36 375 Wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie richtlijn milieuaansprakelijkheid)

C TWEEDE VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING1

Vastgesteld 30 april 2024

1. Inleiding

De leden van de fractie van de BBB hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Deze leden wensen de regering naar aanleiding hiervan een aantal vervolgvragen te stellen.

2. Algemeen deel

De leden van de fractie van de BBB constateren dat het thema milieuaansprakelijkheid is vastgelegd in Europese en ook in Nederlandse wetgeving. Een voorbeeld van een kop op implementatiewetgeving van een Europese richtlijn is een amendement van de Tweede Kamer op het toenmalige implementatiewetsvoorstel.2 Bij de implementatie van de richtlijn milieuaansprakelijkheid3 was het de wens van het toenmalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) om de richtlijn één op één in Nederlandse wetgeving over te nemen. Het amendement van de Tweede Kamer leidde tot het opnemen van een delegatiebepaling in de Wet milieubeheer inhoudende dat in een algemene maatregel van bestuur (AMvB) de reikwijdte van de richtlijn milieuaansprakelijkheid kon worden uitgebreid. Hierdoor konden er ─ als dat nodig was ─ andere en meer typen bedrijven onder de reikwijdte van de wet vallen. De richtlijn verplichtte hier niet toe.

De leden van de fractie van de BBB merken op dat hiermee de deur werd opengezet naar juridische procedures die het (nationale) democratische proces en de vrije politieke belangenafweging kunnen ondermijnen. Dit geldt eens te meer naar de mening van deze leden nu het begrip belanghebbenden is uitgebreid naar natuurlijke personen en rechtspersonen die «milieuschade dreigen te leiden» en waarbij nog geen directe gevolgen worden ondervonden. Ook wordt met het voorliggende wetsvoorstel ─ in uitbreiding op de richtlijn ─ een beroepsmogelijkheid opgenomen voor natuurlijke personen en rechtspersonen die milieuschade dreigen te lopen en kunnen zij bezwaar instellen tegen een niet of te laat genomen besluit. De leden van de fractie van de BBB hebben hierover de volgende aanvullende vragen aan de regering te stellen.

  • 1. De leden van de fractie van de BBB verwachten ─ in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Raad van State ─ wel meer rechtszaken van organisaties als Mobilisation for the Environment (MOB). Dit heeft volgens deze leden gevolgen voor de uitvoerbaarheid van het voorliggende wetsvoorstel omdat de Rechtspraak al overbelast is. Deze leden constateren dat het voorliggende wetsvoorstel niet is getoetst door het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Is de regering bereid om het wetsvoorstel alsnog door het ATR te laten toetsen?

  • 2. De leden van de fractie van de BBB merken op dat met voormelde gecreëerde bezwaar- en beroepsmogelijkheid opnieuw wordt afgeweken van de richtlijn. Om welke reden heeft de regering niet besloten om de Europese omschrijving één op één over te nemen? Graag ontvangen de leden van de fractie van de BBB een toelichting hierop van de regering.

  • 3. De leden van de fractie van de BBB wijzen erop dat in het Varkens in Nood-arrest4 door het Hof van Justitie van de Europese Unie is bepaald dat ook een niet-belanghebbende die een zienswijze indient bij besluiten over milieuaangelegenheden beroep mag indienen tegen het definitieve besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State merkt in de uitspraak van 15 februari 20235 ─ die is ingegeven door het Verdrag van Aarhus en het Varkens in Nood-arrest ─ op dat niet-belanghebbenden vaak het «relativiteitsvereiste» op hun weg zullen vinden. Op grond hiervan kan iemand geen beroep doen op een rechtsregel als die niet is geschreven om zijn belangen te beschermen. Deze leden constateren dat in het thans voorliggende wetsvoorstel het begrip belanghebbende wordt uitgebreid met personen die «dreigen milieuschade te lijden». De leden van de fractie van de BBB vragen de regering of de Afdeling advisering van de Raad van State de mogelijke gevolgen van deze combinatie van uitspraken in haar advies wel voldoende heeft meegenomen. Is de regering bereid hierover een second opinion in te winnen? Zo nee, waarom niet?

  • 4. De leden van de fractie van de BBB constateren dat de Rechtspraak alsook de uitvoeringspraktijk voor vergunningverlening op dit moment aanlopen tegen een muur van stikstofregels. De vrees van deze leden is dat door het voorliggende wetsvoorstel dit ook gebeurt met bedrijven met betrekking tot milieuaansprakelijkheid. Kan de regering aan deze leden gemotiveerd aangeven waarom deze zorgen onterecht zijn?

  • 5. De leden van de fractie van de BBB constateren dat de regering ervoor heeft gekozen om geen monitoring of evaluatie in te zetten. Is de regering bereid om dit gedurende een beperkte periode wel te doen om de zorgen van de leden van de fractie van de BBB weg te nemen? Of ziet de regering wellicht een andere wijze om deze leden in de door hen geuite zorgen tegemoet te komen?

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het tweede verslag en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Kemperman

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken 30 920.

X Noot
3

Richtlijn 2004/35/EG van het Europees parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade.

X Noot
4

HvJ EU 14 januari 2021 (C-826/18), EU:C:2021:7).

X Noot
5

ABRvS 15 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:606).

Naar boven