Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36357 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36357 nr. C |
Ontvangen 5 juni 2024
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het wetsvoorstel tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023). Ik dank de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, SP, Volt, BBB en SGP voor de door hen geleverde inbreng. Graag ga ik hieronder in op de gestelde vragen.
In deze nota naar aanleiding van het verslag zijn de vragen en opmerkingen uit het verslag integraal opgenomen in cursieve tekst en de beantwoording daarvan in gewone typografie.
Deze nota naar aanleiding van het verslag wordt uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor zover deze betrekking heeft op de voorgestelde wijziging van de Zorgververzekeringswet en de daaruit voorvloeiende taak van het CAK.
Inleiding
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, SP en Volt hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Naar aanleiding hiervan hebben zij een gezamenlijk geformuleerde vraag.
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en naar aanleiding hiervan hebben zij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel Verzamelwet VWS 2023. Naar aanleiding hiervan hebben zij enkele vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, SP en Volt
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, SP en Volt stellen vast dat zowel het geldende artikel 15 van de Alcoholwet als de voorgestelde wijziging van dat artikel een uitzondering bevat op de kleinhandel in onder andere damesverband. Zij merken op dat damesverband één menstruatieproduct is met een enigszins antieke benaming maar dat het totale aanbod aan menstruatieproducten veel ruimer is. Door uitsluitend damesverband te vermelden kan de indruk ontstaan dat de uitzondering alleen ziet op dit ene menstruatieproduct en niet op alle andere menstruatieproducten. In dit verband wijzen zij erop dat in het voorgestelde artikel 15, tweede lid, van de Alcoholwet bij oordopjes tegen gehoorschade wel een breed scala aan gehoorbeschermingsmiddelen wordt genoemd. Deze leden vragen de regering te bevestigen dat het in het voorgestelde artikel 15, tweede lid, opgenomen begrip «damesverband» mede omvat alle andere menstruatieproducten. Tevens verzoeken zij de formulering van artikel 15, tweede lid, van de Alcoholwet op dit punt aan te passen bij de eerstvolgende gelegenheid.
De voorgestelde wijziging van artikel 15 van de Alcoholwet, tweede lid, voegt gehoorbeschermingsmiddelen toe aan de uitzonderingen op het kleinhandelsverbod in een lokaliteit behorende tot de inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend. De reeds bestaande uitzondering voor condooms en damesverband is ongewijzigd gebleven en staat al in de Drank- en Horecawet sinds 1998. Damesverband is in 1998 aan de uitzonderingen toegevoegd, omdat de verkoop daarvan in horecagelegenheden een normale zaak wordt geacht en in het belang is van de volksgezondheid. Onder damesverband worden naast maandverband, ook andere menstruatieproducten verstaan. Dit zal verduidelijkt worden bij een volgende wijziging van de Alcoholwet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie signaleren met betrekking tot de voorgestelde aanpassingen van de artikelen 14 en 15 van de Alcoholwet (Artikel I, onderdelen B en C) dat in veel horecabedrijven sinds jaar en dag ook streekproducten dan wel andere kleine kleinhandel artikelen worden verkocht. Zij stellen vast dat deze artikelen nu worden aangepast, terwijl er al jaren niet op gehandhaafd wordt. De leden van de BBB-fractie beschouwen dit als onwenselijk en vragen de regering dan ook te reflecteren op de noodzaak van deze wijzigingen.
De bedoeling van het kleinhandelsverbod is om te voorkomen dat winkelend publiek verleid wordt om alcohol te drinken. Het zorgt ervoor dat alcohol (zoveel mogelijk) geïsoleerd wordt aangeboden, zodat duidelijk is dat het een bijzonder en risicovol product betreft. Daarnaast worden consumenten zo beschermd tegen het doen van aankopen onder invloed. Het is dan ook noodzakelijk dit verbod in stand te houden, de uitzonderingen op het verbod te behouden en indien nodig aan te vullen met producten waarvan het in het belang van de volksgezondheid is dat deze aangeboden worden in horecabedrijven.
De leden van de BBB-fractie vragen of de verwerking van persoonsgegevens in het voorgestelde artikel 68b van de Zorgverzekeringwet (Artikel IX) alleen gebaseerd is op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en niet raakt aan hetgeen geregeld is in de Uitvoeringswet AVG (UAVG).
Ik begrijp de vraag van de leden van de BBB-fractie zo, dat zij beogen te vragen of in het voorgestelde artikel 68b, achtste lid, van de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet ook naar de UAVG verwezen zou moeten worden. Het antwoord op deze vraag is dat dat niet hoeft. De onderdelen b en h van artikel 9, tweede lid, van de AVG staan het CAK in casu toe om persoonsgegevens over de gezondheid van de in artikel 68b, eerste lid, Zvw bedoelde personen te verwerken, mits het Nederlandse recht daar een grondslag voor biedt. Artikel 68b, achtste lid, aanhef en onderdeel b, Zvw zoals dit in artikel IX, onderdeel B, van het wetsvoorstel Verzamelwet VWS 2023 is opgenomen, bevat die grondslag.
Volgens de memorie van toelichting1 betreft de nieuwe opzet van artikel 68b Zorgverzekeringswet (Artikel IX) naar verwachting enkele tientallen personen waarbij de gevolgen voor de regeldruk van inwoners minimaal is. De leden van de BBB-fractie vragen de regering te verduidelijken of dit ook geldt voor het CAK en of het wetsvoorstel momenteel voor het CAK uitvoerbaar is.
Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Verzamelwet VWS 2023 is aangegeven2, formaliseert het voorgestelde artikel 68b Zvw de werkwijze die het CAK al sinds 1 januari 2018 toepast, met dien verstande dat het CAK tot de inwerkingtreding van artikel 68b Zvw geen bestuursrechtelijke beschikkingen afgeeft, maar privaatrechtelijke vaststellingsovereenkomsten sluit. Dit betekent dat artikel 68b Zvw voor het CAK naar verwachting geen of nauwelijks extra regeldruk ten opzichte van de huidige situatie met zich brengt.
De in de Verzamelwet VWS 2023 voorgestelde aanpassing van de Wet medische hulpmiddelen (Artikel VI), in het bijzonder de regels rondom herverwerking van medische hulpmiddelen, is volgens de leden van de BBB-fractie meer dan een kleine aanpassing. Zij vragen de regering te verduidelijken of er voor het werkveld voldoende begeleiding is bij de uitvoering hiervan, zodat de veiligheid van patiënten gewaarborgd wordt. Ten slotte vragen zij de regering toe te lichten of de ziekenhuizen en herverwerkers weten aan welke normen zij moeten voldoen.
Als het voorliggende wetsvoorstel is aangenomen zal de Minister voor Medische Zorg zorginstellingen informeren over de mogelijkheid van herverwerking van medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik en de daarbij geldende voorwaarden. De veiligheid van patiënten is gewaarborgd doordat de Europese gemeenschappelijke specificaties voorschrijven dat de veiligheid en prestaties van het herverwerkte hulpmiddel gelijkwaardig moeten zijn aan die van het oorspronkelijke hulpmiddel. Daarnaast is vereist dat er een kwaliteitsmanagementsysteem moet zijn en een systeem voor de traceerbaarheid van de herverwerkte hulpmiddelen. Het is gebruikelijk dat nadere invulling van dergelijke eisen door veldpartijen zelf in veldnormen wordt opgenomen. Indien er behoefte is aan ondersteuning bij het opstellen van veldnormen, is de Minister voor Medische Zorg bereid het RIVM te vragen om een inhoudelijke bijdrage te leveren aan de veldnorm.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie stellen vast dat in het voorliggende wetsvoorstel de rapportagetermijn in de Wet afbreking zwangerschap wordt verruimd (Artikel IIIA). Deze verruiming is eerder aangekondigd in de kabinetsreactie van 14 juni 2023 op de Tweede evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap. Daarin staat «De afronding van deze wetsaanpassingen (via een verzamelwet) verwacht ik in 2024».3 De Tweede evaluatie is gepubliceerd in april 2020 en op 26 juni 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden.4
Op 19 februari 2021 gaf het toenmalige demissionaire kabinet een korte appreciatie van de aanbevelingen die een wetswijziging vereisen5, waaronder aanbeveling 11 (rapportageplicht wijzigen naar een frequentie van eens per jaar). De leden van de fractie van de SGP vinden het aannemelijk dat het voornemen om de rapportagetermijn te verruimen op basis van de aanbeveling in de evaluatie daarom al ruim van tevoren bekend was bij de regering.
Het bevreemdt de leden van de SGP-fractie daarom dat de verruiming van de rapportagetermijn niet vanaf het begin onderdeel uitmaakte van het wetgevingstraject van deze verzamelwet, de indiening vond plaats op 15 mei 2023, maar eerst is toegevoegd via de op 4 september 2023 ingediende tweede nota van wijziging. De leden van de fractie van de SGP vragen de regering toe te lichten waarom zij er voor heeft gekozen deze wijziging op deze wijze in het wetgevingstraject in te voegen.
In de door de betreffende leden genoemde brief van 19 februari 2021 heeft de toenmalige Minister van VWS over de aanbeveling om de frequentie van de rapportageplicht te verruimen naar eens per jaar, aangegeven dat opvolging van die aanbeveling een wijziging van de Wafz vergt en dat om die reden het besluit daarover wordt overgelaten aan het volgende kabinet. Bij brief van 14 juni 2023 heeft de daaropvolgende Minister van VWS besloten om opvolging te geven aan de aanbeveling. Op dat moment was het onderhavige wetsvoorstel al ingediend bij de Tweede Kamer, zodat de voorgestelde wijziging van de Wafz bij nota van wijziging moest geschieden.
Voorts vragen zij of de regering het met de leden van de SGP-fractie eens is dat de meer geëigende weg de voorkeur verdient, namelijk de weg waarbij de Raad van State in de gelegenheid wordt gesteld te adviseren over een voorgenomen wetswijziging en ook de Tweede Kamer in een eerder stadium hierover kan oordelen.
De voorgestelde wijziging houdt uitsluitend in dat abortuszorgverleners in plaats van eenmaal per kwartaal, voortaan eenmaal per jaar gegevens aan de IGJ moeten verstrekken. Er wordt geen wijziging voorgesteld ten aanzien van de categorieën van gegevens die moeten worden verstrekt. De IGJ gebruikt de gegevens voor een jaarlijkse rapportage over de abortuszorg in Nederland. De voorgestelde wijziging raakt niet aan de kwaliteit en de frequentie van deze jaarrapportage. Het betekent uitsluitend een administratieve lastenverlichting voor de abortuszorgverleners. Tegen deze achtergrond is advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State over het wijzigingsvoorstel niet nodig geacht.
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat de wijziging van de rapportageplicht inhoudelijk niet veel gevolgen zal hebben. Tegelijkertijd vinden zij dat de procedure die ten aanzien van deze wijziging is gevolgd niet de meest geëigende. Zij vinden het daarom belangrijk om hierover vragen te stellen, te meer omdat de informatie in de rapportages mogelijk handvatten biedt voor het door de regering zelf gewenste terugdringen van het aantal afgebroken zwangerschappen. Kan de regering hierop reflecteren?
Tevens vragen zij de regering hoe het aantal vroegtijdig afgebroken zwangerschappen kan worden teruggebracht als er slechts eens per jaar informatie komt over het aantal van deze vroegtijdig afgebroken zwangerschappen.
Abortuszorgverleners blijven onverminderd verplicht om bepaalde gegevens aan de IGJ te verstrekken. Via de jaarlijkse rapportage van de IGJ blijft de Minister voor Medische Zorg dan ook beschikken over een compleet en zorgvuldig beeld van de abortuszorg in Nederland. De voorgestelde wijziging raakt niet aan de kwaliteit en de frequentie van het publiceren van deze jaarrapportage en er zullen dus ook geen gevolgen zijn voor de beleidsinspanningen om het aantal (herhaalde) abortussen terug te dringen.
Tijdens de schriftelijke behandeling6 van de Verzamelwet VWS 2023 in de Tweede Kamer is door de leden van de CDA-fractie verzocht om een overzicht per wet, van de artikelen waar met een kleine ingreep administratieve lasten voor kleine en eerstelijnszorgaanbieders verlaagd kunnen worden. Kan de regering aangeven wanneer een dergelijk overzicht zal worden toegezonden?
Een overzicht van welke wetten die met kleine aanpassingen gewijzigd kunnen worden om administratieve lasten te verlagen is niet beschikbaar. Wel heb ik tijdens het commissiedebat Arbeidsmarktbeleid in de zorg van 6 maart 2024 de toezegging gedaan dat ik de Tweede Kamer in het tweede kwartaal zal informeren over de uitkomsten van de toets op bestaande de wet- en regelgeving op het terrein van het Ministerie van VWS in het kader van de aanpak van regeldruk.7 Ook is dit jaar de motie van de leden Synhaeve en Paulusma over een overzicht van welke wet- en regelgeving leidt tot onnodige administratieve lasten en regeldruk voor zorgprofessionals aangenomen.8 Op dit moment wordt gewerkt aan deze inventarisatie, waarbij ook de acties van de Regiegroep Aanpak Regeldruk (opgericht door de partijen die het Integraal Zorgakkoord (IZA) hebben ondertekend) een rol zullen spelen. Een eerste inventarisatie en vervolgstappen zal ik voor het zomerreces aan de Tweede Kamer doen toekomen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36357-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.