Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2023
Bij de behandeling van de Tijdelijke wet nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs
op 26 september jl. heeft het lid Van Meenen een motie ingediend waarin de regering
wordt verzocht voor het eind van 2023 te komen tot een herziene inrichting van de
asielprocedure en de asielketen, die het aantal gedwongen verplaatsingen van kinderen
tot maximaal één reduceert. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft
toegezegd dat ik, als verantwoordelijke Staatssecretaris, uw kamer over dit punt zou
informeren. Die toezegging doe ik hierbij gestand.
Allereerst wil ik benadrukken dat het kabinet erkent dat het ongewenst is dat kinderen
in de asielprocedure regelmatig moeten verhuizen en de inzet is en blijft om deze
zoveel als mogelijk te beperken. Zoals in de Staat van Migratie 20231 wordt toegelicht, is het belangrijk om op te merken dat bij het doorlopen van de
asielprocedure verschillende verhuisbewegingen kunnen plaatsvinden. Enerzijds vinden
verhuizingen plaats door de stappen die worden gezet in de asielprocedure, zoals van
de centrale ontvangslocatie (col) naar de procesopvanglocatie (pol). Anderzijds kunnen
ook verhuisbewegingen plaatsvinden op eigen verzoek van de vreemdeling, of voor het
borgen van de veiligheid op locatie. Ten slotte kunnen verhuizingen ook het gevolg
zijn van het sluiten van locaties, zeker de afgelopen periode met veel noodlocaties
en crisisnoodlocaties komt dit veelvuldig voor.
De eerst genoemde «proces-gerelateerde» verhuizingen zijn inherent aan de manier waarop
het asielstelsel is ingericht. Daarnaast is voor het verminderen van verhuisbewegingen
in de huidige praktijk van wezenlijk belang dat er voldoende stabiele en duurzame
opvangvoorzieningen zijn. Dit vraagt dat ook de gemeenten die dat nu nog niet doen,
hun bijdrage leveren aan een humane en duurzame opvang van asielzoekers. Met de Wet
gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen («Spreidingswet») die bij
uw Kamer voorligt beoogt het kabinet te komen tot voldoende en duurzame opvangplaatsen.
Zo wordt de inzet van noodopvanglocaties en crisisnoodopvanglocatie zoveel als mogelijk
voorkomen, waarmee ook de verhuisbewegingen van kinderen beperkt worden.
Op dit moment blijft het dus belangrijk dat gemeenten zich blijven inzetten om reguliere
opvangvoorzieningen te realiseren en geen doelgroep beperkingen invoeren, wat op dit
moment veelal voorkomt als het gaat om noodopvanglocaties en tijdelijke gemeentelijke
opvang. Hiermee kan worden voorkomen dat juist kinderen, vaker dan nodig, moeten verhuizen.
Uiteraard blijft het kabinet zich ook onvermoeid inzetten om, binnen de mogelijkheden
van de huidige uitvoeringspraktijk, de verhuisbewegingen van kinderen te beperken.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg