36 352 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen houdende aanvullende maatregelen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag en overleden kinderen (Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

C VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 4 juli 2023

Inleiding

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover een aantal vragen, met name over de juridische houdbaarheid en de uitvoerbaarheid.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en zijn blij dat er nu ook een regeling komt voor de compensatie van ex-partners. Ook zijn zij verheugd dat de Kindregeling wordt uitgebreid naar (pleeg)kinderen van ex-partners en er eveneens een regeling komt voor nabestaanden van gedupeerden van het toeslagenschandaal. Over het wetsvoorstel hebben zij wel nog enkele vragen, met name met betrekking tot de uitvoering.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie GroenLinks-PvdA

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA herkennen dat er in enige mate rechtsongelijkheid kan ontstaan en begrijpen dat dit een afweging is die speelt vanwege het belang van de uitvoerbaarheid. Zij verzoeken de regering om toe te lichten of de mate van ongelijke behandeling – gezien de verschillende mate van benadeling – de regeling juridisch kwetsbaar maakt.

Deze leden kijken in beginsel niet positief naar het uitvoeren van de regeling door een externe partij aangezien zij van mening zijn dat de overheid dit zelf moet kunnen en dat de toenemende afhankelijkheid van externe partijen leidt tot ongerechtvaardigde kosten en een glijdend vlak van toenemende en structurele afhankelijkheid. Deelt de regering in beginsel deze opvatting? Kan de regering aangeven waarom zij zelf niet in staat is om deze regeling uit te voeren? Op welke termijn verwacht de regering de betrokkenheid van deze externe partij weer volledig af te hechten?

Tot slot vragen deze leden of de regering verwacht dat de gerechtigden voor deze regeling in de regel op tijd bereikt worden en of de regering in staat is dit op dusdanige wijze te organiseren die voldoende zekerheid biedt voor de gerechtigden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is in de lopende hersteloperatie? Kan de regering hierbij ingaan op het punt van de voorgenomen maatregelen en aanvullende denkrichtingen, zoals genoemd in de brief van de Staatssecretaris van 2 juni 20232 en hoe dit zich verhoudt tot de oorspronkelijke planning?

De aanvullende regelingen betreffen een uitbreiding van (taken in) de hersteloperatie. Kan de regering verhelderen wat de impact is van de aanvullende regelingen op de (oorspronkelijke) planning van de hersteloperatie? Welke garanties kan de regering geven dat de aanvullingen zoals die nu voorliggen kunnen worden uitgevoerd zonder dat verdere vertragingen optreden?

Deelt de regering de opvatting van deze leden dat, gezien de ambities van de regering om ouders sneller duidelijkheid te geven, het wellicht verstandig is de lopende hersteloperatie eerst goed af te ronden en om daarna te bezien of aanvullingen zoals die nu voorliggen noodzakelijk zijn? Dit met het oog op de kwetsbaarheid van de hersteloperatie en de uitvoerbaarheid ervan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Deze wet beoogt erkenning en compensatie voor ex-partners en nabestaanden die recht hebben op wat hun ouders of kinderen zouden krijgen voor het leed dat hen is aangedaan. De leden van de CDA-fractie ondersteunen dit doel.

Uit de verstrekte informatie blijkt volgens deze leden dat de uitvoering van de hersteloperatie op dit moment vastloopt. Termijnen worden niet gehaald en de daarmee verband houdende bezwaarprocedures zorgen voor een nog verdere vertraging. Uit gesprekken met gedupeerden blijkt ook dat de menselijke maat in de uitvoerig wordt gemist. Er is volgens deze leden (nog steeds) een ervaren kloof tussen «systeemwereld» en «leefwereld».

Het voorliggende wetsvoorstel gaat ervoor zorgen dat de aantallen verzoeken tot compensatie fors zullen toenemen en zal, volgens deze leden, ook resulteren in weer nieuwe discussies, bijvoorbeeld over de vraag waarom deze groepen wel gecompenseerd worden en andere groepen niet. Daarom bestaat bij de leden van de CDA-fractie twijfel over de juridische houdbaarheid en over de uitvoerbaarheid van het voorliggende wetsvoorstel. Over beide aspecten hebben zij enkele vragen.

Hoe kijkt de regering aan tegen de rechtsongelijkheid die zich mogelijk zal voordoen op dit gebied, tussen mensen die bij elkaar zijn en bij dubbele aanvragers? Welke mogelijke risico’s ziet de regering ontstaan naar aanleiding van deze rechtsongelijkheid voor de juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel?

Hoe denkt de regering de criteria in de praktijk te handhaven en te toetsen die gehanteerd worden voor het begrip ex-partner? En hoe zit dat met de eis van een jaar na de relevante beschikking als minimale termijn in het ex-partnerbegrip? Heeft de regering andere mogelijkheden onderzocht om ex-partners die mogelijk weinig tot geen gevolgen hebben ondervonden van de toeslagen-affaire gedurende dat zij met hun partner samen waren, een kleinere regeling te geven? Zijn er mogelijkheden onderzocht om de gevolgen die daadwerkelijk zijn ondervonden te toetsen?

In het kader van de uitvoering vragen de leden van de CDA-fractie zich af of de regering in kaart kan brengen wat de gevolgen van de snelle uitvoering zijn op korte termijn ten aanzien van de hoeveelheden bezwaar en beroep, de kosten die worden gemaakt wanneer de termijnen van bezwaar- en beroep niet worden gehaald en de personeelscapaciteit bij de Uitvoeringsinstantie Herstel en Toeslagen. Voorts vragen deze leden zich af of een snelle uitvoering haalbaar is, gelet op de kwaliteit van de toetsing of beoordeling van de aanvragen en de kosten die daarmee gepaard gaan.

Kan de regering uiteenzetten waarom het compenseren met tienduizend euro en het kwijtschelden van de schulden van ex-partners tot 2021 de meest effectieve maatregel is? De leden van de CDA-fractie vragen in het kader van een zorgvuldig proces of het niet wenselijk is om nadere maatregelen te nemen om te kunnen toetsen in hoeverre ex-partners daadwerkelijk nadeel hebben ondervonden of schulden hebben die ontstaan zijn door de gevolgen van de toeslagen-affaire.

In hoeverre verwacht de regering dat deze specifieke uitvoering naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel leidt tot een vertraging van de gehele hersteloperatie van de toeslagen-affaire? Kan de regering toelichten waarom er niet voor wordt gekozen om eerst de compensatie van gedupeerden die onder huidige regeling vallen voortvarend uit te voeren, alvorens weer nieuwe (aanvullende) regelingen te maken?

De leden van de CDA-fractie concluderen uit de argumentatie voor de gekozen vorm van de uitvoering dat voor een generiek beleid wordt gekozen, omdat «maatwerk» te arbeidsintensief zou zijn.3 Omdat de huidige uitvoering vastloopt, wordt gedacht aan het aantrekken van externe partijen. Kan de regering, zo vragen deze leden, aangeven hoe wordt voorkomen dat de uitvoering door deze externe partijen het zoveelste verdienmodel wordt, waarbij uitvoerders bovendien een financieel belang kunnen hebben bij een verdere vertraging en juridisering van de uitvoering?

Het ontstaan van de problematiek rond de toeslagen hangt volgens deze leden grotendeels samen met het daaraan ten grondslag liggende mensbeeld, waarbij de rechthebbenden «abstracties» werden. Is de generieke oplossing waar nu voor wordt gekozen niet meer van hetzelfde, zo vragen zij de regering. Waarom is juist om die reden nu niet gekozen voor een uitvoeringspraktijk die juist wel langs de meetlat van de menselijke maat kan worden gelegd?

Gemeenten hebben voor het verbeteren van de menselijke maat in de uitvoering structureel 190 miljoen euro ontvangen in het gemeentefonds, aldus de leden van de CDA-fractie. Zij zouden volgens deze leden – als meest nabije overheid – bij uitstek in staat moeten zijn om via het persoonlijk gesprek maatwerkoplossingen te bieden. Het argument van de privacy hoeft hiervoor geen beletsel te zijn. Immers, gedupeerden kunnen ook nu al voor ondersteuning bij schulden bij de gemeente aankloppen. Kan de regering toelichten waarom er niet voor is gekozen om langs deze weg te werken aan een uitvoerbare regeling? Tot slot vragen deze leden of de regering zelf nog ideeën heeft die de uitvoerbaarheid kunnen verbeteren.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie constateren dat de motie van het lid Van Apeldoorn c.s. over voldoende capaciteit bij de Uitvoeringsinstantie Herstel en Toeslagen (36 151, K) (vooralsnog) niet wordt uitgevoerd. Deze leden maken zich daarom zorgen of de aanvullende regelingen die in dit wetsvoorstel zijn opgenomen dan wel goed uitgevoerd zullen worden. In hoeverre kan de regering, zo vragen deze leden, verzekeren dat de voorliggende regelingen ook daadwerkelijk goed uitgevoerd kunnen worden als de huidige hersteloperatie – zonder deze aanvullende regelingen – al zo vertraagd is, zo niet is vastgelopen? Geeft dit niet het risico dat gedupeerden opnieuw zwaar teleurgesteld zullen worden? De Belastingdienst zelf ziet volgens de memorie van toelichting een reëel risico dat voor de uitvoering van de ex-partnerregeling «niet alle benodigde personeel tijdig aangetrokken zal zijn».4 Hoe groot is volgens de regering dat risico en is er een plan B?

Ten aanzien van de aanvullende compensatie voor werkelijke schade voor ex-partners lezen de leden van de SP-fractie in de memorie van toelichting «dat een uitvoerder geselecteerd [wordt] aan de hand van een marktconsultatie en aanbestedingsproces».5 Kan de regering toelichten waarom ervoor is gekozen de uitvoering uit te besteden aan een externe, commerciële partij? Kan de overheid (niet per se de Belastingdienst) dit niet zelf? Leidt dit niet tot onnodig hoge kosten, welke dus voor een belangrijk deel zal wegvloeien naar de inkomsten van private partijen, zo vragen deze leden. In hoeverre is hier ook de privacy (van de gegevens) van gedupeerden mogelijk in het geding? De leden van de SP-fractie verzoeken de regering om een precieze onderbouwing van deze keuze te geven door een afweging van de voor- en nadelen van uitvoering door een externe partij. De regering stelt verder dat deze regeling «onder voorwaarden uitvoerbaar wordt geacht».6 Kan de regering garanderen dat ook aan deze voorwaarden voldaan zal worden? Zo ja, graag een toelichting? Zo nee, betekent dat dan dat voornoemde regeling (deels) niet uitgevoerd zal worden?

Voorts hebben de leden van de SP-fractie enkele vragen over de hoogte van het bedrag van tienduizend euro voor ex-partners. Is de regering het met voornoemde leden eens dat het feit dat de ene partner van de twee inmiddels gescheiden partners destijds de aanvrager was van de kinderopvangtoeslag en deze ten onrechte moest terugbetalen, niet betekent dat deze persoon in grotere mate gedupeerd was dan de ex-partner die (toevallig) niet de aanvrager was? Met andere woorden, klopt het dat in veel gevallen de twee ex-partners in gelijke mate als gedupeerd beschouwd mogen worden? Is het ook denkbaar dat in een aantal gevallen het juist degene – niet zijnde de aanvrager – was die meer materiële en immateriële schade heeft geleden, bijvoorbeeld omdat bij deze ouder de kinderen na de scheiding zijn gebleven? Indien dit zo is: waarom krijgt van de twee partners dan de een (eerstgenoemde in het laatste voorbeeld) tienduizend euro op basis van de in dit wetsvoorstel opgenomen ex-partnerregeling terwijl de ander dertigduizend euro krijgt op basis van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag?7 In hoeverre leidt dit dan tot willekeur en ongelijke behandeling en dus ook tot rechtsongelijkheid, zo vragen deze leden. En zo ja, wat zijn dan de juridische risico’s hiervan?

Ten aanzien van de Europese aspecten van het voorliggende wetsvoorstel achten de leden van de SP-fractie het onbestaanbaar dat wat bedoeld is als compensatie voor onrechtmatig overheidshandelen door Brussel als staatssteun aangemerkt zou worden. Daarom vragen deze leden tot slot wat de regering zal doen indien dit onverhoopt tocht het geval zal zijn? Is de regering het met deze leden eens dat het in geen geval zo mag zijn dat Europese regels op enigerlei wijze tot een beperking leiden van de uitvoering van dit wetsvoorstel en daarmee de bedoelde compensatie (werking van de betreffende regelingen) zal beperken?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet. Onder voorbehoud van ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag uiterlijk 7 juli 2023 12.00 uur, acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op 10 of 11 juli 2023.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (Ja21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2022–23, 36 151, V.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022–23, 36 352, nr. 3.

X Noot
4

Kamerstukken II 2022–23, 36 352, nr. 3, p. 41.

X Noot
5

Idem.

X Noot
6

Kamerstukken II 2022–23, 36 352, nr. 3, p. 42.

Naar boven