Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36391 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36391 nr. B |
Vastgesteld 7 september 2023
De leden van de vaste commissie voor Financiën1 hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche bij de voorstellen ter herziening van het kader voor bankencrisisbeheer en depositoverzekering (COM(2023) 225, 226, 227, 228 en 229). De leden van de BBB-fractie hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen aan en opmerkingen voor de regering.
De commissie heeft daarom op 12 juli 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Financiën.
De Minister heeft op 4 september 2023 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren
Aan de Minister van Financiën
Den Haag, 12 juli 2023
De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche bij de voorstellen ter herziening van het kader voor bankencrisisbeheer en depositoverzekering (COM(2023) 225, 226, 227, 228 en 229). De leden van de BBB-fractie hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen aan en opmerkingen voor de regering.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie merken op dat in de voorliggende herziene uitbreiding van de dekking van het depositogarantiefonds (DGF) de garantiegrondslag voor alle depositohouders wordt vergroot. Kunt u verduidelijken hoe deze vergroting zich verhoudt tot de oorspronkelijke omvang? Deze leden vragen of u voorts inzichtelijk kunt maken wat voor impact deze vergroting heeft op de door de banken aan te houden reserves en/of bijdragen aan het DGF en de zekerheid van een uitkering aan de depositohouders.
De voorliggende herziening heeft invloed op alle banken binnen de Europese Unie – zowel de goed als minder goed gekapitaliseerde banken – aldus deze leden. Kunt u aangeven wat de impact van deze voorstellen is op de concurrentieverhoudingen tussen banken, in het bijzonder tussen de goed en minder goed gekapitaliseerde instellingen? Welke mechanismen worden aangepast om freerider-gedrag van individuele banken in te perken?
Volgens de leden van de BBB-fractie zal de voorliggende herziening mogelijk leiden tot een kader waarin ook andere vorderingen dan die van de depositohouders worden gedekt vanuit het DGF. Wat heeft deze wijziging voor impact op de kosten van het DGF? Een onvoldoende geclausuleerde inzet van het DGF buiten de depositohouders om maakt volgens hen het DGF potentieel ook een onderwerp van nationale politiek, in het bijzonder wanneer het nationale banken/ -instellingen betreft. Welke instrumenten of regelingen worden voorzien om politieke beïnvloeding van deze inzet in geval van afwikkeling te vermijden?
De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vier weken na dagtekening van deze brief.
De voorzitter van de vaste commissie van Financiën, W.T. van Ballekom
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2023
Hierbij stuur ik u de beantwoording van de vragen die de vaste commissie voor Financiën op 12 juli 2023 heeft gesteld over het BNC-fiche inzake de Verordening en richtlijnen wijziging Europees crisisraamwerk voor banken (CMDI-review).
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag
De leden van de BBB-fractie merken op dat in de voorliggende herziene uitbreiding van de dekking van het depositogarantiefonds (DGF) de garantiegrondslag voor alle depositohouders wordt vergroot. Kunt u verduidelijken hoe deze vergroting zich verhoudt tot de oorspronkelijke omvang? Deze leden vragen of u voorts inzichtelijk kunt maken wat voor impact deze vergroting heeft op de door de banken aan te houden reserves en/of bijdragen aan het DGF en de zekerheid van een uitkering aan de depositohouders.
De Europese richtlijn depositogarantiestelsels schrijft voor dat de doelomvang van nationale depositogarantiefondsen 0.8% bedraagt van het totaalbedrag aan gedekte deposito’s aangehouden bij vergunninghoudende banken in de betreffende lidstaat. De herziening stelt geen wijziging voor in de doelomvang en de opbouw van het depositogarantiefonds (DGF). Onder voorwaarden maakt de herziening het wel mogelijk om naast gedekte deposito’s ook ongedekte deposito’s te beschermen. De inzet van DGS-middelen in resolutie mag nooit hoger zijn dan het bedrag wat het DGS kwijt zou zijn bij een uitkering van gedekte deposanten in een regulier faillissement. Via de laagstekostentest (least cost test, LCT) wordt gekeken naar de kosten van de verschillende afwikkelingsroutes. De herziening kan als gevolg hebben dat het DGS vaker wordt ingezet om banken via resolutie af te wikkelen. Dit kan ertoe leiden dat de banken vaker een bijdrage moeten leveren om het DGS weer aan te vullen.
De voorliggende herziening heeft invloed op alle banken binnen de Europese Unie – zowel de goed als minder goed gekapitaliseerde banken – aldus deze leden. Kunt u aangeven wat de impact van deze voorstellen is op de concurrentieverhoudingen tussen banken, in het bijzonder tussen de goed en minder goed gekapitaliseerde instellingen? Welke mechanismen worden aangepast om freerider-gedrag van individuele banken in te perken?
De voorstellen kunnen ertoe leiden dat middelen uit het DGS gemakkelijker kunnen worden ingezet om banken af te wikkelen binnen het resolutieraamwerk. Waar het door de sector gevulde fonds al kan worden gebruikt om de problemen bij één bank op te vangen door een uitkering aan gedekte depositohouders, zien de voorstellen op een bredere toepassing van dit fonds in resolutie, weliswaar onder strikte voorwaarden. In zekere mate staan banken daarmee garant voor het falen van andere banken in de sector. Daarbij is de mogelijkheid voor banken om onverantwoorde risico’s te nemen die ten koste kunnen gaan van andere banken (moral hazard) wel zeer beperkt door de strenge prudentiële toezichtseisen waar alle banken aan moeten voldoen. Daarnaast zijn de consequenties van bankfalen dermate ingrijpend dat moral hazardgedrag daardoor ook ontmoedigd wordt. Zo is een van de voorwaarden voor het gebruik van het DGS in resolutie dat het ertoe moet leiden dat de bank de markt moet verlaten.
Volgens de leden van de BBB-fractie zal de voorliggende herziening mogelijk leiden tot een kader waarin ook andere vorderingen dan die van de depositohouders worden gedekt vanuit het DGF. Wat heeft deze wijziging voor impact op de kosten van het DGF? Een onvoldoende geclausuleerde inzet van het DGF buiten de depositohouders om maakt volgens hen het DGF potentieel ook een onderwerp van nationale politiek, in het bijzonder wanneer het nationale banken/ -instellingen betreft. Welke instrumenten of regelingen worden voorzien om politieke beïnvloeding van deze inzet in geval van afwikkeling te vermijden?
De afwikkelstrategie wordt vastgesteld door de nationale resolutieautoriteit (NRA). De NRA maakt de keuze of een bank afgewikkeld dient te worden via resolutie, als er sprake is van algemeen belang, of via faillissement waarbij de gedekte deposanten worden uitbetaald. In het nieuwe voorstel worden de inzet van DGS-middelen in resolutie verruimt. De DGS-autoriteit is verantwoordelijk voor de LCT en bepaalt via deze toets via welke route de DGS-middelen het meest efficiënt ingezet kunnen worden. De afwikkelstrategie en de inzet van DGS-middelen zijn dus geen politieke aangelegenheid.
Het impact assessment van de Commissie geeft aan dat de voorstellen kunnen leiden tot toenemend gebruik van DGS- en SRF-middelen, waardoor er mogelijk vaker bijdrages vanuit de bankensector nodig zijn om deze fondsen weer aan te vullen. De mate waarin het DGS ingezet kan worden zal afhangen van de vormgeving van de algemeenbelangtoets (ABT), de LCT en de crediteurenhiërarchie. Ook zullen uiteindelijke kosten zeer afhankelijk zijn van de situaties die zich voordoen. Het kabinet zal, zoals genoemd in het fiche, de Commissie vragen om te verduidelijken wat deze voorstellen betekenen voor de kosten voor de sector.
Samenstelling:
Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Van de Sanden (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (Ja21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36391-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.