36 375 Wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie richtlijn milieuaansprakelijkheid)

A VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING1

Vastgesteld 27 februari 2024

1. Inleiding

De leden van de fractie van de BBB hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden wensen de regering naar aanleiding van dit wetsvoorstel een aantal vragen te stellen.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog een enkele vragen.

2. Algemeen deel

De leden van de fractie van de BBB merken op dat er met dit wetsvoorstel een verduidelijking komt in de Wet milieubeheer over de kring van personen die bij (dreigende) milieuschade een verzoek kunnen indienen bij het bevoegd gezag om maatregelen te treffen. Daarnaast komt er een aanvullende beroepsmogelijkheid voor degenen die milieuschade dreigen te lijden. Hiermee wordt, zo begrijpen deze leden, voorkomen dat zij als niet-belanghebbenden geen beroep kunnen indienen. Deze leden wijzen erop dat belanghebbenden op grond van de Algemene wet bestuursrecht reeds beroep kunnen instellen bij de bestuursrechter. De leden van de fractie van de BBB constateren in dit kader ook dat er bij gemeenten regelmatig door niet-belanghebbenden een beroep wordt gedaan op de Wet open overheid (Woo) waardoor de werkdruk bij gemeenten fors toeneemt. Daarnaast neemt bij de rechterlijke macht de werkdruk toe, mede omdat er steeds vaker rechtszaken aanhangig worden gemaakt door niet gekozen professionele organisaties. In acht nemende het vorenstaande leggen de leden van de fractie van de BBB de regering de volgende vragen voor:

  • 1. Wat verstaat de regering onder «niet-belanghebbenden» die «dreigen» milieuschade te lijden?

  • 2. De leden van de fractie van de BBB merken op dat de Europese Commissie op 2 juli 2020 Nederland in gebreke heeft gesteld vanwege het, volgens de Europese Commissie, onvolledig implementeren van artikel 12, eerste lid, van de richtlijn milieuaansprakelijkheid2 in de Wet milieubeheer. De Europese Commissie constateerde dat bij een aantal onderdelen een nadere interpretatie ontbrak. Deze leden stellen vast dat de regering deze nadere interpretatie niet heeft gegeven, maar ervoor heeft gekozen om een voorstel tot wijziging van de wet in te dienen. Om welke reden heeft de regering dit gedaan en is er niet gekozen voor een nadere interpretatie?

  • 3. Onder verwijzing naar overwegingen 25 en 26 van de richtlijn milieuaansprakelijkheid vragen de leden van de fractie van de BBB de regering in hoeverre Nederland verplicht is om niet-belanghebbenden een beroepsmogelijkheid te bieden. En deze leden vragen de regering op welke wijze dit geregeld is in andere Europese landen.

  • 4. Wat zijn de consequenties als deze wijziging niet wordt doorgevoerd?

  • 5. Welke passende nadere bepalingen heeft Nederland vastgesteld, zoals bijvoorbeeld een verbod op dubbele schadevergoeding?

  • 6. In hoeverre verwacht de regering een toename van het aantal zaken in eerste aanleg en in hoger beroep naar aanleiding van deze aanpassing? Is dat door de regering op enige wijze getoetst? En wordt dit door de regering gemonitord? Zo nee, kunnen deze toetsing en monitoring dan alsnog plaatsvinden?

  • 7. De leden van de fractie van de BBB merken op dat de richtlijn milieuaansprakelijkheid dateert uit het jaar 2004. Zij merken verder op dat deze richtlijn medio 2022 in consultatie is geweest met het oog op het opstellen van een nieuwe richtlijn. Deze leden vragen de regering om welke reden de huidige aanpassingen in het wetsvoorstel worden voorgesteld gebaseerd op een richtlijn die naar verwachting op korte termijn zal worden vervangen. De leden van de fractie van de BBB vragen de regering om haar antwoord toe te lichten.

  • 8. Is het met een beroep op artikel 15, derde lid, van de richtlijn milieuaansprakelijkheid ook mogelijk iets te doen aan de situatie bij Chemours en de PFAS in de Nederlandse wateren? En indien dit het geval is, wordt hierop actie ondernomen ook in verband met de Kaderrichtlijn Water (KRW)?

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vernemen graag wanneer de regering plant om de richtlijn milieuaansprakelijkheid te implementeren.

Deze leden vragen de regering verder om aan te geven hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het voornemen in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting om beroepsmogelijkheden bij ruimtelijke plannen, in het bijzonder rond wonen, in te perken door één rechtsgang voor beroep weg te strepen.

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het verslag en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Kemperman

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen (BBB), Jaspers (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Richtlijn 2004/35/EG van het Europees parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade.

Naar boven