aangeven of overwogen is de langjarige leningen aan de Caribische landen via een externe partij te laten lopen? Kan de regering tevens aangeven hoe (op termijn) voorkomen wordt dat deze leningen aan de Caribische landen onderdeel worden van politieke onderhandelingen met Nederland?
Het toetsingskader stelt nadrukkelijk:
«Gelet op de omvang van de lening, stelt Nederland bij herfinanciering onder gunstiger modaliteiten dan die op de markt beschikbaar zijn, als voorwaarde dat een akkoord moet worden bereikt over een oplossing voor de problemen bij pensioenverzekeraar ENNIA Caribe Leven NV, gezien de vergaande maatschappelijke gevolgen die het uitblijven van een oplossing voor de begroting van de Curaçao en Sint Maarten zou hebben.»
Kan de regering aangeven in hoeverre nu nog aan deze eis uit het toetsingskader wordt voldaan, gelet op de door het Cft geschetste risico’s bij de ENNIA-oplossing?
Ook stelt het toetsingskader:
«In totaal wordt ANG 911 miljoen (EUR 497,8 miljoen) aan openstaande schuld geherfinancierd door Nederland aan Curaçao. Zoals bij elke lening, bestaat er het risico dat het land op enig moment niet over de middelen beschikt om de verplichtingen na te komen, een wanbetalingsrisico.»
Kan de regering duiden hoe groot dit wanbetalingsrisico wordt ingeschat en aangeven welke stappen worden gezet om dit wanbetalingsrisico te voorkomen? Kan de regering dit ook aangeven voor Aruba en voor Sint Maarten, waar de overheidsfinanciën als «erg kwetsbaar» worden geduid?
In de brief van 25 augustus jl.11 stelt de Staatssecretaris dat de definitieve doorrekening voor Curaçao nog niet beschikbaar is en er nog geen bestuurlijk akkoord is met Aruba over een rijkswet. Kan de regering aangeven wat hiervan de laatste stand van zaken is, evenals van eventuele andere gestelde voorwaarden?
Vragen van de leden van de PvdD-fractie, waarbij de leden van de fractie van Volt zich aansluiten
De leden van de PvdD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat Aruba binnen het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (verder: Statuut) autonoom wetgeving betreffende financieel toezicht kan vaststellen.
Kan de regering bevestigen dat Aruba in een Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft) financieel toezicht heeft geregeld en dat die regeling voldoet aan de gebruikelijke eisen?
Kan de regering bevestigen dat zij toepassing van de LAft steeds als een waarborg van deugdelijk bestuur heeft aangemerkt?
Kan de regering uitleggen waarom toepassing van de LAft anders dan in voorgaande jaren geen voldoende waarborg zou opleveren om risico voor het Rijk te mitigeren bij het aangaan van de herfinancieringslening en kan de regering voor haar oordeel een feitelijke en juridische onderbouwing geven?
De Nederlandse regering stelt als voorwaarde dat Aruba aan de totstandkoming van een Rijkswet dient mee te werken waarin het financieel toezicht is geregeld, zo vernemen de leden van de PvdD-fractie. Hoe verdraagt het stellen van die voorwaarde zich met de in het Statuut neergelegde beginselen van autonomie voor de landen binnen het Koninkrijk? Kan de regering in haar antwoord betrekken dat Aruba zelf een wettelijke regeling voor financieel toezicht heeft, waarvan niet is vastgesteld dat deze niet voldoet aan eisen van deugdelijk bestuur?
Kan de regering zich voorstellen dat een binnen het Statuut als autonoom aangemerkt land het eisen van medewerking aan de totstandkoming van een Rijkswet die financieel toezicht in dat land regelt waarvoor dat land autonoom reeds een deugdelijke regeling heeft getroffen, ervaart als «neokoloniaal» optreden?
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties zien de beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag uiterlijk op vrijdag 29 september 2023, om 16.30 uur.
De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Rosenmöller
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Bergman
Samenstelling:
Marquart Scholtz (BBB), Panman (BBB), Van Gasteren (BBB), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Recourt (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Rietkerk (CDA), Dittrich (D66), Belhirch (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Van Bijsterveld (Ja21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36401-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.