Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36378 nr. 89 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36378 nr. 89 |
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 15 april 2024 overleg gevoerd met de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, Vice-Minister-President, over:
− het wetsvoorstel Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) (Kamerstuk 36 378).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Stoffer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Nava
Voorzitter: Beckerman
Griffier: Reinders
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bontenbal, Erkens, Flach, Grinwis, Kops, Kröger, Postma en Rooderkerk,
en de heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, Vice-Minister-President.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hierbij open ik de vergadering. Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Ik heet iedereen van harte welkom bij dit wetgevingsoverleg: de Minister, de leden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit thuis of ergens anders digitaal volgen.
Dit is het tweede wetgevingsoverleg over dit wetsvoorstel. Vorige week maandag hebben we gedebatteerd over gebruikers en vandaag debatteren we eigenlijk over systemen. We hebben het dus opgeknipt in twee delen. Vandaag hebben we het grofweg over de hoofdstukken 3 en 5. Vorige week hadden we het over de hoofdstukken 2 en 4. Vorige week kwamen wij niet aan een tweede termijn toe. Daarom zal de tweede termijn van vandaag over het hele wetvoorstel gaan, dus zowel over gebruikers als over systemen. De Minister zal tevens vandaag de vragen beantwoorden waar vorige week geen tijd meer voor was. Dat zijn de vragen over data. De leden hebben ook schriftelijk een deel van de vragen beantwoord gezien. Net als vorige week vraag ik de Minister om waar mogelijk reeds vandaag de ingediende amendementen te appreciëren.
Ik stel de Kamerleden voor om wederom zes interrupties toe te staan, maar er daarbij ook rekening mee te houden dat we allemaal toch vandaag ergens nog een keer naar huis of naar ons onderkomen willen. Ik geef als eerste het woord aan de heer Kops en hij spreekt namens de PVV.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Zoals u al zei, gaat het vandaag over de systeemkant van de nieuwe Energiewet. De vraag is wat de Minister wat dat betreft met zijn nieuwe wet wil bereiken. Dat is een transitie naar een klimaatneutrale economie en samenleving, zo lezen we, waarbij fossiele energiebronnen worden vervangen door energie uit duurzame bronnen, zoals wind en zon. Kortom, van het gas af, kolencentrales dicht, warmtepompen, windparken, zonneparken, warmtenetten, elektrisch rijden en noem allemaal maar op. De hele energietransitie, dat is waar de Minister naartoe wil.
Vooraleer op de wet zelf in te gaan eerst maar eens de vraag: hoe gaat het momenteel met die transitie en dan specifiek het hele duurzame-energiesysteem? Eigenlijk staat het zo’n beetje op klappen. Om te beginnen bij de netcongestie: niet alleen bedrijven, maar ook huishoudens kunnen niet meer worden aangesloten op het elektriciteitsnet en belanden op de wachtlijst. In eerdere debatten hebben we het al uitgebreid gehad over huishoudens die zelfs rekening moeten houden met knipperende lampen en uitvallende apparatuur, als zij althans al een aansluiting hebben. Onlangs werd bekend dat de provinciale staten van Gelderland zelfs een zogeheten Nationaal Kennis- en Innovatiecentrum Netcongestie willen, omdat de kennis over mogelijke oplossingen momenteel te versnipperd zou zijn. Zo erg is het dus blijkbaar. Wat vindt de Minister hier eigenlijk van? Gaat dat iets oplossen, iets bijdragen?
Voorzitter. Wat betreft de uitbreiding van het net doen er uiteenlopende bedragen de ronde. Telkens is het bedrag om duizelig van te worden. Medio 2021 werd al in een rapport geconcludeerd dat netbeheerders tot 2050 meer dan 100 miljard euro nodig zouden hebben om de hele energietransitie in goede banen te kunnen leiden. Een maand geleden maakte netbeheerder TenneT bekend dat het de komende tien jaar maar liefst 160 miljard euro nodig heeft om te investeren in hoogspanningskabels en het aansluiten van grote windprojecten. Maar wat verwacht de Minister hier nu zelf van? Hoe groot zijn die investeringen nu precies? Belangrijker nog: kan hij misschien in kaart brengen welke doelen die investeringen nu precies dienen? Daarmee bedoel ik: hoeveel van die investeringen zijn specifiek noodzakelijk voor de energietransitie, windparken, zonneparken en de verduurzaming van huizen? Of anders geformuleerd: stel dat we per direct de hele energietransitie zouden stoppen, hoeveel noodzakelijke investeringen in de uitbreiding van het net blijven er dan nog over? Weet de Minister dat? Graag een reactie.
Voorzitter. Zoals ik al zei, staat dat hele duurzame-energiesysteem zo’n beetje op klappen. Eigenlijk geldt dat ondertussen ook voor windparken en niet alleen vanwege de aansluiting op het net. Vorige week hadden we het al over windturbines op land, het verzet van omwonenden daartegen en alle negatieve effecten op hun gezondheid. Ik vraag het nogmaals: als er onder omwonenden zo veel verzet tegen en zorgen om windturbines zijn, en terecht, en als zelfs medici ervoor waarschuwen, waarom komt er dan niet op z’n minst een moratorium op de bouw ervan? Toegegeven, wat ons betreft duurt dat moratorium tot in de eeuwigheid, maar dat terzijde. De Minister heeft het geregeld over draagvlak, dus ik vraag hem: luister alstublieft naar die omwonenden. Gaat hij dat doen?
Voorzitter. Dan de windparken op zee. Volgens de laatste cijfers, die de Minister zelf in antwoord op Kamervragen gaf, staan er momenteel circa 670 windturbines op zee, met een vermogen van 4,7 gigawatt. Rond 2030, dus al over zes jaar, is een verdubbeling van het aantal turbines voorzien, met een verviervoudiging van het vermogen, want «een groot deel van de centrale energieopwekking verschuift naar grootschalige windparken in de Noordzee», zoals de Minister in de memorie van toelichting schrijft. Hoe dan? Windpark IJmuiden moet het grootste Nederlandse windpark op zee worden, met een vermogen van zo’n 4 gigawatt. Dat is dus bijna net zo veel als dat er nu hier op zee staat. Een paar weken geleden bleek dat Eneco, een van de grootste spelers, zich heeft teruggetrokken. De risico’s van de investering zijn te groot. Eneco zegt dat de huidige aanpak van wind op zee niet toekomstbestendig is. Materialen zijn te duur. Arbeid is te duur. Bouwschepen zijn te duur, als er überhaupt al schepen zijn. Kortom, het loopt allemaal voor geen meter.
Voorzitter. In september vorig jaar werd op zee het ...
De voorzitter:
Heeft u één moment? Er is een interruptie voor u. Mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
We hebben het over wind op zee en over de tender die net gesloten is, maar er zijn wel andere bedrijven die zich hebben ingeschreven voor die tender. Zij zien daar dus blijkbaar wel een businesscase in. Zij hebben het idee dat zij dat wel kunnen doen. Zou het ook zo kunnen zijn dat Eneco gewoon de voorwaarden niet goed vond? Want er zijn wel andere bedrijven die zich hebben ingeschreven.
De heer Kops (PVV):
Dat zou natuurlijk heel goed kunnen, maar we horen al jarenlang van de Minister dat het allemaal zo rendabel is, dat wind op zee alleen maar wat oplevert en dat het zo’n goed idee is. Dan zou je dus verwachten dat bedrijven staan te springen om daarin te mogen investeren en dat ze over elkaar heen zouden buitelen, zo van: nee, ík wil die dingen bouwen, ík wil dat doen. Dat is dus niet het geval. Ik zei het al: materialen zijn te duur; arbeid is duur; bouwschepen zijn te duur. Sterker nog, onlangs werd bekend dat er straks, hoe knullig het ook klinkt, onvoldoende schepen zijn om die steeds langere windturbinebladen überhaupt te kunnen vervoeren. Serieus, ik bedenk het niet zelf. Dat stond in de krant. We kunnen niet bepaald zeggen dat het allemaal van een leien dakje gaat.
De voorzitter:
U kunt uw betoog vervolgen.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter. In september vorig jaar werd het windpark op zee Hollandse Kust Zuid geopend. Het grote nieuws was toen dat dat het eerste windpark op zee zonder subsidie was. Ja, het is zonder subsidie gebouwd, maar de overheid draait alsnog op voor de aansluiting op het net. Lees: de mensen in het land draaien daarvoor op. Nota bene een maand later werd bekend dat het aansluiten van alle turbines op zee voor de periode 2032–2057 40 miljard euro meer zal kosten dan is geraamd. Dan is het toch heel onverstandig, zeg maar gerust dom, om een groot deel van je energiesysteem daarvan afhankelijk te maken? Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Bij de warmtenetten zien we een soortgelijk verhaal. Kijk naar Utrecht, waar Eneco zich onlangs vanwege de hoge kosten terugtrok uit de ontwikkeling van een collectief warmtenet. Bij waterstof speelt er ook een soortgelijk verhaal. De bouw van de geplande waterstoffabriek op de Maasvlakte is uitgesteld. Redenen: te duur, te veel onzekerheid. Kortom, om een lang verhaal kort te maken: de Minister wil van alles, maar eigenlijk is het allemaal kommer en kwel.
Dan de wet zelf: het systeem. Wat moet de Energiewet gaan doen? Eén. Een verschuiving naar de nieuwe energiebronnen wind en zon. Twee. Het creëren van een robuuste en flexibele systeeminfrastructuur. Flexibel, ja. De Minister schrijft daarbij: omdat deze nieuwe energiebronnen, als gevolg van de weersomstandigheden, qua productie een veel grilliger patroon kennen dan fossiele bronnen, moet het elektriciteitssysteem een grotere flexibiliteit krijgen om te allen tijde de vraag en het aanbod in balans te brengen.
Ten eerste. Hoe onverstandig is het wel niet om het elektriciteitssysteem, een basisbehoefte, afhankelijk te maken van het weer? Het is iets waar je in Nederland niet op kunt vertrouwen. Ten tweede. Meer flexibiliteit is eigenlijk niets anders dan een eufemisme voor het verdelen van schaarste bij netcongestie. Allereerst raakt dat in deze wet het principe van afnemer naar actieve afnemer, waarbij iedereen, ieder huishouden, een beetje energieleverancier kan worden. Dat is althans in theorie zo. Wat verwacht de Minister in de praktijk hiervan? Hoeveel huishoudens hebben überhaupt de tijd, de behoefte en vooral het geld om zich hier actief mee bezig te houden? Het merendeel, zeker de huishoudens in energiearmoede, waarschijnlijk niet. De Minister schrijft zelf bovendien: hoeveel afnemers gebruik gaan maken van deze contractvormen is lastig in te schatten. Graag een reactie van de Minister. Het spelen voor energieleverancier, dus het invoeden en afnemen van elektriciteit, klinkt op papier natuurlijk heel leuk, maar als de problemen rond netcongestie zo groot en acuut zijn, gaat het toch allemaal niet werken? Dat is dan toch een randvoorwaarde, zou je zeggen.
Voorzitter. Dan komen we bij het principe van aggregeren. Onderdeel daarvan is vraagrespons. Dat betekent dat het elektriciteitsverbruik van een eindverbruiker bewust wordt aangepast aan het normale of bestaande verbruikspatroon om flexibiliteit vrij te maken. In de praktijk betekent dit dat het verbruik van een huishouden wordt verlaagd of verhoogd ten opzichte van het normale verbruik, bijvoorbeeld door een of meerdere apparaten die veel elektriciteit verbruiken bewust aan of uit te zetten.
Dat gezegd hebbende, bespreek ik ten eerste het bewust aanzetten van apparaten. Dat klinkt, zeker in tijden waarin gedwongen energiebesparing vanwege de enorme kosten centraal staat, heel tegenstrijdig. Dat is toch niet uit te leggen aan huishoudens die in energiearmoede leven en de kachel niet meer durven aan te zetten? Deelt de Minister die mening?
Ten tweede: apparaten bewust uitzetten of terugschakelen. De Minister gebruikte de voorbeelden van warmtepompen en elektrische auto’s bij huishoudens en koelhuizen of andere installaties bij bedrijven. De vraag is: wie doet dat fysiek? Wie gaat daar uiteindelijk over? Wie draait er aan die knop of schakelaar? Hoe gaat dat in de praktijk? De Minister schrijft immers: «De vraagresponsaanbieder verandert het verbruik van de eindafnemer door een of meer apparaten tijdelijk aan of uit te zetten of op of terug te schakelen.» Is het dan de vraagresponsaanbieder die de apparaten uitzet of afschakelt en dus niet de eindafnemer? Zo lees ik het althans. Hoe werkt dat?
Voorzitter. Dit wordt allemaal geregeld in een vraagresponsovereenkomst. Dat klinkt heel leuk, maar hoe komt zo’n overeenkomst er precies uit te zien? En vooral: hoe bindend wordt die? Kunnen huishoudens en bedrijven daar, als ze willen, ook weer makkelijk van af? Dat vraag ik, want wat gebeurt er als de eindafnemer nu toch niet wil dat zijn apparaten worden uitgezet of afgeschakeld, ook al is dat wel zo geregeld in die overeenkomst? Wat nu als een huishouden of bedrijf tegen die overeenkomst in toch dat ene apparaat wil aanzetten, wat niet mag? Wie beslist er dan? En wat te denken van energieslurpende medische apparatuur die niet uitgezet of afgeschakeld kan worden? Ik kan gewoon niet goed overzien hoe het er in de praktijk allemaal uit komt te zien. Kan de Minister dat uitleggen?
Voorzitter. Erkent de Minister dat dit hele idee eigenlijk is ontstaan uit een soort armoede? Zoals hij schrijft wordt de vrijkomende elektriciteit namelijk verkocht aan een marktdeelnemer die op dat moment een tekort of een overschot heeft of aan een distributiesysteembeheerder, voorheen de netbeheerder, die te maken heeft met – jawel! – netcongestie. Dus, zeg ik reflecterend, als we ons systeem niet baseerden op weersafhankelijke energiebronnen en, daarmee samenhangend, geen problemen rond netcongestie hadden gehad, dan was deze hele poespas eigenlijk niet nodig geweest.
Voorzitter. Onlangs heeft de Kamer met algemene stemmen een PVV-motie aangenomen die de regering verzoekt uit te sluiten dat de netbeheerder bij huishoudens achter de voordeur komt ter regulering van het elektriciteitsverbruik. Kan de Minister uitleggen of het hele systeem van vraagrespons niet in strijd is met deze motie? Maakt de genoemde netbeheerder niet plaats voor een vraagresponsaanbieder of hoe je dat ook wil noemen?
Bovendien, als er apparaten uit of aan worden gezet of op of af worden geschakeld, dan moet toch in beginsel bekend zijn welke apparaten iemand in huis heeft? Weet de vraagresponsaanbieder dat dan? Hoe gaat dat? Kan de Minister uitleggen of er dan niet alsnog achter de voordeur bij de mensen thuis wordt gekomen? Graag een reactie.
Voorzitter. In artikel 3.38 is geregeld dat in beginsel iedereen die daarom verzoekt door de systeembeheerder op het net moet worden aangesloten. Dat klinkt natuurlijk goed. Maar ja, op dit moment gebeurt het tegendeel. Als de problemen rond netcongestie niet zijn opgelost, hoe gaat dat dan? Wat gebeurt er dan? Bovendien staat in het vijfde lid van dat artikel dat de systeembeheerder hiervan mag afwijken indien hij het gebied «niet op economische voorwaarden kan beheren, onderhouden en ontwikkelen». Wat betekent dat precies in de praktijk? Heeft de Minister daar voorbeelden van? En is daar, gezien alle noodzakelijke investeringen en alle problemen rond netcongestie, op dit moment niet per definitie al sprake van?
Nog even iets heel anders: garanties van oorsprong. Volgens de Minister zijn die het exclusieve bewijs dat energie uit een hernieuwbare bron is opgewekt. Het zijn een soort certificaten die de herkomst van energie aangeven, waardoor – ik citeer – «de producenten hun opgewekte energie als groene energie kunnen verkopen en leveranciers en eindafnemers de vergroening van hun levering en energieverbruik kunnen aantonen.» Ook dat wordt in de Energiewet geregeld. Het komt zelfs op de uiteindelijke energierekening van huishoudens te staan.
Voorzitter. Ik kan me nog goed herinneren dat we in 2021 de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong behandelden, een soort Europees certificeringssysteem voor duurzame opwekking van energie. Het punt in dat debat was toen dat er lucratief in die groencertificaten werd, of wordt, gehandeld. Zo kunnen Nederlandse leveranciers die een tekort hebben aan groene energie, de groencertificaten kopen in een ander land waar een overschot aan groene energie is. Die Nederlandse leveranciers verkopen vervolgens dus energie die feitelijk helemaal niet groen is, maar wel groen mag heten. De Staatssecretaris zei toen in het debat dat het niet gaat om fysiek dezelfde energie, maar om energie die administratief als dezelfde energie wordt aangeduid, te weten «groen». Dus hoe gaat dat? Krijgen consumenten op hun energierekening dan alleen een soort groen vinkje te zien, zo van «ja hoor, de energie die u heeft gekocht is groen»? Of krijgen ze ook te weten waar die energie daadwerkelijk vandaan komt, al dan niet alleen administratief? Bijvoorbeeld: «De energie komt gewoon uit een kolencentrale, maar we hebben een groencertificaat gekocht van bedrijf A uit land B.» Daar zit natuurlijk wel de crux, want hoe controleer je dit überhaupt?
Voorzitter. Ik stel al deze vragen omdat zo’n heel systeem natuurlijk, zoals altijd, geld kost. In 2021 omvatte de markt van garanties van oorsprong 240 miljoen euro. Hoeveel is dat nu? Hoe staat het nu met de handel in die certificaten? Afgezien van die handel: wat kost het aanvragen van een garantie van oorsprong überhaupt? Hoe werken al die kosten door in de energierekening? Graag een reactie.
Heb ik nog tijd, voorzitter?
De voorzitter:
Het is een wet, dus u heeft de tijd. U had vijftien minuten spreektijd opgeven. Daar bent u wel overheen, maar ja, het is een wet.
De heer Kops (PVV):
Ik ga het afronden, voorzitter. Komt goed.
Voorzitter. Als u mij toestaat, wil ik terugkomen op het debat over de Energiewet van vorige week. We hadden het toen over de verkoop van energiecontracten door intermediairs, door tussenpartijen en -personen, omdat de ACM onlangs aan zo’n tussenpartij een boete heeft opgelegd vanwege telefonische misleiding. Ik heb daarover contact gehad met een energieleverancier, die terecht stelt dat deze praktijken heel schadelijk zijn. Maar er was ook de constatering dat de praktijk weerbarstig is. Er zijn vele soorten intermediairs, die vaak namens meerdere leveranciers energiecontracten kopen, waardoor niet duidelijk is welke leverancier nu eigenlijk verantwoordelijk is. Mijn eerste vraag aan de Minister is hoe groot dit probleem überhaupt is. Weten we dat? Heeft de Minister dat voor ogen? De tweede vraag is of het klopt dat hiervoor, of beter gezegd hiertegen, nog niets is geregeld in de Energiewet. Zo ja, kan dat alsnog? Ik denk dan aan strengere eisen en beter toezicht. Kan dat op een of andere manier alsnog geregeld worden? Hoe kijkt de Minister hiertegen aan?
Ik dank u.
De voorzitter:
Ik dank u ook, meneer Kops namens de PVV. Mevrouw Rooderkerk, heeft u een interruptie? Ja, er is een interruptie van mevrouw Rooderkerk van D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De heer Kops heeft de wet duidelijk heel goed bestudeerd en stelt daar veel kritische vragen over. Ik ben benieuwd of hij in principe voornemens is om de wet te steunen en te kijken wat er beter kan. Er worden wel veel vragen gesteld, maar ik ben benieuwd om van de PVV te horen op welke punten het voor hen beter moet, ook omdat ik nog geen moties en amendementen heb gezien. Het zou natuurlijk wel goed zijn om daaraan te werken.
De voorzitter:
Misschien is het belangrijk om te zeggen dat moties ook nog niet ingediend hadden kunnen worden.
De heer Kops (PVV):
In principe dus niet, nee. Ik heb nu twee bijdragen geleverd in dit debat over de Energiewet. Als je heel goed gaat kijken waar deze wet voor bedoeld is, is dat – de Minister geeft dat ook zelf aan – de transitie naar een klimaatneutrale economie en samenleving, waarbij fossiele energiebronnen worden vervangen door energie uit wind en zon. Ik heb al aangegeven dat dat allemaal weersafhankelijk is, allemaal heel veel geld kost en allemaal niet gaat werken. Het gaat om het realiseren van een CO2-vrije energievoorziening en om schonere en hernieuwbare bronnen van energie. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Dat is deze wet. Daar is het allemaal op gestoeld. Als u de PVV goed kent, weet u dat we daar allemaal geen voorstander van zijn. Ik heb ook geprobeerd uit te leggen dat de gevolgen voor huishoudens en bedrijven op z’n minst heel erg onzeker zijn. Neem nu alle nieuwe contractvormen die er zijn of vraagrespons, waarbij apparaten kunnen worden uitgeschakeld of juist ingeschakeld. Dat zien wij allemaal niet heel erg zitten, om het zacht uit te drukken.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Rooderkerk, D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik vraag dit ook omdat we hier een wet hebben voorliggen die twintig jaar oude wetgeving vervangt, samenvoegt en klaarmaakt voor de toekomst. We hebben het hier uiteindelijk ook over energie van eigen bodem. Dat is natuurlijk juist heel bestendig, want dat is energie die we zelf kunnen opwekken. We hoeven daarvoor niet afhankelijk te zijn van landen als Rusland. Het zou de PVV toch ook moeten aanspreken dat we met deze wet gewoon klaar zijn voor de toekomst? Daarbij wil ik ook nog zeggen dat er zeven jaar over is onderhandeld door de hele markt, de hele sector, die dit graag wil. Juristen hebben hiernaar gekeken. Ik vind het dus best een plicht voor ons als volksvertegenwoordigers om daar dan ook serieus mee om te gaan. Daarom nogmaals mijn vraag: wat is er dan voor de PVV nodig om deze wet wel aan te nemen?
De heer Kops (PVV):
Voor D66 staat blijkbaar al vast wat D66 gaat doen: deze wet moet aangenomen worden, moet maar doorgedrukt worden. Voor mijn part is er 100 jaar onderhandeld over deze wet; het interesseert me niet. Mevrouw Rooderkerk maakte mij nog een soort compliment ook – bedankt daarvoor – namelijk dat ik de wet heel goed heb bestudeerd. Nou, inderdaad, zo hoort dat bij wetgeving, al moeten er nog twintig debatten over volgen.
Wat mevrouw Rooderkerk zei, was wel interessant: we moeten energieonafhankelijk worden, onafhankelijk van het buitenland. Nou, hartstikke goed; wie is daar nou op tegen? Maar het tegendeel dreigt te gebeuren met die hele energietransitie. Neem de windturbines. In een windturbine zit zo’n 12.000 kilo aan magneten, vrijwel allemaal afkomstig uit China. Neem elektrische auto’s. 68% van alle kobalt, essentieel voor de accu’s, is in handen van Congo. Ik kan u vertellen dat daar kleine kinderen onder vreselijke omstandigheden in de mijnen werken. Of neem de accu’s voor elektrische auto’s. 76% van die markt is inmiddels in handen van China en slechts 7% is in handen van Europa. Ik zou mevrouw Rooderkerk dus een wedervraag willen stellen: hoezo worden we met die energietransitie onafhankelijk? Het tegendeel gebeurt.
De heer Bontenbal (CDA):
De heer Kops geeft allemaal bezwaren tegen de energietransitie, maar op zich zijn dat niet de dingen die in deze wet allemaal geregeld worden. Ik zou heel specifiek het volgende van de PVV willen weten. Ook als er geen energietransitie zou zijn, dan zouden we deze wet behandeld hebben. Die twee zouden namelijk worden samengevoegd. De wet regelt wel een aantal dingen om de transitie mogelijk te maken. Uiteindelijk is het aan een volgend kabinet om te bepalen wat het echt wil regelen, of we doorgaan met wind op zee enzovoorts. Deze wet regelt dat niet, maar maakt het slechts mogelijk. Daarnaast regelt het nog heel veel andere dingen, die eigenlijk achterstallig onderhoud zijn. Dus wat zijn nou de dingen in deze wet die u er echt uit wil hebben en waarvan de PVV zegt: die zijn voor ons echt bezwaarlijk? Dan kunnen we het daar namelijk over hebben. Dat is mij gewoon niet helder. Ik snap uw tirade tegen de energietransitie. Daar bent u heel consistent in. Die horen we nu namelijk al tweeënhalf jaar. Dat is een hele duidelijk lijn. Maar we hebben het nu over deze wet. Ik wil gewoon graag weten wat in deze wet een obstakel is voor de PVV.
De voorzitter:
Oké, uw vraag is helder.
De heer Kops (PVV):
Ik vind deze vraag een beetje jammer. Ik heb hier een kwartier, bijna twintig minuten, een betoog gehouden, vorige week ook. Ik heb dus al meer dan een halfuur allemaal bezwaren opgesomd. Kijk, ik wil het wel allemaal gaan herhalen hoor, maar heeft de heer Bontenbal dan niet geluisterd, bijvoorbeeld naar de bezwaren die ik heb rond netcongestie en vraagresponscontracten? Ik bedoel: ik heb het allemaal opgesomd, hè! Toen deze wet werd gepresenteerd, verscheen er een persbericht van deze Minister op rijksoverheid.nl. De kop daarvan was: «Nieuwe Energiewet wordt fundament van de energietransitie». Het fundament van de energietransitie! Dan wordt het mij nu verweten en wordt gezegd: nee joh, deze wet regelt de energietransitie eigenlijk helemaal niet; dat is niet zo. Dat is wel zo! Ik zou iedereen willen aanraden om de stukken gewoon goed te lezen, omdat deze hele wet, jawel, het fundament is van die transitie en ervoor moet zorgen dat die transitie verder wordt doorgedrukt.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb die woorden niet gebruikt. Ik heb gezegd dat deze wet het mogelijk maakt. Dan pakken we even één punt eruit. Ik heb namelijk wel degelijk zeer aandachtig geluisterd naar uw gloedvolle betoog, vandaag en de vorige keer. Neem dat hele stuk over netcongestie, waar u kritisch op bent. Het is gewoon een instrument in een toolbox dat je wilt regelen, even los van of er nou daadwerkelijk netcongestie is. Als u de transitie stopzet – u mag daarover onderhandelen – dan is het in die zin toch nuttig om dit wel gewoon in je toolbox te hebben? De wet regelt dus niet dat we doorgaan met wind, zon enzovoorts. Deze wet regelt alleen dat we de instrumenten hebben om problemen, wanneer die er zijn, goed te fiksen. Daar kan je toch niet tegen zijn? Dat vraag ik aan collega Kops.
De voorzitter:
En dat vraagt u via mij. De heer Kops van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Ik denk dat we het er snel over eens zijn dat je niet tegen het fiksen van netcongestie kunt zijn. Maar moet de heer Bontenbal dan bij mij zijn? Ik denk dat hij dan eerder bij deze Minister moet zijn. Die heeft de boel uit de klauwen laten lopen. Als we naar de problemen rond netcongestie kijken, dan zien we dat niet alleen huishoudens, maar ook bedrijven niet kunnen worden aangesloten. Me dunkt dat daar wat moet worden aangepast. Maar laten we niet vergeten dat de hele uitrol van de energietransitie de afgelopen jaren wel heeft bijgedragen aan de problemen rond netcongestie. Dat is gewoon een feit. We behandelen hier een wet die de Minister het fundament onder diezelfde energietransitie noemt en waarmee de problemen rond netcongestie veel groter kunnen worden, en dan komt de heer Bontenbal bij mij met de boodschap dat we die problemen rond netcongestie wel moeten oplossen. Ja, dat is evident. Maar laten we niet vergeten dat de maatregelen in deze Energiewet, waaronder bijvoorbeeld vraagresponsovereenkomsten, eigenlijk ontstaan zijn uit een soort armoede. Het is namelijk het verdelen van schaarse middelen in tijden van netcongestie. Dat is het.
De voorzitter:
Daarmee zie ik dat we door de interrupties heen zijn. Dan ga ik naar mevrouw Rooderkerk van D66 voor haar inbreng.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag gaan we verder met de Energiewet. Vorige week spraken we over consumentenbescherming en buurtenergie, waarbij Nederlanders en bedrijven kunnen profiteren van lokaal en groen opgewekte energie. Vandaag praten we over een ietwat abstracter deel, namelijk het systeem. Dat is niet minder belangrijk, integendeel. Ik heb mij laten vertellen dat we met alle kabels die netbeheerders moeten aanleggen tweeënhalf keer de wereld rond kunnen. De omvang van die prestatie is vergelijkbaar met onze Deltawerken. Om dat goed te regelen, moeten we niet treuzelen en dralen of enkel tegenstemmen, maar doorpakken, want energie van eigen bodem heeft de toekomst.
Vandaag kwam er natuurlijk heel mooi nieuws, namelijk dat er een recorddaling is in de CO2-emissie van de grootste uitstoters van Nederland. Ik zou zeggen: wees niet bevreesd, want we kunnen veel meer dan we denken. Nederlanders willen geen twijfelbrigade, maar zij verwachten van de politiek dat we problemen oplossen en ervoor zorgen dat hun energie zoals vanouds uit het stopcontact blijft komen, zodat zij kunnen koken, tv kunnen kijken of warm kunnen douchen. Dat is ook mijn inzet van vandaag. Ik wil het hebben over drie punten waarop ons energiesysteem wat mij betreft beter kan en waar ik nog wat vragen over heb bij deze wet. Mijn eerste punt gaat over de toekomstbestendigheid. Ten tweede ga ik het hebben over schone energie en ten derde over de veiligheid.
Mijn eerste blokje gaat over een toekomstbestendig energiesysteem, want voor D66 heeft buurtenergie de toekomst. Als huishouden profiteer je dan mee van de energie afkomstig van een windmolen of zonnepark bij jou in de buurt. Zoals ik in ons vorige debat al aankondigde, heb ik een amendement ingediend dat ervoor zal zorgen dat meer Nederlanders meeprofiteren van dit soort projecten. Ik kijk uit naar de appreciatie van de Minister. Kan hij toezeggen dat, indien het amendement wordt aangenomen, hij in de jaarlijkse monitor financiële participatie bijhoudt hoe vaak gebruik wordt gemaakt van de motiveringsplicht?
Voorzitter. Een toekomstbestendig energiesysteem vraagt ook dat we ver vooruitkijken.
De voorzitter:
Eén moment, want u was aan het einde van uw blokje. Ik zie een interruptie van de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Ik heb het amendement van collega Rooderkerk met interesse gelezen. Het amendeert hetzelfde artikel als waar ik zelf ook een amendement op heb ingediend, maar dat schijnt allemaal niet uit te maken. Dat kunnen we met elkaar in verband brengen. Als ik het goed zie, heb ik een vraag over lid 2c, waarin u namens D66 zegt: «voor zover minder dan 50% mede-eigendom is overeengekomen, wat de redenen daarvan zijn (...)». We hebben het er in een eerder debat al over gehad dat 50% eigendom ook zou kunnen betekenen dat één grote, lokale partij dat voor haar rekening neemt. Heeft u er in uw amendement op de een of andere manier rekening mee gehouden dat, als het gaat om participatie, het ook echt om een groep lokale betrokkenen gaat?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank voor deze vraag. Om in te gaan op de vraag hoe we het amendement nu hebben geschreven: we vinden het dus heel belangrijk dat mensen kunnen meeprofiteren, juist ook mensen in de omgeving. Het gaat inderdaad daarom. We vinden het ook van belang dat projecten wel doorgang kunnen vinden, dus we zijn verschillende juridische wegen gaan bewandelen. Ik vind het ook interessant om uw amendement daarnaast te leggen. We willen dus kijken hoe we het het beste kunnen regelen. Wij hebben het idee dat dat het beste gaat door een motiveringsplicht in de plaatselijke verordening. De vergunningverlening staat hier dus los van. Dat gebeurt gewoon met de Omgevingswet. Hierbij gaat het erom dat je de motiveringsplicht opneemt in de plaatselijke verordening. Op die manier maak je het voor gemeenten mogelijk om te pleiten voor 50% lokaal eigendom en zorg je ervoor dat ze het moeten motiveren als ze dat niet halen. Op die manier heb je een juridisch haakje waarmee je het mogelijk maakt, maar niet projecten voorkomt. Ik denk dat het punt dat de heer Flach aanhaalt ook van belang is. Wellicht kunnen gemeenten daar in hun verordening ook op ingaan, maar dit is de manier waarop wij denken dat dit het beste te regelen valt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik was aanbeland bij het punt vooruitkijken ten aanzien van het energiesysteem. Een toekomstbestendig systeem vraagt ook dat wij ver vooruitkijken hoe we onze energie van a naar b krijgen. Daarom heb ik enkele vragen over de investeringsplannen van de netbeheerders. In lijn met Europese voorschriften kiezen zij nu voor een vooruitblik van tien jaar in deze plannen. Zou het niet nodig zijn om verder te kijken dan deze tien jaar? De energietransitie is immers niet klaar in 2034 en energieprojecten duren van plan tot ontwikkeling soms al tien jaar. Als ik artikel 3.36 goed heb begrepen, stelt de Minister regels op voor de termijn waarvoor het investeringsplan geldt. Kan hij bijvoorbeeld toezeggen de vooruitblik te verlengen tot vijftien of twintig jaar voor de komende investeringsplannen?
Netbeheerders moeten fors investeren in het aanleggen van onze nieuwe energie-infrastructuur, maar er wordt weleens beweerd dat de ACM of aandeelhouders in het verleden te veel hebben gestuurd op de winst. Gezien de uitdaging lijkt dat D66 niet verstandig. We kunnen elke euro maar één keer uitgeven en die hebben we hard nodig voor onze nieuwe elektriciteitsnetten, waterstofbuizen en het afbouwen van onze gasinfrastructuur. Is de Minister dat met ons eens? Hoeveel dividend keren de netbeheerders nu gemiddeld uit? Vindt de Minister dat we artikel 3.12, lid 2, dat gaat over de winst van netbeheerders, hiervoor moeten aanscherpen?
De voorzitter:
Als u klaar bent met dit blokje, is er een interruptie voor u van mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag gaat over het amendement over de resultaatverplichting. Ik lees het amendement met veel interesse. Wij zaten zelf te zoeken naar een vergelijkbaar amendement, maar met toch nog iets meer stevigheid, om te proberen die 50% lokaal eigendom toch zo stevig mogelijk te verankeren. Mijn vraag is in hoeverre je dat toch in de wet zou willen vastleggen, met beargumenteerd afwijken. Dan geef je het lokaal bevoegd gezag de ruimte om af te wijken, maar is het wettelijk geborgd dat je eigenlijk 50% zou moeten doen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank voor de vraag, mevrouw Kröger. Zoals ik de vorige keer ook heb gezegd, trek ik graag samen op in een amendement om dit voor elkaar te krijgen. We delen de inzet daarvoor heel erg. Eerder hebben we gedacht over een vorm waarin je wel consequenties kunt trekken, bijvoorbeeld het weigeren van een vergunning indien die 50% niet wordt gehaald. Ik denk dat mevrouw Kröger daar bijvoorbeeld aan denkt. Uit mijn gesprekken met juristen bleek echter dat dit geen stand zou houden bij de rechter. Daarbij zie ik zelf ook nog wel het risico dat het juist een grond kan zijn om projecten te bemoeilijken. Dat is natuurlijk ook niet de bedoeling. Daarom zijn wij door gaan zoeken. Ik heb het idee dat er een amendement ligt waarmee je een juridisch haakje hebt, een echt stevige motiveringsplicht. Als die 50% niet wordt gehaald en dat niet voldoende wordt gemotiveerd, zou een gemeente in principe zelfs ook een boete kunnen vaststellen. Daarmee maak je het nog wat zekerder dat het gebeurt. Maar ik denk dat je dus op deze manier zorgt voor zowel voortgang als het verstevigen van lokaal eigendom.
De voorzitter:
Is dat afdoende? Ik denk dat dit afdoende is, dus dan mag mevrouw Rooderkerk haar betoog vervolgen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dan kom ik bij een schoon en goed opgeruimd energiesysteem. Tegen mijn kinderen zeg ik namelijk ook altijd dat ze hun speelgoed moeten opruimen als ze er klaar mee zijn. Hetzelfde geldt voor ons fossiele-energiesysteem. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat gasleidingen die niet meer nodig zijn, worden weggeruimd. Hier doemt wel een probleem op, want de kosten van het onderhouden van onze gasleidingen worden op dit moment betaald door de mensen die er gebruik van maken. Ook de kosten die netbeheerders maken bij het weghalen van die gasafsluitingen, bijvoorbeeld omdat iemand overgaat op het warmtenet of op uitsluitend elektriciteit, worden terugverdiend door de nettarieven voor gas. Maar de groep achterblijvers, die de nettarieven betaalt, wordt steeds kleiner door de energietransitie, met stijgende nettarieven voor deze groep als gevolg.
D66 maakt zich zorgen over deze groep mensen die vooral druk is met het einde van de maand en niet met het einde van het gasnetwerk. Het zijn niet degenen die als eersten op de duurzame energie kunnen overgaan. We moeten voorkomen dat zij met de laatste dure fossiele problemen blijven zitten. Mijn vraag aan de Minister is of hij het met D66 eens is dat we deze mensen niet per ongeluk in de armoede moeten drukken met onredelijke kosten voor het gasnetwerk. Hoe krijgen we deze mensen mee en hoe voorkomen we te grote kosten voor netbeheerders? Ik zou graag de toezegging willen dat hij gaat onderzoeken hoe we in de toekomst moeten omgaan met deze stijgende kosten voor een krimpend aantal achterblijvers.
Voorzitter. De regels van de ACM van vorig jaar schrijven voor dat huishoudens zelf moeten betalen voor het laten weghalen van een gasaansluiting als zij dat op een eigen gekozen moment willen. Dat is soms best lastig, bijvoorbeeld met een verhuizing. D66 zou graag zien dat de kosten hoe dan ook worden vergoed. Is de Minister dat met mij eens? Koplopers moeten we immers belonen. Klopt het dat de ACM wil dat de afspraken over wie wat betaalt, worden vastgelegd in de Energiewet, maar dat dit niet is gebeurd? Als dat het geval is, waarom is dat dan niet gebeurd?
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik ben even aan het zoeken naar wat mevrouw Rooderkerk nu aan het betogen is. Haar eerste betoog vond ik heel erg mooi en volgens mij sluit dat in ieder geval ook aan bij wat wij graag willen, namelijk dat je goed kijkt naar hoe je er nou voor zorgt dat je niet ongewild mensen in energiearmoede zet. Daar moet je bijvoorbeeld op letten bij het verwijderen van de gasaansluitingen, zodat je die niet omslaat tot de laatste groep. Maar vervolgens betoogt ze dat de first movers, dus diegenen die er het eerste gebruik van maken, moeten worden geholpen met het gratis weghalen van die aansluiting. Nou, gratis bestaat niet. Dat betekent namelijk dat juist die andere groep dat weer gaat betalen. Dus welke groep is nou belangrijker?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Uiteindelijk zijn er steeds minder mensen die nog zo’n gasaansluiting hebben. Die draaien dus op voor de kosten van het weghalen van gasaansluitingen. Die mensen zijn met een steeds kleinere groep. Die blijven dus achter en daar maak ik mij zorgen om. Dank voor deze verhelderende vraag, maar dat is dus waarover ik het heb. Op dit moment wordt dat dan verrekend in de nettarieven, maar dat kan je natuurlijk niet oneindig laten doorgaan, want dan worden die tarieven steeds hoger voor deze laatste groep achterblijvers. Ik denk dat het daarom belangrijk is om na te denken over het volgende. Volgens mij zit er een haakje in de wet om daarvoor met een subsidie te komen. Je moet dus nadenken over de vraag hoe je dat voor elkaar krijgt.
De voorzitter:
Excuses. Als voorzitter moet ik even zeggen dat dit niet de vraag was. Misschien kan mevrouw Postma die nog iets verduidelijken.
Mevrouw Postma (NSC):
Als u de een het afsluiten gratis geeft, moet de ander dat altijd betalen, want er is geen gratis geld. De vraag was wie u voorrang geeft.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De aansluiting wordt nu al gratis weggehaald. Ik richt me in mijn vraag op het moment daarvan. Nu wordt dat moment gekozen door de netbeheerder en gebeurt het niet op het moment waarop iemand dat zelf wil. Het gaat echt sec over het moment daarvan. Daarover heb ik een vraag gesteld.
De voorzitter:
Leidt dat tot vervolgvragen, mevrouw Postma?
Mevrouw Postma (NSC):
Nog even over dat laatste. Ik was getriggerd, omdat u daarna over die groep begon waarover u zei: hier moeten we echt voor staan, dus hier moet hulp voor komen. Dat betekent dus dat de overheid gaat bijdragen. Dan moet er geld komen om ervoor te zorgen dat datgene wat niet gratis is – het is eigenlijk een voordeel voor de ene groep – ook gaat gelden voor de andere groep, zodat je ’m niet omslaat. We gaan het vaak wel omslaan, want dat vinden we sociaal, maar dat is niet zo sociaal. Mijn vraag is echt hoe mevrouw Rooderkerk de verhouding tussen die twee groepen ziet. Door de ene groep iets gratis te geven, moet de andere groep echt gaan betalen, tenzij je zelf geld bijlegt. Ziet mevrouw Rooderkerk daar een oplossing voor?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Volgens mij wordt er een valse tegenstelling gecreëerd. Ik heb het nu over twee verschillende groepen. Wat D66 betreft moet het voor alle groepen gratis zijn en moet het mogelijk zijn om over te gaan op duurzame energie. Mijn vraag aan de Minister is dus ook om te bekijken hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen. Iedereen moet daar namelijk in mee. Wat dat betreft is er dus geen verschil in ons denken over deze groepen.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van de heer Kops van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Mevrouw Rooderkerk zegt: het moet voor beide groepen gratis worden. Dus de koplopers, de mensen die van het gas afgaan en die dat willen, moeten we belonen met geld? En moeten we de achterblijvers die het niet doen ook gaan belonen met geld? Dat hoor ik mevrouw Rooderkerk zeggen. Om welke bedragen gaat het dan? Kan zij een subsidiebedrag noemen?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zeg niet dat we mensen moeten belonen met geld. Ik zeg alleen dat er twee dingen zijn als we die gasafsluitingen weghalen. In principe is het geregeld. De gasleidingen die niet meer nodig zijn, worden gewoon verwijderd. Dat is heel fijn. Maar ik zie twee punten waarop het wel een probleem kan worden. Ten eerste zit er weinig flexibiliteit in het moment van afsluiten. Ten tweede gaan mensen die nog een gasleiding hebben, steeds meer opdraaien voor de kosten. Op die punten vraag ik de Minister na te denken over hoe je voorkomt dat we mensen belasten omdat wij niet vooruitkijken. Dat zou de PVV ook aan moeten staan. Dat geldt dus voor mensen die nu van het gas af willen en voor mensen die in de toekomt moeten opdraaien voor de kosten en er misschien op een later moment van af willen.
De heer Kops (PVV):
Dat is een leuk verhaal, maar het is geen antwoord op de vraag. Mevrouw Rooderkerk zei namelijk dat het voor beide groepen gratis moet worden. Daarom vraag ik aan haar hoeveel dat dan gaat kosten per huishouden. Over wat voor bedragen hebben we het dan? Het is makkelijk om te zeggen dat het gratis moet worden, maar hoeveel kost dat? Waar denkt mevrouw Rooderkerk aan en waar moet het geld überhaupt vandaan komen?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zal het even voor u opzoeken, maar op dit moment wordt het al betaald. Het is niet zo’n moeilijk te beantwoorden vraag. Het wordt al betaald. Ik zal het voor de heer Kops opzoeken en dan zal ik het aan hem laten zien. Ik weet het nu niet uit mijn hoofd.
De heer Kops (PVV):
Dat vind ik toch wel een beetje makkelijk. We weten allemaal dat het hoe dan ook, linksom of rechtsom, om heel veel geld gaat. En dan zegt mevrouw Rooderkerk hier doodleuk dat het voor iedereen gratis moet zijn: de koplopers én de achterblijvers. Hoeveel kost dat dan? Als het op dit moment al zo is, hoeveel kost het dan? En hoeveel gaat het nog kosten in de toekomst en wie draait daarvoor op? Gratis bestaat niet, mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Daar kom ik even op terug in de tweede termijn.
De heer Kops (PVV):
Dan heb ik nog een vervolgvraag over iets wat mij intrigeert. Waarom wil D66 de gasleidingen fysiek verwijderen? Touché, van ons hoef je niet van het gas af – wij willen dat niet – maar als je mensen toch van het gas afsluit, waarom moet dan die hele infrastructuur per se fysiek worden verwijderd voor zo ontzettend veel geld?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is vanwege de veiligheid en dat moet Europees ook binnen een jaar gebeuren.
De voorzitter:
Meneer Kops, nog een interruptie?
De heer Kops (PVV):
Dat is ook weer zo makkelijk: vanwege de veiligheid. Hoeveel decennia liggen die leidingen er nu al? Hoezo veiligheid? Je kunt die leidingen wellicht ook voor andere doeleinden gebruiken. Is mevrouw Rooderkerk daar dan geen voorstander van? Wij zijn dat niet per se, maar je kunt ze ook voor waterstof gebruiken bijvoorbeeld. Wij kennen D66 als een heel duurzame partij, dus waarom zou je die leidingen niet hergebruiken? Nogmaals, waarom moet het per se fysiek worden verwijderd? Dat kost heel veel geld, terwijl ze er al decennia liggen en het al decennia veilig is, werkt en niemand tot last is. Waarom?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Vanwege de veiligheid. De heer Kops loopt nu een beetje leeg op dit onderwerp. Ik ben blij om te horen dat hij nu wel wil meedenken over de vraag waar we die leidingen nog meer voor kunnen gebruiken en dat hij ook in wil zetten op waterstof. Ik zou zeggen: houd deze lijn vast en laten we samen kijken hoe we kunnen zorgen voor een duurzaam energiesysteem voor de toekomst.
De voorzitter:
Dit wordt de laatste interruptie van de heer Kops.
De heer Kops (PVV):
Zo’n politieke draai is leuk, zeg. «Kijk eens, nu ben jij er ook een voorstander van.» Nee. Ik heb net een voorbehoud gemaakt. Ik heb namelijk gezegd dat wij dat niet zijn. Dat is dus een beetje flauw. Maar ik heb wel een concrete vraag. Mevrouw Rooderkerk zegt dat die leidingen weg moeten omdat het onveilig is. Waar is het dan nu onveilig? Kan ze een voorbeeld noemen? Het is allemaal zulk makkelijk geklets. «Het is onveilig en het moet.» Waarom? Waar dan?
De voorzitter:
Zou het iets rustiger kunnen in de zaal? Dan ga ik naar mevrouw Rooderkerk, D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Op het moment dat je leidingen afsluit en ze niet meer nodig zijn voor gas, dan is het nodig om ze weg te halen. Dat is nodig voor de veiligheid. Het is ook Europees bepaald dat dat binnen een jaar moet. Ik stel de volgende vragen. Let er goed op wanneer dat kan, zodat het voor mensen mogelijk is om het te doen op momenten die ze kiezen. Let erop dat de kosten die ervoor gemaakt worden niet worden betaald door steeds meer groepen achterblijvers. We moeten er dus voor zorgen dat we veilig omgaan met wat we doen en dat we het op een betaalbare manier doen, juist zodat iedereen erin mee kan komen. Volgens mij zijn we het erover eens dat dat van belang is. Die vragen stel ik daar dus over. Verder is het wat dat betreft volgens mij helder.
De voorzitter:
Dan kunt u uw betoog vervolgen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Voorzitter. Ik wil nog even door op dat veilige en concurrerende energiesysteem. In de Energiewet staan namelijk artikelen over het beheer van onze gasopslagen. Deze opslagen hebben een belangrijke functie in ons energiesysteem. Zij zorgen bijvoorbeeld voor voldoende gas in koude winters. In de toekomst zullen zulke opslagen er mogelijk zijn voor waterstof of zelfs voor koolstof. Opslagen zijn dus van strategisch belang. In de energiecrisis van twee jaar terug hebben we gezien hoe Rusland deze opslagen expres leeg liet, in de hoop dat Nederland zonder gas kwam te zitten. D66 heeft destijds een motie ingediend die vraagt te onderzoeken hoe dat soort situaties in de toekomst kunnen worden voorkomen. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Vindt de Minister niet dat we paragraaf 3.5.4 in dat licht kunnen aanscherpen? Dat kan bijvoorbeeld door afwijkingen te laten rapporteren door Gasunie, door de ACM mogelijkheden tot onderzoek te geven of, in het uiterste geval, met een aanwijsbevoegdheid van een Minister om de opslag te vullen.
Voorzitter. Tot slot de marktordening van waterstof. In de wereld van elektriciteit en gas gelden strenge regels voor wat netbeheerders wel en niet mogen. Gasunie, onze nationale netbeheerder voor waterstof, krijgt met artikel 3.19 nu ook de mogelijkheid om waterstofopslagen en -terminals aan te leggen, te onderhouden en te exploiteren. Dat is dus anders dan we het nu bij gas geregeld hebben. Kan de Minister die keuze toelichten? Zitten we als overheid daarmee niet marktontwikkeling in de weg? Of is het juist noodzakelijk voor het sneller opschalen van waterstof? Ten derde, lopen we hiermee niet vooruit op Europese afspraken in het EU-decarbonisatiepakket?
Voorzitter. Ik rond af. Met de Energiewet leggen we een stevig fundament voor de energietransitie. We zijn bezig om iedereen die bouwt aan wat toch de Deltawerken van dit decennium zijn, de juiste instrumenten in handen te geven. Dat is de basis om Nederlanders de komende decennia te blijven voorzien van stabiele en betrouwbare energie van eigen bodem.
Rest mij nog om alle ambtenaren en experts uit de sector te bedanken voor hun harde werk aan deze wet. Het is van belang dat deze wet er komt, want energie van eigen bodem heeft de toekomst.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Rooderkerk. Er is nog een interruptie voor u van de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Ik hoorde mevrouw Rooderkerk net zeggen dat de gasopslagen van belang zijn om toekomstige energiecrises en prijspieken te voorkomen. Dat is goed nieuws. Daar zijn wij als VVD ook voor. Er komt, volgens mij na de zomer, een wetsvoorstel op dat vlak naar de Kamer. Het kabinet heeft daarin gezegd de bevoegdheid te willen creëren om de opslagen te vullen, maar dat, ondanks meerdere oproepen uit de Kamer, niet te gaan verplichten. Nou ligt er morgen een motie voor om die verplichting toch in te bouwen. Kunnen we dan ook rekenen op de steun van D66 voor die motie?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zou die motie even moeten zien. Ik vind het lastig om daar nu zo op in te gaan. Ik kom daarop terug.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Erkens om het voorzitterschap heel even over te nemen, zodat ik een interruptie kan plegen.
Voorzitter: Erkens
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank aan mevrouw Rooderkerk. Wat ik interessant vind, is dat energie vroeger van ons allemaal was. Het was in publieke handen. Dat is op een gegeven moment overgelaten aan de markt. Daar waren een aantal voorstanders van. Zij zeiden: dan wordt het goedkoper, betrouwbaarder en efficiënter. De SP was er geen voorstander van. Nu zien we dat partijen zeggen: wacht eens even, het gaat toch niet zo heel erg goed; we willen eigenlijk weer dat mensen eigenaar moeten kunnen zijn van hun eigen energie. Mevrouw Rooderkerk betoogt dat ook. Mijn partij maakt zich er alleen heel erg zorgen over dat we nu zien dat partijen die daar ooit voorstander van waren, daarvan terugkomen of deels daarvan terugkomen. Maar wie kan er straks eigenaar van worden? Ik maak me zorgen dat juist de groep die nu het hardst wordt geraakt door het falen van het huidige energiesysteem straks geen onderdeel kan zijn van die mooie publieke oplossingen. Deelt mevrouw Rooderkerk die zorg?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is een terecht punt. We moeten niet alleen early adopters hebben en alleen degenen die er bijvoorbeeld het geld voor hebben om mee te delen in lokaal eigendom van een windmolen of zonnepark. Er zijn natuurlijk ook mogelijkheden voor bijvoorbeeld een omgevingsfonds, waarbij mensen die in de omgeving van zo’n project wonen kunnen meedelen. Ook kun je zorgen dat het geld teruggaat naar de gemeente, die daar projecten van kan doen in de wijk. Denk aan een buurtsteunpunt of aan investeringen in een fijne leefomgeving. Daar zijn meerdere opties voor uitgewerkt, ook voor financiële participatie. Ik denk dat mevrouw Beckerman een terechte zorg aanstipt, maar het is juist belangrijk dat we ook naar dat soort opties kijken.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik maak me er zorgen over dat het straks voor een duurzame elite of groep heel goed geregeld wordt, maar dat de groep die het niet kan betalen of niet de tijd heeft er eigenlijk niet zo veel aan heeft dat men daar via een buurtfonds wat van terugkrijgt. Het is heel leuk dat er allemaal projectjes in de wijk zijn. Maar als we terugkomen van dit idee, waarom regelen we het dan niet collectief? Als we goed kijken naar bijvoorbeeld de kaarten van TNO, dat heeft onderzocht waar energiearmoede voorkomt en waar het het duurst is om over te schakelen, zien we dat die kaarten overeenkomen. Ik ben zo ontzettend bang dat je straks hele leuke dingen organiseert voor mensen die de tijd en het geld hebben, terwijl je gewoon andere mensen verder in problemen duwt. Is dit bijvoorbeeld niet veel beter op te lossen door publiek eigenaarschap juist door gemeenten en provincies te laten organiseren?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is natuurlijk de reden waarom we met dit amendement komen. We zien nu dat het heel erg achterblijft en dat bij windparken maar sprake is van 20% lokaal eigendom. Dat is natuurlijk heel erg zonde, want het streven is om daarbij in ieder geval de helft, 50%, te bereiken. Het is wat ons betreft juist zo belangrijk dat we hierop focussen om te zorgen dat mensen die een zonne- of windpark in hun buurt zien verschijnen, meer aan zet zijn om niet alleen betrokken te zijn bij de besluitvorming, maar er ook geld aan te verdienen. In potentie kan het juist ervoor zorgen dat we mensen die te maken hebben met energiearmoede, kunnen helpen met verduurzamen, maar zij ook kunnen meedelen in de winst. Dat is juist de bedoeling hiervan. Met het amendement zorgen we dat het niet alleen de groep early adopters is, maar verbreden we het juist zodat zo veel mogelijk mensen erin mee kunnen delen. In die zin denk ik dat we hetzelfde doel nastreven.
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij zorgt het amendement daar helemaal niet voor en is het daar eigenlijk nog veel te slap voor. Het beweegt zich een klein beetje binnen de marges van het Europese en Nederlandse systeem, maar het gaat helemaal niet zo’n revolutie veroorzaken dat mensen in energiearmoede daarop winst kunnen gaan maken. Is mevrouw Rooderkerk het daarmee eens?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
In de visie van D66 is het niet iets wat je iedereen moet verplichten en opleggen, maar moet je wel zorgen dat gemeenten daar een grotere rol in pakken. Mevrouw Beckerman hoorde ik zeggen dat we gemeenten meer de ruimte moeten geven. Dat doen we hiermee. Ook kunnen zij zichzelf de plicht geven om meer mensen daarin mee te laten delen. Maar wat mij betreft is het nog steeds wel zo dat mensen daar zelf aan kunnen meedoen. We hebben er misschien een iets ander beeld van waartoe de overheid dient en moet reiken, maar dat is hoe ik het invul. Als mevrouw Beckerman een verplichting wil voorstellen, ben ik benieuwd naar een amendement dat er niet voor zorgt dat je vervolgens ook weer heel veel projecten juist voorkomt of tegenhoudt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan wil ik graag het voorzitterschap weer overnemen.
De voorzitter:
Bij dezen heeft u het voorzitterschap terug.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Al het goede komt in drieën, wordt weleens gezegd. Dat geldt ook voor de behandeling van de Energiewet. Vandaag is deel twee. Het debat van vorige week was vrij technisch van aard, maar het ging wel ergens over. Onder de wet en het debat daarover liggen namelijk fundamentele vragen over de verhouding tussen markt, overheid en samenleving, over een rechtvaardige kostenverdeling, over het beter beschermen van gebruikers, en over hoe en waar onze energie wordt opgewekt. Vandaag spreken we verder over hoe we het energiesysteem inrichten. Dat is minstens zo technisch en minstens zo leuk voor nerds zoals wij.
De afgelopen 25 jaar is ons systeem ingrijpend veranderd; bij het vorige debat reflecteerde ik hier al op. We weten ook dat de grootschalige verbouwing in de komende decennia door moet gaan. Als men over 25 jaar in dit huis spreekt over de zoveelste wijziging van de Energiewet – die gaan we immers jaarlijks wijzigen – en een beleidsmedewerker bij de voorbereiding het verslag van dit debat er nog eens bij pakt, hoop ik dat hij of zij onder de indruk is van hoe Kamer en kabinet in deze wet de kaders hebben neergelegd voor een volledig, duurzaam en betrouwbaar energiesysteem. Want dat is toch wat wij vandaag en deze week proberen te doen en waar de afgelopen jaren door heel veel ambtenaren heel hard aan is gewerkt? Dat gebeurt in een gebroken en weerbarstige werkelijkheid. Het feit dat het nu niet eens lukt om iedereen te voorzien van de stroomaansluiting die hij of zij nodig heeft, getuigt daar nog eens van.
Voorzitter. Als eerste ga ik het over het groepsverbod hebben. Dat kondigde ik vorige week al aan. Daar gaan we. Om het energiesysteem zo daadwerkelijk toekomstbestendig te maken, wil ik beginnen met een belangrijke vraag aan de Minister: kunnen we niet beter het groepsverbod uit de Energiewet schrappen? Dat is artikel 3.10. Daarover heb ik een amendement in voorbereiding, dat ik vandaag hoop in te dienen. Dit beladen verbod regelt dat netbeheerders niet tot dezelfde vennootschappelijke groep mogen behoren als die waarin ook productie-, leverings- en/of handelsbedrijven zitten. Een eerdere energiewet, de Wet STROOM, is in 2015 in de Eerste Kamer zelfs gesneuveld vanwege de weigering van de Minister om het groepsverbod on hold te zetten, de facto te schrappen. Waarom neemt de Minister nu weer dit risico? Destijds was het Minister Kamp, nu Minister Jetten.
Het groepsverbod stamt uit 2006. De voorstanders van dit verbod meenden bij de behandeling van de zogeheten «splitsingswet» dat het nodig was om bij de privatisering van energiebedrijven te borgen dat elektriciteitsnetten in publieke handen zouden blijven. Over het belang van het publieke eigendom was de ChristenUnie het natuurlijk eens. Daar willen we ook nu niks aan veranderen. Dat zal dus ook niet gebeuren in het amendement. Maar vanaf het begin betwijfelden we of de strakke opdeling van de energiemarkt in productie, transport, leveranciers en gebruikers goed zou zijn voor ons land en of die de energietransitie ten goede zou komen. U weet wel, dat was het debat waarin Arie Slob «oranjegevoel op basis van achterhaalde posities» werd aangewreven door toenmalig Minister Brinkhorst. Onjuist en onverstandig wat mij betreft, toen en nu. Het is nu namelijk zaak dat netbeheerders in overleg met hun aandeelhouders in een sterk veranderende energiemarkt flexibeler kunnen inspelen op die maatschappelijke uitdagingen. Zonder groepsverbod hebben ze meer ruimte binnen hun investeringsplannen, die uiteraard nog steeds worden getoetst.
Een mooi voorbeeld van hoe het kan, is Zweden, waar staatsbedrijf Vattenfall werk maakt van de productie van groene waterstof. In Nederland komt dat maar niet van de grond. Zonder marktvraag zorgt de markt immers niet voor productie. En zonder aanbod bedenkt geen enkele fabriekseigenaar om zijn fabriek in te richten op waterstof. Wat te denken van kernenergie? Het opheffen van het groepsverbod biedt de mogelijkheid het kernenergiebedrijf als staatsdeelneming onder te brengen bij het Ministerie van Financiën. Het opheffen van het groepsverbod is bovendien in lijn met de aanpak die de Minister kiest in de Wet collectieve warmte. Kan de Minister toelichten wat het groepsverbod ons in de afgelopen achttien jaar eigenlijk heeft gebracht? Op welke manieren heeft het gezorgd voor lagere prijzen, snellere verduurzaming of meer leveringszekerheid en meer strategische autonomie?
We zijn het enige land in Europa met een groepsverbod. Sinds de splitsingswet zijn de drie grote energiebedrijven in buitenlandse handen terechtgekomen. En jawel, in hun eigen land zijn ze onderdeel van infrabedrijven met gereguleerde netbeheerders in een groep. Aangezien we alleen staan in Europa, hebben we perfect vergelijkingsmateriaal. Kan de Minister voorbeelden noemen waarin het buitenland baat zou hebben gehad bij een groepsverbod? Het gaat dus om andere landen. Ik weet dat de energiebedrijven eerder fel tegenstander waren van het groepsverbod, maar nu, na splitsing en verkoop, fel tegenstander zullen zijn van de afschaffing van het groepsverbod. Dan ben ik toch wel benieuwd wanneer ze beginnen met hun pleidooi voor het invoeren van het groepsverbod in eigen land.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik vroeg me af of u al klaar bent met dit blokje.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja.
De heer Bontenbal (CDA):
Dan wil ik daar even op ingaan, want collega Grinwis is wel een beetje een boef op dit soort onderwerpen. Dit is namelijk wel een beetje een Grinwisje, met een amendement iets heel groots doen waarvan we niet helemaal weten hoe het uitpakt. We hebben inderdaad vaker discussies gehad over een groepsverbod, maar u trekt die hele discussie nu eigenlijk weer open. Netbeheerders zijn juist in publieke handen. We hebben het gevecht destijds gezien. Ik zat er vrij dicht op toen. Het energiebedrijf wilde ook niet dat de netbeheerder onder zijn vleugels vandaan ging. Waarom niet? Omdat de netbeheerder vrij veel geld in het laatje bracht. Dat financierde voor een deel de activiteiten van de energieleverancier. Laten we zo eerlijk zijn. De netbeheerder is later bij de overheid om geld komen vragen omdat hij te weinig eigen vermogen had. Dat eigen vermogen was namelijk in die groep bij de energieleverancier terechtgekomen. Laten we even eerlijk zijn over hoe het is gegaan. U trekt nu dat hele groepsverbod los, maar wat lost dat nu op? Het lost volgens mij niks op, behalve dat er een hele nieuwe discussie gaat komen ...
De voorzitter:
Oké, wat lost het op, meneer Grinwis?
De heer Bontenbal (CDA):
... over de scheiding van energieleverancier en netbeheerder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Collega Bontenbal toont net iets te weinig historisch besef, althans, hij gaat net te weinig terug. Hij gaat terug naar de discussie over Eneco en Stedin. Ik leg iedere keer de discussie voor die we in de jaren negentig en in 2005–2006 hadden, toen we het debat hadden over de splitsingswet. Alles wat daarna onverkwikkelijk is gevolgd ... De wet is helaas aangenomen. Er zijn toen met name in de Eerste Kamer allerlei pogingen gedaan, onder aanvoering van het CDA. In de Tweede Kamer was het Jos Hessels en in de Eerste Kamer volgens mij het lid Meijer. Zij gingen voorop in het de facto afschaffen maar op z’n minst on hold zetten van het groepsverbod, totdat dat een echte verplichting werd vanuit de Europese Unie en andere Europese landen er ook toe zouden overgaan. Dat is even principieel.
Ten tweede pleit ik niet voor het deels privatiseren van de netten. Sterker nog, dat is in een ander artikel in de Energiewet goed geregeld. Als ik een amendement over het groepsverbod indien, zal dat dus niet daarop ingrijpen. Integendeel, dat zou ik niet willen.
Ten derde: als we deze discussie niet hier voeren, kan ik u voorspellen dat deze discussie groots zal worden gevoerd in de Eerste Kamer. Reken maar dat de Eerste Kamer niet vergeten is wat er in 2015 is gebeurd, toen de motie-Meijer werd ingediend en aangenomen, en vervolgens de wet STROOM met 38–37 is verworpen. Dat zal weer een grote discussie worden. Laten wij de discussie dus alsjeblieft hier voeren. Dat er allerlei bedrijfseconomische overwegingen kunnen zijn geweest om wel of niet te willen splitsen in de jaren 2015, 2016, 2017, toen het uiteindelijk een feit werd bij de vrienden van Eneco, moge waar zijn, maar dat doet niks af aan de drie voorgaande punten die ik noemde en doet niks af aan mijn pleidooi. Dan blijven groene waterstof, dat ik net noemde, kernenergie en de Wet collectieve warmte nog drie argumenten die ik net al heb genoemd in mijn argumentatie.
De voorzitter:
Helder. De heer Bontenbal nog een keer?
De heer Bontenbal (CDA):
Zeker, ja. De heer Grinwis wil een mooie discussie en die kan hij krijgen. Wat er in de Eerste Kamer gebeurt, interesseert mij in die zin weinig. Wij zitten hier en de Eerste Kamer voert haar eigen gesprek. Het klopt wat er in het verleden is gebeurd. Er zijn natuurlijk hele oorlogen gevoerd. Ik kan me nog herinneren dat ik in een andere rol zat, als beleidsmedewerker, in 2011–2013. Toen zaten de netbeheerders en de energieleveranciers gebroederlijk aan één tafel tijdens technische briefings, maar ze vochten elkaar de tent uit over welke activiteiten enzovoorts. Die discussie heeft plaatsgevonden. Het feit is nu dat ze zijn gesplitst. Ik denk dat u met uw groepsverbod gaat lostrekken dat netbeheerders meer mogen doen. Dat is de beweging die je dan maakt, want ik denk niet dat u gaat zeggen dat energieleveranciers ook in netten mogen gaan zitten. Ik denk niet dat u dat wilt terugdraaien. Het gaat dan dus over netbeheerders die meer mogen doen. Dan zou mijn vraag zijn of u ervan overtuigd bent dat ze dat goed kunnen. De netbeheerders hebben nu al heel veel moeite om hun aansluiting gewoon netjes op tijd te realiseren. Ook zijn ze er eigenlijk te laat mee aan de slag gegaan. Ze hebben niet op tijd voorzien dat dit gebeurde.
De voorzitter:
Oké, volgens mij is de vraag helder.
De heer Bontenbal (CDA):
We hebben in het verleden ook start-ups gehad, die echt een hoop geld hebben gekost maar maatschappelijk toch niet heel verstandig zijn. Heeft u dan zo veel vertrouwen in de netbeheerders dat u hun een extra taak wilt geven?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Als een ei kapotgeslagen is op de rand van de koekenpan en in de koekenpan is beland, is het heel moeilijk om het ei weer te herstellen, dus om het ei weer uit de koekenpan te vissen en weer heel in de schaal te krijgen zonder dat je er iets van ziet. Daar moet je inderdaad over nadenken als je die vermaledijde splitsing zou willen terugdraaien. Maar dat is niet per se wat ik wil doen. Gedane zaken van gesplitste energiebedrijven met netbeheerders en productiebedrijven, draai je niet zomaar terug. Maar in de dynamische omgeving van de energietransitie zie je wel dat de wat gemankeerde papieren scheiding, die wij met ons groepsverbod hebben doorgevoerd, helemaal niet goed werkt. Ik heb de casus van groene waterstof genoemd. De heer Bontenbal heeft daar nog niet op gereflecteerd in zijn interruptie. Ik heb de casus van kernenergie genoemd. De meerderheid van deze Kamer wil heel graag meer kerncentrales, maar we breken ons allemaal het hoofd over hoe we dat moeten doen qua staatsdeelnemingen en qua netten. In de Wcw, die we nog gaan behandelen, proberen we iets van hybride tot stand te brengen, omdat we bij de splitsing willens en wetens hebben vergeten de warmtenetten in publieke handen te houden.
Kortom, dit is er niet per se op gericht om de bestaande netbedrijven en de bestaande leveranciers allerlei nieuwe speeltjes in handen te geven, maar juist om iets robuust te regelen in een tijd van energietransitie. Daarin moet je niet als enige Europese lidstaat star vasthouden aan een groepsverbod waarin niemand is meegegaan. We zitten nu al achttien jaar met de verrekijker naar andere landen te kijken of er nog wat van komt, maar nee hoor: Vattenfall blijft gewoon een Zweeds staatsbedrijf.
De voorzitter:
Een heel interessant debat. De heer Bontenbal krijgt nog de gelegenheid voor een interruptie. Reflecties mogen in uw eigen betoog en vragen mogen in een interruptie.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik word natuurlijk uitgedaagd, want collega Grinwis noemt een aantal punten die je heel goed via ander beleid kunt realiseren. Een grote rol voor de netbeheerders gaat daarbij niet per definitie helpen. Dat bewijst collega Grinwis helemaal niet. Waarom komt groene waterstof niet van de grond? Is dat omdat de netbeheerders er niet in zitten? Nee, dat is omdat we gewoon bepaalde regelingen niet goed hebben bedacht. De overheid kan gewoon in kernenergie stappen. Sterker nog, collega Erkens en ik hebben het voorstel gedaan voor een staatsdeelneming. Dat heeft niks met het groepsverbod te maken.
Wat betreft de Warmtewet heeft het CDA een aantal jaar geleden de knuppel in het hoenderhok gegooid door te zeggen dat het voor meer dan de helft publiek moet zijn. Maar even: warmte is echt een andere business dan elektriciteit en gas. Dat is een heel geïntegreerd systeem en kun je niet op dezelfde manier als elektriciteit en gas behandelen. Nogmaals mijn vraag aan mijn vriendelijke collega, broeder Grinwis: wat helpt het nou om dat groepsverbod aan te pakken en netbeheerders meer ruimte te geven? Ik zie het gewoon echt niet.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nogmaals, ik zie dat wel, omdat je in een dynamische tijd van energietransitie niet alles helemaal kunt voorspellen, terwijl je wel weet dat het groepsverbod een unieke belemmering is in Nederland ten opzichte van al die andere lidstaten van de Europese Unie. Principieel ben en blijf ik tegenstander van het groepsverbod. Nu wij een grote energiewet bespreken, na de toenmalige wet van 1998, de splitsingswet uit 2005/2006 en de Wet STROOM uit 2014/2015, vind ik dit hét moment om het alsnog te repareren en iets wat kapot is gemaakt weer heel te maken. Dat is echt niet vanuit een soort valse romantiek, waarbij ik zou denken dat Eneco en Stedin weer één prachtig gezamenlijk bedrijf wordt of dat alles weer in publieke handen komt. Maar als je dit doet, bied je wel meer flexibiliteit, naast dat je iets wat principieel fout is gegaan in het verleden, weer rechtzet. Het CDA was toen de grootste pleitbezorger hiervan, dus ik heb goede verwachtingen dat broeder Bontenbal, ondanks deze wat kritische interrupties, de lijn van zijn voorgangers, zoals Jos Hessels, zal doorzetten.
De voorzitter:
Dit wordt uw zesde en laatste interruptie, meneer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Die zesde had ik eigenlijk willen bewaren voor mevrouw Kröger, maar ik ga ’m toch aan collega Grinwis besteden. Er is wel iets veranderd natuurlijk. Ik ken de ChristenUnie als een partij die ook een beetje vooruitkijkt en niet alleen maar in het verleden blijft hangen. Er is de afgelopen twintig jaar wel wat gebeurd, collega Grinwis. De energiemarkt heeft zich in Nederland gesetteld. De energietransitie is nu in volle gang. Ieder pakt nu zijn rol, ook de grote energieleveranciers. De grote problemen die er nu zijn, lossen we niet op met een verruiming van het groepsverbod. De netbeheerders moeten zich vooral gaan toeleggen op hun kerntaak, namelijk netten onderhouden en netten uitbreiden. Ik zie echt niet in wat het gaat helpen om hen nog meer taken en rollen te geven. Ik denk dat ...
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Bontenbal (CDA):
Ik denk dat het een rotzooitje wordt en ik denk dat collega Grinwis het stiekem wel met mij eens is.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze slotbeschouwing in zesde termijn van collega Bontenbal! We zijn het er natuurlijk heel snel over eens dat onder het juk van doelmatigheid de netbedrijven de afgelopen tien jaar veel te weinig hebben geïnvesteerd in de netten. Ten tweede. Je moet niet alleen naar het verleden kijken. Je moet niet een soort van idealisering in het verleden proberen recht te zetten, alleen maar om een fout uit het verleden recht te zetten. Dat is niet genoeg aanleiding om zo’n amendement in te voeren. Maar we zitten in een tijd van energietransitie, waarbij je de kennis en kunde van bijvoorbeeld netbeheerders heel hard nodig hebt. Die kunnen bijvoorbeeld helpen bij het maken van joint ventures, die je nodig hebt om verder te komen op terreinen als groene waterstof, kernenergie et cetera.
De heer Bontenbal maakt een gigantisch verschil tussen warmte, elektriciteit en gas. Ik snap dat, want warmte is echt een lokaal ding. Alleen al dat we de afgelopen jaren in die splitsing gewoon zijn doorgegaan met niet alleen het privatiseren, maar ook het verpatsen van die warmtenetten, bewijst dat we de afgelopen jaren een ongelofelijk foute ontwikkeling hebben gehad. Kort en goed, ik ben ervan overtuigd dat we dit nu moeten regelen. Ik ben zeer benieuwd naar de reactie van EZK. Die zal weer zoiets kunnen zijn als «ja, maar de richtlijn zegt a, b en c en het kan allemaal niet», maar dat zeggen ze nu al twintig jaar. Ik hoop dus op een beter verhaal van de Minister.
De voorzitter:
Deze commissie herdefinieert het hele woord «kort», maar we gaan naar nog meer interrupties. Allereerst een interruptie van de heer Erkens, VVD, en daarna van mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA.
De heer Erkens (VVD):
De heer Grinwis weet het mooi te verkopen, maar ik moet zeggen dat ik me wel kan vinden in de kritiek van de heer Bontenbal hierop. De netbeheerders kunnen nu al niet de snelheid van de uitbreiding van het net bijbenen. Bedrijven en huishoudens wachten jaren op aansluiting. U zegt: laat ze nog maar meer doen. Daar maak ik me zorgen om. Ik zou graag een reflectie krijgen van de heer Grinwis op een rechterlijke uitspraak hierover uit 2009. Toen is het groepsverbod aangevochten door een energiemaatschappij, want die wilde juist in de netten actief worden. Dat was dus juist andersom. De uitspraak gaf de Staat gelijk: het groepsverbod kon gehandhaafd worden. De uitleg was: «De zorg voor het net kan in het geding komen omdat het bedrijf op de private markt risico’s gaat lopen bij het leveren van energie. Die risico’s kunnen ten koste gaan van de kwaliteit van het net én de leveringszekerheid.» Hoe reflecteert u daarop? Neemt u niet hele grote risico’s voor voordelen die misschien niet eens tastbaar zijn?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ten eerste denk ik dat die netbedrijven hun handen vol zullen hebben aan de investeringen in het verzwaren van het net. Ze zullen dus echt niet allerlei ik-weet-niet-wat-voor avonturen aangaan. Maar de kennis en kunde van de netbedrijven, zeker als het gaat om het creëren van nieuwe markten zoals bij groene waterstof, maar ook bij het bouwen van energiebedrijven zoals bij kernenergie, hebben we heel hard nodig, denk ik. Ten tweede zijn kruiselingse subsidies gewoon heel duidelijk verboden. Inderdaad heeft de rechter in 2009 op dat risico gewezen. Maar ik weet me nog te herinneren dat er een heel groot debat was over hoe het zat met de kruissubsidies tussen het netdeel en het productie- en leveranciersdeel. Daar zijn wetten en memories van toelichting over volgeschreven. Dat risico wordt heus wel op de korrel genomen. Nogmaals, ik ben ervan overtuigd dat wij als Nederlandse lidstaat in het verleden gekke Henkie zijn geweest. Anders dan de heer Erkens en de heer Bontenbal ben ik het eens met de voorgangers van de heer Bontenbal, zoals de heer Hessels, dat we niet gekke Henkie moeten blijven.
De voorzitter:
Helder. We komen nu op een herhaling. Ik ga opnieuw naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
De heer Grinwis zegt dat kruissubsidies niet mogen. Maar uiteindelijk heet het een «groepsverbod»: het gaat er met name om dat het financiële risico via de groep alsnog genomen wordt. U stelt eigenlijk voor dat de netbeheerder actief kan worden op de energiemarkt. De beheerder gaat dan ook meedoen in de energiehandel. Daar zitten gewoon echt hele andere financiële risico’s aan. Als het dan misgaat, gaat het via de groep – dat is de aandeelhouder en die is publiek – toch betaald worden door de burger en/of impact hebben op het investeren in het net. Ziet u dat risico niet? Is het dan niet beter om heel voorzichtig te kijken of er misschien voordelen aan zitten? U stelt voor om in deze wet gewoon een hele snelle klap uit te delen. Uiteindelijk wordt die misschien betaald door de Nederlandse huishoudens en gaat die ten koste van ons net.
De voorzitter:
De vraag is helder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik hoop gewoon dat deze wet, die heel belangrijk is, wordt aangenomen. Zo meteen wordt hij in de Eerste Kamer misschien wel weer met 37 of 38 zetels verworpen, omdat er «groepsverbod» wordt geschreven! Maar dat even terzijde. De hoop dat ik de VVD in dit dossier kan overtuigen heb ik al twintig jaar niet gehad. Dus het had me verbaasd als de interruptie van de heer Erkens positiever was ingezet. Maar ik heb nog wel hoop dat ik de buurman van de heer Erkens kan overtuigen.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank u!
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Laat ik het hier even bij houden. Als de Minister van EZK ...
De voorzitter:
Ik vond de woorden «laat ik het hier even bij houden» hoopvol.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
... zegt dat het echt niet kan en dat Europa ons gelijk in gebreke zal stellen en weet ik wat allemaal, dan kunnen we altijd nog naar een terugvaloptie, namelijk het amenderen van artikel 3.19. Ik heb dus ook al een terugvaloptie in mijn hoofd. Maar laten we eerst het gevecht over artikel 3.10 maar eens aangaan.
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De terugvaloptie is eigenlijk precies het amendement waar ik aan werk. Heel veel van wat de heer Grinwis schetst ... Ik denk dat het belangrijk is dat netbeheerders in het energiesysteem van de toekomst meer ruimte krijgen dan ze nu hebben, vooral om het decentrale energiesysteem te ondersteunen en het slimmer gebruik van het net mogelijk te maken. Maar is de heer Grinwis niet bang dat we, juist door het groepsverbod echt helemaal op te heffen, uiteindelijk niet weten te zorgen dat netbeheerders in publieke handen blijven?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, want dat is elders in de Energiewet goed geregeld. Dat kan gewoon niet. Dat hebben we ook bij de amendementvoorbereiding nog eens gecheckt en gedubbelcheckt. Het risico is er niet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Waarom noemt de heer Grinwis het een «terugvaloptie»? Je zou eigenlijk gewoon willen zeggen dat ... Sorry, laat ik het echt als vraag formuleren. Is de heer Grinwis het met mij eens dat het er niet om gaat dat netbeheerders op de markt een rol als commerciële partij gaan spelen, maar dat het voor hen een mogelijkheid is om het optimaliseren van het energiesysteem mogelijk te maken? Als last resort kunnen ze dan in dingen springen waar de markt kennelijk niet in stapt. Dáár zijn we naar op zoek. We willen niet zozeer dat netbeheerders echt als volwaardige marktpartijen gaan opereren.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik kan me goed voorstellen dat, mocht het amendement over het groepsverbod verworpen worden, het amendement om artikel 3.19 te verrijken in stemming komt. Dat zou zomaar kunnen. Daar houd ik ernstig rekening mee, daarom heb ik beide ook in voorbereiding. Dat ten eerste. Ten tweede vind ik nog steeds principieel dat we een fout hebben gemaakt. Dat hele groepsverbod is uiteindelijk in de jaren negentig en begin jaren nul opgekomen vanuit een liberaliseringsideologie, maar wel vanuit een soort zorg voor de netten. Ik blijf dat gewoon een fundamentele fout vinden. Die fundamentele fout probeer ik te herstellen. Mocht ik daar niet de handen voor op elkaar krijgen, dan heb ik inderdaad altijd nog een terugvaloptie in mijn mouw zitten. Dat is een beetje het verhaal.
De voorzitter:
Interessant. Dan kunt u nu uw betoog vervolgen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank, collega’s, voor de interrupties.
Ik ga nu naar CO2-vrij regelbaar vermogen. Ik noemde net het voorbeeld van waterstof al. Het doel is om in 2035 een volledig duurzame elektriciteitsvoorziening te hebben. Daarvoor is een CO2-vrij regelbaar vermogen, bijvoorbeeld gascentrales op waterstof, van groot belang. In de zomer van 2022 kwam CE Delft al met een spoorboekje dat aangaf dat de overheid geen tijd te verliezen heeft om met beleidsmaatregelen te komen om hier werk van te maken. Toch merk ik een gebrek aan urgentie. Kan de Minister toezeggen dat hij een routekaart voor 100% CO2-vrije elektriciteit gaat ontwikkelen? Kan de Minister reflecteren op wat hierbij de toegevoegde waarde van het schrappen van het groepsverbod zou zijn?
Dan nu over ons overvolle elektriciteitsnet. Netcongestie is probleem nummer één voor verduurzaming, voor ondernemers, maar ook voor woningbouw. Steeds meer woonwijken worden van stroom voorzien door een dieselaggregaat. Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan, maar het is natuurlijk van de zotte. Ik sprak pas een bestuurder van de provincie Gelderland. De provincie staat op vuurrood. Toch is er een opgave om tussen nu en 2030 100.000, en als het aan Hugo de Jonge ligt 110.000, woningen te bouwen. Hoe worden woningbouwopgaves verbonden met de investeringen in de netten en hoe worden die verschillende prioriteringen met elkaar verbonden? Hoe wordt het eigenlijk één planning?
Hier heb ik nog een ander punt bij, namelijk over het bepalen van de prioritering bij investeringen. Daarin heeft de ACM een belangrijke rol. Die is bepalend daarin. In de antwoorden geeft de Minister aan dat er achtereenvolgens voorrang gegeven wordt aan projecten die gericht zijn op het aanlanden van wind op zee, het NMIEK, het PMIEK en daarnaast ook nog aan projecten via de maatwerkaanpak. Wat betekent dat nou concreet voor bijvoorbeeld de woonwijken die jarenlang moeten wachten op een aansluiting?
Ik heb nog een vraag daarover. Voor de warmtevoorziening voor een wooncomplex van 100 woningen kan men kiezen voor een centrale warmtepomp of een lucht-waterwarmtepomp per adres. De centrale warmtepomp belast het net veel minder dan die tweede optie, maar als men kiest voor een individuele oplossing, dan moet de netbeheerder aansluiten. Kiest de aannemer voor een centrale warmtepomp, dan is het wooncomplex opeens een grootgebruiker en dan moet het acht jaar wachten. Dit lijkt mij typisch een voorbeeld van penny wise, pound foolish. Hoe kan de Minister in de wet regelen dat juist bij dit soort dilemma’s de meest efficiënte en effectieve oplossing het meest voor de hand ligt?
Voorzitter. Dan ga ik naar het kostenveroorzakingsbeginsel. Een eerlijkere verdeling van de netwerkkosten draagt bij aan het oplossen van netcongestie. We hebben in de Kamer al veel over nettarieven gesproken. Zou het niet rechtvaardiger en eigenlijk gewoon veel slimmer zijn als de gebruiker die het net ontlast geen of minder nettarieven zou moeten betalen? Dan denk ik bijvoorbeeld aan grote netbatterijen, maar ook aan woningen die in ieder geval congestieneutraal zijn. De ACM gaat over het vaststellen van de tarieven. Zij doet dat op basis van artikel 3.106. Welke ruimte is er om in dit artikel het kostenveroorzakingsbeginsel beter vast te leggen, vraag ik de Minister. Kunnen we hier echt geen duidelijkere uitgangspunten in vastleggen, waar de ACM vervolgens mee kan werken? Als het bijvoorbeeld gaat om energieopslag, dan vraag ik mij af in hoeverre naast de kosten ook de baten worden meegenomen in de uitgangspunten voor de tariefmethodiek. Het systeem wordt immers efficiënter. Kan de Minister hierop reflecteren? Hoe wordt in de tariefmethodiek objectief getoetst welk aandeel eindgebruikers moeten betalen op basis van de door hen veroorzaakte kosten, rekening houdend met technische verschillen?
De Minister maakt zich in Brussel hard voor harmonisering van de tariefmethodieken. Daar ben ik blij mee. Batterijen worden nu namelijk net over de grens in Duitsland gezet en electrolyzers in Antwerpen. Zou de Minister willen toezeggen om, totdat die harmonisering is bereikt, in ieder geval in gesprek te gaan met België, Duitsland en de ACM om de tarieven tussen onze landen te harmoniseren? Dat kan bijvoorbeeld door voorlopig dan maar het Belgische en Duitse beleid te volgen, als zij niet een stap in onze richting doen. Want wat er nu feitelijk gebeurt, is natuurlijk zonde.
Voorzitter. Dan kom ik op het onderwerp gesloten distributiesysteem. Een oplossing voor bedrijven bij netcongestieproblematiek is het gesloten distributiesysteem, oftewel GDS. In de wet worden gesloten distributiesystemen gezien als aansluiting en niet als systeemkoppeling. Is het volgens EU-regelgeving wel mogelijk om het GDS als systeemkoppeling te zien? Welke consequenties zou dat hebben, vraag ik de Minister. Maakt artikel 3.7 het niet heel moeilijk om een gesloten distributiesysteem erkend te krijgen? Als de aanvraag wordt afgewezen omdat er al een beheerder is aangewezen, kan geen enkel bestaand bedrijventerrein een GDS worden. Wat mij betreft zouden die ondernemers er ook voor moeten kunnen kiezen om gezamenlijk een gesloten distributiesysteem te ontwikkelen en dus van het bestaande distributienet af te gaan.
Ik heb nog een vraag over lid 1c. Dat is vrij vaag geformuleerd met «specifieke technische of veiligheidsredenen». Zou lid 1c niet kunnen vervallen of op z’n minst gespecificeerd kunnen worden, zo vraag ik de Minister.
Dan kom ik op het recht op transport. Moeten we niet erkennen dat we wat betreft het overvolle elektriciteitsnet echt in een noodsituatie zitten? Bij een noodsituatie horen noodmaatregelen. Is het bijvoorbeeld wel verstandig om een kleinverbruiker op elk moment van elke dag van het jaar een volledig recht op transport te bieden? Zouden we, juist bezien vanuit rechtvaardigheid, niet even wat moeten inschikken zodat er plaats is voor anderen op het net? Enkel financiële prikkels gaan ons niet redden en kunnen zelfs extra congestie veroorzaken, blijkt uit onderzoek van de TU Eindhoven. Voor grootverbruikers zijn er reeds aangepaste contractvormen. Zouden we dit volledige recht hier niet ook voor kleinverbruikers aan de orde moeten stellen, zodat er ook ruimte is voor rechten voor nieuwe gebruikers? Ik zou me kunnen voorstellen dat op piekdagen – denk aan Tweede Kerstdag – de transportcapaciteit iets naar beneden wordt bijgesteld. Dat zorgt voor meer ruimte, zodat er meer gebruikers kunnen worden aangesloten. Kan de Minister reflecteren op zowel de rechtvaardigheid als de noodzaak van wat ik zojuist schetste? Ik hoor graag zijn gedachten hierover. Natuurlijk besef ik ten volle dat dit een gevoelig punt is, maar we moeten bereid zijn om de nood onder ogen te zien, juist in zo’n wetgevingsoverleg als we vandaag hebben.
Dan kom ik op cable pooling. De mogelijkheden voor cable pooling worden in de nota van wijziging verruimd. Toch zou er meer mogelijk moeten zijn, vindt bijvoorbeeld een partij als de NVDE. Zij wil bijvoorbeeld dat het mogelijk is dat partijen die richting de netbeheerder optreden als één partij wel individueel de markt op kunnen voor de inkoop en verkoop van elektriciteit. Hoe kijkt de Minister aan tegen haar voorstel en is hij bereid om de wet op dit punt te verruimen?
Ten slotte heb ik nog een paar puntjes over risicomanagement binnen energiebedrijven. Dekken energiebedrijven zich wel voldoende in voor het risico op een koude winter? Zouden energiebedrijven niet aan frequente stresstests moeten worden onderworpen, net zoals we dat sinds de financiële crisis bij banken doen? Ons energiesysteem is van vitaal belang. We moeten ons zo goed mogelijk beschermen tegen aanvallen op dat systeem. Mocht er een cyberaanval plaatsvinden en zelfs slagen, of mocht er een onderzeeër een kabel in de Noordzee doorknippen, hebben we dan genoeg waarborgen ingebouwd, zodat ons systeem niet helemaal stilvalt? Kan de Minister hierop reageren, ook in de wetenschap dat we juist toegaan naar een veel meer decentraal systeem en dat bijvoorbeeld ook een groot deel van de omvormers van zonnepanelen onvoldoende beschermd is?
Dat waren mijn vragen in dit tweede deel van het WGO, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis van de ChristenUnie. Dan ga ik naar de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Eigenlijk is het wel een zegen dat we in een land waarvan het energiesysteem tot een van de beste ter wereld behoort op deze inhoudelijke manier over een energiewet kunnen spreken. Zeker als je kijkt naar hoe het begrip «leveringszekerheid» er in Oekraïne op dit moment voor staat met de bombardementen op een energiecentrale, is het toch wel heel luxe om dat hier in Nederland op deze rustige manier te kunnen doen. We hebben hier al kritiek op interrupties die iets te lang zijn. Zie daar hoe luxe we het hier inderdaad hebben. Het is goed om te weten dat de sprekers vanaf nu gevrijwaard zijn van interrupties van de heer Bontenbal. In die geruststellende wetenschap begin ik aan mijn bedrage.
De voorzitter:
Nee, meneer Bontenbal. We gaan naar de heer Flach van de SGP luisteren.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. De afgelopen jaren hebben we geleerd dat in de investeringsplannen van netbeheerders onvoldoende ver vooruitgekeken werd. We waren onvoldoende voorbereid op de gevolgen van de snelle elektrificatie en decentrale stroomproductie voor het stroomnet. Goede en toekomstgerichte investeringsplannen zijn daarom cruciaal. Tot nu toe keken investeringsplannen tien jaar vooruit. Gaat de Minister ervoor zorgen dat netbeheerders verder vooruit moet kijken?
De ACM geeft aan dat de Energiewet weinig houvast geeft om de vraag te beantwoorden of een netbeheerder genoeg doet om transportschaarste te voorkomen. Ze moeten ervoor zorgen dat op korte en lange termijn voldaan kan worden aan een redelijke vraag naar energietransport. Maar wat is «redelijk»? De ACM pleit voor aanvullend beleid dat meer duidelijkheid geeft over wat van netbeheerders aan investeringen wordt verwacht. Denkt de Minister dat met onder meer het Nationaal Plan Energiesysteem en het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie en Klimaat voldoende duidelijkheid wordt geboden? Ik heb in ieder geval een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat de regels voor investeringsplannen bij de Kamer worden voorgehangen. Dank voor de positieve appreciatie. In gewijzigde vorm is het amendement gericht op artikel 3.36, zoals de Minister had voorgesteld.
Het is bij netbeheerders alle hens aan dek om netverzwaringen en aansluitingen te fixen. Bedrijven hebben nu het recht om vanaf 10 MVA hun eigen aansluiting te regelen. Een open vraag: ziet de Minister mogelijkheden om deze drempel te verlagen, zodat hier letterlijk meer meters gemaakt kunnen worden? Dat moet uiteraard wel onder voorwaarden, want het veiligheidsniveau moet hetzelfde zijn. Ik snap dat er schaarste is in de aannemersmarkt, maar dat zal geen 100% overlap zijn. Bedrijven zullen daarnaast wellicht nieuwe aanlegcapaciteit weten aan te boren. Ook de ACM dringt aan op onderzoek naar verlaging van de aansluitgrens, maar tekent daarbij wel aan dat via wetgeving de bezwaren van netbeheerders met betrekking tot de kwaliteit van die privaat geregelde aansluitingen ondervangen kunnen worden. Ik hoor graag hoe de Minister dit beoordeelt en oppakt. Hoe weegt hij daarbij de grote bezwaren van netbeheerders? Zij waarschuwen voor het recht van de sterkste, waarbij private partijen schaarse aanlegcapaciteit naar zichzelf toe trekken.
In artikel 3.38 wordt het recht op een aansluiting afgezwakt. Het is niet van toepassing als onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is. Tegelijkertijd zie je ontwikkelingen waarbij met groepscontracten aansluitcapaciteit gedeeld wordt. Waarom is er niet voor gekozen om het recht op aansluiting en het recht op transportvermogen los van elkaar te beschouwen? Regionale netbeheerders maken nog weinig gebruik van congestiemanagement. Hoe wordt voorkomen dat ze te makkelijk een aansluiting opschorten terwijl misschien via congestiemanagement ruimte geboden had kunnen worden? Hoe wordt ervoor gezorgd dat zij eerst alle mogelijkheden voor toepassing van congestiemanagement benutten?
De gewenste maatschappelijke prioritering van de volgorde waarin aansluitingen worden gerealiseerd, legt de Minister bij de ACM; dit vanwege Europese jurisprudentie, die het vaststellen van aansluittermijnen als exclusieve verantwoordelijkheid van de nationale regulerende instantie beschouwt. Tegelijkertijd geeft de ACM aan dat ze graag een duidelijk kader wil voor de prioritering. Dat werd zojuist opgesomd door collega Grinwis. Voor een normale bewoner is daar eigenlijk geen chocola van te maken. Hoe gaat de Minister hier op een goede manier handen en voeten aan geven?
In de wetenschapstoets wordt erop gewezen dat Europese regels bepalen dat de ACM zich onafhankelijk moet opstellen. Dit is bevestigd door recente Europese jurisprudentie, begreep ik. De wetenschappers geven aan dat het EU-recht geen ruimte zou laten voor een ministeriële regeling of AMvB bij bijvoorbeeld de artikelen 3.38, 3.41 en 3.46 van het wetsvoorstel. Hoe ziet de Minister dit?
Ik zou ook iets willen zeggen over gesloten netten. De SGP heeft zich eerder uitgesproken voor een inzet op energiehubs, onder meer op bedrijventerreinen. De initiatieven schieten op dit moment als paddenstoelen uit de grond, en terecht, want bedrijven maken zich grote zorgen. Sommige energiehubs willen aan de slag met een gesloten distributiesysteem, een GDS. De ontheffingsmogelijkheid komt terug in het wetsvoorstel, in artikel 3.7. Nu is er onduidelijkheid over de interpretatie van de voorwaarde dat óf het bedrijf en het productieproces van de gebruikers om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd moeten zijn, óf dat het net primair de elektriciteit voor de eigenaar van het net distribueert. De ACM zit op de lijn dat «primair» betekent dat meer dan de helft van de stroom voor de eigenaar van het net bedoeld moet zijn. Dat gaat een stap verder dan de uitleg dat de eigenaar de grootste stroomgebruiker moet zijn. Sorry, het is een heel technisch verhaal, maar het is niet anders. Ook de integratie van primaire bedrijfsprocessen wordt door de ACM soms strikt geïnterpreteerd. Ik begrijp van experts dat het Europese kader meer ruimte biedt dan de ACM neemt. Deelt de Minister de mening van de SGP dat we niet verder moeten gaan dan de Europese ondergrens? Is eventueel een aanpassing van dit wetsartikel nodig?
De SGP ziet kansen in het benutten van bovenleidingen in het ov om congestieproblemen in het laagspanningsnet te omzeilen. Netbeheerders en ov-bedrijven hebben de koppen bij elkaar gestoken. Onlangs is zelfs de Investeringsagenda Energie in het OV gepresenteerd. Een grote hobbel is de regelgeving. Op ov-bedrijven als energieleveranciers is de wetgeving nog niet aangepast. Ik leg het in dit debat graag voor als nieuw punt. Ziet de Minister de kansen en de belemmeringen? Zitten die belemmeringen ook in de voorliggende Energiewet en hoe zouden we die kunnen aanpakken?
Dan een punt over het overleg tussen netbeheerders en netgebruikers, dat opkwam in het laatste rondetafelgesprek. Voor het opstellen van netcodes moet nu overleg gevoerd worden tussen netbeheerders en organisaties van netgebruikers. Als netbeheerders de zienswijzen niet overnemen in hun voorstellen, moeten ze dit richting de ACM aangeven. In het wetsvoorstel is de betrokkenheid van netgebruikers minder goed verankerd. «Overleggen met» is veranderd in «betrekken bij». Ook is niet vastgelegd dat netbeheerders in hun voorstel richting de ACM moeten aangeven hoe ze zijn omgegaan met de zienswijzen van de netgebruikers. De SGP hecht eraan om de betrokkenheid van netgebruikers op het oude niveau te houden. Denk aan de discussie over de nettarieven, een steeds bepalendere factor in de energietransitie. Ik heb hiervoor samen met collega Erkens het amendement op stuk nr. 26 ingediend.
De huidige Elektriciteitswet geeft netgebruikers de mogelijkheid om zelf voorstellen te doen voor wijziging van netcodes en die na overleg met netbeheerders voor te leggen aan de ACM. In de voorleggende wet komt dit recht van initiatief niet terug. Waarom is hiervoor gekozen? Zou deze mogelijkheid alsnog in de wet kunnen worden opgenomen?
Volgens de Energiewet mogen netbeheerders eenzijdig bepalen op welk punt een bedrijf aangesloten wordt op het net, het zogenaamde «overdrachtspunt». Tot nu toe moest dat punt in overleg tussen netbeheerders en de aangeslotene vastgesteld worden. Waarom is hiervoor gekozen? Is het niet beter om rekening te houden met bijvoorbeeld de toekomstplannen van een bedrijf?
Dan nog even over de interconnectoren, alleen al vanwege het prachtige woord. TenneT krijgt het alleenrecht op de aanleg van interconnectoren om landen met elkaar te verbinden. Een private partij is echter bezig met een interconnector tussen Engeland en Nederland. De ACM heeft TenneT opgedragen deze interconnector aan te sluiten. In andere landen zijn ook private partijen actief op dit vlak. Dit wordt nu doorkruist door het alleenrecht van TenneT. Waarom kiest de Minister voor deze invulling en waarmee is een snelle aanleg van interconnectoren in zijn ogen het meest gediend?
Dan kom ik bij een punt waarop ik een amendement heb ingediend waar, naar ik begrijp, op het ministerie niet heel enthousiast op gereageerd wordt. Even goed opletten, zeg ik richting de Minister, dan leg ik graag uit wat de achtergrond daarvan is. Het gaat over de rol van gemeenten en provincies. De energietransitie staat of valt steeds meer met lokale keuzes. Wat wordt de energievoorziening van een nieuwe woonwijk? Hoe worden vraag en aanbod lokaal afgestemd om congestieproblemen te voorkomen? Een zonnepark aansluiten terwijl bedrijven op het nabijgelegen bedrijventerrein volop bezig zijn met zonnepanelen op bedrijfsdaken is bijvoorbeeld niet handig. Moet je wel een vergunning afgeven voor een grote batterij die op de verkeerde plek in het energienet aangesloten zou worden? De SGP vindt het belangrijk dat gemeenten en provincies meer ruimte krijgen om in overleg met netbeheerders hierop te sturen.
De Energiewet werpt net als de Elektriciteitswet nog steeds een belemmering op. Het wordt lokale overheden verboden om het produceren, transporteren en leveren van elektriciteit of gas in het belang van de energievoorziening aan regels te binden. Een onderzoek in opdracht van RVO laat zien dat dit verbod het gemeenten lastig maakt om ruimtelijk te sturen op een goede netinpassing, terwijl dat met het oog op onder meer de congestieproblematiek wel wenselijk is. Als ik de toelichting in het wetsvoorstel beluister, gaat het de Minister vooral om het voorkomen van inmenging in de kern van het netbeheer, dus de tariefstelling, levering aan kleine afnemers en het beheer van kabels en transformatorstations; dat kan ik op zich heel goed begrijpen. Ziet de Minister de wenselijkheid van ruimte voor gemeenten en provincies om toch te sturen op een goede netinpassing? In nauw overleg met de VNG heb ik hiervoor een amendement ingediend.
Met het oog op maatschappelijk draagvlak zie ik ook graag ruimte voor lokale overheden om bij duurzame-energieprojecten eisen te stellen ten aanzien van het profijt voor omwonenden. Dat kan bijvoorbeeld via financiële participatie of een bijdrage aan een omgevingsfonds. Erkent de Minister het nut hiervan?
Voorzitter. Dan de ruimte voor de netbeheerders. Het wetsvoorstel bakent het speelveld voor netwerkbedrijven duidelijk af. Er komt ook geen experimenteerbepaling in de wet. Dat snap ik, gelet op de Europese regels en de duidelijkheid die marktpartijen nodig hebben. Ik wil hier wel aandacht vragen voor de inzet op elektrolyse. De Minister heeft eerder aangegeven dat elektrolyse een belangrijke rol zal gaan vervullen in het energiesysteem. Hij heeft daarbij opgemerkt te kijken naar ruimte voor netbeheerders om op dit vlak activiteiten te ontplooien voor zover marktpartijen die niet op willen pakken. Als ik het goed zie, biedt het wetsvoorstel die ruimte echter niet. Welke rol zouden netbeheerders in de ogen van de Minister moeten spelen om elektrolyse goed van de grond te krijgen? Is daar meer ruimte voor nodig dan ze nu krijgen? We willen daarbij wel voorkomen dat private partijen kopschuw worden. In de nota van wijziging is de ruimte voor netbeheerders en netwerkbedrijven om te investeren in waterstofopslag, -terminals en -infrastructuur opgerekt. Maar het is toch niet de bedoeling dat zij gaan interveniëren in de bestaande ammoniak- en methanolmarkt?
Ik kom bij het laatste stukje, voorzitter. De SGP heeft ook een vraag over kruissubsidiëring tussen de systeembeheerder en de infrabedrijven die onder hetzelfde moederbedrijf vallen. Ik ga daar niet zo uitgebreid op in als al gebeurd is. Maar artikel 3.22 verbiedt bevoordeling van de infrabedrijven door de systeembeheerder. De toelichting is summier. In hoeverre valt indirecte bevoordeling ook onder het verbod? Ik heb het dan over de situatie waarin infrabedrijven die slecht draaien, profiteren van de winst van de systeembeheerder die naar het moederbedrijf vloeit. Ik begreep dat de ACM van mening is dat deze vorm van indirecte bevoordeling niet onder het genoemde verbod valt. Daar zet ik wat vraagtekens bij en ik hoor graag hoe de Minister hiermee wil omgaan.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach namens de SGP. Dan ga ik naar mevrouw Postma. Zij spreekt namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. Het is altijd mooi om te zien hoeveel van ons, van alle collega’s, deze wet zo doorspitten en hier echt serieus mee bezig zijn. Dat geldt ook voor alle ambtenaren – volgens mij zijn dat er ongeveer 50 – die hieraan al jarenlang schrijven. Je ziet echt wel dat er een wet wordt neergelegd waarin men probeert alles mee te nemen. Dat is natuurlijk ook lastig. In die zin zijn er nog wel een aantal opmerkingen die wij graag willen maken, maar eerst wil ik vooral de waardering geven voor alle inzet tot nu toe. Vergeleken met de wet die er hiervoor lag, vinden wij deze wet grotendeels een verbetering. Dat heeft echt te maken met de rechtsbescherming die bijvoorbeeld micro-ondernemers krijgen en de verbeterde consumentenbescherming die uit deze wet voortvloeit. Er is nog wel een aantal punten waarnaar we echt goed moeten kijken. We hadden stiekem gehoopt dat dit de oplossing zou zijn voor alles, maar helaas was die gedachte niet realistisch.
Het eerste punt dat ik wil maken gaat over de netcongestie. Dat is een heel belangrijk onderwerp dat we met z’n allen al heel vaak beetpakken. Een van de punten waarover ik mij wel zorgen maak, is het volgende. Wij zitten nu in het oog van de netcongestie te kijken. Dat is het grote probleem van nu. Als ik de wet zo lees, zie ik dat die ook is geschreven om daarvoor een oplossing te bieden. Toch zou ik graag willen meegeven dat dit een wet is die volgens mij wel echt 25 jaar moet blijven staan, omdat het een raamwerk is. Graag geef ik daarbij de annotering: let op hoe we ’m schrijven, zodat we ook in de tijd waarin de netcongestie hopelijk voorbij is door die inzet die we allemaal met elkaar doen, met deze wet kunnen leven en vooruit kunnen.
Mijn eerste punt gaat over de netcongestie. Deze wet geeft wat meer grondslag om daarmee om te gaan. Het prioriteringskader, het MIEK, wordt bijvoorbeeld genoemd. Toch wil ik nog even zeker weten van de Minister hoe dat kader langs de Tweede Kamer komt. Wordt dat elke keer meegenomen als de AMvB wordt opgesteld? Is dat een voorhangprocedure? Kan het ook een zware voorhangprocedure zijn? Dit zijn namelijk punten waarmee we de komende tijd echt aan de slag moeten met elkaar, ook al willen we dat misschien niet. Het is een politiek besluit waarvoor wij echt met z’n allen verantwoordelijkheid moeten gaan dragen, denk ik. Dat was dus mijn eerste vraag.
Het tweede punt gaat over de elektriciteitsopslagfaciliteit, artikel 3.31. NSC is voorstander van dit artikel, omdat wij vinden dat het inderdaad slim en maatschappelijk wenselijk kan zijn om elektriciteit op te slaan en te bufferen, en daarin ook de overheidspartijen een rol te geven. Maar kan de Minister een beeld geven van wat hier dan precies onder gaat vallen? Zijn dat bijvoorbeeld de grote batterijen? Is dat de mogelijkheid tot opslag via warmte of waterstof? In de memorie van toelichting staat op pagina 68 dat het slechts gebruikt mag worden voor het betrouwbaar beheer van het systeem, maar dus niet voor handel, balancering en congestiebeheer. Dat vond ik verwarrend, want juist goede balancering en congestiebeheer geven betrouwbaarheid aan het systeem. Kan de Minister goed uitleggen waar de grens ligt? Wat NSC betreft mag de overheid hier echt ruimte nemen. Wij hebben namelijk het idee dat, om dit goed te regelen, het efficiënt en snel, maar ook goedkoper kan zijn als je de overheid dit laat doen in plaats van dat je marktpartijen de ruimte geeft om dit aan te bieden in een krappe markt, waarin prijzen voor de consument vaak hoger in plaats van lager zijn.
Dan 3.38 over het aansluiten van elektriciteit. Daar is al veel over gesproken. Wij zien het net iets anders. Wij lezen in de memorie van toelichting op pagina 74 dat er een extra voorwaarde komt voor die aansluiting. Het kan namelijk pas als er voldoende capaciteit is. Tot zover lijkt het logisch, maar hierbij wordt niet de keuze gemaakt om ook nee te kunnen zeggen. Dat missen wij echt in de wet. Het kan dus gebeuren dat de kosten van de aansluiting ontzettend hoog zijn, de MKBA de pan uit rijst en negatief is, en de maatschappij door de aansluiting eigenlijk moet bijbetalen om een bedrijf of iets anders neer te zetten. De datacenters zijn daar een goed voorbeeld van. Die slurpen ontzettend veel energie. We zien dat in Denemarken de keuze wordt gemaakt om die gewoon niet aan te sluiten, ook niet als er ruimte ontstaat in de toekomst. Dan kiezen zij er nog steeds voor om het geld dat zij maatschappelijk hebben, te investeren in andere zaken. Hoe staat de Minister ertegenover om de MKBA mee te nemen en om in de wet op te nemen dat we nee kunnen zeggen als die zwaar negatief is?
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Kröger. Ik begrijp uw mimiek niet helemaal.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik wilde interrumperen, maar mevrouw Postma geeft aan dat ze hier nog wat meer over wil zeggen, dus dat wacht ik eerst even af.
De voorzitter:
Dan vervolgt mevrouw Postma haar betoog.
Mevrouw Postma (NSC):
Precies. We lijken nog steeds in de modus te zitten dat alles maar moet, maar soms moet je gewoon keuzes maken. Mijn concrete vraag is daarom de volgende. Is de Minister het met NSC eens dat er ook gewoon een nee moet kunnen komen als de MKBA zo sterk uit verhouding is? Dan moeten we dus niet aansluiten, ook al is er capaciteit op dat moment.
We zagen nog een ander risico. Als je niet duidelijk bent over wat je niet wilt, dan lok je eindeloze discussies en rechtszaken – discussies met bedrijven zijn vaak rechtszaken – uit omdat «niet voldoende capaciteit hebben» eigenlijk een relatief begrip is. Een bedrijf zal dan zeggen dat er wel voldoende capaciteit is en kan een rechtszaak aanspannen. Als je niet duidelijk neerlegt wat «voldoende capaciteit» is, kan de overheid daar een andere mening over hebben. Hoe ziet de Minister dit?
Dat breng mij ook bij de vervolgvraag wie besluit wanneer de benodigde beschikbare capaciteit voor transport aanwezig is. Is dat bijvoorbeeld de ACM? Wie bepaalt vervolgens of de ACM het bij het rechte eind heeft? Wie bepaalt het afwegingskader en wie heeft het laatste oordeel over wat het is?
De voorzitter:
Dan ga ik nu naar mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dit een hele interessante richting, ook omdat we inderdaad gezien hebben dat we een overvol stroomnet hebben en er toch weinig handvatten zijn om een grote, nieuwe energiegebruiker te kunnen toetsen. Nou heeft mevrouw Postma het over de MKBA, maar volgens mij wordt op lokaal niveau lang niet altijd een MKBA gemaakt. Ik begrijp ook dat je dit wellicht in de Omgevingswet zou moeten borgen als deel van de vergunningverlening. Ik zoek dus even naar waar mevrouw Postma het haakje zoekt om dit te plaatsen.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is een hele mooie, terechte vraag. Zoals ik al zei, zou NSC graag willen dat we ook nee durven zeggen als we merken dat een MKBA echt negatief is. Ik wacht eerst even het antwoord van de Minister af. Daarna ga ik kijken of ik een amendement kan maken dat een haakje biedt. Het zou best kunnen dat er een link moet komen naar de Omgevingswet. Dat moet inderdaad wel netjes gebeuren. Maar een haakje in de richting waarbij je ook het woord «nee» mag gebruiken, lijkt me wel prettig.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn er ook nog vragen van eerst de heer Flach en daarna de heer Erkens.
De heer Flach (SGP):
Ik begrijp dat mevrouw Postma deze opmerking vooral maakt om te voorkomen dat we besprongen worden door allerlei dataopslagbedrijven. Dat deel ik eigenlijk wel, zeker als het onze nationale behoefte aan data te boven gaat en we gewoon alleen maar een fijn vestigingsland zijn. Maar is mevrouw Postma niet bang dat door zo generiek op te nemen dat je nee zou moeten kunnen zeggen bij een negatieve MKBA, je ook andere initiatieven en bedrijven raakt? Zou ze het misschien specifieker willen toespitsen op dataopslagbedrijven?
Mevrouw Postma (NSC):
Dat vind ik een hele mooie vraag. Ik heb het bewust «zeer negatieve» MKBA’s genoemd, want ik ben me ervan bewust dat sommige projecten misschien wel een negatieve MKBA kunnen hebben, maar toch nog binnen de marges vallen, waarbij je de overweging kunt hebben om het project toch toe te laten. Een datacenter is een voorbeeld van iets wat we nu aan de hand hebben en waarbij we echt zien dat het zó negatief is qua MKBA dat je het niet zou moeten willen. Ik sluit niet uit dat er in de toekomst nog meer voorbeelden komen. Daarom heb ik het niet specifiek benoemd, maar het gaat mij echt om zwaar negatieve MKBA’s.
De voorzitter:
Dat is afdoende voor de heer Flach. Dan ga ik naar de heer Erkens van de VVD voor een interruptie.
De heer Erkens (VVD):
Ik ben het eens met de stellingname dat we moeten kiezen, want ruimte is schaars in Nederland, ook de ruimte op het stroomnet. Rondom datacenters was er rond 2021 een grote discussie over Zeewolde. Toen is de Omgevingswet aangescherpt waardoor het nog maar op een aantal plekken kan. Er is dus al best wel veel restrictief beleid op dit vlak. Dat is volgens mij ook goed. Het enige risico dat ik zie is het volgende. Als je iets generieks opneemt, maak je het investeringsklimaat voor de energie-intensieve industrie een heel stuk slechter. Ik ben wel benieuwd naar de reflectie van mevrouw Postma daarop. Gaat het ook om de energie-intensieve industrie of om bijvoorbeeld de glastuinbouw? Hoe breed zal deze impact zijn? Datacenters zijn een voorbeeld waarin we elkaar best kunnen vinden, maar ik ben bang dat we op sommige vlakken misschien doorslaan.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat vind ik een mooie interruptie. Wat mij betreft heeft de energie-intensieve industrie gewoon een plek in Nederland. Die moet wel gaan verduurzamen, maar heeft hier een plek, biedt ook werkgelegenheid en is vaak onderdeel van een keten. Kijk bijvoorbeeld naar hoe we Rotterdam hebben opgebouwd. Als je één fabriek of industrie weghaalt, heeft dat ook weer effect op andere onderdelen in de keten. Daar zou ik het nadrukkelijk niet voor willen inzetten, omdat je dat in samenhang met elkaar moet zien. Ik hoop stiekem dat dit ook gewoon uit de MKBA zal blijken. De glastuinbouw is een prachtig onderdeel van onze voedselzekerheid. In die zin biedt dat ook veel positieve punten. De glastuinbouw is ook het begin van wat er aan de voedselverwerkingsindustrie wordt geleverd; die zit meer in cluster 6. Nederland is daar heel sterk in qua werkgelegenheid. Onze glastuinbouw scoort ook goed qua duurzaamheid. Het is dus absoluut niet de bedoeling deze twee uit te sluiten. Het gaat meer om die geïsoleerde voorbeelden zoals datacenters. Die bieden weinig werkgelegenheid, hebben veel koelwater – daarom komen ze hier – en veel energie nodig, maar leveren niet zo veel op voor de rest van ons land.
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij zitten we dan meer op één lijn dan ik aan het begin verwachtte, dus dat is goed om te horen. Wat ik misschien nog wil meegeven – al moeten we het antwoord van de Minister ook nog horen – is dat er wel een bepaalde drempelwaarde nodig zal zijn voor die uitzonderlijk grote projecten, want anders ga je MKBA’s vragen voor heel veel kleine aanvragen, waardoor we met elkaar weer een heel circus optuigen. Dat laatste zal vast niet de bedoeling zijn van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Daar heeft de heer Erkens gelijk in. Dat is absoluut niet de bedoeling. We willen zeker niet het regionale bedrijfsleven in de weg zitten. Ik wilde «kleine bedrijven» zeggen, maar vaak is het helemaal niet klein. Laat ik het de «regionale industrie» noemen. Zullen we het zo doen? Ik vraag de Minister om ook dit mee te nemen in zijn beantwoording.
De voorzitter:
Een interruptiedebatje dat daadwerkelijk leidt tot toenadering! Vervolgt u uw betoog, mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik moet even kijken waar ik ben gebleven. Dan gaan we over naar de energiehubs. Over het delen van elektriciteit is al veel gezegd. Wij zijn als NSC een groot voorstander van energiehubs, dus de regionale samenwerking om energie op te wekken en te delen met elkaar. We zien dan ook graag dat er meer ruimte voor komt in deze wet; die vinden we nu nog wat te summier. Dan gaat het om het delen tussen bedrijven, maar ook tussen organisaties en inwoners. Wij denken namelijk dat het echt verlichting kan geven op het net. We zien daarnaast dat het echt een mooie oplossing is om ervoor te zorgen dat de gemeenschap wat hechter wordt.
Voorzitter. We begrijpen vanuit de Europese richtlijn, de EMD, dat er een mogelijkheid is om een energy-sharing organisation op te richten, waarbij de energie dus wordt opgewekt en gedeeld binnen een beperkte tijd; dat heet «het gelijktijdigheidsvereiste», geloof ik. We begrijpen dat je dat op die manier mag oprichten, maar dat dat amper verwerkt is in de wet die nu voorligt. Wij zouden graag zien dat dat toch beter verankerd wordt. Kan de Minister toezeggen dat het raamwerk zo wordt uitgewerkt dat ook een organisatie zonder winstoogmerk deel kan nemen en dat er keuzevrijheid wordt geboden aan eindafnemers en energiegemeenschappen?
Voorzitter. Zoals ik al zei, zien wij energiehubs echt als een mooie toevoeging aan onze keten. Wij doen dus ook mee met het amendement van mevrouw Kröger. Heb je het nou al ingediend, mevrouw Kröger? O, het ligt daar; het is ingediend. O, het is een andere. Het gaat niet om het amendement op stuk nr. 29, maar om een ander amendement, dat zij hopelijk vandaag gaat indienen. Dat gaat over energie delen.
Daarnaast hebben we nog een aantal vragen aan de Minister. Kan de Minister de groeps-ATO’s en -TO’s, dus de transportovereenkomsten en de aansluit- en transportovereenkomsten, mogelijk maken tussen ondernemers, waarmee ze onderlinge afspraken kunnen maken over wie wat gebruikt en levert? Ik begrijp dat een lastig punt hierbij de aansprakelijkheid van ondernemers is. Ziet de Minister kans om te kijken hoe we daarmee om kunnen gaan? Is er binnen deze wet ook voldoende mogelijk voor groepscapaciteitsbeperkingscontracten?
Voorzitter. Dan de tarieven. Daar is op dit moment veel over te doen. Ik moet heel eerlijk zeggen dat toen ik de tarieven en alle artikelen die erbij horen las, mijn beeld nog niet heel scherp werd wat betreft of het nou bij dezen geregeld is – laat ik het maar even zo zeggen – dus of er voldoende mogelijkheden worden geboden of dat we er nog iets aan toe moeten voegen. We zien twee dingen. We zien dat de aansluitingskosten voor bedrijven enorm zijn toegenomen, dus de kosten om op het net te zitten, maar ook dat het huidige vaste tarief bedrijven eigenlijk niet stimuleert om te doen aan het zogenaamde «elektriciteitsspitsmijden». Mijn hoop was dat de nieuwe wet dat zou oplossen. Een van de dingen die daarbij belangrijk zijn, is de voorspelbaarheid van de kosten voor de toekomst, en dan niet een jaar of twee vooruit, maar echt een jaar of tien vooruit, zodat bedrijven investeringsbesluiten kunnen nemen. Er werden twee rekenmethodes genoemd, het inkomstenbesluit en de rekenformules. Maar als je die uitwerkt, geven die dan die zekerheid? Kunnen bedrijven dan goed zien wat ze over één jaar, over tien jaar en over twintig jaar betalen met een bepaalde aansluiting? Juist die langere doorkijk is nodig om een investeringsbesluit te nemen.
Dan het elektriciteitsspitsmijden voor bedrijven en grote gebruikers. We hebben het in het hele programma over beter benutten. Ik heb heel lang infrastructuur gedaan, maar dan op het gebied van mobiliteit. Zoals ik al zei, waren we eerst van mening dat we alle wegen moesten uitbreiden in Nederland. Dat bleek de files niet op te lossen. In 1990 en 2000 kwamen de eerste «Beter Benutten»-programma’s, die het doel hebben om slimmer te gebruiken. Ik kan niet goed zien of deze tarieven het nu mogelijk maken om als bedrijf veel slimmer gebruik te maken van de daluren of de plekken die goedkoper zijn wat betreft stroom. Het gaat er ook om dat bedrijven niet gestraft worden als ze één keer een piekvermogen hebben, dus dat dat dan niet de rest van hun tarief bepaalt, wat nu wel zo is. Het kan zijn dat ik het niet goed gelezen heb, maar ik hoor hier graag meer over. Ik heb een laatste vraag over de tarieven. In de wet staat dat de ACM de tarieven bepaalt via de tariefreguleringsmethode en de berekeningsmethode, maar wie stelt dat kader uiteindelijk vast? Wie geeft die extra klap op wat de ACM voorstelt? Is dat de Minister en, zo ja, hebben wij daar als Kamer dan ook een rol in?
Dan kom ik op het laatste punt. Dat gaat over leveringszekerheid en betaalbaarheid. We leven in een onzekere wereld, die helaas steeds onzekerder wordt. Daarom is het belangrijk om voldoende reserves te hebben, met genoeg gas om energie betaalbaar te houden voor huishoudens. Dat heeft wat ons betreft echt prioriteit. Dat betekent dat we de mogelijkheid moeten hebben om reserves op te bouwen. Ik lees in artikel 5.11, lid 2, het volgende. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen landgrensoverschrijdende en niet-landgrensoverschrijdende overeenkomsten inzake het transport van gas. Dat betekent dat als je als Nederland nood hebt aan gas, je eerst moet voldoen aan alle verplichtingen richting de internationale collega’s en vervolgens ook aan die van jezelf. Je mag daar geen onderscheid in maken. Kan de Minister uitleggen waarom hiervoor is gekozen?
Twee. Hebben andere landen, dus Duitsland, België en al onze andere buurlanden waarheen we dat gas transporteren, dit ook in hun wet staan of zijn wij de enige? Ik vraag de Minister of hij het met NSC eens is dat het slimmer is om er eerst voor te zorgen dat je reserves hebt voor je eigen huishoudens voordat je de grens overgaat.
Dan heb ik nog een aantal kleine vragen die opkwamen. Die gaan over de discussie die D66 opbracht over het weghalen van gasleidingen. Dat staat erin. Dat is een verplichting. Toch is het zo dat als je gasleidingen weghaalt, je alles overhoop moet halen, sowieso op land. Dat is niet heel best voor het ecosysteem eromheen. Als we het hebben over huishoudens van het gas afhalen, tot waar is de Minister dan verplicht de gasleiding weg te halen? Is dat alleen van de voordeur tot de hoofdaansluiting of moet de hele wijk ontdaan zijn van gasleidingen? Kan de Minister de gasleidingen in de wijk niet beter laten liggen?
Daarover heb ik nog een andere vraag. Hetzelfde geldt op de Noordzee. Daar hebben wij ontzettend veel gasleidingen liggen. Het is nou eenmaal zo dat waterstof daar moeilijker doorheen gaat, omdat dat een hogere zuurgraad heeft. Dat schijnt niet zo goed te zijn voor de veiligheid. Ik weet dat er op die gasleidingen prachtige riffen zijn ontstaan. Dat hoor ik namelijk van degenen die de gasleidingen moeten inspecteren met een onderwatercamera. Zij zien daar eigenlijk meer zeeleven dan op de rest van de Noordzeebodem daaromheen. Zou het vanuit een ecologisch oogpunt niet fijner zijn om die gasleidingen daar gewoon te laten liggen, mits het veilig is? Graag een reactie van de Minister. Ik overweeg hierover eventueel een motie in te dienen of, als het moet, een amendement.
Ik vond die hele discussie van de heer Grinwis over het groepsverbod wel heel mooi. NSC is ook van mening dat veel zaken die te maken hebben met energielevering toch echt in publieke handen goed op hun plek zijn. Ik heb de volgende vraag aan de Minister. Als dat groepsverbod wordt weggehaald, bestaat er dan ook een kans dat het bedrijfsleven juist de taken gaat uitvoeren die al publiek zijn?
Dat was het einde van mijn inbreng. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Postma. Dat leek me je reinste uitlokking, maar niemand reageert.
Ik wil een korte sanitaire schorsing van vijf minuten voorstellen. Ik zie jullie terug om 12.10 uur.
De vergadering wordt van 12.04 uur tot 12.12 uur geschorst.
De voorzitter:
Opnieuw welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Vandaag is aan de orde de Energiewet en specifieker de hoofdstukken die over het energiesysteem gaan. We zijn bezig met de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA voor haar inbreng.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we voor de tweede keer over de Energiewet. Dit keer doen we dat met een focus op het systeem. Dat is heel mooi, want het energiesysteem gaat behoorlijk veranderen. We moeten zorgen dat de wettelijke borging ook op orde is. Deze Energiewet is natuurlijk de broodnodige samenvoeging en vernieuwing van twee wetten uit de vorige eeuw, toen de wereld er behoorlijk anders uitzag. Nu maken we met elkaar een wet die toekomstproof, toekomstgericht, is.
Wat ons betreft hoort er bij een nieuwe inrichting van het energiesysteem ook een nieuw ordeningsprincipe: decentraal waar het kan, centraal waar het moet. De energietransitie geeft ons de kans om zelf energie op te wekken en die te delen met onze buren en onze gemeenschap, met lokale mkb’ers en met de school in de wijk. We hoeven niet meer afhankelijk te zijn van een paar marktpartijen, maar kunnen ook zelf aan de slag, in energiegemeenschappen die zonder winstoogmerk energie leveren aan de gemeenschap. Dat maakt het energiesysteem democratischer en solidairder en zorgt ook nog voor meer draagvlak voor de energietransitie. Omdat lokale energie-initiatieven de uitrol van duurzame energie stimuleert, vergroot het ook nog eens de energieonafhankelijkheid van Nederland en de EU. Vorige week hebben we hier eigenlijk al uitgebreid over gesproken. Energiegemeenschappen en het delen van energie horen echt allebei stevig in deze wet verankerd te worden. Wij zullen hierop dan ook vandaag nog een amendement indienen, samen met diverse andere partijen, zodat de Minister daar in zijn termijn op kan reflecteren.
Maar voor dit debat het volgende. Onderschrijft de Minister dat ordeningsprincipe, waarbij systeemoptimalisatie centraal staat en we lokaal opgewekte energie ook zo veel mogelijk lokaal proberen te gebruiken, delen en opslaan? Omarmt hij dat ordeningsprincipe? Dat heeft hij eerder in debatten gedaan. Als dat zo is, zou dat ordeningsprincipe dan niet ook onderdeel moeten zijn van deze wet, als een uitgangspunt voor lagere regelgeving? Ik overweeg een amendement hierop. Ik snap dat dat misschien erg hoog over is, maar ik denk dat deze wet ook een plek is waar je juist de principes van een energiesysteem probeert te borgen.
Hoe heeft de Minister in zijn optiek gezorgd dat dat decentrale energiesysteem met deze wet maximaal gefaciliteerd wordt? Welke kansen ziet hij nog om dat extra te doen?
Om netcongestie aan te pakken en om een efficiënt systeem te bouwen met lage maatschappelijke kosten, zijn besparen, vraagsturing en opslag allemaal nodig. We hebben eigenlijk een soort energieplanologie nodig, die op wijk-, regionaal en landelijk niveau bekijkt welke energiebronnen en -dragers en welke vormen van opslag het meest geschikt zijn. De term «energieplanologie» hoor ik vaker voorbijkomen. Ik ben benieuwd hoe de Minister naar dat woord kijkt en welke rol hij voor zichzelf en het ministerie ziet in het uitrollen van een energieplanologie.
Het energiesysteem verandert en daar hoort een andere rol van de net- of systeembeheerders bij. Wat ons betreft worden de bevoegdheden van netbeheerders – we hadden het er net, in het debat met de ChristenUnie, eigenlijk al over – zodanig uitgebreid dat zij het energiesysteem van de toekomst maximaal kunnen faciliteren. Zo kunnen zij een cruciale rol spelen in de systeemoptimalisatie en kunnen zij daarbij sturen op de laagste maatschappelijke kosten. Als netbeheerders bijvoorbeeld ook batterijen mogen plaatsen, zorgt dat lokaal voor extra invoeding, waarmee het middenspanningsnet wordt ontlast. Dat kan een goede oplossing zijn voor vraagcongestie. Een ordening waarbij eerst de markt een kans krijgt, maar een netbeheerder het ook kan doen als dat leidt tot lagere maatschappelijke kosten, geeft wat ons betreft meer kans voor een optimaal systeem. Ik wil de Minister vragen of hij de ruimte ziet om de wet zo aan te passen dat netbeheerders die rol kunnen gaan spelen. Dat is nu echt heel limitatief in de wet gezet. De rol zou eigenlijk breder kunnen zijn. We zien dan ook graag dat lokale netbeheerders een rol kunnen spelen bij het ondersteunen van energiegemeenschappen. Lokaal opgewekte energie is in de praktijk veel zon, want al die daken kunnen vol. En dan heb je dus systemen nodig voor opslag van dag naar nacht, maar ook van zomer naar winter. De netbeheerder zou een cruciale rol kunnen spelen door te helpen die decentrale energie vorm te geven. Want waar moet die opslag komen? En wat voor vorm van opslag is optimaal voor het energiesysteem?
Met veel wind en zon speelt opslag een nog veel grotere rol en heb je eigenlijk een soort buffersysteem nodig. We hebben partijen nodig die dat buffersysteem helpen vorm te geven. En zouden niet juist de netwerkbedrijven daar een hele logische speler voor kunnen zijn? Daarom ziet mijn fractie dan ook graag een andere vormgeving van het groepsverbod, het artikel in de Energiewet dat bepaalt dat netbeheerders niet ook tegelijkertijd elektriciteit, gas of waterstofgas mogen produceren, leveren of verhandelen. Netbeheerders moeten wat ons betreft ook een rol op zich kunnen nemen bij opslag en opwek om een gemeente of een energiegemeenschap te kunnen ondersteunen, mits die bijdraagt aan systeemefficiëntie en alleen als een soort last resort. Als marktpartijen het af laten weten, kan een netbeheerder toch die rol spelen op het moment dat dat tot systeemoptimalisatie leidt.
Wij zijn druk bezig met de voorbereiding van een amendement en ik zal dat snel indienen, zodat de Minister er in eerste termijn op kan reageren. Maar ik ben vooral ook benieuwd hoe hij kijkt naar deze discussie over hoe je netbeheerders veel meer een rol kan geven in een decentraal energiesysteem en naar wat daar voor nodig is.
Ik heb nog een hele andere vraag over de rol van netbeheerders. Dat is een vraag specifiek over de meetverantwoordelijkheid. Door de liberalisering van de energiemarkt kunnen grootverbruikers zelf kiezen wie hun energieverbruik meet. Waarom is hiervoor gekozen en wat levert het ons maatschappelijk eigenlijk op? Zou het niet logischer zijn om deze taak ook bij netbeheerders te beleggen, zoals we dat ook al doen bij kleinverbruikers?
Ik ga verder met de investeringsplannen van de netbeheerders. In de Energiewet wordt geregeld dat netbeheerders periodiek een investeringsplan opstellen. De criteria voor dit plan zijn nog zeer gestoeld op efficiëntie en rendement, en door de koppeling aan het MIEK ligt er bovendien een sterke focus op wat de grootverbruikers in de industrie nodig hebben. Een aantal collega’s heeft hier al vragen over gesteld. Ik weet nog dat we een debat hadden met de Minister over netcongestie, waarin eigenlijk geruststellend werd gezegd «neenee, die woningbouw praat heus wel mee en die zit ook om de tafel». Maar dat is mij toch te onduidelijk en ook is het te weinig een kader waar we ons aan vast kunnen houden en waar de Kamer op kan controleren.
Investeringen die netbeheerders doen, moeten wat ons betreft niet alleen getoetst worden op basis van het INEC en het MIEK, maar ook op basis van andere maatschappelijke doelen, zoals die voor de gebouwde omgeving. De Minister kan proberen ons gerust te stellen met de opmerking dat dit op dit moment al het geval is, maar het is echt bijzonder moeilijk voor de Kamer om daar goed toezicht op te houden als dat niet wettelijk geborgd is.
Investeringsplannen van netbeheerders moeten wat mijn fractie betreft gebaseerd zijn op die bredere maatschappelijke afweging en de prioritering van investeringen moet dan ook niet alleen gebeuren op basis van het INEK en het MIEK, maar ook op basis van een maatschappelijk prioriteringskader, bijvoorbeeld het kader dat nu door de ACM wordt opgesteld voor transportverzoeken. Om die investeringsplannen goed te kunnen toetsen moet de ACM dan ook meer ruimte krijgen. We zouden de ACM daarom graag de bevoegdheid geven om te toetsen op maatschappelijke belangen, ook weer in lijn met het eerdergenoemde maatschappelijke prioriteringskader.
De ACM zou de investeringsplannen daarnaast niet alleen moeten controleren op overinvesteringen, waar tot nu toe echt duidelijk op de rem is gestaan en waar we nu de problemen van ondervinden, maar ook op onderinvestering. Onderinvestering zou namelijk een groot obstakel zijn voor het oplossen van netcongestie. En daar zouden we echt voor moeten waken. Een praktische vraag: wanneer treedt het nieuwe codebesluit, waarin de maatschappelijke weging voor transport is vastgelegd, in werking? Volgens mij zou het ergens in april in werking treden, maar heeft de Minister daar al een specifieke datum voor?
Voorzitter. Ik heb ook nog een paar vragen over cable pooling ... Daar hadden we toch een Nederlandse term voor? Kabelbundeling, zegt mevrouw Postma. Dank u wel! In de nota van wijziging wordt kabelbundeling als optie toegevoegd aan de Energiewet en in de toelichting op de nota van wijziging staat dat de partijen die aan kabelbundeling doen, als één partij de markt op moeten. Waarom is er gekozen voor een maatregel die toch een obstakel kan zijn voor partijen? Waarom maken we dat niet opener, waardoor we eigenlijk meer mogelijkheden bieden voor partijen om ook als aparte entiteit de markt op te kunnen?
We begrijpen dat het maximumaantal partijen die samen zouden kunnen kabelbundelen, als werkwoord, per AMvB wordt vastgelegd. Die AMvB hebben we nog niet gehad, maar tijdens de technische briefing begrepen we al wel dat door een heel specifiek aantal partijen daarover nagedacht wordt. Wij vragen ons af wat daar de rationale voor is en waarom er überhaupt een cap zou moeten zitten op het aantal partijen. Zou je niet een cap moeten zetten op de hoeveelheid vermogen of de hoeveelheid gedeelde elektriciteit die op die aansluiting zit? Ik kan me voorstellen dat je helemaal niet op het aantal wilt sturen, zolang je je maar aan alle wettelijke voorschriften houdt. Daar wil ik heel graag een reactie op van de Minister.
Voorzitter. Dan een geheel ander punt, namelijk CCS. We hebben net in het rapport van de Algemene Rekenkamer kunnen lezen wat de verwachte winsten zijn van bedrijven zoals Shell en Exxon op CCS. We nemen een publiek risico en doen stevige investeringen. Dit gaat leiden tot gigantische private winsten. Ik vraag de Minister in hoeverre het mogelijk is om de tariefstelling voor CCS ook in de Energiewet te regelen, waarbij de ACM toezicht zou kunnen houden op een redelijk rendement. Bij onze gasopslagen hebben we spijt gehad dat ze niet in publieke handen zijn gebleven. Voor de opslag van CO2 onder de Noordzee geldt nu: wel de lusten, niet de lasten. We blijven als samenleving namelijk met de risico’s zitten, terwijl bedrijven kunnen cashen. Dit lijkt me een markt die je wilt kunnen reguleren. Mijn vraag is eigenlijk waarom we in deze Energiewet niet al het haakje maken om dat te kunnen doen. Ik realiseer dat er nog allerlei onderzoeken op de Kamer af komen over CCS en de marktordening, maar hebben we niet een haakje in deze wet nodig om het te kunnen reguleren?
Voorzitter. Ik heb een amendement ingediend over energiearmoede. In hoeverre is het mogelijk om extra eisen te stellen? Dat is een onderwerp dat veel in het debat van vorige week aan bod is gekomen. Ik zou heel graag energiearmoede als begrip in de wet verankeren. Energie is een basisvoorziening. Wat mij betreft zou het een beleidsdoel moeten zijn dat dat ook daadwerkelijk voor iedereen het geval is. Energiearmoede ondermijnt dat. Door energiearmoede vast te leggen en in lagere regelgeving verder te definiëren en operationaliseren, kan er ook in beleid echt op gestuurd worden. Ik hoop dat de Minister de meerwaarde daarvan ziet.
Dan had ik nog een vraag over het debat dat een aantal collega’s had over de mogelijkheden van lokale overheden om extra eisen te stellen binnen vergunningen. In hoeverre is het mogelijk om extra eisen te stellen in een omgevingsvergunning voor een nieuw bedrijf op basis van de energievraag die het heeft? Dat is een richting die we met datacenters in zijn gegaan. In hoeverre is dat een richting die breder zou kunnen gelden?
Ik ga afronden, voorzitter. Ik zie dat de voorzitter verbijsterd is. We zetten met deze nieuwe wet een stap naar een toekomstbestendig energiesysteem. Dat zal fundamenteel anders zijn dan het huidige systeem van een aantal grote marktspelers en de koperen plaat die iedereen in Nederland op ieder moment alle stroom geeft, hoe hevig de piek ook. We gaan naar een systeem van slimmer gebruik van het net, van energie met elkaar lokaal delen, op bedrijventerreinen, in de wijk, tussen school en buurthuis. Laten we er dan ook voor zorgen dat deze wet zo is dat we dat systeem maximaal kunnen faciliteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger namens GroenLinks-PvdA. Dan ga ik naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Dank u, voorzitter. Zoals ik vorige week aangaf, is de VVD blij dat we eindelijk werk maken van de modernisering van onze energiemarktwetgeving. Er is veel veranderd sinds 1998, het laatste moment waarop we een forse stap hebben gezet in de energiemarktwetgeving. We werken aan een ambitieuze verduurzaming. De elektrificatie heeft geleid tot een volgelopen stroomnet. De huidige wetgeving zorgt eigenlijk voor onvoldoende oplossingsrichtingen om daar wat aan te doen met elkaar. Daarnaast heeft de energiecrisis ons laten zien dat de consumentenbescherming fors versterkt moet worden en dat we als Nederland voor onze energievoorziening te afhankelijk zijn van onvrije landen. Dit heeft in de energiecrisis immers geleid tot hoge energieprijzen en veel onzekerheid voor huishoudens en bedrijven. Leveringszekerheid en energieonafhankelijkheid moeten dus een prominentere plek krijgen in onze energievoorziening en de bijbehorende wetgeving.
Vorige week ben ik uitgebreid ingegaan op consumentenbescherming, het mkb en energiehubs. Deze week ga ik op een aantal andere thema’s in.
Ten eerste: netcongestie. De VVD wil dat we inzetten op meer oplossingen voor netcongestie. Het vollopende stroomnet is het grote knelpunt voor de energietransitie, woningbouw en economische groei aan het worden. Meer moet daarom mogelijk gemaakt worden, dit ook in aanvulling op het voorstel van vorige week om energiehubs meer te faciliteren. Het amendement is onderweg. Volgens mij is het zelfs al ingediend. Maar ik weet niet of het al bij u terecht is gekomen. De Minister kan daar straks vast op reageren. Het was juridisch blijkbaar complex wat betreft de taakverdeling van de ACM, wat er mag en wat er niet mag. Hopelijk hebben we een goed voorstel gevonden.
Daarnaast wil de VVD kijken of het zogeheten right to challenge uitgebreid kan worden. Dit houdt in dat private partijen, bijvoorbeeld bij de bouw van een woonwijk, indien de netbeheerder het net niet op tijd kan aanleggen, dit zelf kunnen aanleggen, onder toezicht en strenge voorwaarden, en het dan overdragen aan de netbeheerder. Dat zou mogelijk een versnelling kunnen bewerkstelligen. Dit kan nu op kleine schaal, maar ik zou de grootte graag willen oprekken, zodat ook grotere projecten die mogelijkheid krijgen. Grote private partijen met technische kennis kunnen dit ook; denk bijvoorbeeld aan een hoogtechnologisch bedrijf dat ontzettend veel technische kennis heeft. Stel dat dit bedrijf wil uitbreiden en dat er transportruimte is, maar dat zij bijvoorbeeld vier jaar moeten wachten op de uitbreiding, ook door krapte bij de netbeheerders. Dan zou zo’n bedrijf die fysieke aansluiting zelf kunnen realiseren, waarbij de netbeheerder het daarna overneemt en het bedrijf sneller kan aansluiten. Graag hoor ik hoe de Minister daarnaar kijkt. We werken ook aan een amendement hierover.
Daarnaast zijn wij benieuwd of er nog andere voorstellen zijn die netcongestie kunnen verminderen, die de Minister heeft overwogen voor dit wetsvoorstel, maar die net te laat kwamen om meegenomen te kunnen worden in deze wetsbehandeling.
Voorzitter. Dan ons tweede thema. De VVD wil dat we inzetten op een energieonafhankelijker Nederland. Ons energiesysteem moet niet meer overmatig afhankelijk zijn van de import van fossiele brandstoffen uit foute landen, voor miljarden per jaar. Die les hebben we wel geleerd in de energiecrisis. We moeten daarom inzetten op meer onafhankelijkheid en op een stevigere leveringszekerheid. Moties hierover, van ons en anderen, zijn de laatste jaren vrijwel altijd Kamerbreed gesteund. Het zou mooi zijn als dit ook meer borging kan krijgen in de Energiewet. Er is nu een wetsvoorstel over energieonafhankelijkheid aanhangig bij de Kamer, maar wellicht passen sommige voorstellen ook al bij deze wet. Graag hoor ik hoe de Minister hiernaar kijkt.
Het Nationaal Plan Energiesysteem, NPE, is bijvoorbeeld al een mooie stap naar een meer langetermijnvisie, een soort deltaplan voor ons energiesysteem, waar het de laatste jaren aan ontbroken heeft. We zijn benieuwd waarom het NPE niet is opgenomen in deze wet. Is de Minister voornemens om dat bij nota van wijziging te doen, aangezien hij in meerdere stukken aangeeft dat het NPE een wettelijke borging behoeft en zou krijgen in de Energiewet? Zo ja, is hij voornemens om dat nog te doen voorafgaand aan de plenaire behandeling van deze wet? Graag een reactie.
In ons eigen voorstel stellen we voor dat er elke vijf jaar een energiestrategie komt, met een jaarlijkse energienota, waarin bijstellingen kunnen plaatsvinden op het gebied van leveringszekerheid, energieonafhankelijkheid, betaalbaarheid, en ga zo maar door. Is dat ook hoe de Minister de cyclus bij het NPE voor zich ziet? Worden ook de elementen leveringszekerheid en energieonafhankelijkheid in de toekomst prominent meegenomen in de cyclus van het NPE en het NPE-product? Kan de Minister dit ook toezeggen?
Voorzitter. Daarnaast hebben we in Nederland een Wetenschappelijke Klimaatraad, maar geen energieraad meer. In het verleden had Nederland een Energieraad, die onafhankelijk advies gaf over de plannen van het kabinet omtrent de energievoorziening. Dit gaf de Kamer ook een nuttig instrument om elk jaar op basis van die adviezen de vinger aan de pols te houden. Op dit moment is veel advisering immers gefragmenteerd over het energiesysteem heen; Gasunie geeft advies over het gassysteem en TenneT over de leveringszekerheid van elektriciteit. Er is geen partij die het complete overzicht en daarmee ook de bijbehorende risico’s voor de leveringszekerheid monitort. We hebben dan ook voorgesteld om in deze Energiewet de grondslag op te nemen voor een dergelijke energieraad. Graag hoor ik hoe de Minister daarnaar kijkt.
Voorzitter. Dan kernenergie. Er was een kleine twist over wat mevrouw Kröger net zei. Kernenergie waar het kan en de rest waar het moet, zou ze misschien zeggen, maar ik denk niet dat ze het daarmee eens is. Wij zouden wel graag zien dat kernenergie een groter onderdeel van ons energiesysteem gaat worden. Het baart ons dan wel zorgen dat de woorden «kernenergie» of «kerncentrale» in deze monsterwet en de bijbehorende toelichting van meer dan 400 pagina’s exact nul keer voorkomen; zo blijkt uit control F. De Minister gaf aan dat de wet technologieneutraal is. Het kan wel kloppen dat de wet geen belemmeringen introduceert voor kernenergie, maar er gaat wel een politiek signaal uit naar potentiële investeerders als het woord niet eens wordt genoemd in deze wet. Zelfs biomassa wordt vaker genoemd; dat staat er acht keer in. Windenergie staat 32 keer in de wet en 128 keer in de memorie van toelichting. Hoe kan dit? Is de Minister bereid om dat in zijn volgende update van de wet – dat gaat hij elk jaar doen – te rectificeren en te zorgen dat er in ieder geval geen onbewust conflicterend signaal uitgaat dat kernenergie eigenlijk geen onderdeel vormt van het energiesysteem in de toekomst? Graag een reactie.
Dan als laatste nog enkele losse vragen over enkele elementen uit hoofdstuk 3 van de wet. Er zijn er al veel door collega’s gesteld, dus ik zal het kort houden.
Het beheren van energiesystemen. Kan de Minister toelichten hoe het recht op een aansluiting met bijbehorende aansluittermijnen in deze wet verandert? We lezen dat het recht op een aansluiting niet verandert, maar horen wel andere signalen en zorgen vanuit de praktijk. Graag verduidelijking van de Minister daarop.
Daarnaast zijn wij benieuwd naar hoe de PMIEK’s, de provinciale investeringsplannen, prioriteringskaders, hoe je het wil noemen, uiteindelijk hun borging krijgen in de investeringsplannen van de netbeheerders. Dit is immers het enige instrument waarmee provincies kunnen sturen op waar ze prioriteit willen aanbrengen in de aanleg van energie-infrastructuur. We zijn ook benieuwd hoe het Landelijk Actieprogramma Netcongestie, het LAN, weer raakt aan deze Energiewet.
Voorzitter. Als laatste wil ik ook graag dat de Minister verduidelijkt wat de rol van infrastructuurbedrijven conform 3.19 gaat zijn in de waterstofmarkt. Het lijkt de VVD onwenselijk als infrastructuurbedrijven aan de ene kant het monopolie hebben op de infrastructuur, maar tegelijkertijd ook als speler gaan concurreren op een aantal vlakken met partijen die aan een andere kant van de markt opereren. Is de Minister het met de VVD eens dat dit tot ongewenste situaties kan leiden en kan hij dit verduidelijken?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Erkens, VVD. Dan gaan we naar de heer Bontenbal, CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Er is best al veel door collega’s gezegd, dus ik ga ook wat improviseren en schrappen in mijn bijdrage. Ik probeer me te beperken tot het stuk over het energiesysteem en wil beginnen met het punt over het recht op een aansluiting. Een aantal collega’s is daar al over begonnen, zoals collega Erkens zojuist. Er vindt nu een wijziging plaats. Het recht op een aansluiting wordt nu gekoppeld aan de vraag of er genoeg transportcapaciteit is. Dat is natuurlijk een vrij fundamentele wijziging, omdat je als nieuw aangeslotene niet per definitie weet of je aangesloten wordt, ook al zou er geen transportcapaciteit zijn. Je kan dus ook niet meedoen aan congestiemanagement. De vraag die hier toch ligt, is: willen we dat echt, kan dat niet slimmer? Zouden het toch niet twee zaken moeten blijven? En is de conclusie ook niet dat als we dit doen, de reeds aangeslotene, namelijk het bedrijf dat al op het net zit, toch veel meer rechten krijgt dan degene die zich gevestigd heeft in het gebied, maar nog geen aansluiting heeft? De rechten van de niet-aangeslotene worden hiermee wel een stuk zwakker. Willen we dat?
Er is net ook al iets gezegd over bedrijven die zelf een aansluiting willen realiseren. Collega Erkens begon erover of de 10 MVA niet ook naar 1 MVA zou kunnen. Ik weet dat er wat bezwaren zijn als het gaat over dezelfde bedrijven, dezelfde aannemers die je daarvoor inhuurt. Toch denk ik ook dat het wel degelijk nut kan hebben, dus ik ben benieuwd wat de Minister daarvan vindt en of hij een amendement op dat punt als wenselijk ziet. Dan zal ik overigens ook samenwerken met de collega’s om daar één amendement van te maken.
Er is ook al iets gezegd over de kosten van het verwijderen van een gasaansluiting. Daar wil ik het toch ook nog even over hebben. De Energiewet regelt het nu niet, maar volgens mij is het niet wenselijk dat we al die kosten bij de klanten laten landen die straks nog op dat gasnet zitten. Misschien mag ik dan zelf toch even wat sommetjes maken, meneer Kops. Stel dat het gaat om 8 miljoen woningen. Stel dat 70% van die woningen van het gas af gaat. Ik ga er dan nog even van uit dat die 30% op het gas blijft. Dan heb je het over 5,6 miljoen woningen. Stel dat het afsluiten gemiddeld € 400 kost. Je hebt flats en tuintje in, tuintje uit, dus het is voor de vuist weg € 400. Dan zit je op 2,2 miljard. Als je dat omslaat over die 30% klanten die er nog op zit, dan gaan die flink meer betalen. Hier moeten we een oplossing voor zoeken. We houden in het netbeheer altijd vast aan het kostenveroorzakingsbeginsel. Eigenlijk is het versleutelen van die verwijderingsbijdrage in de tarieven niet consequent volgens dat kostenveroorzakingsbeginsel. Tegelijkertijd snap ik ook heel goed dat het heel lullig is voor klanten die willen verduurzamen, om dan te zeggen: je gaat verduurzamen en hier heb je een rekening voor het afsluiten. Dan moet je inderdaad gaan kijken naar een subsidie, maar het is niet gratis, want iemand betaalt de rekening. Wat we vooral moeten doen, is dat er niet per woning afgesloten wordt maar dat het een wijkgerichte aanpak wordt zodat die netbeheerder het in één keer voor de hele straat kan doen. Dan wordt het niet € 500 of € 600 per woning, maar dan wordt het een bedrag dat een stuk lager ligt.
Er is door collega Flach ook iets gezegd over de representatieve organisaties. Die lijken namelijk toch minder goed aangehaakt te worden. Er is overleg met de marktpartijen en er is een betrokkenheid van die partijen voorgeschreven, maar we hadden daar natuurlijk het gebruikersplatform voor, het GEN. Ik heb daar ooit zelf ook nog aan deelgenomen. Over een hoog nerdgehalte gesproken: daar was het nog erger dan hier maar het was wel heel nuttig, want partijen zaten daar bij elkaar en dachten gewoon na over allerlei voorstellen en of die goed of slecht waren of beter konden. Dus is het niet goed om dat gebruikersoverleg gewoon te handhaven?
Dan iets over die groepstransportovereenkomsten. Wij zien dat als een goede ontwikkeling en het is ook goed dat de Energiewet hier aandacht aan besteedt. Wel moeten we uitkijken dat er geen wildgroei ontstaat. Ook is het belangrijk dat die groepstransportovereenkomsten niet alleen door de netbeheerders worden bedacht maar dat er ook marktpartijen zijn die meekijken. Als de netbeheerders iets bedenken, wil dat namelijk nog niet zeggen dat de marktpartijen daar goed mee uit kunnen komen. De Minister geeft aan dat het aan de ACM is om deze regels op te stellen en dat marktpartijen daarbij betrokken zullen worden. Mijn simpele vraag zou dan zijn: hoe worden die marktpartijen er precies bij betrokken?
De netbeheerders hebben aangegeven dat zij niet direct contact kunnen opnemen met aangeslotenen en dat dit alleen kan via de leverancier. Het leveranciersmodel, dat op heel veel punten goed werkt, zoals dat de klant één aanspreekpunt heeft, zit natuurlijk hierbij ook een beetje in de weg. Voor het afsluiten van een energiecontract zou je eigenlijk een soort identiteitscheck willen doen om ook fraude en energiediefstal te voorkomen. Je kunt namelijk vrij simpel een energiecontract afsluiten. Een van de suggesties is dat een simpele vereiste van een pinbetaling van 1 cent bij het afsluiten van een energiecontract, energiediefstal een stuk moeilijker zou kunnen maken. Is dat een idee waar de Minister naar wil kijken? Is er in de Energiewet een mogelijkheid om iets te doen aan die directe communicatie tussen netbeheerders en aangeslotenen ofwel klanten?
Dan de toegestane activiteiten voor netbeheerders. Nou baal ik ervan dat collega Grinwis er niet is, want dit gaat over het groepsverbod; dus misschien kunnen de andere collega’s de honneurs van collega Grinwis waarnemen. Collega Kröger heeft nog twee interrupties. Ik moedig haar zeer aan om daar gebruik van te maken. Is de demarcatie tussen wat netbeheerders en hun infrastructuurbedrijven nu wel en niet mogen, goed? We hebben het namelijk vrij abstract over dat groepsverbod en de activiteiten van de netbeheerders, maar ik ga een paar voorbeelden geven. ENTRNCE, een dochteronderneming van Alliander, noemt zich een onafhankelijk platform voor de energiemarkt van morgen, wat betreft lokale energie. Dat raakt aan het faciliteren van energiehandel. Willen we dat of is het toch niet aan de bekwaamheid van netbeheerders om dit te doen? Willen we dit toch niet aan de markt overlaten? Er staat ook iets in over wateractiviteiten, maar ik zie dat TReNT, aan aanbieder van glasvezel, is overgenomen door Alliander. Dus in de Alliander Groep zit een bedrijf dat met glasvezel bezig is. Willen we dat? GOPACS, een samenwerking tussen regionale netbeheerders en TenneT, is een platform waarop flexibel vermogen uit de markt wordt verhandeld. Dat snap ik, want het gaat echt over netcongestie, maar het zijn wel dingen die allemaal raken aan deze discussie. Dat moeten we dus wel concreet maken. We kunnen het hebben over het groepsverbod en over de vraag of we het lijstje met toegestane activiteiten willen uitbreiden, maar het zijn vaak activiteiten die raken aan of ingrijpen op de handel in energie. En ja, op het moment dat we vinden dat het de energietransitie helpt, moeten we daarnaar kunnen kijken. Maar daar zit ook altijd een downside aan, namelijk dat je intervenieert in een markt die dingen ook graag zou willen doen en dat soms echt veel beter kan dan een netbeheerder. Dat zijn mijn opmerkingen bij die toegestane activiteiten.
De voorzitter:
En daar zijn natuurlijk interrupties op. Allereerst mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp deze overwegingen en daarom denk ik ook niet dat je helemaal van het groepsverbod af zou moeten. Ik stel een vraag. Daarop geeft de heer Bontenbal antwoord, waardoor de heer Grinwis er gewoon op door kan. Het is allemaal geregeld. Ik heb een vraag aan de heer Bontenbal over de manier waarop het nu geformuleerd is in de wet. Zouden wij niet beter moeten vastleggen wat een netbeheerder kan, met als doel systeemoptimalisatie en het ondersteunen van de lokale energietransitie? Zou je de limitatieve lijst die er nu ligt, niet toch willen verruimen c.q. opener maken? Ik vraag dat aangezien we ook nog niet weten welke technologieën en mogelijkheden er komen. Waarom zou je het dan nu vastleggen?
De heer Bontenbal (CDA):
Als je het niet vastlegt, geef je de netbeheerders gewoon de ruimte en dus gaan ze het doen. De ene netbeheerder is daar actiever mee dan de andere, maar u kent die netbeheerders ook allemaal. Er zijn er die in het verleden heel wat activiteiten hebben ontplooid. Dat geldt zeker voor de grootste regionale netbeheerder. Mevrouw Beckerman loopt ook al een tijdje rond hier in de Kamer en zij weet ook welke activiteiten die netbeheerders allemaal hebben ontplooid. Dat ging ook over laadpalen. Er is van alles verzonnen en dat is niet altijd nuttig geweest. Je moet er dus iets over opnemen. Als u zegt «ik ga het opener in de wet formuleren», dan zegt u eigenlijk «ze mogen meer doen». Ik zou dus preciezer naar dat limitatieve lijstje willen kijken.
Ik stel de vraag: hoort glasvezel binnen een netwerk, binnen een infrastructuurbedrijf? Vinden we dat? Ik kan mij synergievoordelen voorstellen, bijvoorbeeld dat je de grond open graaft en er dan gelijk twee kabels inlegt in plaats van een. Maar daar zullen ook nadelen aan zitten, want je gaat nogal in de markt voor glasvezel interveniëren, met een heel groot infrastructuurbedrijf dat echt veel geld heeft en waar een paar miljoen verlies inderdaad, zoals collega Erkens zegt, ergens in die groep wordt uitgesmeerd. Willen we dat?
Als u mij zou vragen of er activiteiten zijn waar ik over twijfel, dan zijn dat bijvoorbeeld batterijen. Dat gaat over systeemoptimalisatie. De netbeheerders mogen niet in de productie, handel en levering van elektriciteit zitten. In deze wet wordt dat ook voor opslag vrij hard afgekaderd. Ik kan mij een model voorstellen – ik zal daar in mijn volgende blokje ook vragen over stellen aan de Minister – waarin je de netbeheerders wel plekken in hun net laat aanwijzen waar er batterijen komen. Maar het moet ook denkbaar zijn dat ze die activiteit uitbesteden aan een bedrijf en dat je dus zegt: op plek X komt er een batterij, primair om de netcongestie op te lossen. De netbeheerder sluit dan een contract met een bedrijf dat het allereerst daarvoor doet, maar voor de rest die batterij ook voor de handel in elektriciteit gebruikt. Die batterij is namelijk pas rendabel als je hem volledig benut. Daar zit voor mij nog een open vraag, zeg ik tegen mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik zou willen dat we vooral de ruimte bieden aan de markt om erin te stappen met opslag of conversie op het moment dat dat nodig is voor systeemoptimalisatie. Ik zou willen dat, als dat niet gebeurt, je als netbeheerder wel de ruimte hebt om dat te doen, desnoods tijdelijk. Je wilt immers dat lokale energiesysteem met opslag maximaal delen; je wilt de conversie steunen, stutten, vooruithelpen en je wilt de lokale energiegemeenschappen vooruithelpen. Daar wil misschien niet altijd een marktspeler instappen. Maar voor het algemeen belang en qua maatschappelijke kosten zou je dat misschien wel willen. Dat vind ik precies de plek waar je netbeheerders meer ruimte zou willen bieden.
De heer Bontenbal (CDA):
Maar dan moet je wel precies kijken wat die netbeheerder gaat doen. Hier is net ook door collega Grinwis gezegd: er is heel veel kennis bij de netbeheerders van het energiesysteem. Nou, op sommige plekken valt dat tegen, zeg ik tegen de heer Grinwis. Een aantal energieleveranciers hebben echt veel meer kennis van hoe de handel in elektriciteit en gas werkt. Die kennis zit helemaal niet bij de netbeheerders. Sterker nog, ik denk dat als je ze daar de ruimte voor geeft, ze echt grote brokken gaan maken en met gemeenschapsgeld heel veel dingen gaan leren. Nou, dat is prima, maar dat kost wel de belastingbetaler geld. Als je zegt dat een batterij op bepaalde plekken in het energiesysteem maatschappelijk nuttig is, zoals mevrouw Kröger nu suggereert, kun je ook zeggen: de netbeheerder krijgt de mogelijkheid om te bedenken waar die batterijen in het net komen, maar vervolgens wordt het via een tender aan bedrijven getenderd. Ik ga er namelijk van uit dat die dat echt slimmer en goedkoper gaan doen dan de netbeheerder dat kan doen. Je kijkt dan veel preciezer, en dan niet of de netbeheerder het wel of niet doet. Nee, je kijkt welke plek die netbeheerder daarvoor in z’n net beschikbaar stelt, waarna die het ook weer aan de markt overlaat.
De voorzitter:
Helder. De heer Grinwis heeft de oproep tot strijd gehoord en wil graag een interruptie plegen. Meneer Grinwis, neem uw tijd.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik liep net de zaal uit vanwege een telefoontje. Excuus daarvoor. Maar bij dezen alsnog een interruptie. Ik begrijp dat de heer Bontenbal zich zojuist niet heeft gevoegd in de lijn van de traditie van illustere voorgangers zoals de heer Hessels. Ik ben benieuwd wat hij daarop te zeggen heeft. Collega Kröger en ik zijn op zoek naar het volgende. In de energietransitietijd, een tijd vol dynamiek en onzekerheid, wil je enerzijds het publieke belang borgen en anderzijds flexibel zijn en goed inspelen op opgaven, niet alleen door een efficiencybril bekeken of door een «new public management»-achtige bril bekeken. Dat is de dominante bestuurskundige stroming geweest uit de tijd dat vorige wetten werden gemaakt, maar die tijd hebben we achter ons gelaten. Het gaat mij gewoon om praktisch en vanuit publiek belang redeneren. Neem een probleem als de Waddeneilanden. De heer Bontenbal komt daar nu eigenlijk ook al mee en zegt: dat limitatieve lijstje uit artikel 3.19 is eigenlijk niet voldoende, want op de Waddeneilanden kun je het oplossen door nog eens een extra kabel door de Waddenzee te trekken. Je kunt echter ook de netbeheerder de mogelijkheid geven om een extra batterij erbij te zetten en daarmee misschien het probleem op te lossen. Vanwege het strikte groepsverbod, en dan zeker hoe strikt dat de afgelopen achttien jaar wordt geïnterpreteerd op EZK, kan dat in de praktijk alleen niet. Dat terwijl we dat wel willen oplossen.
De voorzitter:
Uw tijd neem ik terug. Ik vraag u toch om naar de vraag over te gaan.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Wat is de reactie van de heer Bontenbal daarop? Allemaal hebben we niet glasvezelbedrijven of dochters op het oog, maar juist deze aspecten in het kader van energie.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik voeg me natuurlijk graag in de goede traditie van mijn voorgangers. Die voorgangers zorgden er altijd voor dat ze robuuste amendementen indienden en niet zomaar met een amendement kwamen dat de hele energiemarkt weer overhoop gooide. Zij deden ook recht aan de geschiedenis van de afgelopen twee decennia, zeg ik even plagend tegen collega Grinwis.
Ik vind het prachtig om een hele discussie te gaan voeren over publieke belangen. Bij publieke belangen gaat het altijd over de vraag of er sprake is van marktfalen en, zo ja, of dat gecorrigeerd moet worden. Dan kom je met overheidsinterventies. Wanneer er sprake is van een natuurlijk monopolie, kom je met regulering, tariefregulering. Dat zijn allemaal zaken om het publieke belang te dienen. Maar in deze discussie speelt ook altijd mee – dat weet collega Grinwis ook – dat je de vraag stelt met betrekking tot overheidsfalen. Je moet marktfalen afzetten tegen overheidsfalen. Het is dus niet zo dat als een markt faalt, een overheid het altijd beter doet. Je zult moeten afwegen of die overheid of dat publieke bedrijf het altijd beter gaat doen. Daar leg ik de vinger bij. Dat is dus niet zo. U noemt het voorbeeld van de Waddeneilanden. Die projecten lopen al heel lang. Is dat nou omdat ze niet genoeg ruimte hadden of is dat omdat de netbeheerders de kennis ontbeerden? In het geval van zo’n Waddeneiland kan de netbeheerder binnen het huidige groepsverbod zelf besluiten om met batterijen aan de slag te gaan, maar dan op de manier die ik net aangaf, namelijk door plekken in het net aan te wijzen en vervolgens te tenderen met marktpartijen. Ik vind dat collega Grinwis zo’n groot geloof heeft in de netbeheerders. Misschien ben ik door schade en schande iets wijzer geworden over wat ze écht kunnen. Ze zijn ontzettend goed in een paar dingen, namelijk netbeheer. Dat moeten ze vooral heel goed doen. Daarin mogen ze echt innovatiever zijn en daarin mogen ze van mij ook een grotere rol krijgen, vooral op het punt van digitalisering en dat soort dingen. Ze zijn ontzettend goed als brandweerorganisatie. Als er ergens een storing uitbreekt, zijn ze er binnen een halfuur en lossen ze het op.
De voorzitter:
Het lijkt me dat dit niet meer helemaal betrekking heeft op de vraag en het antwoord.
De heer Bontenbal (CDA):
U heeft gelijk, voorzitter. Ik ben nogal breedsprakig.
De voorzitter:
U meent het. Dan ga ik verder naar de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik denk dat we dit debat nog wel gaan vervolgen, ook plenair nog, maar ik ben benieuwd wat de Minister straks gaat zeggen. Het gaat niet alleen over de klassieke netbeheerders, die de heer Bontenbal zelf kent, de decentrale netbeheerders of de Stedins van deze wereld. Het gaat ook over de Gasunie en haar rol, over TenneT en over de flexibiliteit die je daar misschien wil om grote nieuwe ontwikkelingen op het gebied van waterstof of kernenergie voor elkaar te boksen. Het gaat ook om het herstellen van een fout uit het verleden. Kan ik meneer Bontenbal misschien op dat laatste punt vinden, namelijk dat we dat groepsverbod nogal ijzerenheinig tot het bittere einde hebben doorgevoerd in de Nederlandse wetgeving, inclusief de splitsing van die energiebedrijven? Ik krijg bijna de zorg dat de heer Bontenbal is bekeerd van goed zorgen voor publieke belangen, zoals van oudsher, naar een soort liberaal geloof, marktgeloof of hoe ik het ook moet noemen. De heer Bontenbal begrijpt wel wat ik bedoel.
De heer Bontenbal (CDA):
Hij begrijpt het heel goed, maar hij vindt het een beetje onzin wat collega Grinwis zegt. Dat weet mijn broeder Grinwis ook. Nee, ik ben niet bekeerd tot het marktgeloof, maar ik ben ook niet bekeerd tot het overheidsgeloof. Het CDA is een partij die met name altijd de kracht van de samenleving ziet. Ik ga er niet van uit dat overheden of publieke bedrijven altijd alles beter doen dan marktbedrijven. Dat lijkt u soms wel te denken. Je moet heel precies per situatie kijken. Met betrekking tot bepaalde nieuwe technologieën of de opslag van waterstof, bijvoorbeeld de rol van de Gasunie in waterstof op zee en in CO2-opslag op de Noordzee, wil ik er zeker over nadenken of daar niet een grotere publieke rol moet zijn. Sterker nog, ik heb zelf nog niet zo lang geleden een actieplan ingediend over de marktordening voor CO2 en waterstof op de Noordzee, waarin ikzelf die voorstellen heb gedaan. De vraag aan de ChristenUnie is of het groepsverbod daarvoor opzij moet of dat de huidige wet daar gewoon ruimte voor laat. Laten we dat nou aan de Minister vragen. Als hij zegt dat het allemaal kan binnen de huidige wet, is uw amendement niet nodig en gaan we gewoon door met deze Energiewet zoals die er ligt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik geloof zeer in de samenleving en ik geloof juist in de samenwerking van krachten uit de samenleving, krachten uit de markt en krachten van de overheid. Ze kunnen allemaal falen; dat weten we ook. Daar moeten we ons dus altijd toe verhouden. Nog even ter verheldering: mijn principiële betoog is, indachtig wat er de afgelopen 25 jaar is gepasseerd, dat het groepsverbod de wet uit moet. Mijn pragmatischer terugvaloptie is: artikel 3.19 verhelderen om te zorgen dat in het netbeheer bij de activiteiten die nuttig zijn voor de energietransitie, niet zo’n strakke scheiding wordt gelegd als de scheiding die nu wordt opgelegd. Zeker als we, zoals de afgelopen jaren is gebeurd, die activiteiten strak interpreteren – want het hangt ook af van interpretatie van wetsartikelen – ben je eigenlijk meer gericht op het in balans houden van bestaande verhoudingen tussen markt en overheid dan op de energietransitie.
De voorzitter:
Oké, broeders, iets korter.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ziet de heer Bontenbal het risico dat, als je daar te eng mee omgaat, de energietransitie het kind van de rekening kan worden?
De heer Bontenbal (CDA):
Ik denk dat we niet dat artikel dat u bedoelt, vager moeten maken, maar dat we een discussie moeten voeren over welke limitatieve lijst er is. Als steeds blijkt dat iets nog niet geregeld is, dat het knelt en dat een markt niet op gang komt, gaan wij tweeën een initiatiefwetsvoorstel maken of pakken we het op bij de jaarlijkse wetsbehandeling, waarbij we het dan alsnog regelen. Want volgens mij gaat deze wet elk jaar gewoon even door de wasstraat in de Tweede Kamer. We hebben dan dus jaarlijks de mogelijkheid om toch even naar het lijstje nevenactiviteiten te kijken. De netbeheerders zullen, hen kennende, ook aan de bel trekken op het moment dat dit het geval is.
De voorzitter:
Interessant debatje. Nou had mevrouw Postma eerder gemeld dat zij een interruptie had. Zij ziet daarvan af, zie ik. Dan vraag ik de heer Bontenbal om zijn betoog te vervolgen.
De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter. Ik had nog iets over netbeheerders en batterijen, maar daarover heb ik al genoeg gezegd in de interrupties.
Dan wil ik toch iets vragen over de rechten van aangeslotenen, iets meer in het algemeen. Ik ben er zonet mee begonnen dat de knip tussen de transportcapaciteit en het aansluiten nu wordt gemaakt, maar de achttienwekentermijn vervalt bijvoorbeeld ook. Daarover is ook al lang discussie in de Kamer, want die termijn wordt niet gehaald. Maar wat zijn nog de rechten van de aangeslotenen? Ik snap heel goed dat de netbeheerders vol zitten en dat ze de tijd nodig hebben om het allemaal te kunnen fiksen, maar er moet toch ook zoiets zijn als druk, ook van de aangeslotenen. De nieuw aan te sluiten klant heeft toch ook recht op dingen? Nou dacht ik het volgende. Ik snap dat we die achttien weken niet opnieuw in de wet zetten, maar zou er dan niet in de prijsregulering een prikkel moeten komen voor de snelheid van aansluiten? Kunnen netbeheerders die sneller aansluiten daar niet op een of andere manier voor beloond worden?
Dan iets over de verzorgingsgebieden van netbeheerders. Het is maar een klein puntje, maar die verzorgingsgebieden overlappen elkaar niet altijd. Sterker nog, sommige regionale netbeheerders hebben gebieden waarin ze wel gas maar geen elektriciteit hebben, of hebben nog ergens een gek plukje netgebied in het noorden van het land. Ik kan me voorstellen dat we daar ook nog eens naar kijken. Dat hoeft niet meteen nu, maar wellicht kunnen we nog eens kijken of we niet wat logischere verzorgingsgebieden voor netbeheerders kunnen maken. Ik kan me namelijk voorstellen dat dat ook hun effectiviteit bevordert.
Dan de frequentieveiling. Die hangt niet bij deze wet maar is toch belangrijk, omdat de netbeheerders voor hun slimme meters op een gegeven moment moesten gaan concurreren met marktpartijen voor de frequenties die gebruikt worden om slimme meters uit te lezen. Dat is natuurlijk wel gek. Ik weet ook dat de netbeheerders het zelf misschien ook niet helemaal verstandig hebben gedaan, maar kan de Minister er wel voor zorgen dat dit niet nog een keer op die manier naar de markt gaat en er elke keer weer gedoe over is? Als we die investering in die slimme meters namelijk op een of andere manier dwars willen zitten, moeten we weer over die frequenties gaan beginnen. Kan de Minister mij dus garanderen dat dit nu goed geregeld is?
Dan de transparantie bij de netbeheerders. Dat is voor mij ook een belangrijk ding. De netbeheerders moeten transparanter zijn. In het wetsvoorstel staan wel dingen die daartoe leiden. Als je namelijk een aansluiting wilt en de netbeheerder zegt dat dat niet kan, moet de netbeheerder aantonen waarom het niet kan. Ik wil echt dat de ACM of het Rijk daarbovenop zit. Netbeheerders moeten transparant gaan zijn over hoe vol dat net nou zit en over wanneer er wel zicht is op aansluiting.
Dan wind op zee. De kosten daarvan worden natuurlijk via de netten versleuteld, maar de vraag is dan wel steeds: wordt hier het kostenveroorzakersbeginsel nog netjes gehanteerd? Die discussie hebben we destijds ook gehad. Je zou ook kunnen zeggen dat die kabels gewoon aansluitingen zijn op het Nederlandse elektriciteitsnet. Nu hebben we gezegd dat het eigenlijk een net op zee is, maar als je zo redeneert, moet je ook alle partijen willen aansluiten die daarop willen aansluiten. Anders is het geen openbaar net op zee. We gaan uit van een afschrijftermijn van, ik dacht, een jaar of 30, maar moet je dan niet besluiten om ze in 40 jaar te gaan afschrijven? We gaan er immers van uit dat die windparken op een gegeven moment ontmanteld worden en dat er dan iets nieuws voor komt, dus een nieuw windpark of een nieuw gebruik van die aansluiting. Als we dan een iets langere afschrijftermijn gebruiken, gaan ook de tarieven omlaag. In de wet wordt een haakje gegeven om de kosten daarvan ook gewoon via subsidieregelingen te doen. Ik ben wel benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt en wat hij van plan is om daarmee te gaan doen.
Dan iets over de kosten van netverliezen. Daarover hebben we het hier zelden in de Kamer, maar een deel van die netkosten zit in de kosten van netverliezen. Ik meen, uit mijn hoofd, dat iets van 5% van de elektriciteit een soort van verloren gaat, via kabels die warm worden en via diefstal en andere gekkigheden. Dat is nogal een grote verbruiker. 5% van het elektriciteitsverbruik is een hele, hele, hele grote verbruiker in Nederland. Daar wordt natuurlijk energie voor ingekocht door de netbeheerders en die sluiten daarvoor allerlei contracten af met energieleveranciers. Kan daar misschien wat meer toezicht op zijn? Die kosten lopen best wel op. Het is natuurlijk geen corebusiness van de netbeheerders om die energie in te kopen. Kunnen ze daar een beetje bij geholpen worden, zodat wij ook als samenleving weten dat er efficiënt wordt ingekocht?
Mijn volgende vraag gaat over digitalisering bij de netbeheerders. Zit dat voldoende in de investeringsplannen? Als we het net slimmer willen gaan gebruiken, moeten we zeker weten dat de netbeheerders ook digitaliseren. Kunnen we dat voldoende afdwingen, zo vraag ik de Minister. Kunnen we voldoende afdwingen dat netbeheerders hun transformatorstations digitaliseren? Daarmee liepen ze in het verleden sterk achter. Het was vaak ook een kostenpost die ze wegstreepten op het moment dat er andere dingen gefinancierd moesten worden. Dus kunnen we digitalisering harder afdwingen of zegt de Minister dat dit een taak van de ACM is, dat die daarop moet toezien?
Dan iets over NU-Link. Collega Flach begon al over dit initiatief. Dat is een private partij die een interconnectie met het Verenigd Koninkrijk wil maken. In de huidige wet kan die partij dat nu niet meer doen. Willen we dat initiatief niet toch gewoon doorzetten? TenneT schrijft immers wel degelijk dat er ook een punt is met leveringszekerheid in de komende jaren. Die partij is allang bezig met dat initiatief, en die mag dat dan niet meer. Ik zeg niet gelijk dat we het moeten doen, maar ik ben wel benieuwd naar de reactie van de Minister. Het is gewoon een initiatief om die twee landen aan elkaar te knopen. Waarom sluiten we dat nu uit?
De voorzitter:
Op dit punt is er een interruptie voor u van mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is altijd goed om landen met elkaar te connecteren, zoals dat zo mooi heet. Er ligt natuurlijk al een voorstel, de LionLink, om ervoor te zorgen dat wij als Nederland met het Verenigd Koninkrijk, in dit geval Engeland, gelinkt worden. Hoe ziet de heer Bontenbal deze twee in combinatie met elkaar?
De heer Bontenbal (CDA):
Eigenlijk wil ik dat zelf niet hoeven beoordelen. Ik vind ook dat wij dat als Kamer moeilijk kunnen beoordelen. TenneT maakt natuurlijk plannen voor leveringszekerheid. Daaruit blijkt hoeveel gigawatt interconnectiecapaciteit wij met verschillende landen nodig hebben. Dit is een initiatief dat loopt. Daar is natuurlijk ook gewoon door die partijen geld in gestoken. Daar komt met deze wet eigenlijk een streep doorheen. De vraag die ik stel, luidt: willen we dat of kan deze kabel nuttig zijn bij het vergroten van interconnectiecapaciteit naast dat andere initiatief?
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb nog een beetje een vreemde eend in de bijt. Ik had de vraag wel opgeschreven, want die zit me al een tijdje dwars. De vraag gaat over een specifieke doelgroep, namelijk de glastuinders. Sommige glastuinders hebben één heel groot perceel en gebruiken veel gas en elektra. Dan doorlopen ze allerlei energiebelastingschijven en komen ze ergens in de tweede of de derde schijf terecht. Maar er zijn natuurlijk ook glastuinders die hun kavels hebben opgeknipt in een aantal percelen. Die doorlopen dan voor al die percelen opnieuw de energiebelasting. Daarmee worden de grote glastuinders de facto bevoordeeld ten opzichte van de wat meer versnipperde glastuinders. Dat blijf ik altijd wel een beetje gek vinden. Ik snap het wel. Je levert aan een onroerende zaak. Als die percelen echt gescheiden zijn, dan kun je ze ook moeilijk op één hoop gooien. Maar kun je daar niet toch één virtuele aansluiting of iets dergelijks van maken? Dit is een soort onrecht dat ik toch een beetje moeilijk te verkroppen vind. Tenzij je de energiebelasting een flatrate maakt. Dan hebben we alle problemen opgelost. Maar zover zijn we nog niet.
Dan iets over de gasinfra op de Noordzee. Dat heb ik erin gefietst omdat ik mevrouw Postma er net iets over hoorde zeggen. Je kunt het opruimen of je kunt het laten liggen. Ik zou zeggen: laten we die gasinfra vooral gaan gebruiken voor waterstofproductie. Een deel kan misschien wel, denk ik, maar dat moeten we uitzoeken. Daar wordt onderzoek naar gedaan. Er ligt een vrij groot gasnet. Als we dat nog ergens voor kunnen hergebruiken, dan zou me dat een lief ding waard zijn.
Tot slot, voorzitter, mijn laatste punt: de allocatiepunten. Ik ga daar geen heel lang verhaal van maken, maar ik was nog niet blij met de brief die ik kreeg, want daarin werd gesuggereerd dat er overleg is geweest met de sector en dat die het ermee eens is. Maar de sector zegt tegen mij: dat is helemaal niet waar. Dus er kan nog heel veel gedoe komen over die allocatiepunten, bijvoorbeeld als je toestaat dat er achter een allocatiepunt nog een ander allocatiepunt komt en ze tot dezelfde installatie behoren. Er komt gewoon een hoop gedonder over balansverantwoordelijkheid of over een meter die uitvalt terwijl de andere niet uitvalt, waarbij de eerste meter het dan maar moet oplossen. Ik durf er een goede fles wijn op te zetten dat het een puinhoop wordt en dat we er over een paar jaar heel veel spijt van hebben als we dit zo gaan doen. Ik zou graag zien dat de Minister dat goed regelt in het Energiebesluit en daar eerst opnieuw met de sector over gaat praten. Laten we alsjeblieft iets maken wat werkbaar is en de transitie echt op gang helpt. Ik overweeg iets van een motie, maar doorgaans is de Minister zo redelijk dat hij mij gewoon toezegt dat hij dat op gaat lossen, zodat ik een motie achterwege kan laten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bontenbal. Volgens mij zijn er geen interrupties meer. Dan draag ik het voorzitterschap over aan de heer Erkens.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Dan mevrouw Beckerman, die tot de lunch zal praten. Ik moest wel lachen, want de heer Bontenbal zei «ik zal een aantal dingen schrappen», maar het werd bijna een filibuster rondom de allocatiepunten. Het was niet uw kortste inbreng, collega. Maar ik geef het woord aan mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ja, de allocatiepunten! Haha. Nee. Ik heb al van verschillende Kamerladen appjes gehad dat ze heel graag willen lunchen, maar helaas ben ik net zo breedsprakig als andere pappenheimers in dit debat, dus ik ga toch nog wat inbrengen.
Ik vond het debat vorige week, en vandaag ook, interessant. We merken toch dat de markt niet meer heilig is. Zelfs de VVD pleit hier voor het inperken van de macht van bedrijven en vorige week voor het beschermen van huishoudens. De Minister pleitte ervoor nieuwe warmtenetten publiek te maken, al is het maar gedeeltelijk. Dat gezegd hebbende is deze wet geen kentering met decennia van geloof in de markt. Her en der schaven we er wat scherpe kantjes van af. Het blijft de markt, maar wel iets aaibaarder. Waar de Wet collectieve warmte straks weer gaat voor een collectieve aanpak en een vaak publieke warmtevoorziening, doet deze wet dat expliciet niet. Waarom loopt dat zo uiteen, vragen we de Minister.
Ik heb gisteren de dag besteed aan het lezen van stukken van voorgangers van deze Minister, zoals de Derde Energienota van Minister Wijffels, om te kijken hoe het eigenlijk zo is gekomen, hoe dit energiesysteem is opgebouwd. Daarin werd de privatisering van energie aangekondigd. Het idee was dat Nederland hierin voorop moest gaan. De letterlijke woorden waren: een keuze voor meer marktwerking, niet Europa volgend maar stimulerend. De beloftes uit die jaren – goedkopere energie, betere efficiëntie, betere dienstverlening – zijn niet ingelost. En de energiecrisis van vorig jaar laat de kwetsbaarheden zien: er zijn private winsten, maar er zijn miljarden aan publiek geld nodig als het misgaat. Hoewel de neiging bestaat om deze crisis niet in verband te brengen met hoe we ons systeem hebben ingericht, zijn we er vooraf wel degelijk stevig voor gewaarschuwd dat in een privaat energiesysteem prijspieken voorkomen.
Het is interessant dat de VVD zonet een terugkeer van de Energieraad bepleitte. Die Energieraad bracht in de periode dat we het vorige systeem invoerden, een mooi rapport uit. Hij schreef begin jaren 2000 een aantal kritische rapporten over de voorgenomen verdere privatiseringen. Hij schreef: «Energiebedrijven zullen geen kapitale investeringen doen als er onvoldoende zekerheid is dat de opgewekte elektriciteit gedurende langere tijd tegen hoge prijzen kan worden verkocht. De markt neigt vanzelf naar krapte.» Volgens mij is dit nog steeds een heel relevant punt. Een ander punt van de Energieraad op dat moment was: «Als een crisis ontstaat is de kans groot dat de overheid moet optreden als crisismanager.» Opnieuw een heel relevant punt.
Het was wellicht goed geweest, heb ik gisteren opgeschreven, als we ook nu een Energieraadrapport hadden gehad. We kunnen natuurlijk niet weten wat er gebeurd was als we van energie geen markt hadden gemaakt. Dat is volkomen helder. Maar wat we wel weten, is dat we ten eerste naar een periode gaan met internationaal veel onzekerheid. Dat is bijna eufemistisch uitgedrukt. Ten tweede willen we graag nieuwe duurzame energie produceren en gebruiken. Ten derde wordt opslag steeds crucialer. Vorig jaar zagen we in de energiecrisis hoe cruciaal gasopslag was. Dat zal zeker in een nieuw energiesysteem, dat in de woorden van deze wet «grilliger» is, cruciaal zijn. De vraag past daarbij of een privaat systeem wel het beste werkt. Juist overschakelen op een veelvoud van bronnen in een grillig systeem vraagt om een goede planning van zowel productie en netcapaciteit als opslagcapaciteit. Wat past daar nou het beste bij? Hoe zorgen we voor betrouwbaar en betaalbaar, als we het systeem zo privaat laten?
Mevrouw Postma (NSC):
Een volgens mij terecht betoog over de waarde die het kan hebben om belangrijke zaken in overheidshanden te houden. Het is ook wel terecht dat je niet weet wat de markt doet als je het nooit een kans hebt gegeven. U noemde kort het belang van leveringszekerheid. We hadden het net al even over het opslaan van energie, waarbij ik de Minister heb gevraagd waar de grens ligt. Juist het werken met heel grote batterijen kan heel goed werken voor de netcongestie. Is de SP het met mij eens dat het eigenlijk wel heel belangrijk is om ervoor te zorgen dat dat in publieke handen kan zijn? Wij zien bijvoorbeeld dat veel van die batterijen in handen zijn van private equity. Nu heb ik geen illusie over het feit dat zij het liefst gewoon heel veel geld verdienen met de handel die erbij hoort, dus goedkoop inkopen en op een ander moment weer loslaten. Daar zit voor onze fractie een angst bij dat dit betekent dat het energiebedrag voor de huishoudens uiteindelijk gewoon hoger wordt. Deelt mevrouw Beckerman dat?
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, deelt u dat?
Mevrouw Beckerman (SP):
Deelt de SP de mening dat private equity vooral gericht is op het maken van snelle winsten en dat dat niet altijd in het belang is van de consument? Dat is niet een heel moeilijk antwoord. Ja, dat is zo. Dat is precies de mening die de SP is toegedaan. Dat geldt natuurlijk breder dan alleen voor energie.
Maar ik vind het punt over de opslag heel interessant. Vorig jaar, in de energiecrisis en gascrisis, vond ik het heel pijnlijk dat alle gasopslagen privaat waren, deels zelfs in handen van Gazprom. De heer Erkens heeft vorige week in een debat – ik weet niet of u daarbij was – zelfs gepleit voor een verplichte vulgraad. Het blijft natuurlijk ingewikkeld dat je het zo privaat hebt gemaakt en daar vervolgens als overheid van alles aan moet doen, terwijl de markt ernaar neigt om voor een zo goed mogelijke prijs te verkopen maar de overheid ervoor moet zorgen dat iedereen voldoende warmte en energie heeft. Daarom denk ik dat we bij het vormgeven van een nieuw systeem echt goed moeten bekijken of het wel zo’n slimme keuze is om dat privaat te maken. Ik denk dat het heel goed zou zijn als we investeren in opslag en dat we dat publiek doen. Er is nog een andere reden. Als je opslag allemaal individueel gaat regelen, ook als je naar wijken kijkt, is dat veel kostbaarder, maar ook milieutechnisch niet heel verantwoord met al die losse kleine batterijen. Het simpele antwoord was dus ja. Maar goed, breedsprakigheid is ...
De voorzitter:
Dat gunnen wij u ook na de heer Bontenbal, dus dat is prima. Mevrouw Beckerman vervolgt haar betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. We doen nu net alsof alles de schuld is van Bontenbal, terwijl we zelf net zo breedsprakig zijn.
De heer Bontenbal (CDA):
Niet altijd is alles de schuld van het CDA. Dat klopt in dit geval ook niet.
De voorzitter:
Ik kan de microfoons niet uitzetten, omdat ik niet de voorzittersplek heb helaas. Maar mevrouw Beckerman vervolgt haar betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Bontenbal! Nee, wij willen de VVD ook nog weleens wat schuld toeschuiven. Maar dat kan allemaal nog komen.
Laten we even naar de saaiere en concrete punten voor vandaag gaan, zoals het prioriteringskader voor ruimte op het net. We hebben de regering de vraag gesteld waarom ze geen duidelijk prioriteringskader heeft opgenomen om een eerlijke, op publieke waarden gestoelde verdeling van de beperkte ruimte op het net te waarborgen. De regering stelt dat zij op grond van jurisprudentie van het Europese Hof niet bevoegd is om aanvullende regels te stellen over het aansluiten en transporteren door de TSB’s en de DSB’s en dus ook niet over de eventuele prioritering daarbij. Echter, de ACM beveelt in haar analyse van de wet juist aan om houvast te geven aan netbeheerders om toch keuzes te kunnen maken. De ACM meent dat een duidelijk kader voor de prioritering van netinvesteringen door netbeheerders wenselijk en nodig is om te zorgen voor een prioritering die voor de samenleving als geheel de meeste waarde heeft. Dit voorkomt dat de volgorde van netinvesteringen kan worden bepaald door een te beperkte en eenzijdige belangenafweging.
Ervaring leert ons dat voorgaande kabinetten maar al te graag en overhaast een extreme lezing van Europese wetgeving en jurisprudentie volgde. Dit heeft geleid tot een privatiseringsgolf die in andere landen niet in zo’n extreme mate heeft plaatsgevonden; de voorbeelden zijn vandaag al vaak genoemd. En dit allemaal omdat de regering bang was om Europese wetten te overtreden. De SP is bang dat dit hier nu weer speelt. Kan een prioriteringskader echt niet? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om invulling te geven aan de aanbeveling van de ACM? Hoe houdt het kabinet de verschillende afwegingen en voorstellen werkbaar voor gemeenten en systembeheerders?
Dan de investeringsplannen. Elke twee jaar delen netbeheerders mee welke verbeteringen en reparaties er gepland staan en hoeveel geld er de volgende tien jaar geïnvesteerd wordt. De meest recente investeringsplannen zijn op 1 november 2023 ter consultatie aangeboden. Wij vragen ons oprecht af – mevrouw Rooderkerk stelde deze vraag volgens mij ook – of netbeheerders met tien jaar wel ver genoeg vooruitkijken, want over tien jaar zijn we volgens de huidige planning niet eens halverwege de energietransitie. Als wij doelen hebben voor 2050, moeten de plannen van de netbeheerders daar dan niet op gericht zijn? Moet in de plannen niet minimaal 25 jaar vooruit worden gekeken? Anders kan de situatie ontstaan dat wij nu het net verzwaren in voorbereiding op het energiesysteem van 2035, waarna wij in 2037 weer opnieuw kunnen beginnen voor het energiesysteem van 2050. Dat zou toch een verspilling zijn van tijd, energie en geld. Graag een reactie hierop.
De ACM merkt verder op dat het wetsvoorstel Energiewet weinig houvast geeft om de vraag te beantwoorden of een netbeheerder genoeg doet om transportschaarste te voorkomen. Het wetsvoorstel draagt de netbeheerders op om te waarborgen dat hun net op de korte en de lange termijn kan voldoen aan de redelijke vraag naar transport van energie, maar eigenlijk is onduidelijk wat «redelijke vraag» nou is. Wat houdt dat nou in? Kan de Minister meer informatie geven over «lange termijn», «genoeg» en «redelijke vraag»? Wat is de uitwerking van die drie? Kunnen deze definities preciezer worden geformuleerd? Kan de regering onderbouwen waarom deze definities nu zo vaag worden gehouden? De SP is van mening dat een betere definiëring ten goede zou komen aan een gerichte en toekomstbestendige transitie.
We hebben eerder vragen gesteld over de manier waarop maatstafconcurrentie vormgegeven wordt. Heeft de Minister hiervan een update? Hoe borgt de Energiewet dat maatstafconcurrentie langetermijndenken beloont en kortetermijndenken in termen van efficiëntie voorkomt?
Voorzitter. Het Adviescollege toetsing regeldruk, ATR, adviseert negatief over dit wetsvoorstel, met name omdat verplichtingen uiteindelijk pas in lagere regelgeving uitgewerkt worden. Zij adviseren dan ook om inzicht te bieden in wat inhoudelijk met de lagere regelgeving wordt beoogd. De regering heeft aangegeven dit te hebben gedaan om gelaagdheid te borgen. Wij vrezen dat hiermee veel verantwoordelijkheid wordt overgeheveld naar de lagere overheden, zonder dat de capaciteit wordt vergroot. Hoe voorkomen wij dat de effectiviteit van de wet wordt ondermijnd door een gebrek aan middelen en capaciteit bij andere overheden?
Voorzitter. Het voordeel van de laatste spreker zijn is dat er al veel gezegd is, maar ik wil nog wel een voor de SP belangrijk punt noemen, namelijk rechtvaardige energietarieven. Vorige week hebben we daar natuurlijk ook al veel over gezegd. Heel lang is gedacht dat huishoudens door middel van prijsprikkels zouden gaan verduurzamen. Een steeds hogere belasting op gas moest hiervoor gaan zorgen. Heel veel huishoudens kunnen helemaal niet zelf verduurzamen, omdat ze huren of omdat ze wel een koophuis hebben maar te weinig geld om te investeren. Dit jaagt mensen de armoede in en het helpt het klimaat niet.
Aan de andere kant, en dit raakt aan het debat van vandaag, zijn er grote energieverbruikers die juist zeer weinig belasting betalen. Nederland kent een degressieve structuur voor de energiebelastingtarieven voor aardgas en elektriciteit. Grote energie-intensieve bedrijven betalen dus relatief veel minder energiebelasting dan huishoudens. Hierdoor vormt deze regeling een perverse prikkel en wordt besparen op eindgebruik niet optimaal gestimuleerd. Deze regeling is bovendien niet rechtvaardig. Vorig jaar heeft het kabinet mooie stappen gezet om de degressiviteit in het energiebelastingstelsel te verminderen, maar de belastingen zijn nog verre van gelijk. De vervuiler betaalt dus nog niet. Tegen 2030, als de vermindering van degressiviteit is voltooid, zullen huishoudens nog steeds 25 keer zoveel energiebelasting betalen als de grootste gebruikers. Dat is een gigantisch verschil, 25 keer! Wat de SP betreft is dit teleurstellend. Dit past niet binnen een rechtvaardig klimaatbeleid. Ziet het kabinet in de Energiewet nog kansen om dit recht te zetten? Hoe verdedigt de regering het beleid dat de grootste gebruikers uit de wind houdt en de vervuilers een korting geeft?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan draag ik het voorzitterschap weer over aan mevrouw Beckerman.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Dank u wel. Er ligt een keuze voor. Is dat nog steeds het geval, Minister? Ja. De Minister heeft namelijk aangeboden – dat is een prachtig aanbod – om de vragen uit het blokje data van vorige week die nog niet beantwoord zijn, direct te beantwoorden. We kunnen ook schorsen voor de lunch. Voor de mensen thuis: een paar mensen keken mij heel paniekerig aan, dus we gaan schorsen voor de lunch. U heeft opnieuw veel vragen gesteld, dus we zullen wel een schorsing van drie kwartier moeten inlassen. We gaan drie kwartier schorsen. We komen om 14.10 uur terug.
De vergadering wordt van 13.22 uur tot 14.16 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heet u allen welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat bij het debat over de Energiewet. Vandaag staat de behandeling van het onderdeel systemen op het schema. We hebben net geluisterd naar de inbreng van de Kamer in eerste termijn. We gaan nu luisteren naar de beantwoording door de Minister in eerste termijn. Het zal alle vragen betreffen die zojuist zijn gesteld, alsmede het blokje data van vorige week. Toch stel ik voor om nog steeds zes interrupties van de zijde van de Kamer toe te staan. Alleen wanneer we er allemaal een beetje vlot, kort en bondig doorheen gaan – dat kan ik de Minister toevertrouwen, maar bij mijzelf en de Kamerleden is dat soms wat grilliger – kunnen we wat extra interrupties toevoegen. Maar ik moet u wel melden dat de eindtijd van 19.00 uur vandaag ook echt de eindtijd zal zijn. Dan geef ik nu het woord aan de Minister. Ik verzoek hem om eerst even de blokjes van de beantwoording te noemen.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga proberen om ongeveer 250 vragen te beantwoorden. Ik begin zo meteen met een korte inleiding en een paar algemene vragen, ook over het NPE. Het eerste blok is netcongestie. Het tweede is taken netbeheerders. Het derde is prioriteren van investeren en aansluiten. Het vierde is hybride interconnectoren en wind op zee. Het vijfde is toezicht en taken van de ACM, inclusief de tarieven. Dan de overige vragen die in dit debat zijn gesteld, daarna het blok data van vorige week en dan de appreciatie van de amendementen. Als ik dat zelf voor 19.00 uur haal, dan heb ik heel snel gepraat, dus ik ga meteen beginnen als u het goedvindt.
Voorzitter. De Energiewet regelt heel veel voor ons hele energiesysteem, naast de betere bescherming voor consumenten die we vorige week al bespraken. De Energiewet zet veel voort in het centrale systeem, dat op dit moment goed werkt, zoals het netbeheer en het toezicht. De wet geeft daarnaast meer mogelijkheden om ons energiesysteem ook decentraal beter te organiseren, bijvoorbeeld tegen de files op het elektriciteitsnet. Naast deze wet bestaat de aanpak van netcongestie ook uit sneller bouwen en uitbreiden, slimmer inzicht en meer transparantie en het beter benutten van het netwerk.
De Energiewet maakt ook regels mogelijk voor de volgorde van investeringen in het energiesysteem. Wat voorrang krijgt, zijn de investeringen die nodig zijn voor de nationale en provinciale projecten uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie en Klimaat. Dat zijn bijvoorbeeld de investeringen voor wind op zee, verduurzaming van de industrie en de uitbreiding van onze woningbouw.
De afgelopen week heeft u de derde nota van wijziging ontvangen. Op verzoek van de Kamer voeg ik nu ook de regels voor het elektriciteitsnet op zee daaraan toe, de zogenaamde hybride interconnectoren. Dat is een windpark op zee dat verbonden is met het net van twee landen en zo grensoverschrijdende elektriciteitsuitwisseling mogelijk maakt. Het zorgt voor leveringszekerheid tegen lagere kosten en voor een efficiënt gebruik van de infrastructuur op de Noordzee en bij de aanlanding. Het brengt een duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem dichterbij.
Voorzitter. Een van de favoriete onderwerpen van mijzelf en de Kamer is het Nationaal Plan Energiesysteem. We brengen nu in kaart hoe het energiesysteem er in 2050 uitziet en wat er in de komende jaren nodig is om daar te komen. We beschrijven de eindbestemming en hoe we daar stap voor stap komen. Zo hebben we meer regie en sturing op het energieaanbod, de infrastructuur, hoeveel ruimte er nodig is en hoe we deze verdelen en waar we besparen. Zo bouwen we met het Nationaal Plan Energiesysteem aan de toekomst van energie in ons land. Ik voldoe daarom graag aan het verzoek van de heer Erkens om een nota van wijziging te sturen om het Nationaal Plan Energiesysteem ook goed in deze Energiewet te verankeren.
De heer Erkens en ik hebben vaker over deze onderwerpen gesproken, ook naar aanleiding van een eerdere initiatiefnota van hem. Via de nota van wijziging die ik nog voorafgaand aan de plenaire behandeling zal toesturen, zorgen we ervoor dat de hele cyclus van het NPE goed in het wetsvoorstel wordt verwerkt, net als de energiestrategie die de heer Erkens ook voorstelt. De jaarlijkse Energienota met beleidsprioriteiten van het kabinet voor het energiebeleid komt namelijk overeen met het voorstel. Het kabinet ziet leveringszekerheid en energieonafhankelijkheid als de belangrijke thema’s, ook voor het NPE. Ik zeg ook toe dat deze thema’s goed zullen worden meegenomen in de verdere uitwerking van de hele cyclus.
Advies vanuit een onafhankelijk adviesorgaan gevormd door een selecte groep van nationale en internationale experts kan daarop een waardevolle toevoeging bieden. Het is belangrijk dat de raad voor energie zich dan niet focust op een deelthema maar vooral echt integraal kijkt, zodat Kamer en kabinet daarover goed worden geadviseerd. Ik kom straks nog bij de appreciatie van het amendement van het lid Erkens, maar u kunt zich wel iets voorstellen bij mijn oordeel daarover, denk ik.
Er zijn een paar algemene vragen gesteld over het hele systeem dat we met elkaar aan het bouwen zijn. De heer Grinwis vroeg naar het 100% CO2-vrije elektriciteitssysteem. Dat is ook echt het doel van het Nationaal Plan Energiesysteem. In bijlage B is reeds een ontwikkelpad voor de elektriciteitsketen opgenomen en op mijn initiatief is tijdens het Nederlandse voorzitterschap van het Pentalateraal Energieforum ook een verklaring getekend door alle landen in Noordwest-Europa dat ook zij zullen streven naar die 100% CO2-vrije elektriciteitsproductie in 2035. Dat gaan we natuurlijk voor een groot deel al bewerkstelligen via ETS1 met afnemende emissierechten. Maar wij zullen de komende jaren ook echt moeten sturen op het flexibele vermogen dat we nodig hebben op de momenten dat zon en wind niet in de gewenste productie kunnen voorzien.
We zijn op dit moment volop bezig met een aantal lopende onderzoeken. Een deel daarvan komt in de loop van dit jaar beschikbaar. Maar ik deel dus helemaal met de heer Grinwis dat we in de komende twee, drie jaar nog een aantal fundamentele keuzes moeten maken over welke rol het flexibele vermogen gaat spelen en wat de beste financiering daarvoor is, om het ook echt in de markt te houden.
De heer Grinwis vroeg meer in algemene zin ook naar de veiligheid van het systeem. We zien natuurlijk een groeiende interesse van ongewenste actoren in onze energie-infrastructuur. De bescherming en veiligheid van die energie-infrastructuur heeft dan ook de allerhoogste prioriteit. Vitale-energieaanbieders zijn hier op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor en nemen ook aan de lopende band weerbaarheidsmaatregelen. EZK en de betrokken veiligheidsdepartementen ondersteunen dit onder andere met de rijksbrede implementatie van de tweede Netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn en de richtlijn inzake de weerbaarheid van kritieke entiteiten. Hierbij zijn dus alle Nederlandse partijen in de veiligheidsketen betrokken.
De heer Kops vroeg naar de omvang van de investering die nodig is voor dit hele systeem. De systeembeheerders voor gas en elektriciteit verwachten de komende jaren gemiddeld 8 miljard per jaar te investeren. Het grootste deel van die investeringen gaat naar de uitbreiding van het elektriciteitsnet, met als hoofddoelen: infrastructuur die betrouwbaar en veilig is, het faciliteren van de groei van woningbouw en economie, en natuurlijk het inpassen van de energietransitie. De investeringsplannen van de netbeheerders kijken hierin tien jaar vooruit. Daar hebben ook meerdere leden naar gevraagd.
Ik denk dat het belangrijk is om ons te realiseren dat die investeringsplannen elke twee jaar moeten worden geüpdatet. Tien jaar vooruitkijken is dus wel een continu bewegende doorkijk. Het is dus niet zo dat wat nu gepubliceerd is richting 2034 vanaf nu tien jaar stilstaat. Dit wordt echt elke twee jaar weer geüpdatet en daar vormt het meerjarig investeringskader voor energie en klimaat een belangrijke basis voor. De ACM toetst nadrukkelijk of de investeringen voldoende zijn.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Ik heb een vraag over de termijn van tien jaar voor de investeringsplannen. In de huidige AMvB staat tien jaar. Zou de Minister willen overwegen om in de nieuwe AMvB op te nemen dat er naast de komende tien jaar ook altijd een doorkijk is naar, laten we zeggen, 25 jaar, zodat we niet opnieuw verrast worden door snelle ontwikkelingen en genoeg tijd hebben om ze goed te kunnen implementeren?
Minister Jetten:
Als ik het debat zo hoor, denk ik dat wij deze koppeling nog nadrukkelijker moeten gaan maken bij onze continue update van het Nationaal Plan Energiesysteem. Wij willen immers juist vanuit het NPE veel meer sturing en richting geven aan de netbeheerders in wat wij van hen verwachten om dat energiesysteem ook daadwerkelijk mogelijk te maken. Er zijn een paar dingen die we nu verder aan het uitbouwen zijn: de afbouwpaden van gas en het meer decentrale element van het NPE. Ik ga ervan uit dat dit ook weer zal leiden tot nieuwe vragen en opdrachten voor de netbeheerders. Ik ga er dus even over nadenken hoe ik de aansporing van de heer Flach zo goed mogelijk kwijt kan in die koppeling tussen het continu bijstellen van het NPE en het tweejaarlijkse bijstellen van het IP.
Voorzitter. Mevrouw Beckerman stelde terecht dat de huidige Elektriciteitswet en Gaswet behoorlijk oud zijn en dat er nu echt een fundamentele kentering komt in de rolverdeling tussen markt en overheid. De ordening voor elektriciteit en gas is ook echt anders dan die voor warmte. Bij warmte heb ik met het kabinet heel nadrukkelijk gekozen voor een veel grotere publieke rol, onder andere vanwege het aantal huishoudens dat de komende jaren zal worden aangesloten op collectieve warmte. Bij dat geïntegreerde systeem zit je gewoon vast aan een en hetzelfde bedrijf. Dat vraagt ook om een veel grotere rol van publieke partijen. U heeft wellicht vandaag al met een schuin oog naar de Voorjaarsnota gekeken. Daarin zijn een aantal maatregelen opgenomen om de uitrol van die publieke warmtevoorzieningen ook financieel te ondersteunen.
Bij elektriciteit en gas gaat het echt om concurrentie op de infrastructuur, waarbij we de consumentenbescherming met deze Energiewet echt flink versterken ten opzichte van de wetgeving die we nu kennen. De rol van de ACM is ook groter en die wordt ook nadrukkelijker ingevuld door de ACM. We bezien de taken van de netbeheerders ook in het licht van de energietransitie, energieonafhankelijkheid en energieleveringszekerheid; daar kom ik straks op.
Tot slot in het algemene blok. Mevrouw Kröger benadrukte nogmaals het decentrale onderdeel van het systeem, in lijn met haar betoog over het Nationaal Plan Energiesysteem. Dat klopt. Meer en meer zal er een decentraal energiesysteem worden opgebouwd naast het centrale energiesysteem dat we nu hebben, niet per se ter vervanging ervan maar echt aanvullend op elkaar. Deze ontwikkeling beschrijven we ook nadrukkelijk in het NPE. Naar aanleiding van het debat dat ik daarover had met mevrouw Kröger, en haar motie, gaan we dat in het vervolg van het NPE verder invullen.
Dit wetsvoorstel zet daarvoor alvast een aantal stappen; meer ruimte voor lokale initiatieven met de introductie van peer-to-peerhandel en betere inbedding van energiegemeenschappen. Die zullen we de komende jaren verder moeten uitbouwen, met de implementatie van de EMD-richtlijn die er nog aankomt, om alvast een stap in die richting te zetten. Ik kom straks nog op het amendement dat mevrouw Kröger heeft ingediend. Zij voegde daar in haar termijn ook het prachtige woord «energieplanologie» aan toe. Dat is ook wel relevant om dat decentrale energiesysteem daadwerkelijk van de grond te krijgen.
Naast het Nationaal Plan Energiesysteem zullen we dan ook regionale energiestrategieën goed moeten benutten. Wat wil je aan decentrale opwek en opslag? Welke rol spelen energie- en warmtegemeenschappen daarin? Hoe stuur je als medeoverheid via je ruimtelijk instrumentarium om dat voor elkaar te krijgen? Welke rol gaan systeembeheerders spelen om die energie- en warmtegemeenschappen dan ook zo goed mogelijk te faciliteren? Dat heeft deels een basis in deze Energiewet. Wellicht wordt die nog wat steviger met het amendement-Kröger. Bij de implementatie van de richtlijn volgend jaar komt dat meer in detail.
Voorzitter. Het ging in dit debat heel veel over netcongestie, en daar hebben we gelukkig ook reguliere debatten over. Ik begrijp de aandacht ervoor in dit debat, ook vanwege de link met de Energiewet. Het is deels technisch, deels politiek. Ik ga in hoog tempo door de gestelde vragen heen.
De heer Flach vroeg naar bovenleidingen van het openbaar vervoer. Die kunnen inderdaad een rol spelen bij het oplossen van netcongestie, door meervoudig gebruik van ov-netten toe te staan. We zijn nu bezig met IenW en ProRail om te kijken wat hier mogelijk is. We verwachten dat dit onderzoek eind dit jaar is afgerond. Ik denk dat we hiermee in het midden van het land al op wat kortere termijn ervaring kunnen opdoen, omdat ProRail daar echt bereid is om te helpen bij het oplossen van netcongestieproblemen bij een aantal bedrijven in dat gebied.
De heer Kops vroeg naar het kenniscentrum netcongestie, een suggestie van een gedeputeerde van Flevoland, maar ook van de aanjager van «slimmetstroom». Ik ben ook voorstander van een dergelijk kenniscentrum en ik ben nu aan het kijken hoe en waar we dit het beste kunnen organiseren voor maximale kennisuitwisseling. In de volgende brief Netcongestie zal ik u informeren over mijn besluit hierover.
De heer Kops vroeg ook naar het verschuiven van afnemer naar meer actieve afnemer. Het is hier belangrijk dat alle huishoudens kunnen meedoen aan de energietransitie en dat de drempel daarvoor zo laag mogelijk is. Dat doen we enerzijds door het bieden van subsidies en leningen tegen lage rentes, of 0% rente, via het Warmtefonds. Maar dat doen we ook door via het Landelijk Actieprogramma Netcongestie te kijken hoe we in het laagspanningsnet consumenten kunnen uitdagen om in te spelen op deze opwek- en vraagrespons. Zowel de heer Kops als anderen stonden nogmaals stil bij het belang van dat je daar als consument ook echt zelf over gaat. Zoals ik eerder heb aangegeven, hoeft niemand zich zorgen te maken dat deze Minister of iemand van de netbeheerder bij u thuis in de meterkast kruipt. Het gaat uiteindelijk echt om keuzes die je zelf als consument actief moet maken. Op dat punt wil ik de heer Kops dan ook nogmaals geruststellen. De aanpassingen die de meeste impact hebben, hebben eigenlijk ook nauwelijks effect op wat je daar als consument van merkt. Als je weet dat de auto vele uren aan het net zal staan, dan kun je de laadpalen slim laten laden, in plaats van de auto in één keer vol te laden. Ook hybride warmtepompen kunnen slim wisselen tussen elektriciteit en gas om daarmee problemen op het net te voorkomen, terwijl je huis wel gewoon opwarmt tot de temperatuur die je zelf als consument hebt ingesteld. We gaan de komende tijd dus ook echt regelen dat je actief goedkeuring moet geven voor inzicht in je data en voor deelname aan dat slimme congestiemanagement. De Energiewet laat het ook aan consumenten om te kiezen of ze daar wel of niet aan willen deelnemen.
Naast de actieve instemming is het ook een belangrijk uitgangspunt dat je er als consument voor wordt beloond. Wat zie je er in positieve zin van terug op je energierekening als je bereid bent om op deze manier flexibel mee te werken? Je ziet ook dat steeds meer mensen hiervoor aparte contracten aangaan, met meer dynamische tarieven via de leverancier of aggregaten. Daarover heb ik ook eerder richting mevrouw Beckerman en haar voorganger, mevrouw Leijten, aangegeven dat het heel relevant is dat consumenten wel weten wat de voor- en nadelen zijn van zo’n dynamisch contract, want als je er niet op kan inspelen, dan kan het ook juist tot hogere kosten leiden. In het licht van de onlangs unaniem aangenomen motie-Kops zijn we nu bezig om ervoor te zorgen dat die actieve instemming van de consumenten vooraf goed geregeld is. In de volgende brief over netcongestie zal ik u daar ook over informeren.
De heer Kops (PVV):
De Minister benadrukt dat het allemaal op basis van vrijwilligheid gaat en dat huishoudens moeten instemmen. Dat is heel goed, maar wat komt er dan precies in zo’n vraagresponsovereenkomst te staan? Als daarin afspraken worden gemaakt over het aanzetten, uitzetten, opschakelen of afschakelen van apparaten, hoe zien die afspraken er dan uit? Hoe bindend zijn die dan in de praktijk?
Minister Jetten:
Ik zie niet voor me dat we dan echt tot op de kleinste elektrische apparaten in huis gaan sturen. Dat gaat ook echt niet. Het gaat echt om de grote energievragers. Laadpalen en warmtepompen staan daarbij dus met stip bovenaan. Hybride warmtepompen zouden bijvoorbeeld nu ook al op momenten dat er echt piekvraag is op het elektriciteitsnet door slimme aansturing sneller op gas kunnen overschakelen in plaats van op elektriciteit en daarmee de druk op het net verminderen. Daar kan de installatiebranche ook bij helpen. Je ondervindt daar als consument geen last van, omdat die hybride warmtepomp dan nog steeds je woning verwarmt via gas. Het gaat er echt om dat we helemaal aan de voorkant bepalen onder welke voorwaarden zo’n apparaat zou kunnen schakelen tussen energiebronnen, om het elektriciteitsnet voor de hele buurt goed overeind te houden.
De heer Kops (PVV):
Worden er in zo’n overeenkomst wel concrete afspraken gemaakt over zulke apparaten die veel energie verbruiken? Worden die afspraken concreet op apparaatniveau gemaakt, waarbij wordt bepaald wat er in iedere situatie zal gebeuren? Gebeurt dat wel?
Minister Jetten:
Ja, dat zal gebeuren. Ik weet nog niet precies op welk detailniveau, maar je moet inderdaad aan de voorkant weten onder welke voorwaarden dit dan gaat gebeuren. Zoals ik net ook zei, willen we natuurlijk ook graag aan de voorkant weten welke positieve prijsprikkels daar tegenover staan, want dat zal voor consumenten waarschijnlijk meespelen in of zij hier überhaupt aan mee willen werken of niet.
De heer Kops (PVV):
Hoe gaat het dan als een huishouden in een later stadium beslist dat het dit toch niet wil en het wil afzien van de afspraak in die overeenkomst, omdat het toch op dat moment zijn laadpaal wil gebruiken? Heeft zo’n consument dan gewoon pech? Wordt hij dan afgeschakeld, omdat dat zo afgesproken is? Hoe gaat dat? Hoe bindend is dat?
Minister Jetten:
Dat vind ik een goede vraag. We moeten bij de uitwerking ook zeker kijken naar hoe je er ook weer van afkomt. We moeten ervoor zorgen dat je niet ergens voor het leven moet tekenen, want dit is ook iets wat zich de komende jaren verder zal moeten ontwikkelen. Als je op een gegeven moment vindt dat de prijsprikkel bijvoorbeeld niet meer interessant genoeg is, moet je daar ook weer van af kunnen stappen. Het gaat dus om de actieve instemming vooraf, maar dan moeten we ook aan de voorkant met elkaar spelregels bedenken over hoe je er weer onderuit zou kunnen komen. Ik zal dat in de uitwerking meenemen.
De voorzitter:
Ik ga naar mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik ga even door op de vraag van de heer Kops, want die vond ik interessant. Wat gebeurt er nou als je daar toch van wilt afwijken? U geeft in uw antwoord aan dat je het contract op een gegeven moment weer kunt ontbinden. Maar belangrijker is dat er soms gewoon situaties zijn waarin je je auto wilt laden. Er zijn soms situaties waarin je even de verwarming omhoog wilt zetten, bijvoorbeeld als je een ziek kind thuis hebt, of iets anders. Dan is het zaak dat je op dat moment kunt overrulen. Dat moet wel in het contract terechtkomen om ervoor te zorgen dat je als consument toch nog steeds wel de zeggenschap hebt over de warmte in je eigen huis of wanneer je je auto oplaadt. Dus die uitzonderingsgevallen moeten wat NSC betreft ook worden meegenomen in de voorwaarden.
Minister Jetten:
Ik denk dat het ook wel belangrijk is om te benadrukken dat dit deel van de netcongestieaanpak echt voor noodsituaties is, waarin er sprake is van forse overbelasting van het net. Het moet geen continu iets zijn. Maar naar aanleiding van de motie-Tjeerd de Groot, volgens mij, zijn we onder andere bij de laadpalen nu ook met IenW en de partijen die nu onder de concessies van de provincies de uitrol van de laadpalen in Nederland doen, aan het bekijken hoe je bijvoorbeeld het slim laden kunt overrulen. Stel dat je echt op dat moment de auto moet opladen omdat je ergens naartoe moet. Dan kan je zeggen: ik wil nu niet meedoen aan slim laden, waarbij ik de komende negen uur mijn auto stapsgewijs oplaad, want ik heb hem nu echt even op vol vermogen nodig. Die mogelijkheid moet er wel blijven. Ik voel me daarin ook gesteund door zowel de motie-Kops als de motie-Tjeerd de Groot die allebei met algemene stemmen zijn aangenomen, volgens mij. Dat is dus ook een heel duidelijk signaal aan alle partijen die dat nu aan het uitwerken zijn onder het landelijk actieprogramma.
Voorzitter. Dan vroeg de heer Grinwis in het licht van piekbelasting of er ook momenten denkbaar zijn waarop we de transportcapaciteit iets naar beneden bijstellen. Ik ben het met hem eens dat we echt alles uit de kast moeten halen om die echt extreme piekmomenten te voorkomen om daarmee schade aan het net voor te zijn. In de Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten is hierover ook het een en ander opgenomen, maar de komende tijd focussen wij ons dus vooral op de financiële prikkels, inzet van slimme apparaten en inkoop van flexibiliteit door netbeheerders. Net als bij grootverbruikers wordt daarbij allereerst vooral gekeken naar hoe je zonder aan die piekcapaciteit te zitten nog zo eenvoudig en efficiënt mogelijk vraag en aanbod bij elkaar kan brengen. De maatregelen die de heer Grinwis beschreef, zijn meer voor de echt acute noodsituaties, waarin er schade aan het net zou kunnen ontstaan als je zo’n maatregel niet zou treffen.
De heer Flach stond stil bij congestiemanagement. Een netbeheerder is verplicht om te onderzoeken of er door congestiemanagement extra ruimte op het net kan worden vrijgemaakt, zodat er ook weer partijen uit de wachtrij toegelaten kunnen worden. Een netbeheerder mag de inzet van congestiemanagement alleen weigeren als er te weinig regelbaar vermogen is, het budget voor congestiemanagement op is of er onredelijke prijzen voor congestiediensten worden gevraagd. De ACM houdt hierop ook toezicht. Ik werk ook samen met de ACM en de netbeheerders aan de verbetering van congestiemanagement. Onlangs heeft de ACM een standaardcontract en prijsformule voor wind- en zonneparken gepubliceerd. Het aangaan van die standaardcontracten is natuurlijk wel vrijwillig.
Mevrouw Postma vroeg hoe je nou het schakelen tussen dal- en piekuren prikkelt. Via bijzondere transportcontracten, die recent zijn ontwikkeld door de ACM en de netbeheerders, kan dit verder worden gestimuleerd, maar dat kan ook via nieuwe aangepaste tariefstructuren. Hieraan dragen we ook bij via het landelijk actieprogramma. Daarin praten we gewoon heel intensief over hoe die financiële prikkels er nu voor staan. Dat gaat in goed overleg met de ACM, zodat die daarop haar beleidsregels steeds kan aanpassen.
In dat Landelijk Actieprogramma Netcongestie implementeren we nu ook de aanpassing van methoden en voorwaarden. De ACM is daarvoor verantwoordelijk. De heer Erkens vroeg: zitten er nou nog voorstellen in die aanpak netcongestie die nu niet in deze Energiewet zitten? Eigenlijk worden die nu vooral ondervangen via die methoden en voorwaarden van de ACM. Dat is ook een veel snellere manier om die ideeën te implementeren dan wanneer dit via een wetswijziging zou moeten.
A right to challenge is een heel interessante manier om te kijken hoe we de uitbreiding van het net de komende tijd verder kunnen versnellen. In goed Nederlands noemen netbeheerders dat tegenwoordig «klant sluit zichzelf aan». We merken dat dit voor een hogere efficiëntie zorgt. Zo kan de klant kiezen welke installateur de aansluiting komt aanleggen. Dezelfde installateur kan dan bijvoorbeeld ook de binneninstallatie meteen verzorgen, zodat het in één keer goed wordt gedaan. Dat scheelt echt enorm in wachttijden en in afstemming tussen verschillende installateurs. In de Kamerbrief over netcongestie die in het tweede kwartaal komt, zal ik een update geven over de bredere uitrol van het «klant sluit zichzelf aan»-principe, na de succesvolle pilot die onder andere bij Liander is gedaan. Nu geldt dat principe voor huishoudens en andere kleingebruikers op het laagspanningsnet.
De heer Erkens daagt mij eigenlijk uit door te vragen of dit ook groter kan worden toegepast. Wij hebben met Ecorys gekeken waar dit het beste zou kunnen zonder dat iemand met diepere zakken voorrang krijgt op iemand zonder die financiële middelen, want dat zou ook niet goed zijn voor onder andere de woningbouw. We zien daardoor weinig in het verlagen van de drempel van 10 MVA, ook omdat de technische complexiteit en het aantal gebruikers dan enorm stijgt. Maar door de aansporing van de heer Erkens zaten we na te denken over wat dan wel kan. Die pilot gaan we nu dus sowieso landelijk doen. Dat is op het laagspanningsnet. Maar we zien nu ook echt kansen om dat te gaan opschalen naar de zwaardere aansluitingen op het middenspanningsnet. Daarmee zou het «right to challenge»-principe voor heel veel partijen een goede optie worden en kan het op een manier dat het voor de netbeheerder vervolgens ook veilig is over te nemen. Dit kunnen we zonder een wetswijziging doen. Ik zal hier in die tweedekwartaalbrief netcongestie uitgebreider op ingaan voor de heer Erkens.
Kabelbundeling kwam ook in dit debat weer regelmatig voorbij. Het risico bij kabelbundeling is dat de samenwerking vanuit juridisch oogpunt op een gegeven moment gaat functioneren als een gesloten systeem. Dan kom je natuurlijk te vallen onder een ander juridisch kader, waarop ook veel meer Europese regels van toepassing zijn en waarbij ook een grotere administratieve last komt kijken. Om die reden komt er een beperking van het aantal installaties die aan kabelbundeling kunnen deelnemen. Ga je voor een grotere samenwerking, dan kom je bij de gesloten distributiesystemen, waar ik zo meteen ook nog het een en ander over zal zeggen.
Dan ... Voorzitter, ik zie u met uw hand bij de knoppen.
De voorzitter:
Ja, maar ik wacht even tot u dit papiertje heeft gedaan. Daarna ga ik naar de heer Erkens. Dit is één onderwerp, toch?
Minister Jetten:
Ja.
De voorzitter:
Als u dat wil afmaken, dan gaan we daarna de interrupties doen.
Minister Jetten:
Voorzitter, ik ben bijna klaar met netcongestie. De heer Grinwis vroeg aandacht voor wooncomplexen waarbij het vervangen en verzwaren van de centrale warmtevoorziening eigenlijk efficiënter zou kunnen zijn dan dat iedereen dat individueel doet. Dat ben ik met hem eens. Dat zal in veel situaties het geval zijn, maar ik denk niet dat de Energiewet de beste route is om dat met elkaar te organiseren. Via het Landelijk Programma Netcongestie en de warmteplannen van de gemeentes is hier beter op te sturen. De ACM heeft overigens in haar prioriteringskader voor transportverzoeken, dat op 18 april wordt verwacht, wel iets opgenomen over hoe dit soort grotere aansluitingen een goede plek kan krijgen.
In dat licht vroegen onder anderen mevrouw Postma en de heer Bontenbal, volgens mij, naar de groeps-ATO’s en transportovereenkomsten. Groepscapaciteitsbeperkingscontracten kunnen al worden afgesloten. Deze contractvorm is door de ACM opgenomen in de methoden en voorwaarden en hoeft dus niet in de Energiewet te worden geregeld. Dat mag overigens ook niet. Voor de andere vorm, de groeps-TO, moeten we die stap nog zetten. De netbeheerders zullen eind tweede kwartaal een voorstel bij de ACM indienen. De ACM heeft aangeven dat zij dan snel zal reageren. Ze zal het voorstel van de netbeheerders gebruiken als input voor een nieuwe code. Die code zal vervolgens ook nog worden geconsulteerd bij alle stakeholders.
De definitieve versie zal de ACM verwerken in de methoden en voorwaarden. Ik hoop dat we dit daarmee relatief snel kunnen ondervangen. Dat helpt ook, aangezien we nu via het amendement-Erkens 100 miljoen beschikbaar stellen vanuit het Klimaatfonds voor onder andere energiehubs. De verwachting is dat, als deze contractvorm en de bijbehorende financiering medio 2025 beschikbaar zijn, veel bedrijven er gebruik van gaan maken.
Dan tot slot in dit mapje de allocatiepunten, voorzitter. Ik dacht «wat een prachtige brief van acht kantjes» na het college dat ik vorige week van de heer Bontenbal heb gehad, maar blijkbaar is het nog onvoldoende. Wij dachten overeenstemming te hebben met de verschillende brancheorganisaties, maar na het signaal van de heer Bontenbal van zojuist gaan we daar toch nog even nader over doorpraten met de brancheorganisaties, zodat we bij de verdere uitwerking van het Energiebesluit zeker weten dat iedereen kan leven met de uitwerking van die allocatiepunten. Ik zal de heer Bontenbal bij het Energiebesluit een terugkoppeling daarover geven. Voorzitter, dat was het mapje netcongestie.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we naar de heer Erkens van de VVD voor een interruptie.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb nog een vraag over right to challenge. De Minister geeft terecht aan dat de klant zichzelf aansluit. Dat is een product waarmee netbeheerders nu werken. Volgens mij gaat right to challenge nog verder. Als de netbeheerder dat op plekken ook niet faciliteert, dan stel je partijen die aan de technische en de veiligheidsstandaarden kunnen voldoen, in staat om te zeggen: dan gaan we het privaat oppakken. Dat net wordt wel overgedragen. Het argument dat de Minister daartegen gebruikt, is volgens mij dat partijen met diepe zakken nu vooraan komen. Maar volgens mij gaat het daarbij om de transportruimte op het net. Je hebt twee problemen: de transportschaarste en gewoon de lange bouwtijd. Het gaat ons met name om dat tweede aspect. Misschien kan de Minister daar nog wat meer op ingaan?
Minister Jetten:
Volgens mij kunnen we dat wel ondervangen als we het «de klant sluit zichzelf aan»-principe nu ook breder gaan toepassen. Er zijn gewoon een paar mooie voorbeelden van bedrijven die én hun eigen installatie uitbreiden, verzwaren of een nieuwe installatie aan het bouwen zijn én dan echt tot en met het punt dat het op het net aantakt, eigenlijk de complete voorziening regelen. Belangrijk is dan dat de netbeheerder natuurlijk wel zeker weet dat datgene wat hij vervolgens overneemt en aan zijn eigen net versleutelt en koppelt, ook helemaal veilig is, zodat het geen effect op anderen heeft. Juist door te kijken hoe we die pilot ook naar het middenspanningsnet kunnen gaan uitbreiden, zie ik vooral bij veel van de voorbeelden die we kennen op bedrijventerreinen, in de verduurzaming van het zesde cluster ook extra mogelijkheden ontstaan om dit «right to challenge»-principe veel meer te gaan toepassen.
De heer Erkens (VVD):
Ik vraag hier even op door, want we hebben hierover een amendement in de maak. Hij zegt: de brief van kwartaal twee komt eraan. Zegt hij nou toe dat hij dat daarin ook uitwerkt? En zegt hij ook toe dat we dit gaan doen met elkaar? Of komt er meer een reflectie op de mogelijkheid? Wij willen wel zien dat hier op korte termijn stappen gemaakt worden.
Minister Jetten:
Dat snap ik. We hebben die pilot bij Liander nu succesvol afgerond. Nu moet dat dus gewoon voor het laagspanningsnet in heel Nederland worden toegepast, maar juist vanwege de urgentie ook het liefst zo snel mogelijk voor het middenspanningsnet. Daar is de vraag echt vooral: hoe gaan we dit doen. De vraag is dus niet of we dit gaan doen. Dus zo kunt u mijn antwoord interpreteren. Dat zal ik dan in de brief van het tweede kwartaal verder uitwerken. U kunt natuurlijk altijd het amendement indienen voor een appreciatie en dan alsnog overwegen of u het wel of niet in stemming brengt. Maar dat laat ik aan u.
De voorzitter:
Dan gaan we eerst naar mevrouw Kröger en daarna naar de heer Bontenbal. Eerst mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb alleen een korte vraag over de kabelbundeling. Wij hebben in de technische briefing begrepen dat er gestreefd wordt naar vier entiteiten die daar gebruik van kunnen maken. Dat wordt per AMvB geregeld. Mijn vraag is eigenlijk heel specifiek: waarom vier? En waarom wordt dit al op een aantal vastgesteld in plaats van op randvoorwaarden?
Minister Jetten:
Het klopt inderdaad dat het er vier zijn. Dat heeft ermee te maken dat, als je meer gaat doen via kabelbundeling, je dan snel bij een gesloten distributiesysteem komt. Daarvoor gelden gewoon andere spelregels.
De voorzitter:
Wilt u daarop doorvragen, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
We kunnen ook met elkaar zeggen: dit zijn de randvoorwaarden waaraan het zal moeten voldoen, opdat het geen gesloten distributiesysteem is. Dan is het natuurlijk afhankelijk van de grootte van de verschillende spelers. Die grens ligt natuurlijk niet bij vier. Dat is een beetje willekeurig. Ik zeur hier ietwat over door, omdat ik eigenlijk van plan was om hierover een motie in te dienen. Ik vind dat je dat in een AMvB niet op een aantal vast zou moeten pinnen, maar op de voorwaarden waaraan het zou moeten voldoen.
De voorzitter:
Is de Minister het daarmee eens?
Minister Jetten:
Er zullen ook wel andere voorwaarden bij komen kijken. Maar misschien moeten we daar even buiten de vergadering over doorpraten, want anders is het een beetje zonde van de interruptie van mevrouw Kröger. Ik ben namelijk wel benieuwd waar haar zorgen zitten. Liggen die zorgen op het consumentenniveau? Nee, ik zie dat dat niet zo is. Het is dus meer generiek. Ik denk dat de spelregels die we hanteren rondom dat gesloten distributiesysteem, eigenlijk een prima alternatief zijn. Maar van gesloten distributiesystemen worden ook wel bepaalde verantwoordelijkheden gevraagd, ook vanuit de Europese richtlijn, om ervoor te zorgen dat dat goed wordt georganiseerd. Als je dat meer los gaat laten, loop je dus ook het risico dat er via die kabelbundeling bijvoorbeeld rondom dataverzameling en transparantie dingen niet worden geregeld die wel bij dat gesloten distributiesysteem plaatsvinden. Ik ga anders vragen of een van onze experts mevrouw Kröger hier nog even over benadert, want het zou zonde zijn als hier nog een onduidelijkheid tussen ons in blijft hangen. Ik ga mevrouw Kröger dus bedienen.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ga nog even kort door op het punt van collega Erkens over bedrijven die zelf hun aansluiting realiseren, om de argumentatie goed te begrijpen. De Minister zei zoiets als dat de bedrijven met de diepe zakken dan eerder kunnen. Ik kan me daar iets bij voorstellen. Als jij veel geld hebt, kun je wellicht ook makkelijker een aannemer bereid vinden om jou iets hoger op de prioriteitenlijst te zetten. Maar hoe zit het dan met de transportcapaciteit? Daar loop je dan nog steeds tegenaan. Kunt u toelichten hoe u denkt dat bedrijven met diepe zakken hier misbruik van kunnen maken? Als dat zo is, is dat voor mij natuurlijk een argument om daar iets terughoudender mee te zijn.
Minister Jetten:
Een groot deel van de bedrijven die hierin gespecialiseerd zijn en die bevoegd zijn om aan onze elektriciteitsdistributie te sleutelen, werkt natuurlijk ook voor de netbeheerders. Als bepaalde grote bedrijven met veel financiële slagkracht allemaal zelf aannemers aan het werk gaan zetten voor een «right to challenge»-aanpak waardoor er minder capaciteit voor de netbeheerders beschikbaar komt, kunnen anderen in de samenleving daar last van hebben. Dat moet je dus goed wegen. Het klopt wat u zegt. Het is niet zo dat als je via het right to challenge alles zelf hebt aangelegd, je dan voorrang krijgt op anderen in het aansluiten. Dat gaat gewoon via de reguliere spelregels die we met elkaar vaststellen en die we, waar we het maatschappelijk prioriteren, wel een grotere rol gaan geven. Ik denk wel dat een deel van het right to challenge kan helpen. Ik heb bijvoorbeeld met bedrijven gesproken, echt grote innovatieve technologische bedrijven, die zeggen: het is voor mij uiteindelijk rendabel om een deel van mijn medewerkers een tijdje vrij te maken om de eigen installatie verder aan te passen. Dan denk ik: ja, dat is een interessante capaciteit, die niet hoeft te concurreren met de capaciteit die de netbeheerder nodig heeft.
De voorzitter:
Wilt u hier nog op doorgaan, meneer Bontenbal? Nee. Dan heb ik van zowel Erkens als Flach een interruptie staan. Gaat dit over hetzelfde punt, meneer Flach? Dan bent u als eerste.
De heer Flach (SGP):
Ja, even om te kijken of ik de Minister goed begrepen heb. In mijn woordvoering heb ik gezegd dat bedrijven nu het recht hebben om vanaf 10 MVA hun eigen aansluiting te regelen. Ik heb gevraagd of dat ook niet daaronder kan. Ik dacht in de beantwoording van de Minister te horen dat er nu juist een pilot bij huishoudens en kleingebruikers was en dat het complexer werd om het bij grotere aansluitingen te doen. Dat bracht mij wat in verwarring, want mijn vraag ging precies over het tegenovergestelde. Misschien kan de Minister daar zijn licht over laten schijnen.
Minister Jetten:
Nu is de pilot toegepast op kleine aansluitingen in een klein gebied. Dat is gewoon succesvol verlopen, zonder dat er grote problemen uit naar voren zijn gekomen. De andere netbeheerders hebben nu dus gezegd: we gaan die werkwijze ook bij ons toepassen. De vraag van de heer Erkens was of je verder kunt gaan dan alleen de «right to challenge»-pilot die we nu hebben gezien. Daar zien we mogelijkheden om ook in het middenspanningsnet te kijken hoe het right to challenge kan worden toegepast en daardoor dus ook veel vaker kan worden ingezet, om daarmee met alle beschikbare capaciteit zo snel mogelijk ons net te verzwaren.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Ik vond de Minister toch onnodig spanning zetten op iets wat de heer Bontenbal net vroeg. Het is volgens mij geen zero-sumafweging. Het is niet: er is een bepaalde hoeveelheid capaciteit en daar blijft het bij. Als private partijen ook deze capaciteit gaan opbouwen, kan dat betekenen dat ze mensen omscholen en opleiden en er meer technici beschikbaar komen om te werken aan de uitbreiding ervan. Zo sprak ik onlangs met een bouwpartij die aangaf: «Als wij een nieuwe woonwijk aanleggen, wordt de ondergrond al opengelegd. Wij kunnen met de mensen die we hebben, met een klein beetje extra kennis en expertise, vrij snel die stroomaansluiting realiseren. We horen gewoon al twee of drie jaar niks terug van de netbeheerder, terwijl we het aanbieden.» Dan denk ik ook: gezien de problemen waar we met elkaar in zitten, zou je al die capaciteit toch vol enthousiasme moeten omarmen en inzetten? Vandaar dat ik de Minister nog wel meegeef om alsjeblieft iets ruimer te kijken naar deze mogelijkheid, omdat ik denk dat dit juist voor de langere termijn kan zorgen voor meer kennis en expertise op deze markt.
Minister Jetten:
Dat ben ik wel met de heer Erkens eens. Ik heb een tijdje geleden met Bouwend Nederland gesproken. Zij vroegen hoe ze bij nieuwbouwprojecten juist zelf al veel meer kunnen faciliteren, voorbereiden et cetera, zodat de netbeheerder alleen nog maar voor het broodnodige hoeft langs te komen. Onder andere in, volgens mij, Almere, zijn ze ook al heel actief aan het kijken hoe ze heel veel zelf kunnen doen, hoewel ze er daar overigens ook naar streven om de nieuwbouwwijken netcongestieneutraal op te leveren. Daar gaan ze dus zelfs nog een stap verder. Ik ben het dus eens met de heer Erkens. Het kan ook echt andere voordelen opleveren.
De voorzitter:
De voorzitter vraagt zich nu af wat «netcongestieneutraal» is. Sorry. Ik zal u uw beantwoording laten vervolgen.
Minister Jetten:
«Netcongestieneutraal» is wanneer een wijk niet tot meer vraag op het elektriciteitsnet leidt, doordat men in de wijk zelf een aantal slimme oplossingen heeft toegepast. Dat is dus heel mooi.
Voorzitter. Ik kom bij de taken van de netbeheerders. Daar is vrij veel over gezegd. De Kamerleden onderling hebben ook een interessant fundamenteel en principieel debat gevoerd. Wellicht kan ik daar zo meteen nog aan bijdragen.
Het recht op aansluiting is door een aantal van u genoemd. Ik wil daar toch een zorg wegnemen: het fundamentele recht op een aansluiting verandert niet. Dat geldt en blijft voor iedereen gelden. Wel wordt er een betere koppeling gelegd met de beschikbaarheid van transportcapaciteit. Dat is een nieuw element in de Energiewet. Een voordeel van de koppeling is dat de netbeheerder niet aan de slag hoeft met de aanleg van een aansluiting die sowieso niet kan worden gebruikt. Die capaciteit kan dan elders worden ingezet. In artikel 3.38 staat dat ook: iedereen moet worden aangesloten. Als dat door congestie niet kan, dan geldt dat het zo snel moet als nog mogelijk is. Het klopt dat er een uitzondering is als de systeembeheerder het net niet op economische voorwaarden kan onderhouden en ontwikkelen. Dat geldt bijvoorbeeld bij gas in gebieden buiten de bebouwde kom waar maar weinig gas wordt gebruikt. Daar zijn de woningen nu vaak ook aangesloten op een propaantank in plaats van met een gasaansluiting op een regulier gasnet. Zo moet u dat artikel lezen.
Mevrouw Postma vroeg of MKBA’s hierin een grotere rol kunnen spelen, zeker als ze zwaar negatief zijn. Mag je dan nee zeggen? Dat mag. De grondslag daarvoor zit in artikel 3.38, lid 4. Er kunnen omstandigheden worden beschreven of gebieden worden aangewezen waar het te duur is om een aansluiting te verzorgen. Nadere regels hierover kunnen worden vastgelegd bij besluit. U heeft, denk ik, net met elkaar hier een discussie gehad die raakt aan de nota van Minister Adriaansens over de toekomstvisie op de Nederlandse industrie. Wat voor type energie-intensieve industrie vinden we passend bij de economie van de toekomst? En wil je daar nadere regels aan stellen, zoals we dat ook bij hyperscale datacentra hebben gedaan? Het haakje zit dus in deze wet. Ik denk dat het goed is om de politieke invulling daarvan echt in een beleidsdebat met elkaar te bespreken.
De heer Bontenbal vroeg naar het GEN, het overleg tussen netbeheerders en marktpartijen. De Energiewet behoudt in artikel 3.119, lid 2, de basis voor dit overleg. Dat is een voortzetting van de huidige lijn uit de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998. Wel is ervoor gekozen om meer procesvoorschriften die in de wet zelf staan, nu op te nemen in de onderliggende regelgeving. Er is dus geen sprake van een beleidswijziging of het beëindigen van het GEN-overleg. Ik hoop dat ik daarmee ook een aantal marktpartijen gerust heb gesteld.
De voorzitter:
Ik zie dat u nog best veel heeft in dit blok, dus ik laat nu even een interruptie toe.
De heer Kops (PVV):
Ik heb een vraag over artikel 3.38. Het recht op elektriciteitsaansluiting staat in lid 1. In lid 5 wordt dan een uitzondering gemaakt. Er staat: «economische voorwaarden (...) beheren, onderhouden en ontwikkelen». In lid 6 wordt dan een AMvB aangekondigd die daar nadere invulling aan moet geven. In datzelfde lid 6 staat ook: «waarbij tevens maatschappelijke duurzaamheidsdoelstellingen kunnen worden betrokken». In een AMvB kan de Minister nader regelen wanneer er geen sprake is van economisch rendabel beheer, onderhoud en ontwikkeling van een systeem en er dus afgeweken kan worden van het recht op aansluiting. Daar kunnen dus ook maatschappelijke duurzaamheidsdoelstellingen bij worden betrokken. Zo staat het in lid 6. Wat betekent dat?
Minister Jetten:
Ik denk overigens dat dit bij het elektriciteitsnet niet aan de orde zal zijn, want in dit land is zo’n beetje alles en iedereen op het elektriciteitsnet aangesloten. We zien ook een enorme toename van elektrificatie en dit zal de komende jaren dus eigenlijk nooit aan de orde zijn. We gaan bij elektriciteit in principe niet afwijken van het recht op aansluiting. Bij moleculen speelt er wat anders, maar dat hebben we vorige week natuurlijk ook gezien in het debat over de Wet gemeentelijke instrumenten. We zien dat warmte, gas, waterstof en groengas verschillend zullen worden ingezet. Daarbij kun je inderdaad een economische afweging maken: is het slim om de belastingbetaler al die verschillende systemen naast elkaar te laten financieren of kies je in een bepaald gebied voor een van die vormen?
De heer Kops (PVV):
Waarom staat dan de uitzondering op het recht van aansluiting in deze wet? Kan het er dan niet middels een nota van wijziging of een amendement uit worden gehaald? Het maakt mij niet, maar ik krijg hier nu wel een raar gevoel bij. Er is recht op aansluiting, máár er zijn wel heel veel uitzonderingen. Kan het er dan niet uit?
Minister Jetten:
Ik denk dat we het zo hebben opgeschreven, omdat we het in de Energiewet voor alle vormen van energie die onder deze wet vallen, in één keer goed hebben proberen te doen. Maar het laatste wat we willen, is natuurlijk dat de heer Kops hier zenuwachtig van wordt. Dus ik ga nog even nadenken over de vraag of we dit anders kunnen doen. Maar nogmaals, wij verwachten op geen enkele manier dat hier bij elektriciteit ooit gebruik van zal worden gemaakt.
De voorzitter:
Is dat een toezegging die we kunnen noteren? Ik denk dat het van belang is om dat te weten, want we hebben nog een derde debatsdag. Kan de Minister toezeggen dat hij daarop zal terugkomen voordat we dat derde debatsmoment hebben?
Minister Jetten:
Ja, ik ga dat doen. Ik probeer dat straks al even mondeling te doen en anders laat ik het schriftelijk aan de heer Kops weten.
De voorzitter:
Dan ga ik nog naar mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Er werd net verwezen naar artikel 3.38, lid 4. Ik heb gevraagd of het mogelijk is om gewoon nee te zeggen. En «nee» is afstel en uitsluiten. Lid 4 begint met: «Indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder het doen van een aanbod uitstelt overeenkomstig het derde lid ...» Vervolgens komen er drie bullets en dat is dus geen afstel. En dat is ook niet nee zeggen. Naar mijn idee valt het dus niet onder dit artikel. Of ik moet het verkeerd lezen, maar dan zou ik dat graag horen.
Minister Jetten:
Zo hebben we het deels wel bedoeld, maar ik kom zo nog even terug op de punten van de heer Kops en mevrouw Postma. Dan doe ik het namelijk in één keer juridisch helemaal juist.
De voorzitter:
Helder. Vervolgt u uw beantwoording.
Minister Jetten:
Ik was aangekomen bij het directer communiceren van netbeheerders met de afnemers. Ik ben inderdaad van plan om netbeheerders in staat te stellen om direct met aangeslotenen te communiceren, zodat dat niet altijd via de leverancier hoeft te verlopen. Hiervoor neem ik in de ministeriële regeling op dat de netbeheerder contactgegevens krijgt, zoals naam, adres en e-mail. Daarnaast is een identiteitscheck inderdaad zeer belangrijk, ook om de privacy van eindafnemers te waarborgen en identiteitsfraude tegen te gaan. Zo regelt de tweede nota van wijziging de inzet van DigiD rondom data delen. Ik kom daar straks bij het blok data uitgebreider op terug.
De heer Bontenbal vroeg naar een prikkel om de snelheid bij die aansluiting zo veel mogelijk te blijven garanderen. De aansluittermijn uit de wet vervalt, maar in de methode en de voorwaarden van de ACM worden nieuwe aansluittermijnen vastgesteld. Ik begrijp dat de ACM nog deze maand met een voorstel komt dat uitgebreid is afgestemd met netbeheerders en marktpartijen.
De Energiewet biedt ruimte om in de lagere regelgeving te regelen wat er wordt verstaan onder «voldoende transportcapaciteit», iets waar mevrouw Postma naar vroeg. Dat kan bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de onderbouwing van de netbeheerder. Het is vervolgens aan de netbeheerder om een weigering vanwege onvoldoende capaciteit te onderbouwen conform de regels die daaraan worden gesteld. De ACM houdt daar toezicht op.
Mevrouw Postma vroeg naar het weghalen van de gasaansluiting. Daar had zij ook een interruptiedebat over met mevrouw Rooderkerk. De Energiewet schrijft voor dat netbeheerders gasaansluitingen verwijderen die niet meer gebruikt gaan worden. Het gaat daarbij om de leiding van de meterkast tot aan de leiding in de straat. Het Staatstoezicht op de Mijnen heeft geconcludeerd dat dit hele stuk weg zal moeten worden gehaald vanwege de veiligheid. Indien een gasnet in de hele wijk niet meer wordt gebruikt, dan kan het vanwege de veiligheid of de schaarse ruimte ook nodig zijn om in de ondergrond deze leidingen uit de straat te verwijderen. Dat zal de netbeheerder dan voor zijn rekening nemen. Maar de heer Kops stelde in het interruptiedebat ook terecht dat er op sommige plekken misschien geen directe noodzaak is om volledig te verwijderen. Dan mag een netbeheerder besluiten de leiding in de grond te laten liggen met het oog op eventueel toekomstig netgebruik. Dat zou bijvoorbeeld kunnen op plekken waar dat netwerk in de toekomst voor waterstof of groengas zou kunnen worden toegepast. Dat zal zeker niet overal het geval zijn, maar dat zal wel in enkele situaties kunnen.
Mevrouw Rooderkerk wees er terecht op dat je niet wilt dat de voorlopers nu een enorme prijs moeten betalen voor het verwijderen van die gasaansluiting. Je wilt ook niet dat mensen die als laatsten aan de beurt zijn, als steeds kleinere groep die totale kosten via socialisering voor hun rekening moeten nemen. Dat is aan twee kanten onrechtvaardig. Daarom heb ik samen met de ACM geregeld dat netbeheerders met de gastarieven nu ook een spaarpotje kunnen maken voor toekomstige verwijderkosten. Dit is ook verduidelijkt in het wetsvoorstel Gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Zo voorkomen we dat in de toekomst een steeds kleinere groep gasgebruikers met steeds hogere kosten wordt geconfronteerd. Daarnaast biedt de Energiewet de mogelijkheid om een subsidie te geven voor deze kosten. De Kamer heeft het kabinet eerder een paar keer uitgedaagd om hiervoor subsidies te verstrekken. Dat heeft elke keer niet standgehouden. Dat haakje is nu in deze wet dus wél goed geregeld.
Mevrouw Postma en anderen vroegen naar de energiehubs. Via de implementatie van de EMD-richtlijn worden de zogenaamde energy sharing organizations – eigenlijk gewoon de energiehuborganisaties – straks opgenomen in de Energiewet. Dat is dus bij de aanvulling die volgend jaar volgt. De ESO is een nieuwe rol die de eindafnemers kan ondersteunen bij het delen van energie. We zetten alles op alles om die EMD-richtlijn zonder al te veel nationale koppen en ingewikkelde dingen gewoon een-op-een te implementeren, zodat de voordelen die via die richtlijn worden geboden, ook snel in Nederland toepasbaar zijn.
Ten aanzien van de GDS’en, dus de gesloten distributiesystemen, vroeg de heer Flach naar de eis van primaire distributie voor de eigen achterban. Deze eis komt direct uit het Europese kader en kan ik helaas niet aanpassen, mocht de heer Flach dat willen. Ik kan de ACM wel vragen om te kijken of andere toezichthouders in het buitenland op dezelfde manier naar deze eis kijken. Dan kunnen we dat eventueel bij een toekomstige wijziging van de Energiewet alsnog updaten.
Ten aanzien van die gesloten distributiesystemen zeg ik tegen de heer Grinwis dat de verbinding tussen een GDS en een openbaar net een aansluiting en niet een systeemkoppeling is. Dit waarborgt dat een GDS-beheerder rechten heeft die vergelijkbaar zijn met de rechten van andere aangeslotenen. Het is een misverstand dat dit een wijziging zou zijn ten opzichte van het huidige wettelijke kader. De inhoud van artikel 3.7 inclusief lid 1c volgt uit de Europese regels die in de bestaande en de nieuwe wet dus een-op-een zijn doorgevoerd. De Energiewet staat het bedrijven toe om gezamenlijk een GDS te ontwikkelen en van het bestaande distributienet af te gaan, net zoals dat ook in de Elektriciteitswet 1998 het geval was.
Netbeheerders mogen eenzijdig het overgangspunt bepalen; de heer Flach vroeg daarnaar. Hierin maakt de Energiewet inderdaad een principiële keuze. Het overgangspunt markeert de overgang van het publieke systeem naar de private installatie. Systeembeheerders hebben de wettelijke taak om deze aansluiting veilig te beheren en daarom ook om te besluiten waar deze ophoudt. Bij het vaststellen van de locatie moet logischerwijs natuurlijk wel rekening worden gehouden met de concrete omstandigheden van het specifieke bedrijf. Ik ga er ook van uit dat er nauw contact met de aangeslotene zal zijn, zodat die niet wordt verrast door de keuze van de netbeheerder.
Ik ga nog in op een paar overige vragen en dan kom ik slot bij het blokje over het groepsverbod. De heer Bontenbal vroeg naar de kosten van netverliezen. Inderdaad gaat 5% van de elektriciteit verloren via warme kabels, diefstal et cetera. Het inkopen van elektriciteit van netverliezen valt onder de wettelijke taak van de netbeheerder. Netbeheerders hebben hier geoptimaliseerde processen voor, maar verbeteringen zijn inderdaad altijd mogelijk. Er wordt nu hard gewerkt aan het beter voorkomen van netverliezen, bijvoorbeeld door het beter in kaart hebben van netverliezen door energiediefstal. Netbeheerders kijken hoe ze daar doelmatig meer aan kunnen doen.
De heer Bontenbal vroeg ook naar digitalisering. Digitalisering van netten is inderdaad van groot belang. In de actieagenda voor netcongestie zijn hier ook een aantal acties voor opgenomen, waaronder het slim maken van duizenden elektriciteitshuisjes voor 2030, zodat die data ook kunnen worden benut voor slimmer netmanagement. Ik kom daar straks bij het blok data uitgebreider op terug.
De heer Flach vroeg naar kruissubsidiëring, artikel 3.22. Het doel van dat artikel is het waarborgen van eerlijke concurrentie tussen infrastructuurbedrijven en andere marktpartijen. Bevoordeling in iedere vorm, dus ook indirecte bevoordeling, valt onder het verbod van 3.22.
Nu kom ik bij het groepsverbod. Ik had namelijk een vraag in mijn hand van de heer Erkens: zou een monopoliepositie van infrastructuurbedrijven niet tot ongunstige situaties kunnen leiden? In juli 2022 heb ik uw Kamer al eens geïnformeerd over mijn visie op de ordening van de waterstofketen. Dat kwam in dit debat ook al een aantal keren aan de orde. Ik verwacht dat in die waterstofketen uiteindelijk, in het grootste deel ervan, gewoon een goede concurrentie tussen private partijen kan plaatsvinden. Die ruimte willen we ook zo veel mogelijk geven. Tegelijkertijd is de mate van mogelijke concurrentie niet het enige principe waarop de marktordening kan worden gebaseerd. Ook andere publieke belangen zijn daarbij richtinggevend. Zo hebben importterminals en opslagfaciliteiten ook een systeemfunctie. Het draagt ook bij aan de diversificatie van onze strategische autonomie. Maar ik zie geen rol voor infrastructuurbedrijven voor het oppakken van productieactiviteiten van waterstof, zoals elektrolyse.
Dat brengt me bij het principiële debatje over het groepsverbod, dat in uw eerste termijn heeft plaatsgevonden. Vooropgesteld: het opheffen van het groepsverbod zou een vrij fundamentele koerswijziging zijn van het energiebeleid en het zou marktpartijen, systeembeheerders en aandeelhouders, maar ook de overheid echt een aantal jaren kosten om ons allen deze nieuwe realiteit eigen te maken. Het groepsverbod opheffen is in elk geval voor de TSB’s, in Nederland TenneT en Gasunie, Europees niet toegestaan. Dus het amendement van de heer Grinwis is op dit punt strijdig met het Europees recht. Ik bedoelde natuurlijk het conceptamendement.
Voor de DSB’s, de regionale netbeheerders, klopt het wel dat het Europees recht meer ruimte laat, maar ook hier is dit niet eenvoudig en vraagt het om veel extra regels om onafhankelijk netbeheer te garanderen. Ook het toezicht van de ACM zal dan moeten worden aangescherpt. Procedures voor aanwijzingen en certificering en het wettelijke takenpakket van infrastructuurbedrijven zullen moeten worden aangepast. Dat is een ingrijpende en omvangrijke wijziging van het wetsvoorstel.
En hoe gaat het dan in de rest van Europa? Nou, het klopt dat alleen Nederland heeft gekozen voor het groepsverbod, maar in alle lidstaten zijn systeembeheerders verregaand ontvlochten van productie en levering. De mate waarin dat is gebeurd, kan meer of minder sterk zijn, maar ook in die lidstaten zijn ze op zijn minst juridisch afgescheiden van productie, levering en handel binnen de groep van ondernemingen waar ze onderdeel van zijn. De systeembeheerders zijn daar ook qua aansturing, financiën en bestuur afgescheiden en bestaan als afzonderlijke ondernemingen binnen één groep.
Er zijn ook nog andere consequenties van het mogelijk opheffen van het groepsverbod. Ten eerste kan dat een negatief effect hebben op de investeringsbereidheid van marktpartijen. Er is nu al regelmatig discussie over de gewenste afbakening tussen infrastructuurbedrijven en commerciële activiteiten; zie hierbij mijn antwoord over waterstof. En marktpartijen stellen regelmatig dat ze bezorgd zijn: willen ze wel in Nederland investeringen doen als netwerkbedrijven zich te veel op marktactiviteiten gaan richten?
Daarnaast geldt dat het ook grote financiële consequenties kan hebben voor de overheden die nu eigenaar zijn van de infrastructuurbedrijven, want die zullen dan ook kapitaal vrij moeten maken om in productie en levering te investeren, en het is niet makkelijk om dat geld vrij te maken. Binnen het geïntegreerde bedrijf ontstaat dan ook wellicht een verkeerde prikkel, terwijl we concentratie op de kerntaak, namelijk het systeem beheren en uitbreiden, de komende jaren toch echt wel de belangrijkste opdracht voor de netwerkbedrijven vinden.
De behandeling door de Eerste Kamer destijds bij de wet STROOM was ook in een ander licht, namelijk net tijdens het laatste beroep bij de rechter van twee ongesplitste netbeheerders. Dat was toen net verworpen. We zijn inmiddels vele jaren verder, waarbij ook die netbeheerders zichzelf echt wel een andere rol en missie hebben toebedeeld.
Tot slot merk ik dat het niet altijd voor iedereen helder is wat systeembeheerders en infrastructuurbedrijven nu allemaal wel en niet mogen. Er mag namelijk heel veel. Er is ruimte voor systeembeheerders om te investeren in elektriciteitsopslag en in flexibiliteit. Die ruimte is ingekaderd binnen de Europese regelgeving, maar deze biedt bijvoorbeeld ook ruimte om productie-installaties aan te leggen, alleen niet om ze te exploiteren, zulks in het licht van dit groepsverbod. Ik kan desgewenst nog voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel in een brief het een en ander over het groepsverbod uiteenzetten, aangezien u daar allen vrij veel discussie over heeft gehad.
Tot slot heb ik nog een paar punten daarover. Mevrouw Postma vroeg of, als het groepsverbod wordt weggehaald, dan de kans bestaat dat het bedrijfsleven in taken gaat zitten die eigenlijk publiek zijn. In principe is dat niet zo, want wettelijk is namelijk ook geregeld dat netten in publieke handen moeten blijven en dat er een netbeheerder wordt aangewezen die deze taken moet doen. Andersom kan het wel tot gevolg hebben dat overheden en overheidsbedrijven in allerlei taken gaan zitten die het bedrijfsleven normaal oppakt waardoor zij heel veel commerciële risico’s naar publieke partijen gaan toetrekken, terwijl die netbeheerders de komende jaren echt hun handen vol hebben aan het uitbreiden van het net en het zo goed mogelijk benutten daarvan.
Voorzitter, dat was het hele blok over de taken van netbeheerders en over het groepsverbod.
De voorzitter:
Helder. Even voor de toezeggingenadministratie het volgende. De Minister heeft een brief toegezegd voor het plenaire debat over het groepsverbod. We gaan deze in ieder geval noteren als toezegging aan de commissie. De heer Flach, de heer Grinwis, mevrouw Rooderkerk, mevrouw Kröger en de heer Bontenbal hebben zich gemeld voor een interruptie. De heer Flach van de SGP is als eerste.
De heer Flach (SGP):
Ik dacht overigens ook dat de Minister een toezegging had gedaan om in andere landen te kijken of toezichthouders daar anders omgaan met de interpretatie van artikel 3.7, maar ik hoop dat ik hem nog wat verder kan krijgen dan dit. Ik voel namelijk een zekere spanning in de beantwoording daarover en of die oploopt naar 220 zal blijken uit de nadere beantwoording door de Minister.
Ik snap dat wat daar staat, in lijn is met het Europees kader. Mijn punt is vooral hoe de ACM dit dan toepast. Je ziet dat primair de elektriciteit voor de eigenaar moet zijn. Dat wordt door de ACM uitgelegd als: minstens de helft. Dat geldt ook voor het andere criterium. Dat leidt nu al in de praktijk tot afwijzingen. Een voorbeeld dat ik heb gehoord betreft een ontheffingsaanvraag van Veolia op het industriepark Kleefse Waard, die om precies deze reden werd afgewezen. Ze waren wel de grootste afnemer maar omdat ze niet aan de 50% kwamen, zijnde de norm zoals de ACM die interpreteert, ging dat gesloten net niet door. Het gaat mij niet zozeer om hoe het er nu staat, maar om hoe het wordt geïnterpreteerd en toegepast. De vraag is dan ook of we dat artikel niet scherper moeten formuleren of moeten voorzien van een goede toelichting.
Minister Jetten:
Ik ken de Kleefse Waard vrij goed, maar dit voorbeeld van die locatie helaas dan weer net niet. Het kan hierbij zijn dat de bedoeling van de wet nog niet helemaal in de praktijk zo wordt toegepast, want als dit kan helpen om onder andere dit bedrijventerrein de komende tijd wel van een zwaardere aansluiting te voorzien, dan weet ik dat ook netbeheerders en regionale overheden echt aan het kijken zijn wat er wel kan en hoe dat wel gefaciliteerd kan worden. Dus ik zal hier nog even in duiken en dan stel ik voor dat ik ook hierop nog even schriftelijk terugkom voorafgaand aan de plenaire behandeling.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik had overigens niet anders verwacht van de Minister van EZK dat hij het ferme standpunt van EZK nog eens verdedigt. Ik ben wel benieuwd of hij het betreurt dat wij in Nederland een alleingang hebben gemaakt in het verleden. Het is namelijk wel opmerkelijk dat we ons weinig Europees hebben gedragen door, voordat welke lidstaat het ook maar in zijn hoofd had gehaald te gaan bewegen, te gaan bewegen. Dus ik mis in zijn antwoord nog wel de reflectie op de situatie in bijvoorbeeld Zweden. Vattenfall heeft zich genesteld op de Nederlandse markt maar is in Zweedse staatshanden en doet daar ook allemaal investeringen, waarbij wij in Nederland een beetje zitten te kijken van: wie moet dat bij ons nu eens gaan doen en hoe doen we dat binnen de kaders van onze marktordening met die splitsing? Dat was mijn eerste vraag. Mijn tweede ...
De voorzitter:
O, dat is uw eerste vraag?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ook mijn eerste punt.
Minister Jetten:
Ook in Nederland hebben netwerkbedrijven de afgelopen jaren binnen hun groep wel echt interessante activiteiten opgezet. Ik denk onder andere aan de uitrol van laadpalen. Ook zijn er verschillende netwerkbedrijven die recentelijk dochters hebben verkocht omdat ze zeiden: dit is inmiddels zo volwassen dat het naar de markt kan en niet meer binnen onze groep hoeft te functioneren. Dus die aanjagende rol wordt ook wel in Nederland gespeeld. Zijn we dan roomser dan de paus geweest en hebben we daarmee onszelf in de vingers gesneden? Ja, maar ik weet niet of dat per se met het groepsverbod te maken heeft. Ik zie het veel meer in het licht van wat we de afgelopen twee jaren hard hebben geleerd. We zijn wel heel ver teruggetrokken in onze consumentenbescherming. We zijn heel ver teruggetrokken in wat we nog zien aan strategische voorraden en gasopslagen en dat soort zaken. Ik denk dat we daarin als Nederland in de afgelopen twintig jaar een beleid hebben gevoerd dat te beperkt is geweest. Die verhouding tussen markt en overheid en staatsdeelnemingen of andere publieke bedrijven hebben we te nauw ingevuld. Ik denk niet dat we de opheffing of aanpassing van het groepsverbod nu nodig hebben, aangezien we hierin de afgelopen twee jaar al hele forse stappen hebben gezet; zie onder andere de grote rol die EBN nu speelt en ook de aanmoediging van uw Kamer bij bijvoorbeeld strategische reserves. Er is dus zeker wel een kanteling in het denken ten opzichte van de jaren negentig. Dat ben ik met de heer Grinwis eens.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze welwillende reactie van de Minister. Dit is inderdaad wat eronder schuilgaat. Wij hebben ons in Nederland wel heel erg ver teruggetrokken. We zijn wel heel erg ver in onze schulp gekropen, want ja, «de markt». We willen ons er niet zomaar in mengen en we willen geen marktverstoring. En ondertussen zijn we zaken als leveringszekerheid, strategische autonomie of juist een versnelling van de energietransitie daarmee een beetje uit het oog verloren in de afgelopen jaren.
Dan mijn vraag. Ik ga hier nog eens goed op kauwen. Ik heb ook het commentaar gezien van ambtelijk EZK, waarvoor veel dank. Daar moet het amendement sowieso nog op worden aangepast. In de tussentijd heb ik samen met collega Kröger een amendement ingediend, of zijn we dat aan het indienen – ik weet de stand van zaken niet – om in ieder geval in de geest van de woorden van de Minister van zonet artikel 3.19 iets uit te breiden, zodat de decentrale netbeheerders ook in de wet duidelijker omschreven krijgen dat ze iets meer kunnen dan een misschien in het verleden wel te eng opgevat limitatief lijstje.
De voorzitter:
De Minister. Ik weet niet of hij kan reageren.
Minister Jetten:
We gaan het amendement dan bekijken en als het lukt vandaag nog appreciëren.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik heb nog een vervolgvraag over de gasachterblijvers. De Minister zegt dat hij het zonnig inziet omdat netbeheerders een potje maken. Wordt dat nu al ingezet of wordt het nog steeds verdisconteerd in de tarieven? Indien het potje wel wordt ingezet, is dat dan genoeg? We zien natuurlijk een grote opgave op ons afkomen aan afsluitingen, ook met het aansluiten van warmtenetten. De Minister gaf daarnaast aan dat een subsidie kan; daar biedt deze wet de mogelijkheid toe. Maar wordt dat ook uitgewerkt, en per wanneer zou het dan worden ingezet?
Minister Jetten:
Ik ben ook even op m’n WhatsApp aan het spieken, maar volgens mij geldt voor allebei de punten dat het aannemen van deze Energiewet nodig is om én dat potje van de kant te krijgen én de subsidies te kunnen gaan inzetten. We hebben dat eerder ook kunnen financieren, dus over die subsidies maak ik me niet zo’n zorgen. Het ontbrak tot nu toe gewoon aan het juridische haakje om het op deze manier te kunnen regelen. Bij de ACM en in Europa stond men namelijk op het standpunt dat dit gewoon in de tarieven moet worden verwerkt. Aanname van deze wet biedt hierin dus ook voordelen, in de vorm van minder kosten voor aangeslotenen die niet meer aangesloten willen zijn.
De voorzitter:
Is dat voor u afdoende, mevrouw Rooderkerk? Dat is het geval, zie ik. Dan wilde mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA ook nog een vraag stellen, toch?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, heel graag. Dat amendement dienen we zo in, dus ik hoop dat de Minister daar nog een appreciatie van kan geven. Als het goed is, wordt het elk moment rondgedeeld. Daarop vooruitlopend heb ik de volgende vraag. Ziet de Minister ook als basis dat je een netbeheerder de ruimte wil geven voor die lokale systeemoptimalisatie, in een systeem waarbij ook energiegemeenschappen, actieve deelnemers die met elkaar gaan delen en gemeenten op allerlei manieren een rol spelen? Is de Minister het ermee eens dat je zo’n netbeheerder daarvoor de ruimte wilt bieden, waarbij de netbeheerder er ad ultimo, als last resort, in kan stappen als de markt het niet oppakt?
Minister Jetten:
Dat laatste wat mevrouw Kröger zei, is inderdaad de zoektocht. Waar ligt dat last resort? Er kan dus binnen de huidige wet in onze interpretatie al heel veel. Ik ga straks dus ook goed kijken naar het amendement. Misschien verduidelijkt dat wat we al beogen te doen. Dat zou nuttig kunnen zijn. Maar ik pak even het voorbeeld erbij van de FGU-regio, dus Flevoland, Gelderland en Utrecht. Daar is de netcapaciteit op dit moment gewoon het allerkrapst. Een van de oplossingen is om op het middenspanningsnet meer productie toe te voegen. TenneT kan eigenlijk niet leveren aan het net van de regionale netbeheerder daar. Daar is nu de vraag – ik zal u daar binnenkort per brief nader over informeren – of we dit helemaal aan de markt gaan overlaten of dat we die ruimte aan de netbeheerder willen geven omdat we vinden dat de situatie zo acuut is en we zo snel als mogelijk productie aan het middenspanningsnet willen toevoegen om de elektrificatie en verduurzaming te kunnen blijven faciliteren. Ik vind gezien de grote maatschappelijke urgentie dat we best ver kunnen gaan daarin. Het is alleen de vraag of je dat meteen doen of dat je het eerst aan de markt vraagt en het pas gaat doen als de markt het niet kan doen. Je kunt ook beginnen als launching customer, maar met die activiteit stoppen als markten erin gaan stappen. Het zit heel erg in de nuance waar we netbeheerders de ruimte willen geven voor dit soort grote maatschappelijke opgaven. Maar in dit rondje hoor ik u beiden eigenlijk ook zo, meer dan in de eerste ronde. Ik ga straks dus ook op die manier naar het amendement kijken. Ik zal het dan ook vanuit die gedachte proberen te appreciëren.
De voorzitter:
Helder. Is dat afdoende, mevrouw Kröger?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog een praktische vraag. Zijn die zes interrupties die we hebben inclusief een eventuele vraag over de appreciatie van een amendement? Ik heb een heleboel amendementen ingediend en daar wil ik ook vragen over kunnen stellen, dus dan stop ik nu met interrumperen.
De voorzitter:
In principe is het volgende aan de hand. We hebben vandaag een strakke eindtijd. We kunnen niet uitlopen zoals vorige week. Als het uw wens is om meer te kunnen interrumperen en die wens wordt breed gedeeld, dan kan dat, maar dan hebben we geen tweede termijn. Dat kan prima, want we hebben natuurlijk nog een plenaire afronding. Ik wil u in overweging geven dat moties die u in tweede termijn indient, niet morgen, maar ook volgende week in stemming kunnen komen. Dat maakt het wel een beetje een ingewikkelde situatie omdat we die plenaire afronding nog moeten doen. Het kan dus. We kunnen meer interrupties toelaten. We kunnen ook zeggen dat er zes interrupties zijn plus nog de gelegenheid om losse vragen over amendementen te stellen. Maar hoe het ook zij, we stoppen om 19.00 uur. De enige mogelijkheid voor mij om nu coulanter te zijn, is dat u afziet van uw tweede termijn. Dat moeten we toch echt even met z’n allen bespreken. Dat kunnen we nu doen, maar ook als we voelen dat we krapper in de tijd zitten. Maar het is nu al 15.30 uur. De tijd gaat echt snel. Ik hoor een paar mensen murmelen. Ik hoor graag via de microfoon hun visie.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb twee punten waarbij ik meer nodig heb van de Minister dan ik tot nu toe heb gekregen. Dat heb ik verwoord in een motie met de bedoeling om een nadere uitwerking vlak voor het plenaire debat te kunnen krijgen. Dus of de Minister moet een ijzerscherpe toezegging neerleggen op beide punten of we houden toch echt een tweede termijn. Ik zou dus graag gebruikmaken van een tweede termijn. Die mag wat mij betreft ook heel kort zijn.
De voorzitter:
We kijken gewoon waar de meerderheid ligt.
De heer Erkens (VVD):
Mijn voorkeur gaat ook uit naar een tweede termijn. Misschien kunnen we als commissie afspreken dat we bij het laatste blokje over de amendementen even naar de klok kijken. Als we wat royaler in de tijd zitten, kunnen we dan nog wat doen. Maar dat weten we pas als de Minister bij dat blokje komt. Mijn voorstel zou dus zijn: bij zes interrupties blijven en als we ruim in de tijd zitten, dat toepassen. Vragen over de amendementen kunnen we uiteraard ook in tweede termijn stellen.
De heer Bontenbal (CDA):
Mijn voorkeur gaat uit naar het schrappen van de tweede termijn en het debat gewoon lekker zijn beloop laten hebben.
De voorzitter:
Dan staat het nu 2–2. Ik ga het hele rondje beluisteren.
De heer Kops (PVV):
Ik sluit me aan bij Bontenbal.
De voorzitter:
Dat zijn drie personen voor het schrappen van een tweede termijn en twee voor het houden van een tweede termijn.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Wat mij betreft is het ook goed om de tweede termijn te schrappen. Ik heb dan nog wel de vraag om een toezegging, waar ik anders een motie voor zou indienen.
De voorzitter:
Schrappen betekent geen tweede termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wil best meegaan met het voorstel om de tweede termijn te schrappen, maar betekent dit dat we in de plenaire afronding dan gelijk moties kunnen indienen? Nee? Gaan we dan weer twee termijnen houden? Dan is het geen plenaire afronding.
De voorzitter:
Een plenair wetgevingsdebat is gewoon in twee termijnen. Anders wordt het onnavolgbaar.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Bij het Belastingplan hebben we eerder alles in één termijn gedaan. Oké, dan is het prima om de tweede termijn te schrappen. Dan hebben we nog tijd zat. Maar het probleem is wel dat we in de tweede termijn, plenair in de Kamer, relatief beperkt de tijd hebben en dan met extra veel gaan inschrijven. Ik vind dat scenario eigenlijk ook niet helemaal optimaal.
De voorzitter:
We maken even het rondje af om te kijken hoe de verhoudingen liggen, want anders verspillen we tijd aan dit soort dingen. De heer Flach heeft zich nog niet uitgesproken.
De heer Flach (SGP):
Bij voorkeur doen we twee termijnen, maar ik zou de eerste termijn gewoon goed willen afronden. Ik denk dat dit gewoon heel belangrijk is. Het lijkt me helemaal een probleem als we nu niet toekomen aan een goede appreciatie van de amendementen.
De voorzitter:
Erkens en Postma wilden nog wat zeggen over procedurele zaken. Postma eerst.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik zou dus heel graag twee toezeggingen willen. Ik heb hier twee moties liggen. Als ik die nou even naar de Minister toeschuif en hij kan knikken of hij dat in een toezegging kan neerleggen, dan kan ik me bij de rest aansluiten.
De voorzitter:
Dit is een hele goede manier van zaken doen. De heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
We hebben in de commissie een behandelvoorstel afgesproken met elkaar. We hebben voor WGO’s gekozen omdat er misschien de noodzaak is tot moties die nog uitgewerkt kunnen worden. Ik wil collega Postma daar wel in bijvallen. Die procedurele afspraak hebben we vastgesteld met elkaar. Daarom was ook het voorstel om het op zes interrupties te houden, totdat we bij de appreciatie van de amendementen zijn. Als blijkt dat we ruim in de tijd zitten – het gaat nu snel – kan dat volgens mij sowieso nog meer worden. Ik hecht er wel waarde aan om de tweede termijn met elkaar te hebben, waarin je, nogmaals, vragen kan stellen over de amendementen.
De voorzitter:
Ik ga even concluderen, want anders kost het te veel tijd, die we niet hebben. Ik concludeer dat er een meerderheid is om het debat nu goed te voeren. We houden het bij zes interrupties. Vragen over amendementen laten we wel toe, maar daarbij kijk ik wel naar de collega’s om niet opnieuw een heel debat te starten. Stel echt een vraag over het amendement zelf. Als er tijd over is, dan houden we een korte tweede termijn.
Ik zou wel willen zeggen: kijk dan of het vooral nog zit op moties die écht uitgewerkt moeten worden voor de plenaire behandeling. Ik heb zelf ook een aantal moties – die zal iedereen hebben – die ook prima bij het plenaire debat ingediend kunnen worden. Kijk nu alvast even heel scherp naar de eigen moties. Wat mevrouw Postma zegt, is heel terecht. Het kan zijn dat je twee dingen hebt liggen die je graag uitgewerkt wil hebben. Dat is prima. Ik ga de Minister vragen om de beantwoording te vervolgen. Iedereen heeft nog interrupties, maar probeer deze spaarzaam in te zetten, zodat we het maximale uit deze dag gaan halen. De Minister vervolgt de beantwoording.
Minister Jetten:
Voorzitter. Ik zal proberen nog korter te antwoorden. Nu ik klaar ben met het blokje over de taken van netbeheerders, is het denk ik logisch om ...
De heer Bontenbal (CDA):
Er was nog een discussie over het groepsverbod. Nog niet alle interrupties zijn ...
De voorzitter:
Excuses, u heeft helemaal gelijk. Mevrouw Kröger zegt dat zij nog niet aan het woord is geweest, maar u bent wel aan het woord geweest, zowel met een interruptie als bij het stemmen zojuist. Eerst de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Zo’n leuke discussie moet je natuurlijk niet te snel afronden. Tegen collega Grinwis zeg ik dat Vattenfall voor 8,5 miljard is verkocht, maar dat het een paar jaar later nog maar 2 miljard waard was. Heel veel provincies hebben daar heel erg van geprofiteerd. Maar dat terzijde.
De Minister zei iets interessants over twee dingen. Hij zei dat het groepsverbod ruimte laat aan netbeheerders om zelf met installaties aan de gang te gaan en die een soort van te verhuren. Ik meen in het wetsvoorstel gezien te hebben dat daar juist wat meer de rem op komt. Dat zou ik gecheckt willen hebben. In de beantwoording die de Minister zojuist gaf over het groepsverbod, zei hij ook dat hij zich kan voorstellen dat hij voor gebieden waarin te weinig productie is omdat dat de netcongestie kan helpen oplossen, misschien wil overwegen om netbeheerders daar een rol in te geven als de markt dat niet zelf oppakt. Dat vind ik wel heel interessant. Netbeheerders zouden dan weer in productie moeten. Dan denk ik: ja, die stap gaan we toch niet zetten? Dan zou ik eerst netbeheerders de mogelijkheid geven om plekken aan te wijzen waar er eventueel productie moet komen. Dan zijn marktpartijen, denk ik, beter in staat dan netbeheerders om daar invulling aan te geven. Een netbeheerder die een installatie moet gaan bouwen voor wind of zon of iets anders? Ik zou daar echt níét aan beginnen.
Minister Jetten:
Dank voor deze vraag. Ik bedoelde het ook helemaal niet zo stellig, maar veel meer in vragende vorm. Er is niet zo veel zwart-wit aan deze discussie. Zoals ik al aangaf, biedt het huidige groepsverbod al heel veel ruimte om een hele hoop dingen wel te doen, meer dan denk ik door een deel van de Kamer nu wordt geïnterpreteerd. Ik pakte even de FGU eruit omdat mevrouw Kröger sprak over last resort. Dat kun je op twee manieren doen. Je kunt aan de ene kant zeggen dat er nu iets niet gebeurt wat maatschappelijk wel heel urgent en nodig is en daarom tegen de netbeheerder zeggen dat je hem de ruimte geeft om daarmee aan de slag te gaan en dat hij terugtreedt wanneer de markt het zelf kan. Of je gaat in eerste instantie toch de markt veel meer uitdagen om het zelf te doen en pas als het er helemaal niet van komt, als allerlaatste redmiddel een netbeheerder eventueel de ruimte bieden om in het kader van netcapaciteit en extra invoeding op het middenspanningsnet een rol te gaan vervullen. Dat is de zoektocht die we de komende tijd met elkaar hebben: is het aan de voorkant om dingen op te starten en daarna aan de markt te laten, of is het het allerlaatste redmiddel als de markt het echt niet doet, maar we het maatschappelijk wel zo urgent en belangrijk vinden?
De heer Bontenbal (CDA):
U lijkt hier toch een vrij fundamentele discussie te openen. Die moeten we hier volgens mij niet voeren. Maar u gaat wel het amendement van mijn collega’s appreciëren. Die zeggen eigenlijk: maak de tekst iets ruimer en onduidelijker, zodat er meer ruimte is. Moeten we dan niet een discussie hebben over het limitatieve lijstje? Ik zou namelijk wel willen dat het duidelijk is wat ze wel en niet mogen. Dat er hier in de Kamer dan per activiteit een discussie is over wat wel en wat niet, vind ik helemaal prima; die ga ik graag aan. Daar zullen dan ook verschillende opvattingen over zijn.
Minister Jetten:
Ik probeer echt een bijdrage te leveren aan de meer inhoudelijke discussie over wat je wel en niet wil, en niet per se om hierover onduidelijkheid te creëren in de wet, want het helpt inderdaad om daar duidelijkheid over te bieden. Wellicht biedt het amendement meer duidelijkheid, maar ik heb de tekst van het amendement nog niet. Ik ga zo meteen kijken of het amendement meer duidelijkheid biedt over hoe we het groepsverbod met elkaar interpreteren.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we verder met de beantwoording van de Minister.
Minister Jetten:
Mijn verkoudheid speelt weer op, dus af en toe laat mijn stem het een beetje afweten, maar ik hoop dat het goed gaat. Aangezien we nu klaar zijn met het blok over de netbeheerders, is het misschien toch nuttig om nu al het blok data te doen, en niet aan het eind. Een deel van deze beantwoording ziet namelijk ook op de netbeheerders. Slimme meters, slimmer meten en gebruik van data zijn de drie thema’s hier, waar onder anderen Postma, Flach en Rooderkerk in de eerste termijn van vorige week veel bij hebben stilgestaan. Op dit moment heeft 93% van de mensen een geschikte meter die voldoet aan de eisen: een slimme meter of een digitale meter. 7% heeft die dus nog niet. Die mensen hebben twee keuzes: een digitale meter die niet op afstand uitgelezen kan worden of een slimme meter waarvan de communicatiefunctionaliteit kan worden uitgezet. Beide opties voldoen aan de eisen van de Energiewet.
De motie van mevrouw Postma die eerder is aangenomen, ziet op de toestemming voor energiebedrijven om data van apparaten in huis in te kunnen zien, dus niet op de slimme meter; daar zijn aparte regels voor. De motie van mevrouw Postma zijn we nu aan het uitwerken. Dat komt terug bij de Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten.
Mevrouw Postma vroeg ook naar de procedure bij klachten over de gegevens van een slimme meter. Als consument kan je in eerste instantie terecht bij je netbeheerder en anders bij de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur. Dat is ook geregeld in hoofdstuk 3 van de wet. Voor als de data niet kloppen, hebben we via de Metrologiewet geregeld dat de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur toezicht houdt op de kwaliteit van de meters en het werk van de netbeheerders.
De heer Flach vroeg naar het slimmer meten van netbelasting en naar inzichten in netten. De netbeheerders werken nu aan een openbaar dashboard dat actuele en gedetailleerde inzichten geeft in de situatie op het hoog- en middenspanningsnet. Hierdoor krijgen lokale overheden gedetailleerder inzicht in onder andere de lengte van de wachtrij, het totale vermogen op de wachtrij en de geplande uitbreiding. Zo kunnen ze ook zien op welke plekken er binnenkort ruimte beschikbaar komt. Binnenkort komt de eerste versie van dat dashboard beschikbaar. Voor inzicht in de laagspanningsnetten is de data nu nog wat beperkt. Netbeheerders werken in het programma omtrent netcongestie ten eerste aan het versneld installeren van meters in tienduizenden elektriciteitshuisjes.
Netbeheerders onderzoeken ook of informatie uit slimme meters op een privacyvriendelijke wijze kan worden gebruikt om inzichten te krijgen in de belasting van het laagspanningsnet. Daarbij geldt wel dat de bescherming van persoonsgegevens natuurlijk cruciaal is. De Energiewet heeft in dit kader vier verbeteringen ten opzichte van het huidige stelsel. Ten eerste: meer nadruk op decentraal beheer van dataregisters, inclusief eisen aan datakwaliteit, cybersecurity en beveiliging. Ten tweede: de introductie van de gegevensuitwisselingsentiteit, de centrale spil van veilige data-uitwisseling; dat wordt een wettelijke taak. Ten derde: meer aandacht voor zorgvuldige identificatie. Via de Energiewet regelen we dat consumenten via DigiD en bedrijven via eHerkenning echt goed beschermd zijn als zij zich online moeten identificeren. Ook verruimen we het toezicht van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur op de cyberveiligheid. We kijken binnen het NPE hoe we AI hier slimmer voor kunnen inzetten, zeg ik onder anderen richting mevrouw Postma, want daar liggen enorme kansen om op basis van de data, die we dus beter gaan verzamelen, tot slimmere oplossingen te komen.
De heer Flach vroeg naar de betrokkenheid van consumentenorganisaties bij de overleggen over data delen. Ik ben het zeer met hem eens dat dit echt belangrijk is. De overleggen vinden momenteel plaats binnen de vereniging Marktfaciliteringsforum. In de statuten is opgenomen dat representatieve consumentenorganisaties hier ook lid van kunnen zijn. Ik verwelkom het als dit verder wordt uitgebreid, dus daar zal ik ook naar vragen. Ik zal daarbij het belang dat uw Kamer daaraan hecht, ook bij dit forum onder de aandacht brengen.
De AVG werd door velen van u genoemd. De Algemene verordening gegevensbescherming geldt natuurlijk onverkort voor energiedata. De Energiewet schrijft op een integrale wijze voor welke gegevens die nodig zijn voor het goed functioneren van het energiesysteem, worden verzameld, geregistreerd en uitgewisseld, en wat er vanuit de AVG nodig is om die op een veilige manier te verzamelen.
Kröger en Flach vroegen nog naar lessen rondom data en hoe die worden meegenomen in de verdere uitwerking van de Energiewet. In de ministeriële regeling voor energiedata zullen we daar het een en ander over opnemen. Dan gaat het onder andere over lessen rondom gegevensbescherming, hacks en andere privacyzaken. We hebben al vijf jaar lang elke week een overleg met experts uit de ICT-sector en experts op het gebied van persoonsgegevensbeveiliging. Ik zal de Kamer informeren over de ministeriële regeling als de internetconsultatie ervan van start gaat in het derde kwartaal van dit jaar. Dus gelijktijdig met de internetconsultatie zal ik u updaten.
De toegang tot historische gebruiksdata bij overstap van energieleverancier kan inderdaad beter worden geregeld. De Energiewet biedt hier een concreet voordeel voor consumenten. Het beheer van deze gegevens komt nu expliciet bij de netbeheerder te liggen. Dat is echt een wijziging ten opzichte van de huidige wet. Deze inzage is dus niet meer gekoppeld aan de looptijd van het contract bij de energieleverancier, maar kan na wisseling van leverancier tot 24 maanden terug toegankelijk worden teruggevonden. Dat is echt een verbetering voor de consument.
Mevrouw Koekkoek vroeg naar data bij energie delen. Energie delen wordt geregeld bij de implementatie van de Europese Elektriciteitsrichtlijn en het E&D-pakket. Daarbij worden ook het verzamelen, valideren en verstrekken van meetgegevens bij het delen van energie verwerkt.
Over toegang tot data, specifiek bij gesloten distributiesystemen, ging een vraag van mevrouw Postma. Partijen die zijn aangesloten op een gesloten distributiesysteem, bijvoorbeeld in zo’n energiehub, hebben recht op inzicht in hun data en het wisselen van leverancier. Daarom verplichten we de GDS-beheerders met de Energiewet om een dataregister voor het eigen systeem bij te houden en deel te nemen aan het centrale datastelsel waar ik net naar verwees.
Mevrouw Rooderkerk vroeg naar het verdienmodel dat kan komen kijken bij het verschaffen van inzicht in data. Huishoudens en bedrijven hebben in de voorgestelde wet de mogelijkheid tot inzage in de eigen gegevens. Dat inzicht moet kosteloos zijn, het gaat namelijk om je eigen data. Hopelijk nemen we hiermee uw zorgen weg, aangezien we per wet afdwingen dat dat kosteloos moet.
Tot slot correctie van gegevens. De afnemer heeft recht op inzage in de gegevens en correctie van foute gegevens. Dat valt ook onder de Algemene verordening gegevensbescherming. Als het toch niet goed gaat, kan de afnemer een klacht indienen bij de ACM. Daarnaast moet de registerbeheerder steekproefsgewijs en periodiek controleren of de gegevens kloppen. Dit is vastgelegd in artikel 4.13 lid 2.
Dat was het blok data, voorzitter. Dan ga ik nu door naar prioriteren en investeren.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank aan de Minister voor de beantwoording ten aanzien van slimme meters. Vorige week had ik ook gevraagd of het mogelijk is om een nieuw slimmemeteroffensief op te zetten voor de 1 miljoen huishoudens die er nog geen hebben. Sommige daarvan zullen dat wellicht niet willen, maar velen waarschijnlijk ook wel. Is het mogelijk om de verhuurders dan wel de netbeheerders de kosten hiervoor op zich te laten nemen, zoals dat in het verleden bij de netbeheerders ook gebeurd is?
Minister Jetten:
Dat durf ik niet te zeggen. Daar kom ik straks op terug.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik was daar ook heel benieuwd naar. 7% van de huishoudens heeft geen slimme meter maar nog een «domme», ouderwetse meter. Dat zijn toch 600.000 huishoudens. Er moet een plan komen om ook deze huishoudens te voorzien van een slimme meter. Hoe wordt daarin voorzien? Als deze wet in werking treedt, geldt het dan per direct of is er een uitfaseringstermijn voor deze mensen geregeld?
Mijn andere vraag gaat over artificial intelligence die wordt ingezet om te kijken hoe je het net snel kunt gebruiken. Dat lijkt me hartstikke slim, maar we zijn in Europa ook bezig met een, in mooi Nederlands, cybersecurity directive. Het is goed om dit nauwlettend te volgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidsafspraken worden meegenomen in deze wet. Hoe staat de Minister daartegenover?
Minister Jetten:
We zullen de Europese cybersecurityrichtlijn gaan implementeren. Dat wordt een aanvulling op wat er nu al in de wet staat.
Ten aanzien van de slimme meters: er ligt in afwachting van aanname van deze Energiewet een plan klaar voor die laatste 7%. Dat is een plan dat in een aantal fasen wordt uitgevoerd. Er geldt dan eigenlijk een gedoogperiode voor iedereen die nog niet aan die verplichting voldoet. Vorig jaar – maar dat was nog voor de verkiezingen, dus toen was u nog geen Kamerlid – hebben we hierover een brief gestuurd. Ik kan u nog wel even laten weten per app in welke brief dit wordt uitgelegd, als u dat wilt teruglezen.
De voorzitter:
Helder. U vervolgt uw beantwoording.
Minister Jetten:
Er zijn verschillende vragen gesteld over vormen van prioritering. Er zijn verschillende vormen van prioritering. Er is een prioriteringskader voor netuitbreidingen. Dat is vorig jaar tot stand gekomen. Ik heb uw Kamer daarover in april vorig jaar geïnformeerd. Het tweede kader is prioriteren op aansluiten. Dan gaat het dus echt om individuele gevallen. De ACM publiceert het tweede kader nog deze maand. Een deel van de vragen van mevrouw Kröger is dus aan het eind van deze maand hopelijk beantwoord door de ACM. De Energiewet maakt het mogelijk dat netbeheerders in hun investeringsplannen voorrang kunnen geven aan investeringen voor wind op zee en MIEK-projecten, zowel provinciaal als nationaal. Het kader voor investeringen ziet op de uitbreidingen die nodig zijn. Dan gaat het onder andere om vroegtijdig prioriteit geven aan investeringen die echt grote maatschappelijke ontwikkelingen ondersteunen. Daarbij gaat het onder andere om de woningbouwafspraken tussen Rijk en regio, de uitrol van energie-infra voor duurzame mobiliteit, de productieafspraken uit de regionale energiestrategieën, de aansluiting van wind op zee en de verduurzaming van de industrie. Bij het opstellen van een PMIEK gebeurt dit in nauwe samenwerking met de provincies. Ik vind het een mooie ontwikkeling dat steeds meer provinciale staten een apart debat houden over hun PMIEK.
Bij individuele aansluitingen gaat het niet zozeer om investeringen om het systeem uit te breiden maar om de vraag wie wanneer als eerste kan worden aangesloten op een al liggend of uitgebreid net. Het kader dat de ACM op 18 april verwacht te publiceren zit aan het einde van het proces, wanneer de infra er al ligt en individuele partijen van hoog maatschappelijk belang in de wachtrij blijken te belanden. Denk aan ziekenhuizen, de politie en andere zaken van groot maatschappelijk nut. Het kader van de ACM maakt het mogelijk dat deze partijen vooraan in de wachtrij komen te staan en als eerste capaciteit krijgen als deze vrijkomt via congestiemanagement of uitbreiding. Dat is dus een alternatief voor het «first come, first served»-principe waar we ongeveer twee jaar geleden veel discussie over hebben gehad in deze Kamer.
Dan nog een aantal specifieke vragen. De heer Grinwis vroeg naar prioriteren van woningbouw. In de wet is een haakje opgenomen om nadere regels te stellen over de volgorde van uitbreidingsaansluitingen. Dat kan per AMvB en ministeriële regeling worden geregeld. In de provinciale variant van het MIEK kunnen lokale overheden voorrang geven aan de uitbreidingen die nodig zijn voor woonwijken. De ACM bepaalt dus niet zozeer de volgorde, maar schetst wel de kaders daarvoor. Op basis daarvan kunnen rijksoverheid, provincies en gemeenten een maatschappelijke prioritering toepassen. In dat prioriteringskader voor specifieke partijen is woningbouw dus als expliciet thema door de ACM opgenomen.
TenneT en de regionale netbeheerders geven in hun investeringsplannen prioriteit aan de nationale en provinciale MIEK-projecten. Ik beslis samen met de andere vertegenwoordigers in het bestuurlijk overleg welke projecten de MIEK-status krijgen. U wordt daarover ook steeds per brief geïnformeerd. Ik heb het amendement van het lid Flach om de AMvB-bepaling voor te hangen die het haakje voor het prioriteringskader bevat, vorige week al oordeel Kamer gegeven. Daarmee wordt de betrokkenheid van de Kamer versterkt, mocht de Kamer dit amendement aannemen.
Deze wijze van prioritering is bij de huidige investeringsplannen voor het eerst toegepast. De ACM heeft in haar toets op deze IP’s geconcludeerd dat de navolgbaarheid en transparantie van de gemaakte keuzes nog verbeterd kunnen worden. De ACM is samen met TenneT en de drie grote regionale netbeheerders nu bezig met een verbetertraject op dit punt. De eerste mijlpalen daarvan kunnen worden verwacht in september.
Mevrouw Postma vroeg naar de voorhang. Eigenlijk wordt uw vraag met het amendement-Flach ondervangen.
Veel vragen zien op het kader dat de ACM op 18 april verwacht te publiceren. Ik ben bijna door dit blokje heen, voorzitter.
In de Energiewet en de lagere regelgeving worden regels gesteld voor hoe de investeringsplannen moeten worden opgebouwd, waaronder de regels over de volgorde van investeringen in deze plannen. De provinciale MIEK’s worden vastgesteld door gedeputeerde staten na afstemming in de energyboards, waarin ook netbeheerders en gemeenten kunnen meepraten over de prioritering binnen die provincie.
Mevrouw Rooderkerk, de heer Flach en volgens mij daarna ook nog een paar anderen vroegen naar de zichttermijn van de investeringsplannen. Ik heb er in de inleiding ook wat over gezegd. De zichttermijn is tien jaar. Gezien de lange doorlooptijd van uitbreidingen is het wel een goed idee om nog verder te kijken dan die tien jaar. Netbeheerders doen dat deels via de Target Grid van TenneT, waarin langetermijnvoorspellingen en verschillende scenario’s worden geformuleerd. Ik ben in overleg met de ACM en de netbeheerders over verbetering van de investeringsplannen en het proces. De zichttermijn van de investeringsplannen is geregeld op het niveau van de AMvB. Ik kan mevrouw Rooderkerk toezeggen deze gewenste aanpassing naar vijftien of twintig jaar mee te nemen in de uitwerking van de AMvB, plus dat we tweejaarlijks de IP’s actualiseren.
Mevrouw Beckerman had ook een aantal vragen in dit kader. Zowel de netbeheerders als de ACM hebben ruimte nodig om de investeringsplannen op te stellen, maar de ACM moet wel echt toetsen of de investeringsplannen voldoen aan de gestelde kaders. De begrippen in de wet geven richting, maar laten ruimte voor maatwerk en inkleuring naar een specifieke investeringsbehoefte die er voor een bepaalde netbeheerder op dat moment is. De ontwerpinvesteringsplannen worden daarnaast openbaar geconsulteerd, mede om de samenleving de mogelijkheid te geven om daarop te reageren. Allerlei marktpartijen, overheden en maatschappelijke organisaties hebben daar ook gebruik van gemaakt.
Maatstafconcurrentie valt onder de regulerende bevoegdheid van de ACM. Het vergelijkt de systeembeheerders onderling, maar zegt niets over de inhoud van de investeringsplannen. De keuze en invulling van de maatstafconcurrentie zijn aan de ACM.
Voorzitter. Dat was het blok prioriteren.
De voorzitter:
Helder. Dan is er een interruptie van de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank weer voor het in sneltreinvaart ons voorzien van goede antwoorden. Een helder antwoord over de woningbouw. Ik ben benieuwd of al onze collega’s bij decentrale overheden hier ook goed van op de hoogte zijn. Als ik met gedeputeerden spreek, merk ik dat ze eerst veel zorgen hadden over stikstof. Toen kwam het drinkwatertekort en nu is netcongestie zo’n beetje issue nummer één. Hoe krijgen we de mogelijkheden die de wet biedt, de schaarste en de enorme woningbouwopgave, waarbij Hugo de Jonge bij wijze van spreken iedere week bij hen op de bel drukt en zegt «hé, hoe staat het ermee?», op een goede manier bij elkaar? Is de Minister bereid toe te zeggen om daar een inspanning op te verrichten richting in ieder geval de provincies, omdat het volgens mij daar allemaal bij elkaar komt?
Ik miste nog een antwoord op de specifieke vraag die ik had gesteld over de warmtevoorziening bij een groter wooncomplex. Als je ... Sorry, dat heb ik gemist.
De voorzitter:
U was toen niet in de zaal.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
O, die is al beantwoord. Dat ligt aan mij. Dan ga ik dat terugluisteren, want ik ben zeer benieuwd. We moeten deze casus, die tijdens een werkbezoek opkwam, oplossen. Ik ga het terugluisteren.
Minister Jetten:
Misschien wil de heer Grinwis die casus nog naar mij doorsturen, want ik ben toch wel geïnteresseerd in het vervolg.
Dan uw vraag nu. Ik zie inderdaad verschillen tussen de provincies. Sommige provincies zijn al heel ver met een goed ingeregelde energyboard, hebben een heel intensief traject doorlopen met alle gemeenten en netbeheerders en hebben daarbij inderdaad heel erg gekeken naar de woningbouwafspraken die met de Minister voor Volkshuisvesting zijn gemaakt. Een paar andere provincies hebben dat minder intensief gedaan. Het IPO is dus nu bezig om die ervaringen onderling uit te wisselen. Ik spreek zelf ook regelmatig met de provincies Flevoland, Gelderland en Utrecht vanwege de grote problemen daar met de netcapaciteit. Daar hebben we het continu over hoe we binnen die energyboards van die provincies zo goed mogelijk kunnen sturen en prioriteren. Ambtenaren van het Ministerie van EZK schuiven daar ook regelmatig aan. Dit is echt nog iets wat we nu lerenderwijs aan het verbeteren zijn. Dit komt ook regelmatig aan de orde in het bestuurlijk overleg rondom klimaat en energie met de VNG, IPO en de waterschappen. Ik stel dus voor dat ik in de volgende kwartaalbrief over netcapaciteit ook even een korte update geef over wat we allemaal doen om dit in alle provincies zo goed mogelijk toe te passen.
De voorzitter:
Helder. Mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik wil het op dit punt toch ook over de investeringsplannen hebben, want die discussie hebben we natuurlijk bij het debat over netcongestie ook vrij uitgebreid gevoerd. Als je zegt dat het eigenlijk in het MIEK of in de PMIEK’s zit en woningbouw daarin wordt geïntegreerd, hoe borg je dan in deze wet dat er wel degelijk getoetst kan worden of investeringen voldoen aan dat hogere niveau van het algemeen belang? Dat is nu niet in de wet geborgd, dus dan ben je afhankelijk van de vraag of dat lokaal in een PMIEK wel of niet goed zit. De Minister schetst net zelf dat dat kennelijk nogal verschilt, terwijl je dat toch eigenlijk gewoon vastgelegd zou willen hebben als een beschrijving van de opdracht.
Minister Jetten:
De vraag is of dat in de wettekst van de Energiewet moet, want we verwijzen nu dus naar het nationale MIEK en het provinciale MIEK. We hebben vorig jaar het beleidskader aangepast om daarin juist woningbouw onder andere een veel zwaardere rol te laten spelen. Ik merk ook dat die vraag eigenlijk vanuit elke regio heel erg komt en dat men zegt: als ik van het Rijk een enorme woningbouwopgave moet faciliteren, dan moet ik ook wel die netcapaciteit kunnen aansluiten, want anders heeft het niet zo heel veel zin. Ik denk alleen wel dat er wat betreft de vraag in hoeverre men dat nu ook al heel volwaardig, intensief en met alle gemeenten samen heeft doorlopen nog verschillen zijn tussen de provincies, dus dat is iets wat de komende tijd nog verder moet verbeteren.
We hebben een tijdje geleden een bestuurlijk overleg gehad met het IPO, waarbij de twaalf provinciale MIEK-programma’s door onafhankelijke experts waren doorgelicht. Daar kregen we echt hele mooie, concrete feedback over hoe dat op een aantal plekken echt scherper had gekund. Ik merkte ook dat die gedeputeerden zeer gretig waren om daarmee aan de slag te gaan, want zij hebben er natuurlijk het allergrootste belang bij om dit ook goed te doen. Ik denk niet dat er een nog zwaardere verwijzing in de Energiewet nodig is om dit met de aanpassingen die we nu binnen het MIEK-programma hebben gedaan ook in de praktijk echt voor elkaar te krijgen.
Voorzitter, als u het goedvindt, kom ik bij de hybride connectoren.
De voorzitter:
Volgens mij zijn er geen interrupties meer, dus gaat uw gang.
Minister Jetten:
Er staan op dit moment 670 turbines op zee. Rond 2030 verwachten we een verdubbeling van het aantal molens en een verviervoudiging van het vermogen. Het kabinet heeft hiervoor in het Programma Noordzee windgebieden aangewezen op zee. Via tenders geven we vergunningen uit aan partijen die het beste bod doen. Rond 2030 verwachten we een capaciteit van circa 21 gigawatt te hebben vergund, waarmee we 75% van ons elektriciteitsverbruik via wind op zee verwachten te kunnen produceren. De aansluiting daarvan speelt de komende tijd inderdaad een belangrijke rol.
Waarom doen we dit op zulke grote schaal? We hebben het geluk dat we een grote zee hebben met een ondiepe zeebodem, waar we vrij makkelijk grootschalig CO2-vrije energieproductie voor elkaar kunnen krijgen. Het helpt ons in onze energieonafhankelijkheid. Om die windenergie aan land te brengen, is er een net nodig en de aanleg daarvan is inderdaad kostbaar, maar wel noodzakelijk. Nederland heeft zich in een zeer krappe toeleveringsmarkt door voortvarende aanbestedingen van TenneT zeker gesteld van de levering van noodzakelijke platforms, kabels en landstations, maar helaas zijn door de krapte in de markt en ook door externe factoren, zoals gestegen rente, de kosten van het net op zee hoger uitgevallen dan van tevoren gedacht. In 2039 gaat het emissieplafond voor het ETS naar nul. We hebben dus ook niet echt een optie. We moeten er echt voor zorgen dat dat CO2-vrije energiesysteem er tegen die tijd is. We kunnen daarbij dus wel kijken hoe we dat net op zee tegen de laagst mogelijke kosten kunnen aanleggen.
Een van de manieren is interconnectie met de buurlanden. Daarbij is door een aantal van u terecht gesteld dat niet iedere interconnectie die een private partij voorstelt ook wenselijk en doelmatig is. Interconnectoren moeten alleen worden aangelegd als ze op de lange termijn ook leiden tot lagere sociaal-maatschappelijke kosten en dus tot grotere baten. Indien interconnectoren door private partijen worden ontwikkeld, dan zal bijvoorbeeld een deel van deze baten enkel aan die private partij toekomen en niet aan de maatschappij. Net als u acht ik dat onwenselijk.
Deze wetswijziging gaat voor wat betreft de nota van wijziging over interconnectie van land tot land. De eerste nota van wijziging was gericht op een goede borging van publieke belangen zoals leveringszekerheid, publiek eigendom en de rol van de TSB hierbij. Door het kunnen aanleggen van interconnectoren kan TenneT als DSB ervoor zorgen dat we dat ook nauwkeurig afstemmen met de buurlanden en koppelen aan het net op zee. Het bevordert namelijk ook de integratie van voorzieningen met onze buurlanden en daarmee ook een betere uitwisseling van elektriciteitsproductie, om daarmee in de bredere Europese regio die leveringszekerheid tegen de laagst mogelijke kosten te garanderen.
Met het VK is een hybride interconnector in ontwikkeling, bestaande uit twee windparken, een Nederlandse en een Britse relatief dicht bij elkaar, die met elkaar kunnen worden verbonden en dus ook met het Britse vasteland en het Nederlandse vasteland. Daarbij geldt dat voor Nederland alleen TenneT het recht krijgt om die interconnectoren en dus ook die hybride interconnectoren aan te leggen. Dat zeg ik ook tegen de heer Flach, die daar nog specifiek naar vroeg. Dit is de wettelijke taak zoals wij die TenneT al op zee hebben toegewezen. Groot-Brittannië gaat hier anders mee om. Dat is ook de reden waarom we nu in heel gedetailleerde onderhandelingen met de Britten zitten, omdat hun deel van die hybride interconnectie ook echt hybride door markt en overheidspartijen wordt ontwikkeld. Aan onze kant is dat dus echt de taak van TenneT.
Klopt het dat de kosten voor het net op zee hoger uitvallen door verschillende factoren? De ACM is exclusief bevoegd om de afschrijftermijn van het net op zee te bepalen. Als het aannemelijk is dat het net op zee 40 jaar meekan en kan worden gebruikt, dan verwacht ik dat de ACM zal besluiten om die afschrijvingstermijn ook daadwerkelijk te verhogen. We zijn daarover met elkaar in gesprek. De kosten van het net op zee worden in lijn met het cascadebeginsel verdeeld over de aangeslotenen op het net, ook aangezien alle op het net aangeslotenen de elektriciteit van wind op zee gebruiken.
Het kabinet kijkt nu naar verschillende oplossingsrichtingen om de oplopende nettarieven verder te beteugelen, want die hoge nettarieven raken aan de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie, maar natuurlijk ook aan de energierekening van huishoudens. Een deel van de oplossing is het bekostigen van een deel van de netkosten uit algemene middelen. Dan wordt het natuurlijk nog steeds door ons als samenleving betaald, maar wat minder direct via de energierekening. Het wordt dan op een wat bredere manier gesocialiseerd. Dan kun je als kabinet ook wat breder wegen wat het je waard is om een deel van die kosten voor je rekening te nemen. Dat onderzoek loopt nu in opdracht van de Minister van EZK, mijzelf en de Staatssecretaris en de Minister van Financiën. De resultaten komen aan het eind van het jaar uw kant op.
Op zee hebben we niet alleen maar een elektriciteitsnet maar ook veel gasleidingen. Een deel daarvan zal niet meer in gebruik zijn of de komende jaren buiten gebruik raken. Indien mogelijk wil ik bestaande gasleidingen inderdaad gaan hergebruiken voor het transport van waterstof. Als dat transport gewoon via de bestaande gasleidingen kan, wordt de natuur in de Noordzee en de Waddenzee niet gestoord door de aanleg van nieuwe waterstofleidingen. Wij onderzoeken nu voor welke gasleidingen die ombouw mogelijk is en onder welke randvoorwaarden.
Voor gasleidingen geldt geen algemene opruimplicht, maar het is wel belangrijk dat er wordt gekeken naar andere ruimtelijke belangen op de Noordzee, waaronder dus natuuruitbreiding en veiligheid maar ook visserij. Ik heb mevrouw Postma gehoord. Zou het kunnen dat we gasleidingen die niet worden omgebouwd maar helemaal buiten gebruik raken, terwijl ze natuurlijk wel goed worden afgesloten vanwege de veiligheid, in plaats van opruimen gewoon kunnen laten liggen omdat er zeeleven op zit? Wat mij betreft gaan we goed luisteren naar iedereen die daar veel meer verstand van heeft dan deze Minister, want de staat van de Noordzee is echt erbarmelijk. Alles wat we kunnen doen om de natuur daar overeind te houden, is mooi meegenomen. Zowel de heer Bontenbal als mevrouw Postma had dus gelijk in de discussie over de gasleidingen.
Tot slot ben ik niet van plan om een moratorium op de uitrol van windmolens af te kondigen. We moeten natuurlijk goed luisteren naar de zorgen van omwonenden. De plaatsing van windenergie moet altijd zorgvuldig gebeuren en er moet altijd worden gekeken wat de impact is op de leefomgeving. Het RIVM zal in de komende jaren aanvullend onderzoek uitvoeren naar de relatie tussen blootstelling aan windturbinegeluid en hinder en slaapverstoring in de Nederlandse situatie. De Staatssecretaris van IenW komt met aangescherpte normen voor wind op land.
Voorzitter. Dat was het blok interconnectoren en wind.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn meerdere vragen voor u. Ik dacht dat de heer Bontenbal van het CDA als eerste was.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb twee vragen. Als het aan de Minister ligt, gaat het bestaande initiatief NuLink geen doorgang vinden. Ik snap nog niet helemaal waarom niet. Is dat omdat, als er meer partijen meedoen, ze elkaars businesscase in de wielen rijden en dan niet de meest maatschappelijk optimale businesscase overblijft? Want dan moeten we dat, denk ik, helder zeggen. Ik zou dan inderdaad voor de meest maatschappelijke businesscase zijn. Tegelijkertijd is er natuurlijk veel effort in gestoken, dus als dat helpt om de interconnectiecapaciteit te verbeteren, zouden we het kunnen overwegen.
Mijn tweede vraag gaat over de netverliezen. De kosten van netverliezen zijn natuurlijk flink opgelopen. Die zitten in de energierekening. Daarom zijn de netkosten zo toegenomen. Het is misschien een gek idee, maar stel nou dat je de kosten van die netverliezen en de inkoop van de energie gewoon via de energieleveranciers laat lopen. Nu spreid je alles uit over de nettarieven waar geen kWh-component in zit; het verbruik telt dus niet mee. Ook moeten de netbeheerders het zelf inkopen. Wat nou als je het door de energieleveranciers laat inkopen en die het uitsmeren in hun kWh-prijs? Zou dat niet een manier zijn om het eerlijker terecht te laten komen bij de mensen die ... Nou ja, er zit een component in van verbruik, dus dat zou wellicht eerlijker zijn. Misschien dempt dat de tarieven iets.
Minister Jetten:
Ten aanzien van die interconnectie: dat klopt, het is eigenlijk zonde om te veel aan te leggen. Daarom kiezen we met advisering van TenneT voor de laagste maatschappelijke kosten. We denken dat NuLink te veel van het goede gaat zijn. Als ik binnenkort met de Britten verder ben met LionLink en ik daar de Kamer per brief over informeer, kan ik hier nog wel wat uitgebreider op ingaan. Eigenlijk doet de heer Bontenbal een aantal suggesties om te kijken hoe de stijging van de energierekening kan worden beperkt. Ik ga even kijken welke van die suggesties we kunnen meenemen in het reeds aangekondigde onderzoek naar nettarieven. Dat is dan gewoon een aanvullende onderzoeksvraag die we aan de onderzoekers kunnen meegeven.
De voorzitter:
Dat is een toezegging die we snel gaan noteren. Ik hoor dat het onderzoek loopt. Heeft u een inschatting voor de termijn? Ik moet er altijd een termijn bij noteren.
Minister Jetten:
Ik verwacht aan het eind van het jaar samen met het Ministerie van Financiën een eerste terugkoppeling van het onderzoek te hebben.
De voorzitter:
Helder. Dan noteren we dat erbij. Dan ga ik naar de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Ik ga toch nog even door op die interconnectoren. Ik hoor de Minister beschrijven hoe de situatie is en als reden noemen dat we ook niet te veel moeten willen aanleggen. Ik denk dat zowel de heer Bontenbal als ik dat niet wil. Het punt is alleen dat TenneT het alleenrecht krijgt voor het aanleggen van interconnectoren. De vraag die achter mijn vraag zat, is: beperken we onszelf daar niet te veel mee? Ook marktpartijen zouden soms dingen op kunnen pakken die TenneT op dat moment niet aankan, bijvoorbeeld vanwege financieringscapaciteiten of dat soort dingen. Ik sloot dus af met de vraag waarom de Minister voor dat alleenrecht kiest en waarmee snelle aanleg het meest gediend zou zijn.
Minister Jetten:
We hebben TenneT de wettelijke taak gegeven om het net op zee aan te leggen en te beheren. Een dochter van Gasunie zorgt voor het waterstofnetwerk. Maar TenneT en Gasunie maken natuurlijk wel op grote schaal gebruik van marktpartijen om dat ook daadwerkelijk te kunnen doen. Waar we het meest bij geholpen zijn, is ver vooruitplannen en ver van tevoren bestellen, zoals TenneT afgelopen jaar heeft gedaan met die 2-gigawattplatforms. Daarvan worden er de komende jaren in de wereld maar een aantal gemaakt. Die komen eigenlijk allemaal naar Nederland en Duitsland toe, omdat TenneT daar echt vooraan in de rij stond. Wij hebben daar als rijksoverheid ook echt financiële garantstellingen voor georganiseerd, zodat TenneT die bestellingen daadwerkelijk kon laten doorgaan. Ik zou het onverstandig vinden om naast TenneT ook nog marktpartijen de mogelijkheid te geven om netten op zee en interconnecties aan te leggen. Ik vind het onverstandig gezien de enorme kosten die ermee gepaard gaan en de gestegen nettarieven waar we met elkaar tegen aanhikken. Dat is de reden waarom ik daar terughoudend in ben geweest in mijn beantwoording.
De voorzitter:
Helder. Is dat afdoende voor de vragensteller? Daar lijkt het op. Dan ga ik naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Nog even kort over die afschrijvingstermijnen van het net op zee. De Minister gaf aan dat er gekeken wordt hoeveel er over 40 jaar afgeschreven kan worden. Dat zou simpelweg betekenen dat er lagere nettarieven per jaar zijn, omdat je het over meer jaren uitsmeert. Op welke termijn zou er inzicht in die onderzoeken zijn en hoe maakt de ACM dit mogelijk?
Minister Jetten:
Dat is het onderzoek dat ik met de Minister van EZK en de Minister van Financiën laat uitvoeren naar nettarieven. Ik dacht dat de eerste inzichten daarvan eind dit jaar beschikbaar zijn. Dit heeft als doel dat het volgende kabinet daar volgend jaar bij de Voorjaarsnota eventueel een eerste weging in kan maken. De ACM heeft de bevoegdheid om de afschrijvingstermijnen vast te stellen. Partijen als TenneT en ontwikkelaars van windparken zullen aan de ACM moeten bewijzen dat die netten langer kunnen meegaan. Op basis van die informatie kan de ACM dan besluiten om tot verlenging van die afschrijftermijnen over te gaan. Ik zal dus actief al die partijen hierop wijzen. Er komt een brief over net op zee. Ergens in de komende maanden zal ik hierover een stand van zaken geven.
De voorzitter:
Helder. Dan denk ik dat er geen vragen meer zijn van de kant van de Kamer. U kunt verder met het volgende blokje.
Minister Jetten:
Dat is toezicht en taken van de ACM. Ik ben het eens met mevrouw Rooderkerk dat bouwen, bouwen, bouwen in deze fase van de energietransitie cruciaal is, inclusief fors investeren. De ACM heeft in het verleden niet op winst gestuurd, maar met name op de vraag of investeringen doelmatig waren, dus of burgers en bedrijven niet te veel zouden betalen, aangezien zij via de nettarieven deze investeringen bekostigen. Het dividend is voor de aandeelhouders die eigen vermogen leveren, dus voor provincies, gemeenten en het Rijk. TenneT betaalt 35% van zijn winst als dividend aan het Rijk, Alliander betaalt 45% van zijn winst aan drie provincies en een aantal gemeenten en Enexis betaalt maximaal 50% van zijn winst aan zes provincies en een aantal gemeenten. Met de aandeelhouders van Stedin heeft het Rijk vorig jaar afgesproken dat het dividend afhankelijk is van de hoogte van de winst. Bij een hoge winst wordt er minder dividend uitgekeerd en meer in Stedin geïnvesteerd. Mochten Alliander en Enexis in de toekomst net als Stedin een beroep doen op het Rijk om kapitaal te storten, dan zal het toekomstige dividendbeleid onderdeel uitmaken van de gesprekken. Maar ik zie geen reden om de wet op dit punt aan te scherpen zolang de netbeheerder voldoet aan het Besluit financieel beheer netbeheerder.
Dan over de behoefte om het kostenveroorzakersprincipe beter vast te leggen. De Europese wetgever biedt geen ruimte om wat dat betreft uitgangspunten mee te geven aan de ACM. Dat geldt ook bij energieopslag. Het is aan de ACM om die baten mee te wegen. De ACM heeft aangegeven hier open voor te staan en is hierover ook in overleg met de netbeheerders en Energy Storage NL, de brancheorganisatie voor energieopslag. Er worden aannames gedaan over het netbeheergebruik van een gebruiker om het tarief te bepalen dat aansluit bij de veroorzaakte kosten. De Europese regelgeving heeft bepaald dat de ACM als regulerende instantie deze exclusieve bevoegdheid heeft. De ACM stelt de besluiten over de nettarieven ook helemaal zelfstandig vast. De nationale wetgever is niet bevoegd om besluiten over de nettarieven vast te stellen. Maar net als mevrouw Postma zie ik de behoefte van bedrijven aan meer voorspelbaarheid in de nettarieven. Nettarieven hebben als doel dat netbeheerders hun efficiënte kosten ook kunnen terugverdienen, maar je wilt ook voorspelbaarheid aan de andere kant, voor partijen die grote investeringen moeten doen. We zijn daarom in gesprek met de netbeheerders om hier meer langetermijninzichten in te kunnen geven. Het inkomstenbesluit, gebaseerd op het methodebesluit van de ACM, geeft inzicht in hoe de ACM die efficiënte kosten bepaalt. Dat gaat dus bijdragen aan de voorspelbaarheid van de nettarieven.
De voorzitter:
Ik wil de blokjes afmaken en dan aan het einde de vragen bundelen.
Minister Jetten:
Als het gaat om risicomanagement binnen energiebedrijven, zijn er in het najaar van 2022 door de ACM beleidsregels opgesteld om de eisen met betrekking tot financiële stabiliteit en risicomanagement aan vergunningverlening voor energieleveranciers aan te scherpen. Op basis van deze aangescherpte regels doet de ACM een uitvraag aan alle leveranciers om vast te stellen of ze aan de eisen voldoen. Daarmee is inderdaad sprake van een frequente stresstest, zoals de heer Grinwis beoogt.
De heer Flach vroeg naar het recht van initiatief voor marktpartijen. Het is niet wenselijk om toe te voegen dat het initiatief voor de formele codewijziging bij marktpartijen kan liggen. Die hebben immers ook een commercieel belang. Initiatief bij de partijen die het belang van het systeem als wettelijke taak hebben, is hier het uitgangspunt.
De heer Bontenbal vroeg naar het groepstransport. Daar heb ik daarstraks al het een en ander over gezegd. Even kijken. Nee, dit voegt niets meer toe aan wat we daarstraks al hebben gewisseld.
In de wetenschapstoets waarnaar de heer Flach verwees, hebben wetenschappers aangegeven dat de EU geen ruimte laat voor een AMvB of een ministeriële regeling bij artikelen 3.38, 3.41 en 3.46. In de reactie op deze opmerking uit de wetenschapstoets, de opmerkingen van de ACM in de uitvoerings- en handhavingstoets en de genoemde jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, zijn de genoemde artikelen over aansluiting en transport in het wetsvoorstel aangepast. De mogelijkheden om bij AMvB of ministeriële regeling nadere regels te stellen die raken aan de voorwaarden voor aansluiting of transport, zijn ingeperkt. Dat is ook toegelicht in de toelichting van het wetsvoorstel en de reactie op de wetenschapstoets.
Voorzitter, dat was het blokje toezicht.
De voorzitter:
Helder. Dan gaan we naar mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is goed om te horen dat het de bedoeling is om meer zekerheid over de hoogte van de aansluitingstarieven neer te leggen. De Minister zei wel, volgens mij in blokje twee, dat de tarieven in principe voor tien jaar vaststaan maar dan elke twee jaar weer kunnen worden bijgesteld. Volgens mij zagen we dat ook terug in die sterke verhoging. Volgens mij kunnen we dat de komende tijd ook verwachten, omdat we steeds meer investeringen zullen moeten doen voor de netcongestie. Hoe verhoudt het antwoord van de Minister daarop in het tweede blokje zich tot de voorspelbaarheid van de twee instrumenten die net zijn ingezet? Is dat voldoende om het goed neer te zetten?
Minister Jetten:
De investeringsplannen zijn voor tien jaar, met actualisaties per twee jaar. De tarieven kunnen jaarlijks worden vastgesteld. Maar het bredere onderzoek dat we nu aan het doen zijn spitst zich heel erg toe op de grotere kostenstijgingen, met name de uitbreiding van het net op zee en het hoogspanningsnet op land, maar ook de balanceerkosten en verlieskosten die er zijn. We hopen aan het eind van het jaar een goede gereedschapskist voor kabinet en Kamer te krijgen waarmee we meer rust en voorspelbaarheid in de tariefontwikkeling kunnen organiseren. Toen de ACM er in het verleden heel erg op stuurde dat het allemaal zo efficiënt mogelijk moest, zag je dat er heel snel wisselingen in de hoogte van de investeringen plaatsvonden. We weten nu dat we de komende jaren vele miljarden per jaar gaan investeren. Daarmee heb je ook een veel rustiger en voorspelbaarder investeringspad. Het zijn hoge tarieven, maar hopelijk wel stabiele tarieven, zodat de interventies die we willen doen ook echt leiden tot een stabiele verlaging daarvan. Dat moet hopelijk aan het eind van het jaar en volgend jaar bij de Voorjaarsnota bij elkaar komen.
Voorzitter. Dan heb ik nog een paar overige vragen en het blokje amendementen.
De voorzitter:
Helder. Ik stel voor om de overige vragen nu te doen. Er zijn een aantal verzoeken binnengekomen voor een kleine sanitaire pauze. Ik stel voor om eerst het blokje overig te doen en daarna even te schorsen.
Minister Jetten:
Voorzitter, dan ga ik daar snel doorheen. Mevrouw Rooderkerk vroeg naar de rol van Gasunie bij waterstofopslagterminals. Ik zal de rol van Gasunie bij de ontwikkeling van de waterstofterminals nader toelichten in de Kamerbrief over de voortgang van het waterstofbeleid die medio mei aan de Tweede Kamer wordt toegestuurd. Het gaat daarbij om de strategische rol in het waterstofsysteem en niet om taken die marktpartijen kunnen doen in het licht van productie en dat soort zaken.
Mevrouw Rooderkerk en de heer Flach vroegen ook welke rol we voorzien voor die netwerkbedrijven. Het gaat dan echt om strategische opslag en ervoor zorgen dat we die importterminals ook van de grond krijgen. Het is niet de bedoeling dat netbeheerders en netwerkbedrijven een rol gaan krijgen binnen de bestaande ammoniak- en methanolmarkt. Ik denk dat ik u beiden goed heb beluisterd dat dit een vrij grote inmenging zou zijn in een reeds goed functionerende markt.
Als het gaat om de gasopslagen, zien we inmiddels dat Russische partijen voorlopig helemaal geen gas meer opslaan in EU-opslagen. GTS, ACM en het ministerie zelf monitoren de vulgraden van die opslagen. We werken nu aan het wetsvoorstel over gasleveringszekerheid, waarin we met een integraal pakket aan vulmaatregelen komen. Die zullen landen in de Mijnbouwwet, maar deels ook in de Energiewet, om dit ook permanent goed te borgen. Ik heb de aansporingen voor dit wetsvoorstel goed gehoord bij mevrouw Rooderkerk en de heer Erkens.
Mevrouw Postma vroeg om een internationale vergelijking als het gaat om de internationale verplichtingen. Op grond van de Europese Gasrichtlijn zullen we elkaar solidair helpen in Europa bij een plotselinge crisis voor de beschermde gebruikers. Het kan dus niet zo zijn dat een buurland vraagt om massale levering van gas uit Nederland om niet-beschermde gebruikers te faciliteren. Zij moeten dan ook eerst zelf de verschillende noodfasen van hun bescherm- en afschakelplan helemaal doorlopen. Pas dan kom je in die extreme situaties van solidariteit terecht. Alle lidstaten zijn gehouden aan deze regelgeving. Nederland is een van de landen die voor een deel nog bezig zijn met de implementatie ervan, want wij liepen wat achter op dat punt. Het exclusief bestemmen van de Nederlandse gasopslagen voor Nederlandse afnemers is binnen de context van de Europese interne markt niet toegestaan, maar het zou ook onverstandig zijn, want er zijn een paar gasopslagen in Duitsland die nogal cruciaal zijn voor de levering in Nederland. Ook hier geldt dat een goede buur soms heel nuttig kan zijn.
Het is niet nodig om CCS in deze Energiewet op te nemen. We hebben onafhankelijk advies gevraagd over de marktordening van CCS. U ontvangt deze week het totale advies en de kabinetsappreciatie. Dan kunt u dat advies eventueel nog benutten bij de plenaire afronding van het wetsvoorstel, als u het niet met mij eens bent. Daarin zult u dus zien wat wij de komende tijd nog gaan doen voor scherper toezicht op de markt.
De heer Kops vroeg naar de garanties van oorsprong. Consumenten krijgen informatie over de hernieuwbaarheid van hun elektriciteit via het stroometiket. Dat is een bijlage bij de energierekening. Op het etiket staat welke certificaten er voor de elektriciteit zijn. Dit wordt gecontroleerd door de Autoriteit Consument & Markt, zodat er ook daadwerkelijk sprake is van opschaling van duurzame opwek, als mensen daarvoor kiezen. Ik ben het helemaal eens met de heer Kops, met name met een klein stukje in zijn betoog dat ging over het internationaal afkopen daarvan. Ik heb in een eerder debat ook tegen de heer Kops gezegd dat wat we destijds uit pure noodzaak met Denemarken hebben moeten doen, zeer onwenselijk is. Laten we dat geld in Nederland besteden en niet aan dit soort schijnoplossingen.
Tot slot, de frequentieveilingen. Ik laat de overige detailvragen even achterwege, als u het goedvindt, voorzitter. Over de veilingen van PAMR- en GPRS-frequenties kan ik bevestigen dat het gebruik van een frequentie en daarmee de investeringen in de bestaande slimme meters voor de komende jaren inmiddels goed geborgd zijn. Ze hoeven dus niet voor het einde van de levensduur te worden vervangen. In de toekomst komt er een nieuwe generatie aan meters die modulair zijn. Het voordeel daarvan is dat je het belangrijkste technische onderdeel van de meter kan vervangen, als er een verandering is ten aanzien van de frequenties.
Dan kom ik nog even terug op een paar dingen uit het begin. Het eerste gaat over de uitrol van de slimme meter. Een grootschalig offensief is daarvoor niet nodig. Omdat die uitrol al is afgesproken en klaarstaat, wordt ook opgenomen in de agenda dat laagspanning niet meer vraagt om aparte actie. Als je nog een oude meter hebt, kun je na de inwerkingtreding van de Energiewet kosteloos een geschikte meter aangeboden krijgen. Dat was nog ter aanvulling op wat ik net al heb gezegd.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn er vragen van mevrouw Postma en de heer Bontenbal. Mevrouw Postma was als eerste.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik wil nog even terug naar de leveringszekerheid en de betaalbaarheid in artikel 5.11. Ik hoor de Minister zeggen dat het een richtlijn is die geïmplementeerd wordt. Dus daarbij is het mogelijk om een eigen interpretatie te hebben. Wij zijn wat laat met het implementeren van de richtlijn, hoor ik de Minister zeggen. Eigenlijk ben ik op zoek naar een lijst met landen die de richtlijn al geïmplementeerd hebben, want wij zijn vaak niet de enigen die wat laat zijn, dat zijn andere landen ook. Of er zijn landen die het anders implementeren. Dus ik zoek echt naar een lijst. Hebben andere landen dit ook echt al opgenomen? En welke landen zijn dat dan en welke moeten dat dan nog doen? Ik was even getriggerd door de beschermde gebruikers. Zijn dat onze huishoudens en mogen we die echt eerst leveren? En dus niet eerst leveren aan de industrie van de buurlanden, maar eerst aan de huishoudens.
Minister Jetten:
In het Bescherm- en Herstelplan Gas is dit allemaal uitgebreid toegelicht. Maar dat klopt. Beschermde gebruikers zijn huishoudens, scholen, ziekenhuizen en dergelijke. Die gaan altijd voor op niet-beschermde gebruikers in binnen- en buitenland. Ten aanzien van het stukje over de solidariteitsafspraken: wij lopen echt achter. Ik heb tijdens de energiecrisis regelmatig de buurlanden gezegd dat wij alles op alles aan het zetten waren om lng-terminals voor elkaar te krijgen, de gasopslagen vol te krijgen et cetera, en dat ik mijn capaciteit niet ging inzetten op dat stukje implementatie van EU-wetgeving. Dat heeft mij op heeft veel kritiek in Brussel komen te staan, omdat buurlanden die richtlijn wel hebben geïmplementeerd en zij dus argwanend waren dat Nederland niet aan de solidariteitsafspraken ging voldoen. Dus ik wil dat lijstje best een keer maken bij een brief over de update van het BH-G, maar ik kan mevrouw Postma zeggen dat dit een voorbeeld is van iets waarmee we niet voorlopen op de rest.
Ik heb nog één aanvullend antwoord op een vraag van mevrouw Postma. We hadden het eerder al over het weigeren van een aansluiting bij MKBA. De netbeheerder heeft één grond om de aansluiting te weigeren en één grond om de aansluiting later te realiseren. Volgens artikel 3.38, waar ik het met de heer Kops over had, betreft het weigeren als er een gebied is waar het net niet op economische voorwaarden onderhouden of ontwikkeld kan worden. Het later realiseren geldt als er sprake is van netcongestie. Dan wordt de aansluiting later gerealiseerd, wanneer er transportcapaciteit is. We hebben het net uitgebreid gehad over die prioritering in de aansluitingen die nu verbeterd worden. Dus daarmee kunnen negatieve MKBA’s wel onderaan de lijst worden gezet. Ik zie aan het hoofd van mevrouw Postma dat zij misschien nog iets verder wil gaan. Dat kan ze eventueel per amendement aan ons allen voorstellen.
Voorzitter, u wilde volgens mij nu schorsen, voordat we naar de amendementen gaan.
De voorzitter:
Nee, ik wil eerst andere Kamerleden nog de mogelijkheid geven om te interrumperen. De heer Bontenbal had zich daarvoor gemeld. De heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ben het kwijt. Normaal schrijf ik mee. Nu schreef ik niet mee. Dus als u een ander het woord geeft, verzin ik het misschien nog.
De voorzitter:
De heer Erkens wil ook een vraag stellen. De heer Erkens van de VVD.
De heer Erkens (VVD):
Ik had de Minister nog een vraag gesteld over kernenergie. Die heb ik nog niet voorbij horen komen.
Minister Jetten:
Ja. Weet u, de kernenergie heeft al een eigen wet. Die gaan we ook nog apart updaten natuurlijk, vanwege alle ontwikkelingen die we daar nu hebben lopen. U bent eigenlijk al op uw wenken bediend met de eigen Kernenergiewet. De Energiewet regelt de marktordening voor producenten van elektriciteit, dus ook van kernenergie. Hierbij hebben we het inderdaad techniekneutraal proberen op te schrijven. Gascentrales, kolencentrales et cetera, komen ook niet terug. U vindt het jammer dat kernenergie er niet tussen staat, en een aantal andere vormen wel. Bij een volgende wijziging kunnen we kijken waar dat dan nuttig is. Ik wil wel even benadrukken dat er geen enkele inperking voor kernenergie is met deze Energiewet.
De voorzitter:
Erkens, dan Bontenbal en dan Rooderkerk.
De heer Erkens (VVD):
Is dat een toezegging dat de Minister dit inderdaad gaat doen? Want dat zou een motie besparen.
Minister Jetten:
Ik moet dan wel even kijken wat een nuttige plek is om het toe te voegen. Ik zal kijken waar het nuttig kan zijn om het toe te voegen bij een volgende wijziging.
De voorzitter:
Dan gaan we terug naar de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Kijk hem eens stralen, zou ik willen zeggen tegen collega Erkens. Ik had het over de frequenties. Als je het modulair maakt, is het makkelijker om het te vervangen, maar het blijft natuurlijk gek dat zo’n communicatiekanaal niet gereserveerd blijft. Kan niet voorkomen worden dat netbeheerders in de toekomst weer moeten tenderen? Kan er niet gewoon een bandbreedte komen voor netbeheerders om daar hun communicatie op te doen in plaats van dat we nutteloos tenders op dit stukje frequentie gaan doen, waar in het verleden ook een hoop gedonder mee is geweest?
Minister Jetten:
Dat klopt. Daarom heeft de Minister van EZK nu ervoor gekozen om de frequentie langer aan het energiesysteem toe te kennen. Ik durf niet te zeggen hoelang precies, maar volgens mij heeft de Minister van EZK u hierover recentelijk geïnformeerd of gaat zij dat binnenkort doen. Dat zit weliswaar bij de commissie voor EZK maar dan met andere woordvoerders. Die informatie komt in ieder geval naar de Kamer toe.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Nog ten aanzien van de slimme meter. De Minister gaf aan dat het gratis kan worden gedaan en dat het wordt uitgerold. Op de site van Alliander staat echter dat het ongeveer € 70 kost om zo’n slimme meter te krijgen. Dus ik ben benieuwd of dat iets is wat niet helemaal klopt en of het dus wel gratis gaat worden.
De voorzitter:
Een goede vraag.
Minister Jetten:
Waarschijnlijk heeft dat huishouden het eerste aanbod geweigerd. We gaan dit nog wel even na, want het is wel de bedoeling dat het inderdaad kosteloos gebeurt voor die 7%. Ik ga het dus even dubbelchecken. Ik heb er zelf recentelijk nog iemand bij geholpen en dat was kosteloos, maar dat was bij een andere netbeheerder. Voor verzwaringen van een aansluiting, in de zin dat men een slimme meter combineert met een verzwaarde aansluiting, zijn er wel beperkte eigen kosten die in rekening worden gebracht.
De voorzitter:
Helder. Zijn we daarmee door de interrupties heen bij het blok overig? Mooi. Dan gaan we schorsen tot 16.35 uur.
De vergadering wordt van 16.28 uur tot 16.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Vandaag is aan de orde de Energiewet. We zijn bij het onderdeel waarin de Minister een appreciatie geeft van de ingediende amendementen. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. De amendementen dus. Met het amendement op stuk nr. 23 van mevrouw Rooderkerk wordt een bevoegdheidsgrondslag voor provincies en gemeenten gecreëerd om producenten van hernieuwbare energie bij vordering te verplichten tot het motiveren van het al dan niet voldoen aan het algemene streven naar 50% lokaal eigendom. Dit amendement krijgt oordeel Kamer. Daar hadden mevrouw Rooderkerk en mevrouw Kröger nog twee vragen bij gesteld. Ik kan daar positief op antwoorden. Ik zal een jaarlijkse monitoring van de financiële participatie toezeggen. De eerste resultaten kan ik zichtbaar maken als ik een jaar kan terugkijken vanaf het moment van het opnemen van de verplichting in de verordeningen. Lokale overheden geven vergunningen voor zon- en windprojecten af. Het gaat om een omgevingsvergunning waarbij primair getoetst wordt aan de ruimtelijke ordening en de gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Met dit amendement kan dan ook die motivering van het 50% lokale eigendom worden toegevoegd.
Het amendement op stuk nr. 25 van de heer Flach had ik vorige week al geapprecieerd, maar omdat het vandaag ook ter sprake kwam, nogmaals. Het amendement ziet toe op de voorhang van de investeringsplannen, artikel 3.36. Dit amendement op stuk nr. 25 krijgt oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 26 van Flach en Erkens is een voorstel om het betrekken van representatieve organisaties van aangesloten en marktdeelnemers bij de totstandkoming van methoden en voorwaarden op het huidige niveau te handhaven. Het huidige niveau blijft naar mijn mening al gehandhaafd, want het is beleidsneutraal overgenomen in de Energiewet. De Energiewet regelt alleen de hoofdlijnen; vandaar het woord «betrekken». De zaken die de heer Flach noemt, het overleg en de plicht om te verantwoorden wat er met de input is gedaan, staan nu in het Energiebesluit. Met het amendement wordt de eis toegevoegd dat het over een rechtspersoon moet gaan, en dat is dan weer een inperking die ik niet nodig en nuttig vind. Dus ik ontraad dit amendement, maar ik hoop dat ik met de beantwoording van eerder vanmiddag misschien het amendement ook overbodig heb gemaakt. Maar daarvoor kijk ik naar de twee heren.
De voorzitter:
Daar komt een reactie op van de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet meer helemaal scherp heb wat er verstopt in de beantwoording van de Minister over dit amendement is gezegd, maar dit ziet natuurlijk toe op een verzwakking van de mogelijkheden voor de netbeheerders in de overlegstructuren. Misschien kan de Minister toch iets meer tekst geven over waarom dat in deze wet dan toch goed geregeld zou zijn. Want die zorgen zijn wel degelijk geuit, ook bij het rondetafelgesprek.
Minister Jetten:
Wij hebben dit echt gewoon een-op-een, of in ieder geval beleidsneutraal, overgenomen en gehandhaafd, dus ik hoop dat ik de zorgen die bij het rondetafelgesprek zijn geuit eerder vanmiddag heb kunnen wegnemen, ook met een verwijzing naar het Energiebesluit, waarin we dit nader hebben toegelicht. Ik kan me voorstellen dat dit niet voor iedereen scherp was toen, bij de sprekers in de technische ronde die u heeft georganiseerd.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Eén vraag. In het Energiebesluit wordt het nog verder uitgewerkt conform de lijnen van de vorige wetten. Dat is ook een toezegging van de Minister, of gaat dat gewoon zo gebeuren en krijgen we dit als Kamer nog te zien? Hoe begrijp ik hem goed?
Minister Jetten:
Dat klopt.
Dat brengt me bij het amendement op stuk nr. 27 over het verbod op colportage. Daarover hebben we de vorige maandag uitgebreid met elkaar van gedachten gewisseld. Ik heb daarbij aangegeven hoe onwenselijk ik de huidige praktijk vind. Dit amendement regelt indirect een verbod op colportage voor een bepaalde sector ten aanzien van bepaalde contracten. Ik acht, hoe sympathiek ik dit ook vind, de juridische haalbaarheid hiervan binnen het Europese recht zeer klein, en daarom ontraad ik het amendement. De Minister van EZK kijkt hier wel generiek naar en zal de Kamer hierover binnenkort informeren. Dit is echt een politieke weging die u als Kamer even moet maken ten aanzien van dit amendement. Maar dan weet u, mocht dit amendement worden aangenomen en in de Energiewet worden verwerkt, dat wij inschatten dat we in eventuele rechtszaken hierover niet heel sterk zullen staan.
De heer Bontenbal (CDA):
Wij hebben natuurlijk geprobeerd om hiervoor een creatieve manier te zoeken, waarbij we hebben aangesloten bij een bedrag, ook omdat ik het te gek vind dat je aan de deur een energiecontract voor € 3.000 – want dat is het feitelijk – afsluit. Dus dit is inderdaad een soort muizengaatje. Ik wil gewoon geen amendementen indienen die niet goed genoeg zijn of tot rechtszaken leiden. Hoe kan ik die check doen? Dit stel ik op samen met juristen. Kan ik een check krijgen of dit juridisch goed genoeg is? Kijk, als er misschien wordt gezegd «nou, dit is erg creatief van de CDA-fractie» en het blijkt toch wel te kunnen, dan zou ik daar blij mee zijn, maar ik wil geen stukken wet in de wet amenderen die niet goed genoeg zijn. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben.
Minister Jetten:
Dank aan de heer Bontenbal voor deze opening. Ik stel voor dat ik ook ambtelijk contact met u laat opnemen om te kijken hoe het muizengaatje nog preciezer kan worden geformuleerd om daarmee in ieder geval in onze beleving houdbaarder te zijn dan het nu is. Mochten we er niet uit komen, dan hoop ik dat de heer Bontenbal bij mij en bij Minister Adriaansens proeft dat we het wel heel graag met u willen gaan regelen, als het niet in deze Energiewet is, dan op een andere manier.
De heer Bontenbal (CDA):
Even ter check. U zegt dat het Europese recht weleens dwars zou kunnen liggen. Dan moet er iemand zijn die die check aan dat Europese recht doet. Daar zou ik iets van een reactie op willen horen.
Minister Jetten:
Jazeker. Er komt ook nog een aparte brief van de Minister van EZK hierop. We sturen die brief naar de hele Kamer, maar we zullen ook zorgen dat u nog wat extra ambtelijke ondersteuning krijgt voor dit specifieke amendement.
Dan het amendement op stuk nr. 28 van het lid Erkens over de instelling van een onafhankelijk adviesorgaan, genaamd de Raad voor Energie, die de taak krijgt de regering te adviseren over het energiebeleid, waaronder energieonafhankelijkheid, robuustheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid van het energiesysteem. Dit amendement geef ik oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 29 van het lid Kröger voegt een definitie van «energiearmoede» toe en beoogt om via AMvB en via de jaarlijkse rapportage van de KEV een verkenning van energiearmoede te doen. Het is natuurlijk sympathiek om energiearmoede met elkaar beter te willen bestrijden. Sorry, zo bedoel ik het niet; ja, je voelt die reactie al aankomen. Ik had niet zo moeten beginnen.
De voorzitter:
«Sympathiek» is het meest pijnlijke oordeel dat de Minister kan geven.
Minister Jetten:
Zo bedoel ik het niet, voorzitter. Excuus, want het onderwerp energiearmoede speelt natuurlijk ontzettend veel de laatste tijd. Dat is terecht, want veel huishoudens in Nederland hebben daarmee te maken. Er spelen echter ook allerlei andere factoren buiten het energiesysteem een rol; denk aan de inkomenssituatie en de gebouwde omgeving. Daarnaast zijn er in het amendement twee bepalingen die we juridisch onnodig achten. Zij zouden namelijk dubbelop zijn met alles wat er nu al gebeurt. Zo volgt uit de Energie-efficiëntierichtlijn al een verplichting om de ontwikkeling van energiearmoede te volgen. De monitoring van energiearmoede is ook onderdeel gemaakt van de zogeheten integrale nationale energie- en klimaatrapportage, die Nederland opstelt en waarover we aan Brussel rapporteren. In 2023 is het INEK ook nog geactualiseerd, maar energiearmoede moet je dus eigenlijk met een breder beleid bestrijden om ook allerlei andere sociaal-economische en maatschappelijke factoren mee te nemen. Daarom vind ik de Energiewet niet de plek om dit haakje op te nemen. Daarom ontraad ik het amendement op stuk nr. 29.
De voorzitter:
Ik denk dat dat leidt tot een vraag van mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Zeker. Op dit moment ligt er volgens mij nog nergens in onze wet- en regelgeving een definitie van «energiearmoede» vast op basis waarvan je inderdaad rapportages kan doen en beleid kan maken. Ik ben het geheel met de Minister eens dat energiearmoede raakt aan andere beleidsterreinen, maar dan moeten we die term wel ergens definiëren en vastleggen. Is de Minister dat met mij eens? En zo ja, waar gaan we die dan vastleggen?
Minister Jetten:
Ik heb volgens mij vorige week al toegezegd dat ik dat op basis van alle nieuwe gegevens van TNO en CBS zal doen in de brief die voor de zomer komt. Dan kijken we breed naar de stand van zaken op het punt van energiearmoede in Nederland en de lopende programma’s om daartegen te strijden. Als ik dat vorige week niet expliciet heb gedaan, doe ik dat bij dezen. Ik denk dat het nuttig is om in die brief goed in te kaderen wat we onder energiearmoede verstaan, wat de rol is vanuit het klimaat- en energiebeleid en welke rol we zien vanuit het beleid op SZW, Financiën en Volkshuisvesting, want dan kunt u voortaan op basis van die monitor de vinger goed aan de pols houden om te zien of het kabinet voldoende doet om energiearmoede te bestrijden.
Het amendement op stuk nr. 30 van de heer Erkens beoogt te waarborgen dat in de toekomst mogelijk wordt gemaakt dat meerdere aangeslotenen gezamenlijk aanspraak kunnen maken op het zogenaamde groepstransportrecht. Het amendement op stuk nr. 30 geef ik oordeel Kamer.
Op het amendement op stuk nr. 31 van het lid Flach hebben we met elkaar achter de schermen best even zitten broeden. Ik zat vanochtend naar de heer Flach te luisteren en toen dacht ik: volgens mij zijn we het echt heel erg eens over het belang dat gemeentes en provincies met het Rijk samen echt kunnen sturen op wat we waar doen en wat we niet doen. Toen we het amendement bestudeerden, dachten we: daar zit weer zoveel in ... Dat amendement ga ik straks dus ontraden, maar eerst een paar zaken vooraf.
De heer Flach noemde in zijn bijdrage het voorbeeld van grootschalige batterijen. We zagen de afgelopen jaren dat op lukrake plekken vergunningen voor batterijen werden aangevraagd, terwijl dat helemaal niet per se bijdroeg aan het bestrijden van netcongestie. Via het Programma Energiehoofdstructuur, maar ook via de publicatie van TenneT en straks ook de regionale netwerkbedrijven gaan we echt proberen aan te geven hoeveel capaciteit aan batterijen we nodig hebben en op welke plekken we dat goed kunnen doen. Daarbij wil je ook dat medeoverheden op de juiste locaties kunnen sturen. Die ruimte mag niet te veel worden beperkt vanuit Europees recht, maar via de Omgevingswet is wel al heel veel mogelijk. Dan moet het een en ander worden afgebakend, onder andere waar je het dan over hebt en onder welke voorwaarden. Artikel 6.8 van de Energiewet geeft ruimte aan lokale overheden om overleg te voeren met de betrokken netbeheerders om een verantwoorde en onderbouwde ruimtelijke keuze te maken. In de Omgevingswet zitten vervolgens de instrumenten waarmee die medeoverheden die keuze kunnen maken. In uw amendement stelt u voor om bij AMvB een lijst van onderwerpen op te nemen waar decentraal geen regels over mogen worden gesteld. Je loopt dan het risico dat er een situatie ontstaat van rechtsonzekerheid, als gemeentes hier verschillend in gaan acteren. Dat zou ik onwenselijk vinden. Het amendement biedt in het derde lid wel een mogelijke oplossing. De omgekeerde opzet zou wel kunnen, dus bij AMvB specifiek afbakenen waar decentrale overheden wél toe bevoegd zijn. Wellicht is het nuttig om na dit WGO nog even met elkaar contact te hebben, ook met juristen in dienst van EZK, om te kijken of we op basis van de redenering van de heer Flach in zijn inbreng en het zojuist genoemde derde lid een amendement kunnen bouwen dat ik wel oordeel Kamer kan geven. Daar zullen we contact over opnemen.
De voorzitter:
Helder. Dan geef ik het woord aan de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Voor de helderheid: dit was de afgezwakte versie. Dit is de vervanging van het amendement op stuk nr. 24, dat in de woorden van mijn beleidsmedewerker een vernietigend oordeel had gekregen. Dit is dus al de milde versie. Maar ik pak de handschoen graag op om te kijken hoe we toch een haakje creëren voor decentrale overheden om hier wat aan te doen.
Minister Jetten:
We gaan dat gesprek de komende weken vervolgen. De Kamer heeft al een aantal keren de honderden ambtenaren op EZK bedankt voor vijf jaar hard werken aan deze Energiewet. Ik realiseer me dat een aantal van uw beleidsmedewerkers deze week ook heel hard aan het werk is om misschien wel de dikste wet te lezen die ze ooit op hun bureau hebben gehad plus daar ook nog heel veel amendementen op in te dienen. Respect voor de beleidsmedewerkers van de Tweede Kamerfracties die dat met Bureau Wetgeving ook nog aan het doen zijn.
Het amendement op stuk nr. 32 regelt aanpassingen van de definitie van energiegemeenschap. Daar zit een aantal zaken in; ik loop ze even af. Het schrapt de definitie van de energiegemeenschap die niet aansluit op de ... Nee, sorry. Ik kan niet helemaal volgen wat hier voor mij is uitgeschreven. De Europese richtlijnen onderscheiden de energiegemeenschap van burgers en de hernieuwbare energiegemeenschap. Het zijn twee verschillende vormen van een gemeenschap die je kan hebben. In de Energiewet is ervoor gekozen om beide vormen onder de definitie van energiegemeenschap te brengen en voor hernieuwbare energiegemeenschappen enkele aanvullende rechten op te nemen, bijvoorbeeld de mogelijkheid om de zeggenschap te beleggen bij deelnemers uit de nabije omgeving. Dat sluit ook aan bij de praktijk zoals we die nu in Nederland kennen. Ik vind het niet wenselijk om daar het woord «democratische» verplicht bij voor te schrijven, omdat dat ook niet in lijn is met de RED-richtlijn. Het is nu een keuze. De energiegemeenschap kan dit zelf bepalen. Door het verplicht voor te schrijven worden mogelijke vormen van samenwerking, bijvoorbeeld in energiehubs, die vandaag veel aan de orde zijn geweest, belemmerd. Overigens voorziet de Energiewet in de optie om dit in bepaalde gevallen bij AMvB wel voor te schrijven.
Dan de definitie van leveren. De voorgestelde definitie sluit niet aan bij de definitie van leveren in de Elektriciteitsrichtlijn. Levering wordt daar namelijk gedefinieerd als verkoop van elektriciteit aan eindafnemers. De voorgestelde definitie is juridisch moeilijk te duiden en ook niet nodig om dit onderscheid op deze manier te maken.
De voorgestelde definitie voor delen sluit niet aan op de definitie die is opgenomen in de EMD-richtlijn, waarbij een vrije leverancierskeuze reeds complex is en een zorgvuldige afweging verdient. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met een aantal Europese voorschriften die ik nog aan het verwerken ben in een implementatiewetsvoorstel.
Dat alles gezegd hebbende zou ik ook over dit amendement graag nog nadere ambtelijke afstemming hebben, als mevrouw Kröger daarvoor openstaat. Ik begrijp wel dat u vooruitlopend op de implementatiewet van volgend jaar nu al een aantal dingen wil verhelderen. Zoals het nu is geformuleerd, zou ik het moeten ontraden. Maar ik wil wel met u kijken op welke elementen ik eventueel tot een oordeel Kamer kan komen, omdat het thema natuurlijk wel heel erg speelt en sommigen van u het ook zonde vinden als we een jaar moeten wachten op de implementatie van de recentelijk afgesproken Europese richtlijn.
De voorzitter:
Eerst Kröger, dan Bontenbal. Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik wil best meer ambtelijke bijstand krijgen. Wat ik alleen niet hoor in de reactie van de Minister, is dat we, met de huidige definities en begrippen die de Minister heeft gekozen in de Energiewet, op dit moment eigenlijk niet in lijn zijn met wat we al sinds 2018 horen te doen. Energiegemeenschappen van burgers horen namelijk al energie te kunnen delen. De Minister heeft dat niet omgezet, dus ik worstel wel met het feit dat we eigenlijk achterlopen. Ik zou liever al vast willen leggen in deze wet dat je inderdaad energie delen en energiegemeenschappen steviger verankert.
Minister Jetten:
Misschien moeten we in het vervolggesprek dan ook bekijken of we dit amendement nog een beetje kunnen opknippen. U gaat daar zelf over, maar het derde deel van het amendement gaat heel erg over het delen van energie, zoals mevrouw Kröger het nu beschrijft. In de eerste twee delen van het amendement gaat het ook over de definities van «hernieuwbare gemeenschap» en het invoegen van het woord «democratisch». Ik weet niet of we daar helemaal uit gaan komen. Maar uw punt over de richtlijn van 2018, die ook nog eens wordt versterkt met de nieuwe richtlijn, kunnen we daar misschien even van lostrekken. Ik zal ervoor zorgen dat er morgen meteen contact met u wordt opgenomen.
Voorzitter, dan het amendement op stuk nr. 33.
De voorzitter:
Er is eerst nog een interruptie van de heer Bontenbal van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Komt de appreciatie dan ook voor de plenaire behandeling? Ik vind dit wel een ding waarover de hele Kamer moet kunnen meepraten. Want als dat alleen tussen partijen gaat ... Dit is namelijk nogal fundamenteel, dus ik wil me er ook mee kunnen bemoeien.
Minister Jetten:
Op zich hebben we het voordeel dat tussen de WGO’s en de plenaire afronding ook nog het meireces zit. Alle amendementen die worden gewijzigd en waarin echt fundamentele wijzigingen zitten en alle nieuwe amendementen zal ik per brief appreciëren, als ze enigszins tijdig zijn ingediend natuurlijk.
Voorzitter. Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 33. De strekking van het amendement is om de mogelijkheid voor het aan laten leggen van de eigen elektriciteitsaansluiting te verruimen door de ondergrens te verlagen van 10 MVA naar 1 MVA. Ik denk dat we het daar tijdens het debat uitgebreid over gehad hebben. Onder verwijzing naar die motivatie ontraad ik het amendement, wel wetende dat ik bezig ben om dit op andere manieren toch ook verder te verruimen.
Het amendement op stuk nr. 34 stelt voor om de handelingen en activiteiten die infrastructuurbedrijven mogen uitvoeren uit te breiden, zodat ze maximaal kunnen bijdragen aan systeemoptimalisatie. We hebben het daarstraks al lang gehad over het groepsverbod. Volgens mij noemde de heer Grinwis dit de «light variant». De tekst van het amendement is ook in deze versie in onze overtuiging nog strijdig met het groepsverbod en de Europese ontvlechtingsvereisten. De productie van energie in de groep met de transmissiesysteembeheerder is namelijk niet toegestaan. In de groep met een distributiesysteembeheerder is dat alleen toegestaan indien aan een groot aantal aanvullende eisen vanuit het Europese kader wordt voldaan en die ook zijn opgenomen in de wet. Ik ontraad dus het amendement op stuk nr. 34. Maar ik heb u in de eerste termijn al toegezegd dat ik de Kamer nog voor de plenaire behandeling schriftelijk uitgebreider zal informeren over dat speelveld rondom het groepsverbod en de netbeheerders.
De heer Bontenbal (CDA):
Misschien komt het omdat ik hier nog maar net nieuw ben, maar ... Kijk, er zijn amendementen waarmee je het politiek niet eens bent en die ontraad je dan. Maar er zijn ook amendementen – dat geldt ook voor mijn eigen amendement – waarvan de Minister zegt: dit is strijdig met andere wetgeving. Dit gaat om wetgeving, dus hoe kan de Kamer nou voorkomen dat we stukken wet in de wet fietsen, terwijl die strijdig zijn met regelgeving? Ik denk dat je toch een soort rode vlag zou willen zien, zo van: het gaat gedoe opleveren als de Kamer dit doet. Ik zit daar gewoon mee te worstelen. Dit kan de Kamer doen. Kan er over amendementen waarvan het gewicht zodanig is dat die echt strijdig zijn met de wet, iets heel duidelijk in een brief gesteld worden of weet ik veel?
De voorzitter:
Volgens mij is de vraag helder.
Minister Jetten:
Als ik iets echt juridisch strijdbaar of ontregelend vind, zal ik dat in de brief in hele duidelijke bewoordingen vermelden. Het geldt voor alle amendementen. Het ging niet zozeer over het amendement van zojuist, wat mij betreft.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Tegen de heer Bontenbal zou ik willen zeggen: je kan natuurlijk altijd nog aftreden als je het niet mee kan maken.
Dan mijn vraag. Ik snap dat de Minister zegt: ontraden. Maar door de woorden van de Minister heen hoor ik toch een beetje de afwerende houding van: nee, dat limitatieve lijstje in artikel 3.19 is goed en daar moet je niks aan toevoegen of aan afdoen. Ik ben een beetje bang dat het ook nog eens eng wordt geïnterpreteerd. Uiteindelijk zijn we dan in de aap gelogeerd, terwijl de Minister in zijn beantwoording vrij welwillend was. Is het mogelijk om gewoon in overleg eens te kijken hoe het dan wél kan, misschien tussen nu en de plenaire behandeling in? Hoe kunnen we wél komen tot een fatsoenlijke nuancering van artikel 3.19, waarin we wel mogelijk kunnen maken wat we in het debat hebben gewisseld?
Minister Jetten:
Ik ga sowieso die brief nog schrijven voor het plenaire debat, en dan ben ik natuurlijk altijd bereid om nader overleg met elkaar te voeren. Respect ervoor dat u dit amendement tijdens dit WGO met elkaar hebt weten op te stellen en in te dienen. Dit is dus ook een appreciatie die zonet snel is gemaakt, na eerste lezing. We kunnen daar buiten dit WGO om natuurlijk nog even extra de tijd voor nemen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Als eerste indiener van het amendement – we zijn er een tijdje mee bezig geweest – heb ik de volgende vraag. In hoeverre biedt het feit dat er netcongestie is, er dus eigenlijk geen levering mogelijk is en de toegang tot energie niet kan worden waargemaakt, de netbeheerder de ruimte om een andere rol te spelen? Dit is eigenlijk hetzelfde als bij de gasopslagen. De Gasunie kan daar eenzelfde rol spelen op het moment dat er echt gevaar dreigt voor de leveringszekerheid. Ik zou de Minister dus toch willen vragen of hij hiernaar juridisch wil kijken, even los van de politieke weging of je het van belang vindt dat netbeheerders deze rol kunnen spelen. Als je zo’n lokaal of decentraal systeem wil laten werken, heb je wel degelijk ook netbeheerders nodig die daar in flexibiliteit in kunnen springen als er van alles misgaat door netcongestie.
Minister Jetten:
U heeft ook last van het lampje, of niet?
De voorzitter:
Ja.
Minister Jetten:
Anderen zitten aan de goede kant van de zaal, denk ik, maar wij hebben opeens een heel irritant lampje op ons schijnen.
In het kader van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie zijn wij met specifieke casuïstiek in Flevoland, Gelderland en Utrecht aan het kijken of we überhaupt aanlopen tegen wettelijke beperkingen of dat we in de geest van de wet eigenlijk meer kunnen doen dan tot nu toe het geval was. Heel specifiek zitten we rondom de invoeding in het middenspanningsnet nu midden in de discussie, waarbij ook de ACM betrokken is. We zijn nog verschillende opties aan het wegen, dus ik weet dit over een paar weken beter dan ik het nu weet. Dat is niet helemaal bevredigend op dit moment, zie ik ook aan mevrouw Kröger. Ik zal even kijken of ik in de brief waarin ik richting het plenaire debat op het groepsverbod inga, ook de laatste stand van zaken van deze discussie met u kan delen. Dat kan namelijk nuttig zijn voor uw weging ten aanzien van de amendementen. Ik wil u ook betrekken bij het vervolggesprek dat ik zonet met de heer Grinwis en u heb afgesproken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat lijkt me zinnig, zeker als dat er inderdaad voor de plenaire behandeling komt. Ik denk dat dit een belangrijk amendement is als onderdeel van die plenaire behandeling. We moeten maar even kijken hoe dat in de tijd loopt. Het gaat inderdaad over de vraag waarom je nu al wel een dieselgenerator zou mogen aanzetten als het nodig is om netcongestie op te lossen, maar niet iets mag doen in de duurzame-energiehoek. Dat is eigenlijk een hele rare anomaliteit. En er is ook een verschil met wat gasopslagen wel of niet mogen, dus in allebei zit in mijn ogen iets juridisch wat een vreemde uitzondering is.
Minister Jetten:
Daarbij is het cruciale verschil, denk ik, in hoeverre iets continu aan staat en produceert. Hernieuwbare opwek doet het natuurlijk vrij continu. Het is zonde om wind en zonnepanelen alleen maar op piekmomenten aan te zetten. We hebben het nu veel meer over hele flexibele en tijdelijke opwek, die maar op een paar momenten per jaar nodig is om die invoeding in het net voor elkaar te krijgen. Dat is zo’n specifieke situatie dat ik die wat anders vind dan de situatie waarin de netbeheerder duurzame opwek gaat faciliteren die het hele jaar door zou kunnen produceren. De voorbeelden van de gasgestookte of de dieselgestookte containers gaan echt over de piekvermogens op uitzonderlijke momenten. Dat zijn twee verschillende vormen, denk ik. In de verdere uitwerking moeten we het met elkaar hebben over in hoeverre je daar echt een taak voor de netbeheerder ziet.
De voorzitter:
Helder. Daarmee is de Minister aan het einde gekomen van de appreciatie van de amendementen. Beste Kamerleden, wij worden beloond voor goed gedrag. We hebben nog twee uur de tijd voor een tweede termijn. Kamerleden, kan ik u voorstellen om in de tweede termijn vijf minuten per persoon te spreken? Meestal wordt er omhoog onderhandeld, maar hier wordt naar beneden onderhandeld. Ik hoor zowel twee als drie minuten. Laten we dan kiezen voor drie minuten. Ik meld u nogmaals dat u allen de mogelijkheid heeft om moties in te dienen. In principe wordt er volgende week dinsdag over de ingediende moties gestemd. U kunt een motie ook aanhouden, maar, zoals mevrouw Postma terecht opmerkte, als er moties zijn die helpen om de plenaire behandeling van deze wet te bespoedigen of te verduidelijken, dan is het geheel logisch om die nu in te dienen en daar volgende week over te stemmen. Andere moties kunnen ook prima bij de plenaire behandeling ingediend worden. Ik stel drie minuten spreektijd per fractie voor.
Meneer Flach, u wilt een korte schorsing?
De heer Flach (SGP):
Ja. Ik wilde dat eigenlijk verzoeken omdat je toch voor een hele serie amendementen, die je soms met meerdere personen hebt opgesteld, even wil kijken wat de appreciatie van de Minister daarmee doet en of dat eventueel leidt tot aanvullende vragen dan wel tot het omzetten naar andere middelen. Is het mogelijk om tien minuten te schorsen?
De voorzitter:
Het is mogelijk, maar het gaat van uw eigen spreektijd af. Ik ga er niet te lang over praten, want dat is ook zonde van de tijd. We schorsen voor tien minuten. Dat is tot 17.15 uur. Dan starten we met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Kamerleden, nogmaals, dat kan dus ook over een punt uit de termijn van vorige week gaan. De tweede termijn gaat dus over het gehele wetsvoorstel, alle hoofdstukken: gebruikers en het systeem.
De vergadering wordt van 17.07 uur tot 17.16 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Vandaag is de Energiewet aan de orde. We zijn aangekomen bij de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De tweede termijn gaat over de gehele wet, dus zowel over de gebruikers als het systeem. De Kamerleden hebben afgesproken dat zij drie minuten spreektijd nodig hebben. Ik ga het aantal interrupties ook beperken tot drie. Ik zie geen reacties. Dan ga ik snel het woord geven aan de heer Kops van de fractie van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. In de eerste termijn had ik het over de intermediairs, de tussenpersonen die aan telefonische misleiding hebben gedaan. Wellicht heb ik het gemist, maar heeft de Minister daarop gereageerd in zijn beantwoording? Mijn vraag was namelijk wat we daar nou aan kunnen doen. We zijn het er allemaal over eens dat die telefonische misleiding niet kan. Strengere eisen, beter toezicht: wat kunnen we er nou concreet tegen doen in deze wet?
Voorzitter. Verder heb ik begrepen dat de Minister ook nog terugkomt op artikel 3.38, het aansluitrecht, en dan meer bepaald op de uitzonderingsgronden daarbij. Wanneer kunnen we dat verwachten?
Voorzitter. Dan kijk ik uiteraard uit naar de plenaire behandeling.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops, PVV. Dan ga ik naar mevrouw Rooderkerk van de fractie van D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Ik wil de Minister danken voor de beantwoording. Ik kijk uit naar de plenaire behandeling. Ook dank voor de discussie hier met onze Kamerleden. Ik wil een motie indienen ten aanzien van het inregelen van de zonnepanelen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zon-PV-systemen op woningen in Nederland zo zijn ingesteld dat zij enkel volledig aan of volledig uit kunnen staan en geregeld uitvallen wanneer er sprake is van een te hoge netspanning;
overwegende dat zon-PV-systemen in andere landen zo worden ingesteld dat ze bij hoge netspanning op een flexibele capaciteit aan kunnen staan, waardoor ze minder vaak volledig uitschakelen en eigenaren meer profijt hebben van hun zonnepanelen;
overwegende dat vanuit de Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten wordt onderzocht wat flexibele capaciteit bij zon op dak kan bijdragen aan het verminderen van netcongestie;
van mening dat flexibele capaciteit niet alleen goed is voor netcongestie, maar ook voor de opbrengsten van de eigenaren van zonnepanelen en daarom hoe dan ook wenselijk is;
verzoekt de regering om te regelen dat nieuwe zon-PV-systemen op Nederlandse daken flexibel worden ingesteld, zodat ze minder vaak uitvallen;
verzoekt de regering tevens om ervoor te zorgen dat eigenaren van zonnepanelen worden geïnformeerd over het wijzigen van de instellingen, zodat ook reeds geïnstalleerde zonnepanelen minder vaak uitvallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rooderkerk en Grinwis.
Zij krijgt nr. 35 (36 378).
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik zal deze aan de bode overhandigen.
Ten aanzien van de slimme meters had ik wat vragen gesteld. De Minister zou er nog even op terugkomen of die nou daadwerkelijk gratis zijn en, in het geval dat daar met de Energiewet de mogelijkheid toe wordt gegeven, op welke termijn mensen dan een nieuw aanbod krijgen.
Verder ben ik blij met «oordeel Kamer» op ons amendement over lokaal eigendom.
Ik heb nog een laatste vraag over de gasnettarieven. Daar heb ik nog wat zorgen over, want ik begrijp dat de spaarpot die netbeheerders hebben, toch uit die nettarieven komt. Volgens mij mag dat niet van Brussel. Ik zou de Minister dus willen vragen om voor het plenaire debat toch even per brief in te gaan op de ontwikkeling van de nettarieven van gas de komende jaren, hoe het zit met de kostenverdeling en het kostenveroorzakersprincipe, en wat er in de toekomst nodig is, mogelijk met een subsidie. Het gaat er dus om eventjes te schetsen wat daar de scenario’s voor zijn.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Rooderkerk, D66. Dan ga ik naar de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Er is natuurlijk al veel gezegd over de mensen die achter de schermen vijf jaar lang aan deze wet hebben gewerkt. Daar zijn terecht complimenten voor uitgedeeld, maar ik denk dat dat ook op zijn plaats is voor de mensen die de 250 vragen die wij hebben gesteld, hebben aangehoord en ook nog binnen zo’n korte termijn van een redelijk tot goed antwoord hebben voorzien; dank daarvoor. Het kan wel betekenen dat hier en daar het briljante karakter van sommige amendementen nog niet op waarde is geschat, dus daar kom ik graag nog op terug.
Voorzitter. Ik heb drie dingetjes. Ten eerste dank voor de toezegging om nog eens te kijken naar wat we gewisseld hebben over de gesloten netten. De Minister komt daar schriftelijk op terug. Dat vind ik prima.
Interessant wat er uit de pilot komt rondom de ov-bovenleidingen. Hopelijk levert dat dan ook een kleine bijdrage.
Dan kom ik bij het amendement dat ik samen met collega Erkens heb ingediend. Als ik de appreciatie van de Minister goed beluister, zitten daar twee elementen in. Eén is: eigenlijk is het zo bedoeld dat u dat graag in de wet veranderd zou willen zien. Dat is eerder een aanmoediging om het amendement door te zetten dan een ontmoediging. Maar de Minister noemde ook nog een tweede punt, namelijk dat er toegevoegd is dat representatieve organisaties rechtspersonen zijn. Als dat een belemmering is, dan zou ik dat uit het amendement kunnen halen. Ik blijf vinden dat het een verzwakking is als je van «overleggen met» gaat naar «betrekken bij». Dat is gewoon feitelijk gezien een verzwakking van de positie van netbeheerders en dat vinden we dermate belangrijk dat we het toch zouden willen handhaven op de een of andere manier. Daar gaan we zeker de komende week nog over in overleg. Maar als het een belemmering is dat de term «rechtspersoon» is toegevoegd, dan zou dat eruit gehaald kunnen worden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. Meneer Grinwis, bent u klaar om het woord te voeren? De heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dat ging ineens snel met de tweede termijn. Dank aan de Minister voor alle antwoorden. Ik zie uit naar een derde termijn in de plenaire zaal. De Minister zei vorige week toe de ACM de gevolgen van het gedrag van actieve afnemers voor alle afnemers te laten monitoren. Kan dat ook als toezegging worden genoteerd?
De bonussen hebben we ook vorige week behandeld. De Minister gaf aan te kijken of het mogelijk is om een grondslag in lagere regelgeving op te nemen om zo nodig aanvullende eisen te stellen aan de voorwaarden in energiecontracten rondom die bonussen. Kan hij toezeggen in die voorwaarden op te nemen om enkel bonussen in financiële vorm toe te staan en dus niet meer iPads en dat soort dingen? Volgens mij is dat nog niet afgekaart sinds de vorige keer.
Dan hadden wij hier buiten de microfoon een discussie, collega Flach en ik, of het dan alleen welkomstbonussen mochten zijn. Daar zitten we nog over te dubben, want je wilt juist trouw belonen en niet aanmoedigen dat mensen van contract naar contract hoppen. Is de Minister bereid om daar nog even op terug te komen en er een toezegging op te doen? Volgens mij verbindt ons dat dit ons een doorn in het oog is.
Als ik het goed heb gehoord, zei de Minister ook toe dat systeembeheerders gegevens zoals namen en e-mailadres van hun aangeslotenen krijgen, evenals de mogelijkheid van identificatie van hun aangeslotenen. Kan ook dat als toezegging worden genoteerd? Daar heb ik nog één vraag over. Hij had het volgens mij over identificatie via DigiD. Waarom wordt er niet bijvoorbeeld gekozen voor de betaling van 1 cent, zoals ook weleens is voorgesteld? Volgens mij is daarbij de privacy zeker zo goed gewaarborgd.
Dan heb ik nog één motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Minister zich in Europees verband inzet voor de harmonisering van de tariefmethodieken;
overwegende dat dit vanuit het oogpunt van het beperken van netcongestie en het aanjagen van de energietransitie zeer gewenst is, aangezien netbatterijen en elektrolysers nu over de grens worden neergezet in plaats van in Nederland;
verzoekt de regering totdat harmonisering in de EU is bereikt, in gesprek te gaan met onze buurlanden Duitsland en België en de ACM om met deze landen in ieder geval die harmonisering te bereiken, zo nodig door de methodiek van die landen in Nederland toe te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Flach.
Zij krijgt nr. 36 (36 378).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. We hebben nog even nageluisterd of er in de eerste termijn van vandaag echt een antwoord is gekomen op de vraag over de casus van die warmtevoorziening van zo’n wooncomplex. Daar kwam niet echt een duidelijk antwoord op. Ik heb eerder weleens een motie ingediend over andere wetten nalopen op blokkades bij de energietransitie. Dit was dan de Huisvestingswet. De casus is dat één centrale warmtepomp bij bijvoorbeeld zo’n flat met sociale huurwoningen gewoon veel en veel minder belastend is voor het net dan als iedereen individueel een warmtepomp krijgt opgehangen of zelf gaat besluiten die op te hangen bij gespikkeld bezit. Dan is er op dit moment eigenlijk geen prikkel omdat het wooncomplex wordt aangemerkt als grootgebruiker wanneer het voor die centrale oplossing kiest.
De voorzitter:
U heeft zelf ook gepleit voor drie minuten, meneer Grinwis. Zou u naar een afronding willen gaan?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit was de casus. Ik hoop dat de Minister alsnog een duidelijk antwoord heeft op de vraag hoe we dat gaan oplossen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis van de ChristenUnie. Dan ga ik naar de heer Flach, SGP. O, excuus, we gaan naar mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract. U had er zomaar drie minuten gratis bij kunnen krijgen, meneer Flach. Maar u bent te eerlijk! Mevrouw Postma, NSC.
Mevrouw Postma (NSC):
Voorzitter, dank. Mooi om twee maandagen lang met elkaar te spreken over de Energiewet. Het is voor mij een unicum om zo veel tijd te nemen om een wet te behandelen. Ik denk dat dit heel erg goed is. De tijd is voorbijgevlogen. Als u zou zeggen dat het elf uur ’s ochtends is, zou ik dat ook geloven, want wij zien hier bijna geen daglicht. Wij kunnen hier nog uren blijven zitten met elkaar. Maar dat gaan we niet doen.
Ik heb de afgelopen twee maandagen, deze maandag en de vorige, gebruikt om vragen te stellen. Daarmee heb ik gekeken wat ik nog nodig heb. Ik dien pas later de amendementen in, maar ik zal dat voor het plenaire debat doen, zodat iedereen daar nog naar kan kijken. Ik hoop dat het aanbod voor hulp ook richting mijn kant gaat om ze ook juridisch goed en kundig op te stellen.
Er zijn een aantal voor mij belangrijke onderwerpen waar ik nog wat dieper op wil ingaan. Ik heb daar twee moties voor. De eerste gaat over de vangnetregeling. Daar hebben we vorige week maandag over gesproken. Als de Minister hier met een toezegging komt, dan kan ik de moties weer intrekken.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de vangnetregeling uit de wet is verdwenen;
constaterende dat een «redelijke prijs» een subjectief begrip is;
verzoekt de Minister met een voorstel te komen om de vangnetregeling ook in deze wet te plaatsen, waarbij hij een definitie van een «redelijke prijs» op zal stellen vanuit de afnemer/consument gezien, en dit minimaal twee weken voor het plenaire debat naar de Tweede Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma.
Zij krijgt nr. 37 (36 378).
Daar is een vraag over van mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Over de vangnetregeling hebben we het vorige week uitgebreid gehad. Uit de reactie van de Minister en uit het advies van de Raad van State begreep ik dat de generieke vangnetregeling moeilijk ligt gezien de Europese regelgeving, maar voor kwetsbare gebruikers een mogelijkheid is. Dat zegt de Raad van State. Dat is volgens mij ook waar het amendement van collega Grinwis op toeziet, omdat je het dan weer hebt over een vorm van een sociaal tarief. Mijn vraag aan mevrouw Postma is: gaat dit over een vangnetregeling voor álle gebruikers of voor een specifieke groep?
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is een prachtig bruggetje naar mijn tweede motie. Dit gaat inderdaad over de definitie van een «kwetsbare afnemer». Daar hadden we ook met elkaar veel discussie over. Zal ik die motie voorlezen? Dan kunnen we die twee samenvoegen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de definitie «kwetsbare afnemer» erg nauw is gedefinieerd;
constaterende dat elektriciteit en gas een basisbehoefte is, want het is nodig om je huis te verwarmen, je mobiel op te laden, je wifi werkend te houden, en dus een basisvoorwaarde om mee te doen aan de maatschappij;
verzoekt de regering deze definitie opnieuw te bezien en de groepen van kwetsbare afnemers breder te definiëren, en deze brede definitie twee weken voor de plenaire behandeling naar de Tweede Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma.
Zij krijgt nr. 38 (36 378).
Is daarmee uw vraag beantwoord, mevrouw Kröger?
Mevrouw Postma (NSC):
Dit betekent dat ik inderdaad een iets bredere definitie zoek van de kwetsbare afnemer.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik snap de bredere definitie, maar koppelt mevrouw Postma de vangnetregeling aan kwetsbare gebruikers? Horen die bij elkaar? Het zijn nu twee losse moties. Hoe ik het advies van de Raad van State heb begrepen, is dit iets wat bij elkaar gebracht zou moeten worden. Dat doet het amendement van collega Grinwis. Ik ben enorm fan van dit amendement; dat is duidelijk.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is goed voor de heer Grinwis om zo’n goede ambassadeur voor zijn amendement te hebben. Dat amendement zal ik ook positief bekijken, hoor. Maar voor mij was het beide nodig om daar nog even wat meer verdieping op te krijgen. Ik zag ook de opmerking van de Raad van State en dat de vangnetregeling er eerder in zat. Dat heeft mij wel aan het denken gezet: waarom is die er nu echt uit en is het goed om die erbuiten te houden? Voor mij is dit echt bedoeld om even een extra verdiepingsslag te krijgen voordat we dat plenaire debat hebben. Dat ga ik dus gewoon bekijken en daarna ga ik een overweging maken.
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is echt als informatie bedoeld en niks anders.
Dan heb ik nog één vraag aan de Minister en die gaat over de energy hubs; ESO in de Engelse term. Geldt die alleen voor bedrijven of kunnen non-profitorganisaties ook zo’n energy hub of zo’n ESO neerzetten? Dat zou ik wel interessant vinden.
Tot slot wou ik alvast even kijken naar die opslagfaciliteiten voor elektriciteit. Ik wil ook nog even kijken of ik een amendement kan maken over het weigeren van een aansluiting voor elektriciteit. Daarover zou ik een amendement willen opstellen en hetzelfde geldt voor gasleveringszekerheid en betaalbaarheid. Daar ga ik nog mee aan de slag.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Postma. Dan ga ik naar mevrouw Kröger, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister en alle mensen die hebben geholpen met het voorbereiden op alle antwoorden. En dan gaan we ook nog een heel mooi, lang plenair debat voeren; het kan niet op!
Over één onderwerp had ik een vraag gesteld en ik weet niet zeker of ik daar echt antwoord op heb gekregen. Wat is de maatschappelijke meerwaarde ervan dat wij het meten bij grootverbruikers door meetbedrijven laten doen in plaats van door netbeheerders? Daar had ik een vraag over gesteld en volgens mij geen antwoord op gekregen. Daar ben ik heel erg benieuwd naar en mogelijk komt daar een amendement over.
Over kabelbundeling vraag ik de Minister nog een keer in hoeverre het sturen op randvoorwaarden niet beter zou zijn dan sturen op het aantal gebruikers. Zou hij daar nog wat meer over kunnen zeggen?
Ik ben echt teleurgesteld over de appreciatie van mijn amendement over energiearmoede. Het is zo’n ongelofelijk duidelijk signaal van de WRR en van alle experts dat energiearmoede veel prominenter in het beleid moet staan en dat je daarop moet kunnen sturen. Dan is het antwoord van de Minister dat hij met een definitie komt in een brief. Dat heeft toch een wat andere status dan het wettelijk verankeren. Ik hoop eigenlijk dat wij met elkaar toch daartoe kunnen komen.
En dan over het amendement over energiegemeenschappen en energie delen. Voor mij is het van groot belang dat deze wet dat decentrale energiesysteem maximaal faciliteert. Nu is er gekozen voor een hele magere doorvertaling van de Europese regelgeving. Dat zet ons weer op achterstand. Eigenlijk hebben we dit sinds 2018 al niet goed gedaan met die energiegemeenschappen en nou gaan we nog steeds achteraanlopen. Ik vind dat ongelofelijk zonde, dus ik ga heel graag met juridische bijstand kijken hoe we het amendement zo krijgen dat het een zo groot mogelijke kans op succes heeft. Als je echt wat wil doen aan netcongestie, aan energiearmoede en aan een transitie met draagvlak, denk ik dat je juist moet zorgen dat lokale opwek en energie delen maximaal gefaciliteerd worden. Laten we die wet daartoe equiperen!
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger. Dan ga ik naar de heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Dank, voorzitter. Ook van mij waardering voor alle ambtenaren, maar ook voor Bureau Wetgeving, dat ons goed ondersteund heeft en van antwoorden voorzien heeft, de laatste dagen. Een flinke kluif, kan ik me voorstellen.
Het is een belangrijk debat over een belangrijke wet. Er is jarenlang aan gewerkt en eindelijk is hij nu in de Kamer. Ik ben ook blij met de ontwikkeling op het gebied van consumentenbescherming, zoals ik eerder heb aangegeven. Het mkb valt nu ook onder verstevigd toezicht en kan meer bescherming genieten. Rondom netcongestie en de energy hubs ben ik blij dat de Minister het amendement oordeel Kamer gaf en dat we daar ook mooie stappen kunnen zetten, zodat bedrijven toch sneller kunnen inspelen op de ruimte die er nog op het net is.
Voorzitter. Ik ben heel blij met de beantwoording van de Minister in eerste termijn over ons amendement over de Energieraad en dat energieonafhankelijkheid en leveringszekerheid een prominentere rol gaan spelen voor het kabinet. Volgens mij wordt dat Kamerbreed gedeeld. Het is mooi om te zien dat we dat nu ook in wetgeving opnemen. Dat is best wel een kentering vergeleken met hoe we er een aantal jaren geleden naar keken.
Voorzitter. Ik heb één motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat om snel een energiehub te realiseren ondernemers in één keer een kloppende aanvraag moeten indienen;
overwegende dat bedrijven, alsook gemeenten en provincies, hiervoor niet altijd over voldoende kennis beschikken;
verzoekt de regering om bij de uitwerking van het amendement-Erkens c.s. op stuk nr. 8 (36 410-XIII) een kenniscentrum op te zetten waarbij netbeheerders, overheden en het bedrijfsleven samen ondernemers kunnen helpen om een energiehub op te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Erkens (VVD):
Dank, voorzitter. Ik zie uit naar de plenaire afronding.
De voorzitter:
Dank, meneer Erkens van de VVD. Ik ga naar de heer Bontenbal, CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. Ook dank, allereerst, voor alle antwoorden die zijn gegeven. Ik vind het mooi om te zien dat we met alle collega’s proberen om deze wet iets beter te maken. Ik ben vandaag volgens mij genoeg aan het woord geweest, dus u krijgt van mij 2 minuten en 30 seconden cadeau, mevrouw Beckerman.
De voorzitter:
2 minuten en 45 seconden zelfs! Ik ga de heer Erkens vragen het voorzitterschap even over te nemen.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Minister en alle ambtenaren. Als de Socialistische Partij deze wet had gemaakt, had hij er anders uitgezien, dat is zeker. Maar toch heel veel dank voor al het werk en de snelle beantwoording van vragen.
Het is een beetje gek, maar ik wilde in de tweede termijn eigenlijk toch een nieuw onderwerp aansnijden naar aanleiding van alle vragen en antwoorden. Dat onderwerp is solidariteit. Ik heb daarover een zorg. Ik ben er erg blij mee dat best wel veel partijen in de Kamer echt op zoek zijn naar hoe je eigenaarschap van inwoners kunt vormgeven. Dat vind ik heel mooi. Wij pleiten daar ook voor. We zien nu een energiesysteem ontstaan waarbij je aan de ene kant private aanbieders hebt, die op sommigen plekken soms ook winst zullen maken. Je krijgt daarnaast lokale initiatieven, lokale coöperaties. En je houdt een groep die overblijft. Eigenlijk wil ik vragen – ik kom er in de plenaire behandeling ook zeker op terug – naar de tarieven. Bij heel veel dingen voor de groep die overblijft, zeggen we nu nee. Bijvoorbeeld: doen we een vangnetregeling in de breedte? Dat zou niet mogen van Europa. Nemen we energiearmoede op in de wet? De Minister zegt nee. Maar is er niet een heel groot gevaar dat als je zo’n deels privaat, deels publiek systeem bouwt, de grote groep die overblijft – dat zijn vaak mensen met lage inkomens en lage middeninkomens – een hogere prijs betaalt dan andere bewoners? De winsten die worden gemaakt, kunnen dan toch niet meer worden ingezet om de prijzen voor die brede groep rechtvaardig te houden?
Voorzitter. Dat was eigenlijk mijn tweede termijn. We zullen daar in de plenaire behandeling echt op doorgaan.
De voorzitter:
U heeft nog één interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat dit een heel belangrijk punt is. Mijn vraag aan mevrouw Beckerman is misschien als volgt. We hebben het nu vaak over opwekken in lokaal eigendom. Dat terwijl het natuurlijk eigenlijk vooral gaat om de vraag of de baten ook lokaal terechtkomen, bijvoorbeeld doordat je als energiegemeenschap niet zelf opwekcapaciteit in handen hoeft te hebben om toch van «kostprijs plus», dus van goedkope tarieven, te profiteren. Dat zie je natuurlijk in hele succesvolle voorbeelden in het buitenland. Op de wijkschool liggen dan zonnepanelen en de mensen die eromheen wonen, ook mensen in sociale huurwoningen, kunnen daar dan voor een heel laag tarief, zonder dat er sprake is van een winstoogmerk en zonder dat er een multinational achter zit die ook nog aandeelhouders tevreden moet houden, van profiteren. Moeten we niet op zoek naar die vorm?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja. Maar de vraag is: als dat zo’n ideaal systeem is, waarom doen we dat dan niet voor ons hele energiesysteem? Ik vind het fantastisch; we hebben er altijd voor gepleit. Maar mijn grote angst is de volgende. Laten we een buitengebied nemen. De dorpsschool waarover u het heeft, is allang weg. Die mensen kunnen dat dan dus niet. Daar maak ik me hele grote zorgen over. Kijk naar de kaarten van TNO van waar de energiearmoede nu het grootste is. Overigens noemen wij dat gewoon «armoede»; we willen dat niet in allerlei hokjes verdelen. Waar de armoede het grootst is, is het ook het duurst om een nieuw systeem aan te leggen. Als je daar happen uit neemt op plekken waar het goedkoper is, dan hou je dus een hogere prijs over voor de mensen die juist nu al in armoede zitten. Dat is mijn grote angst. Als zo’n publiek systeem zo aantrekkelijk is, zorg dan dat dat voor iedereen zo is. Dat is eigenlijk mijn opmerking hierbij. Ik ben er namelijk absoluut enthousiast over. Dat zou mijn reactie daarop zijn.
De voorzitter:
Ik draag het voorzitterschap over aan mevrouw Beckerman.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De Minister heeft aangegeven gebruik te willen maken van een schorsing van tien minuten. Ik schors de vergadering en hervat ’m weer om 17.50 uur.
De vergadering wordt van 17.40 uur tot 17.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom bij de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Aan de orde is nog steeds de Energiewet. We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef direct het woord aan de Minister.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik bij de beantwoording in deze laatste termijn kom: nogmaals dank aan de Kamer voor twee hele interessante WGO’s. Ik kijk ook uit naar de plenaire afronding over een aantal weken. Ik wil u allen oproepen om richting de plenaire behandeling, wanneer u deze wet met uw fractie bespreekt, te wijzen op het belang van deze Energiewet. Er zitten natuurlijk ook altijd wat politieke keuzes in zo’n uitgebreid wetsvoorstel, maar over het algemeen is dit vooral een hele grote technische operatie waarin we de verouderde Elektriciteitswet en de verouderde Gaswet eindelijk gaan vernieuwen met deze integrale Energiewet en ook veel achterstallig onderhoud op EU-implementatie voor elkaar boksen. Voor mij is het zwaartepunt van deze wet echter de veel betere consumentenbescherming. De afgelopen twee jaar hebben harde lessen ons duidelijk gemaakt dat de wetgeving in ons land wat dat betreft niet meer helemaal bij de tijd is. Mooi om te zien dat er veel amendementen zijn ingediend om de wet op een aantal punten nog te wijzigen of aan te scherpen. Dat vind ik ook echt horen bij zo’n grote wetsbehandeling. Ik hoop dat ik samen met u deze Energiewet met een ruime meerderheid in deze Kamer aangenomen kan krijgen.
Voorzitter. In de tweede termijn zijn er nog een aantal vragen gesteld en ook moties ingediend. De heer Kops kwam nogmaals terug op de tussenpersonen. Daar hebben we het vorige week ook over gehad. Het is goed dat in deze nieuwe Energiewet ook de oneerlijke handelspraktijk wordt opgenomen. Als de leverancier en/of diens intermediair zich stelselmatig schuldig maakt aan overtreding, misleiding of oneerlijke handelspraktijken, kan de ACM hiermee niet alleen boetes opleggen maar ook de vergunning intrekken, ten aanzien van zowel de intermediair als de eindverantwoordelijke leverancier. Dat is een flinke aanscherping. Ik denk op basis van de voorbeelden die niet alleen de heer Kops maar ook andere leden vorige week in het WGO hebben genoemd, dat die ook echt noodzakelijk is.
De heer Kops vroeg ook naar artikel 3.38. Ik dacht daarover al het een en ander te hebben gezegd, zowel richting de heer Kops als richting mevrouw Postma. Nogmaals, ook ter geruststelling van de heer Kops: de enige reden om een aansluiting te weigeren is als de aansluittaak zich voordoet in een gebied waar de economische voorwaarde eigenlijk gewoon niet bestaat. Maar nogmaals, voor het elektriciteitsnetwerk verwacht ik dit absoluut niet, tenzij iemand op een vrij bizarre plek, ergens op de Noordzee of zo, een aansluiting aanvraagt. In elk scenario in het Nationaal Plan Energiesysteem voorzien we op land in feite voor iedereen een aansluiting op het elektriciteitsnetwerk. Nogmaals, ik hoop deze zorg bij de heer Kops weg te kunnen nemen. Voor de moleculen en warmte hebben we met een paar andere wetsvoorstellen een wat breder afwegingskader, maar op elektriciteit moet iedereen die dat wil gewoon kunnen worden aangesloten.
Mevrouw Postma komt misschien nog met een amendement als het qua MKBA en maatschappelijke investeringen echt heel onverstandig zou zijn. Dat amendement ga ik dan natuurlijk nog appreciëren zodra het er is.
Mevrouw Rooderkerk vroeg nogmaals naar de slimme meters. We hebben al een deel beantwoord, maar nog niet alles. Slimme meters worden dus gratis geïnstalleerd als er conform de planning van de uitrol wordt aangelegd. Als deze Energiewet wordt aangenomen, krijgt iedereen met nog een oude meter binnen twee jaar een aanbod. Netbeheerders pakken de uitrol in goed overleg systematisch op, met oog voor waar de grootste noodzaak ligt ten aanzien van veroudering van het systeem. Doe je in deze geplande uitrol mee, dan is het gratis. Wil je vooruitlopend op de geplande uitrol versneld geholpen worden, dan moet je eenmalig een beperkt deel van de kosten betalen. Het is denk ik goed dat iedereen deze dienst in principe gratis kan krijgen de komende tijd.
Ten aanzien van het kostenveroorzakersprincipe en de gasnettarieven waar mevrouw Rooderkerk naar vroeg zeg ik toe dat dit zal toelichten in de brief die ik voor de plenaire behandeling naar de Kamer stuur.
De motie-Rooderkerk/Grinwis op stuk nr. 35 ten aanzien van het slimmer inregelen van de zon-PV-productie geef ik graag oordeel Kamer.
Dan eerst de heer Flach; ze zitten nu in een andere volgorde dan tijdens de inbrengen. Dank voor het goede debat dat we hebben gehad over het amendement ten aanzien van het overleg. Ik wil voorkomen dat we met elkaar in een semantische discussie terechtkomen. Als in de sector of bij een deel van de Kamer het gevoel bestaat dat we hier minder doen dan we eerder deden bij het wetsvoorstel, zal ik met een open mind naar uw gewijzigde amendement kijken, want het heeft geen zin om hier met elkaar in een eindeloze woordenstrijd te komen. Zodra dat gewijzigde amendement er is, zal ik daar bij de plenaire behandeling dus een nieuwe appreciatie van geven.
De heer Grinwis had een aantal vragen en een motie. Ten aanzien van de financiële bonussen ben ik het helemaal met hem, maar eerder dus ook met de heer Kops en anderen eens dat we die echt alleen nog maar in financiële vorm willen. Dit uitgangspunt zullen we dus ook hanteren bij de uitwerking. Ik betrek de stakeholders bij de verdere uitwerking van die regels; dat zijn dus de ACM, de Consumentenbond en de sector. Maar het uitgangspunt daarbij wordt dus gewoon: alleen nog maar financieel. Dat heb ik eigenlijk ook unaniem gehoord in de Kamer. Ik zeg de heer Grinwis ook toe dat we het actieveafnemerseffect zullen gaan monitoren.
Ten aanzien van de 1 centbetaling was mijn antwoord in de eerste termijn niet compleet, want bij de uitwerking daarvan kijken we ook of de suggestie van de 1 centbetaling kan worden toegevoegd aan de opties die ik al eerder heb genoemd.
Dan de casus van de collectieve oplossing. Ik heb zojuist even zitten overleggen met de persoon naast mij, die volop bezig is met de warmtetransitie. In principe kan binnen het nieuwe kader van de ACM voorrang worden verleend aan maatregelen die congestieverlichtend zijn. Ik denk dat het door de heer Grinwis genoemde voorbeeld zomaar eens zou kunnen passen in dat nieuwe kader, dat rond 18 april wordt verwacht. Maar ik zou het dus fijn vinden als de heer Grinwis de casus die hij bij het werkbezoek heeft gezien, ook een-op-een aan mij kan doorgeven, want dan ga ik me daar nog even iets beter in verdiepen. Want op zich begrijp ik de argumentatie die hij net heeft opgezet wel.
Dan kom ik bij de motie-Grinwis/Flach op stuk nr. 36. Ik ben zeer bereid om met de buurlanden en de ACM in gesprek te treden om te kijken hoe we ook in deze regio al tot harmonisatie kunnen komen, mocht dat nog niet op Europees niveau kunnen. Het dictum zegt: «zo nodig door de methodiek ook in Nederland toe te passen». Het ligt er nog wel aan hoe bereid de buurlanden zijn om ook onze kant op te bewegen, want anders kan het dictum met wat u van mij vraagt, vrij prijzig zijn. Als ik het mag interpreteren als een inspanningsverplichting, waarna ik bij de Kamer terugkom als ik die gesprekken heb gevoerd, geef ik de motie graag oordeel Kamer. Dan bouwen we dus een tussenstap in. Ik hoor de heer Grinwis «ja, hoor» zeggen. Dan heeft de motie op stuk nr. 36 dus oordeel Kamer.
Mevrouw Postma sprak over de ESO’s en over wat straks het kader is voor de energiehubs. Ja, die zijn ook beschikbaar voor non-profitorganisaties en eigenlijk voor iedereen die daarvan gebruik wil maken. Nu hebben we vooral voorbeelden van energiehubs bij bedrijfsterreinen waarbij alleen een aantal bedrijven zijn aangesloten, maar energiehubs kunnen natuurlijk ook door andere combinaties worden opgezet.
Ik zal met interesse kijken naar uw mogelijke amendementen ten aanzien van het weigeren van een aansluiting of gasleveringszekerheid. Een beetje afhankelijk van wanneer u ze indient, zal ik voorafgaand aan het debat of in de plenaire ronde die amendementen appreciëren.
U heeft ook twee moties ingediend. De motie op stuk nr. 37 gaat over de vangnetregeling. Er zitten nu in de wet wel degelijk ook objectieve criteria voor het begrip «redelijkheid», namelijk de verhouding tussen de prijs van de leverancier en de kosten en de verhouding tussen de prijs van de leverancier en de rest van de markt. De ACM kan als toezichthouder de informatie opvragen die zij nodig acht om dit te toetsen en kan zo nodig ook handhaven met de instrumenten waarin de wet voorziet. Ik ontraad dus deze motie, omdat je de toezichthouder hiermee feitelijk de ruimte zou ontnemen om bij de tarieven het begrip «redelijkheid» zelf in te vullen op basis van actuele ontwikkelingen en toetsing.
De vierde motie, die op stuk nr. 38 van mevrouw Postma ...
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Grinwis. O, er is geen interruptie voor u. Vervolgt u uw beantwoording.
Minister Jetten:
De motie op stuk nr. 38 van mevrouw Postma loopt vooruit op een deel van de brief waarvan ik al had toegezegd om ’m voorafgaand aan het debat te verzenden. Vorige week heeft zowel mevrouw Postma als mevrouw Kröger, de heer Grinwis en mevrouw Rooderkerk hiernaar gevraagd. Voorafgaand aan de plenaire behandeling zal ik dus een brief sturen waarin ik zal proberen uit te leggen dat de criteria die in de wet zijn opgenomen niet beperkend zijn. De Energiewet bevat op wetsniveau namelijk juist een hele brede definitie die verwijst naar de Europese richtlijn. Dat biedt ook ruimte om voor nieuwe nationale voorschriften een passende definitie op te nemen in de lagere regelgeving. Om beleid voor kwetsbare afnemers te kunnen voeren, is het mijns inziens niet nodig om die definitie op het niveau van de wet aan te passen. Samen met de Minister voor Armoedebestrijding zal ik in de brief over energiearmoede dit nog een keer uitgebreid toelichten. Die brief wordt deze week of volgende week met uw Kamer gedeeld. Daarmee wil mevrouw Postma deze motie misschien nog even aanhouden, in afwachting van die brief, zodat we niet dinsdag aanstaande al over deze motie stemmen.
De voorzitter:
Ik ga eerst naar mevrouw Postma, dan naar de heer Grinwis.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank. Ik zit toch nog even te kijken naar de definitie van «kwetsbare afnemer», want die zetten we vaak eigenlijk alleen maar in verband met armoede. Ik wil echt kijken, juist omdat energie zo’n groot onderdeel kan zijn van je huishoudpotje, of we hier ook de groepen in mee kunnen nemen die nog net niet in de armoede zitten maar daar misschien wel in gaan vallen. En het is echt een kwart van de Nederlanders dat niet meer dan € 2.000 op zijn spaarrekening heeft staan. We hebben het al eerder gehad over de postcodes, dus we weten waarschijnlijk al waar iedereen zit, in welke wijken. En juist omdat energie zoveel duurder gaat worden, verwachten we, is het zo belangrijk om maatregelen te treffen om deze groep eventueel op te vangen als het misgaat. Want je kan beter voorkomen dan genezen, meen ik. Ik heb specifiek een aantal voorbeelden uitgewerkt daarin, en er zijn al een aantal dingen genoemd. Kunnen die ook echt worden meegenomen in die beantwoording?
Minister Jetten:
Ik denk dat dit deels aansluit bij mijn pleidooi dat we niet alleen sec moeten kijken naar de energiearmoede, maar juist naar de bredere sociaal-maatschappelijke context waarin mensen zitten. Het gaat uiteindelijk gewoon over hoeveel geld mensen overhouden aan het eind van de maand. Dus ik zal met Minister Schouten kijken hoe ik in die brief zo goed mogelijk die bredere context kan beschrijven. Daarmee blijf ik bij mijn oordeel van nu om de motie te ontraden. Maar wellicht kan mevrouw Postma op basis van die brief in de plenaire ronde tot een meer gerichte motie of amendement komen. Of ze denkt: nou, dat heeft het kabinet nu eigenlijk wel goed in het vizier. Dat kan natuurlijk ook.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De Minister verwijst nu naar lagere regeling, een AMvB bijvoorbeeld, waarin het begrip «kwetsbare afnemer» nader kan worden gedefinieerd. Dat is helder, op zich. In het amendement dat ik met een aantal collega’s heb gedeeld over het sociale tarief heb ik gekozen voor die AMvB-route omdat het heel moeilijk is om op wetsniveau precies te omschrijven wat een «kwetsbare afnemer» is. De Minister verwijst naar artikel 28 van de Europese richtlijn, maar dat geeft juist diverse opties waarbij wordt gezegd dat de lidstaat zal moeten kiezen of het inkaderen. Dus het blijft een beetje een zoektocht. Mijn vraag aan u is: is het inderdaad voldoende om dit in AMvB’s te definiëren als je bijvoorbeeld kiest voor een sociaal tarief, of zouden we het eigenlijk ordentelijk op wetsniveau moeten proberen te definiëren?
Minister Jetten:
Dank dat de heer Grinwis ook hier dat amendement nog even aanhaalt. Dat hebben we vorige week natuurlijk al uitgebreid besproken, maar ik zie dat dit gewoon een van de hoofdpunten wordt van de plenaire afronding van deze wetsbehandeling; willen we nu wel of niet per amendement dat sociale tarief in deze wet brengen? Daar zitten dan ook meteen de haken en ogen in van de afbakening: welke groep zou daarvoor dan in aanmerking komen? Als ik dit debat zo hoor, dan bent u het volgens mij beiden, zowel het lid Postma als het lid Grinwis, er wel over eens dat het niet te sec op die energiearmoededefinitie moet zitten, maar juist in die bredere context moet worden bezien. Dus ik denk dat de heer Grinwis eigenlijk zelf het antwoord geeft met zijn interruptie nu en het amendement dat hij heeft ingediend.
De voorzitter:
We zijn er bijna. Meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Even voor de kijker: het amendement is formeel niet ingediend, maar ligt nog bij EZK voor een ambtelijke toets. Sommige collega’s kennen het inderdaad al. Maar het moet nog worden ingediend. Zodra er groen licht is, zodra duidelijk is dat het in ieder geval ordentelijk is opgesteld, zal ik het indienen.
Minister Jetten:
Excuus. We zijn zo goed met elkaar de kwaliteit van de amendementen aan het bewaken dat ik soms niet helemaal scherp meer heb of iets al is ingediend. Ik denk dat de heer Grinwis het correct zegt. We bekijken of het amendement ordentelijk is en daarna volgt de politieke weging die we met elkaar moeten maken. Dan wordt bekeken of we het ook echt gewenst vinden.
De voorzitter:
Mevrouw Postma wil nog even interrumperen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb gewoon even een vraag. We hadden het net over de mogelijkheid om de motie aan te houden. Ik hoor hier wel een toezegging dat het meegenomen gaat worden in de brief die al gestuurd wordt. Ik hoor ook dat er breder gekeken zal worden. Als ook kan worden toegezegd dat we de informatie voor het debat zullen krijgen, kan ik de motie gewoon aanhouden.
De voorzitter:
Helder.
Minister Jetten:
Ja, dan doen we het zo.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Postma stel ik voor haar motie (36 378, nr. 38) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Jetten:
Voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg naar de maatschappelijke meerwaarde van het meten en waarom dit niet volledig bij de netbeheerder wordt belegd. Dat is een goede vraag. Het is belangrijk om dat nog even met elkaar te verhelderen. De Energiewet behoudt het voorschrift dat een eindafnemer met een grote aansluiting een eigen meetbedrijf in de arm kan nemen. Dat stond ook al in de Gaswet en in de Elektriciteitswet 1998. Dus we continueren met de Energiewet dus eigenlijk die staande praktijk. We hebben in de afgelopen paar jaar wel even gewogen of we dit zouden moeten aanpassen, maar we zien dat die markt van meetbedrijven – als ik het zo mag noemen – goed functioneert. Er zijn geen misstanden en er zijn gewoon een aantal kwalitatief goede bedrijven die hiervoor in de arm worden genomen. We zagen dus eigenlijk geen noodzaak om die staande praktijk te wijzigen. Daarom hebben we dat zo een-op-een doorgetrokken.
Wat mevrouw Kröger heeft gezegd over kabelbundeling en energiedelen, is helder. Naast het amendement over het sociaal tarief van de heer Grinwis kan ook het amendement van mevrouw Kröger over energiedelen een belangrijke rol spelen in de plenaire afronding. Ik ga dus graag met haar kijken hoe we daar samen kunnen landen in de komende weken richting de plenaire afronding.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger wil nog een vraag stellen.
Minister Jetten:
Mag ik eerst nog even een andere vraag van mevrouw Kröger beantwoorden? Die ging over de gesloten systemen en de kabelbundelingen. Mevrouw Kröger heeft heel duidelijk gemaakt dat ze wil dat er breder naar randvoorwaarden wordt gekeken dan alleen maar naar de vraag of het er vier moeten zijn dan wel meer of minder. We hebben nu in de wet opgenomen dat we bij AMvB de voorwaarden voor die kabelbundeling goed gaan regelen. Ik stel voor dat ik voorafgaand aan de AMvB, die ook met de Kamer wordt gedeeld, nog eens goed kijk of het er vier moeten zijn of toch iets anders en of ook eventuele andere voorwaarden er een rol bij kunnen spelen. Ik zal dan bij de AMvB goed toelichten hoe we de randvoorwaarden voor kabelbundeling hebben gedefinieerd. Ik denk dat het goed is om dat bij de uitwerking van de AMvB nog een keer apart met elkaar beet te pakken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb tijdens mijn tweede termijn gesproken over de noodzaak om energiearmoede ergens wettelijk te definiëren, en niet alleen maar in een Kamerbrief. Ik had toen het idee dat ik toch een beetje begrip en herkenning bij de Minister zag. Ik hoopte dus eigenlijk dat hij er nog op terug zou komen. Een antwoord kan zijn dat dat niet in de Energiewet gebeurt, maar het is een feit dat het een term is die je wilt definiëren, die je wilt vastleggen waardoor je er ook in je beleid op kunt sturen. Daardoor krijgt het meer kracht en sterkte dan wanneer het alleen maar in een Kamerbrief wordt genoemd.
Minister Jetten:
Dit sluit een beetje aan bij het interruptiedebatje van zojuist met Grinwis en Postma. Energiearmoede is heel hardnekkig bij enkele honderdduizenden huishoudens. Daarbij speelt het energielabel een rol. Ik noem voorts de wijk en de vraag of er wel of geen warmteplan aanwezig is et cetera. Dat speelt ook heel erg mee bij de vraag in hoeverre de energiearmoede doorwerkt en hoelang die nog zal standhouden als we niet harder gaan ingrijpen. Aan de andere kant zien we ook dat die groepen huishoudens vaak te maken hebben met bredere sociaal-maatschappelijke en financiële uitdagingen en dat er dus ook een breder koopkracht- en armoedebeleid van het kabinet nodig is om dat tegen te gaan. Ik ben dus zelf ook nog gewoon een beetje zoekende naar wat de beste plek is om dit te gaan beleggen. We kunnen namelijk via energiebeleid wel een bijdrage leveren aan het bestrijden van de armoedeproblematiek, maar we moeten ook voorkomen dat we de bal niet juist neerleggen bij de departementen Financiën, SZW en Volkshuisvesting, die hier eigenlijk de grootste slag hebben te maken met elkaar. In de brief die ik met Minister Schouten stuur, zullen we de bredere context van energiearmoede en armoedeproblematiek schetsen, zoals ik zonet al zei. Ik heb alleen nog niet het antwoord op de vraag op welke plek het dan eventueel een wettelijke borging of wettelijk haakje zou moeten krijgen. Ik denk dat we er gewoon jaarlijks bij de Miljoenennota en het Belastingplan, wat natuurlijk ook wetgeving is, met elkaar op moeten sturen dat we de armoedecijfers zo snel mogelijk naar beneden krijgen. Maar we hebben bij het stellen van doelen, bijvoorbeeld doelen voor het bestrijden van kinderarmoede, ook eerder gezien hoe hardnekkig het is om dat daadwerkelijk op een goede manier in beleid te vatten. Ik heb de oplossing dus nog niet, maar ik ben er in ieder geval wel van overtuigd dat de Energiewet niet de plek is om dit in te verankeren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik zeg ook niet dat de volledige oplossing van dit probleem in de wet verankerd moet worden. Alleen hebben we het op dit moment geeneens met elkaar als begrip gedefinieerd en vastgelegd. De Minister kan zeggen dat het op allerlei departementen ligt, maar dat neemt niet weg dat dit een gigantisch probleem is, dat je daar beleid op moet voeren en dat je in dat beleid een houvast wil hebben. Dat kan onder andere door een begrip juridisch te verankeren. Ik merk dat ik dus niet helemaal begrijp waar de weerstand van de Minister in zit, aangezien die er kennelijk niet in zit dat hij energiearmoede niet wil aanpakken.
Minister Jetten:
Nee. Ik denk zelf dat Minister Schouten en ik het wel heel duidelijk gaan inkaderen in de brief van volgende week. We zijn er al mee aan de slag, maar we blijven er ook mee aan de slag, omdat het zo enorm leeft. Maar een begripsdefinitie in de wet gaat vrij ver. Het kan ons allen in de komende jaren ook beperken in het flexibel kunnen voeren van beleid om het goed te kunnen oplossen. Nou ja, wellicht kan ik mevrouw Kröger met de brief van volgende week voldoende geruststellen. Als dat niet zo is, hoor ik dat bij de plenaire afronding vast en zeker.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 39, van het lid Erkens, over het kenniscentrum. Die krijgt oordeel Kamer. Daarop zal ik dus terugkomen in de volgende brief over netcapaciteit.
We danken de heer Bontenbal voor de drie minuten van ons leven die wij zonet hebben teruggewonnen in dit debat.
Tot slot heeft mevrouw Beckerman een voorschot gegeven op haar plenaire inbreng. Ze snijdt, denk ik, wel een goed thema aan, waar we de komende jaren alert op moeten blijven. Het is namelijk mooi als er allerlei voorlopers zijn die snel kunnen anticiperen op de energietransitie, maar we zijn de verkeerde dingen aan het doen als dat ertoe leidt dat een deel van de samenleving daarin niet kan meekomen en zij uiteindelijk door socialisering van de kosten met steeds minder gebruikers een hogere prijs moeten betalen. Ik denk dus dat dit een heel mooi thema is om in de plenaire afronding nog eens goed bij stil te staan.
Voorzitter. Ik dank nogmaals de Kamer voor twee mooie maandagen met dit WGO. Ik kijk samen met het ambtelijke team uit naar de plenaire afronding van dit wetsvoorstel.
De voorzitter:
Heel veel dank aan de Minister. Voordat we aan het einde van dit wetgevingsoverleg zijn gekomen, lees ik de toezeggingen nog voor. De Kamerleden en het kabinet kunnen reageren op de juistheid daarvan. Als u niks zegt, zie ik een toezegging als een voldongen feit.
− De Minister zegt toe in de brief over netcongestie in Q2 in te gaan op de uitbreiding van het «klant sluit zichzelf aan»-principe. Dat is een toezegging aan het lid Erkens.
Dat is akkoord, zie ik.
− De Minister zegt toe voor het plenaire debat schriftelijk terug te komen op het groepsverbod en diverse andere onderwerpen, waaronder het kostenveroorzakingsbeginsel en kwetsbare afnemers. Dat is een toezegging aan de commissie.
Te veel mensen hadden daar vragen over gesteld.
− De Minister komt voorafgaand aan het plenaire debat schriftelijk terug op het omgaan door andere landen met gesloten systemen zoals beschreven in artikel 3.7. Dat is een toezegging aan het lid Flach.
− De Minister zegt toe in de volgende update netcongestie, in Q2, terug te komen op de ondersteuning van provincies bij investeringsplannen. Dat is een toezegging aan het lid Grinwis.
− De Minister neemt de suggestie van het lid Bontenbal om netverliezen via de energieleveranciers te bekostigen mee in het onderzoek naar nettarieven, dat naar verwachting eind 2024 gereed is. Een toezegging aan het lid Bontenbal.
En dan hebben we er een waar wij enkele twijfels over hebben of die nog nodig is.
− De Minister komt schriftelijk terug op de uitzondering op het aansluitrecht in artikel 3.38. Dat was een toezegging aan het lid Kops, maar wij weten niet of die nog gestand dient te worden gedaan.
Minister Jetten:
Ik denk dat we dat voldoende hebben gewisseld en dat we nu vooral uitkijken naar het amendement-Postma op dit punt. Dan zal ik er bij die appreciatie weer uitgebreider op ingaan.
De voorzitter:
Het lid Kops geeft aan dat dat akkoord is. De heer Erkens, VVD.
De heer Erkens (VVD):
Er ontbreekt nog een toezegging, maar die was misschien aan het begin van de termijn van de Minister. Er komt nog een nota van wijziging die het Nationaal Plan Energiesysteem zou borgen in de wet, waaronder ook de vijfjaarlijkse energiestrategie, de leveringszekerheid en de energieonafhankelijkheid. Die zou ik niet willen missen op het lijstje.
De voorzitter:
Ja, dat is akkoord. Mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik hoorde een toezegging waarbij mijn motie op stuk nr. 38 zou worden meegenomen in de brief met de beantwoording die eraan komt. Het gaat dan om de definitie van kwetsbare afnemers. Ik heb voorbeelden genoemd in die motie en vraag om die mee te nemen.
Minister Jetten:
Dit komt in de brief over energiearmoede en daarnaast komt er voor de plenaire behandeling een bredere brief met bijna alle andere punten.
Mevrouw Postma (NSC):
Komt die brief over energiearmoede voor het plenaire debat?
Minister Jetten:
Ja.
De voorzitter:
Ja, zeker. De heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik hoorde de Minister vorige week toezeggen, en dat heeft hij net herhaald maar dat was niet opgenomen in het lijstje, dat de ACM de gevolgen van het gedrag van actieve afnemers voor alle afnemers laat monitoren. Ik dacht dat de Minister daarop terug zou komen in een algemene brief, maar ik weet niet meer welke.
De voorzitter:
De Minister. Maar wij kunnen ook even kijken naar de toezeggingenlijst van vorige week.
Minister Jetten:
Ja, ik denk dat die daarop staat, maar dat weet ik niet zeker.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, hij was niet opgenomen en daarom heb ik het nu even herhaald.
De voorzitter:
Dan zit het nu in de Handelingen.
Minister Jetten:
Maar op de actieve monitoring kan ik pas terugkomen nadat de Energiewet al minstens een jaar in werking is.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja.
Minister Jetten:
Dus ik ga er zomaar vanuit dat we een jaar na de inwerkingtreding van de Energiewet gewoon even een verzamelbriefje maken met punten die daaruit naar voren zijn gekomen en dan kan dit erin mee.
De voorzitter:
Helder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik had er nog eentje. De Minister ging in zijn tweede termijn nog wat uitgebreider in op het rechtstreekse contact tussen netbeheerder, systeembeheerder en aangeslotenen. Daarover heeft de Minister iets toegezegd, maar ik weet niet of daar een schriftelijk product aan is gekoppeld. Dat is natuurlijk beslissend voor het lijstje, maar dat heb ik even niet meer scherp.
Minister Jetten:
Ik heb geprobeerd in de beantwoording uit te leggen dat het zo bedoeld is in de Energiewet. Dat is dan geen toezegging of aparte brief, maar ik hoop dat ik u daarmee heb kunnen geruststellen.
De voorzitter:
Die geruststelling kwam snel.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank, Minister. De spanning is weer uit het debat.
De voorzitter:
Wat fijn. Dan ga ik toch echt naar mevrouw Rooderkerk, D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik had nog een toezegging gehoord over de brief ten aanzien van de gasachterblijvers en die dacht ik niet teruggehoord te hebben op het lijstje.
De voorzitter:
Dat zit in de verzamelbrief, hoor ik de Minister zeggen. De laatste keer voor mevrouw Postma nog.
Mevrouw Postma (NSC):
Niet over toezeggingen, want ik ga ervan uit dat dit nu is afgerond. Het gaat over mijn motie over de vangnetregeling, op stuk nr. 37. Ik heb het idee dat ik al weet wat er in de brief gaat staan, als die motie wordt aangenomen en ik een brief krijg. Ik denk dat ik even op een andere manier ga zoeken naar wat ik nodig heb, dus ik wil deze motie intrekken.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Postma (36 378, nr. 37) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Helder. Dan zijn we hierbij toch echt aan het einde gekomen van het wetgevingswet Energiewet. Zoals vaak is gememoreerd, volgt er nog een plenair debat. Dat zal na het meireces plaatsvinden. En dan hebben we zowaar bijna drie kwartier over. Ik dank de Minister, alle leden en iedereen die dit op wat voor manier dan ook gevolgd heeft.
Sluiting 18.19 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36378-89.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.