De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in artikel 3.19 van de Energiewet de mogelijkheid wordt geboden
aan netwerk- en infrastructuurbedrijven om activiteiten en handelingen te verrichten
voor onder andere het aanleggen, onderhouden, beheren en exploiteren van infrastructuur,
faciliteiten en opslagsystemen;
constaterende dat een groot aantal private marktspelers actief of voornemens zijn
om activiteiten te ontwikkelen in de waterstofketen, specifiek voor de invoer, uitvoer,
doorvoer, omzetting of overslag van waterstofgas of waterstofdragers;
constaterende dat de ACM van mening is dat de betrokkenheid van netbeheerders alleen
gewenst is als de markt een activiteit onvoldoende oppakt en als uit een afweging
van de maatschappelijke kosten en baten blijkt dat dit verstandig is;
overwegende dat het onwenselijk is dat netwerk- en infrastructuurbedrijven met publiek
geld actief zijn op de private markt, omdat dit concurrentieverstorend werkt en omdat
commerciële risico's kunnen terugslaan op de netbeheerder en daarmee het publieke
belang;
van mening dat het ontbundelingsprincipe wordt ondermijnd als een infrastructuurbedrijf
in alle delen van de waterstofketen actief is (invoer, uitvoer, doorvoer, omzetting
of overslag);
verzoekt de regering via een algemene maatregel van bestuur, conform artikel 3.21,
lid 5, van de Energiewet, voorschriften te verbinden aan de deelname van publieke
infrastructuurbedrijven, waardoor de uitbreiding van bevoegdheden wordt beperkt tot
de invoer, uitvoer en doorvoer van waterstofgas of waterstofdragers,
en gaat over tot de orde van de dag.