Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel Aa ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 2, derde lid, wordt «welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in
het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk
zijn» vervangen door «welke voor het doel van de vrijheidsbeneming, het belang van
de handhaving van de orde of veiligheid noodzakelijk zijn».
B
In artikel I, onderdeel C, onder 1, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma
in subonderdeel d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. tot het weigeren van de aanwijzing van een rechtsbijstandverlener als bedoeld in
artikel 40a, vijfde en zesde lid.
C
In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel Ca ingevoegd, luidende:
Ca
Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het vierde lid geldt een termijn van twaalf maanden voor verzoekschriften
van een betrokkene die is geplaatst in een afdeling intensief toezicht of een extra
beveiligde inrichting als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel d.
Toelichting
Onderdeel A wijzigt artikel 2, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, waarin
het penitentiaire beginsel van minimale beperkingen is neergelegd. Dit beginsel houdt
in dat enkel in verband met het doel van vrijheidsbeneming of het belang van de handhaving
van de orde en veiligheid in de inrichtingen beperkingen van rechten van gedetineerden
mogelijk zijn. Het wetsvoorstel maakt met de invoering van een bevelsbevoegdheid ook
beperkingen mogelijk in de rechten van gedetineerden op de grond dat er sprake is
van een bedreiging van het de openbare orde of veiligheid buiten de inrichting (artikel
40b Pbw). De voorgestelde wijziging brengt het beginsel in lijn met deze ruimere grond
voor beperkingen in de rechten van gedetineerden. De aanleiding voor de wijziging
komt nader aan de orde in paragraaf 2 van de nota naar aanleiding van het verslag.
Onderdeel B heeft betrekking op de regeling voor de aanwijzing van een vervangende
of aanvullende rechtsbijstandverlener bij gedetineerden in de EBI of AIT. Artikel
40a, vijfde en zesde lid houden in dat de gedetineerde de Minister kan verzoeken een
vervangende of extra rechtsbijstandverlener toe te kennen. Met de voorgestelde wijziging
wordt tegen een afwijzende beslissing bezwaar mogelijk gemaakt. Een beroepsmogelijkheid
stond op grond van het wetsvoorstel reeds open (artikel I, onderdeel J). Een daaraan
voorafgaand bezwaar werd abusievelijk niet in het wetsvoorstel geregeld.
Onderdeel C wijzigt artikel 18 van de Pbw. Deze wijziging houdt verband met de vernieuwde
termijn voor plaatsing en verlenging van het verblijf van een gedetineerde in de EBI
of AIT.
Een gedetineerde wordt daar geplaatst voor een termijn van twaalf maanden. Na plaatsing
wordt elke twaalf maanden beoordeeld of het verblijf van een gedetineerde in de EBI
of de AIT moet worden verlengd. Aanleiding voor plaatsing en verlenging is telkens
de bijzondere gevaarzetting die van een gedetineerde uitgaat. Artikel 18 bepaalt in
algemene zin dat een gedetineerde de Minister om plaatsing of om overplaatsing naar
een andere afdeling of inrichting kan verzoeken. Hierbij is niet in het bijzonder
rekening gehouden met plaatsingen in de EBI of AIT. Artikel 18 bepaalt verder dat
bij een afwijzende beslissing een verzoek tot overplaatsing na zes maanden kan worden
herhaald.
De wijziging houdt in dat een gedetineerde die in de EBI of een AIT verblijft, geen
verzoek tot overplaatsing kan doen binnen twaalf maanden na de plaatsings- of verlengingsbeslissing.
Reden hiervoor is dat bij de plaatsing en verlenging de feiten en omstandigheden die
tot de plaatsing of verlenging aanleiding geven, aan de hand van de daarvoor gegeven
normering in de RSPOG, al uitputtend aan de orde komen. Ook wordt de gedetineerde
voorafgaand aan die beslissingen gehoord en in de gelegenheid gesteld zijn wensen
of bezwaren met betrekking tot de plaatsing in de EBI of AIT kenbaar te maken. Een
eventuele wens tot overplaatsing kan dan bij die beslissing worden meegewogen. De
beslissingen tot plaatsing en verlenging kunnen in beroep ook worden voorgelegd aan
de RSJ.
De wijziging van artikel 18 wil voorkomen dat er voor de gedetineerde een alternatieve
mogelijkheid openstaat om de plaatsing in de EBI of AIT of de verlenging daarvan in
een afzonderlijke procedure hernieuwd aan de orde te stellen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind