36 352 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen houdende aanvullende maatregelen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag en overleden kinderen (Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

D NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 4 juli 2023

I. ALGEMEEN

Inleiding

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, het CDA, de SP, GroenLinks-PvdA.

De leden van de fractie van de SP vragen of het kabinet kan verzekeren dat de aanvullende regelingen goed uitgevoerd worden, gezien het feit dat de huidige hersteloperatie al vertraagd is. Zij vragen verder of dit kan leiden tot teleurstelling. Deze leden geven aan dat in de memorie van toelichting bij het onderliggende wetsvoorstel is opgenomen dat de Belastingdienst/Toeslagen een reëel risico ziet dat voor de ex-partnerregeling niet alle personeel tijdig aangetrokken zal zijn. Deze leden vragen hoe groot dit risico is en of er een plan B bestaat. De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen naar de impact van de aanvullende regelingen op de (oorspronkelijke) planning van de hersteloperatie. Deze leden vragen welke garanties het kabinet kan geven dat deze aanvullingen kunnen worden uitgevoerd zonder dat verdere vertraging optreedt. De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen waarom er niet voor wordt gekozen om eerst de huidige regelingen in de hersteloperatie toeslagen uit te voeren voordat aanvullende regelingen worden gemaakt.

Ex-partners wachten al geruime tijd op de start van hun herstel. In de tussentijd zijn de problemen die zij ondervinden vaak niet minder geworden. Het kabinet vindt het daarom wenselijk om ze niet langer te laten wachten indien dat niet strikt noodzakelijk is. Indien ervoor zou worden gekozen om eerst te starten met de aanvullende regelingen op het moment dat de huidige regelingen in de hersteloperatie toeslagen zouden zijn afgerond, dan zouden ex-partners en nabestaanden van overleden aanvragers van kinderopvangtoeslag of overleden kinderen nog jaren moeten wachten. Dat wordt onwenselijk geacht. Desalniettemin beseft het kabinet dat het ook onwenselijk zou zijn als de voorliggende aanvullende regelingen tot vertraging van de huidige hersteloperatie toeslagen zouden leiden. Het kabinet heeft de maatregelen in het onderhavige wetsvoorstel om die reden in nauwe samenwerking met de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) uitgewerkt. Er is bij de totstandkoming van de aanvullende regelingen goed gekeken naar de uitvoerbaarheid en met welke invulling de uitvoerbaarheid het beste gediend zou zijn. Er is ook bewust voor gekozen om sommige zaken niet te regelen in verband met de uitvoerbaarheid zoals de hardheidsclausule. Deze is door het kabinet bijvoorbeeld, met uitzondering van de schuldenregeling en brede ondersteuning, niet van toepassing verklaard op de ex-partnerregeling. Eveneens is voor de uitvoering van de aanvullende compensatie voor de ex-partners gekozen voor een mogelijkheid tot aanbesteding, zoals hieronder toegelicht in antwoord op vragen van de SP. Naast spreiding van aanvragen in de tijd worden andere maatregelen genomen. De uitvoering van het primaire proces van de nieuwe regelingen vindt gescheiden plaats van de uitvoering van de compensatieregelingen voor aanvragers van kinderopvangtoeslag. Hiermee wordt gewaarborgd dat de uitvoering van de nieuwe regelingen niet ten koste gaat van de lopende regelingen. De uitvoerbaarheid is ook een belangrijke weging geweest bij de vormgeving van de ex-partnerregeling. Zo is bijvoorbeeld gekozen voor een forfaitaire compensatie in plaats van een maatwerkoplossing. Ook sluit bijvoorbeeld de vormgeving van de schuldenregeling voor ex-partners en nabestaanden mede vanwege de uitvoerbaarheid zo dicht mogelijk aan bij de schuldenregeling voor aanvragers van kinderopvangtoeslag. Naast de hiervoor genoemde maatregelen is via communicatie en voorlichting de inspanning er op gericht bezwaren zo veel mogelijk te voorkomen. De Belastingdienst en Belastingdienst/Toeslagen hebben in de uitvoeringstoetsen aangegeven de regeling uitvoerbaar te achten per voorgestelde inwerkingtredingsdatum, met dien verstande daar risico’s aan zijn verbonden. Bij de uitvoering van de forfaitaire compensatie voor ex-partners heeft UHT bijvoorbeeld aangegeven dat deze uitvoerbaar is indien twee zwaarwegende onzekerheden geaccepteerd worden. Ten eerste betreft dit de extra capaciteit die nodig is om de regeling uit te voeren. Voor het primaire proces van de uitvoering van de voorgestelde aanvullende regelingen is inmiddels voldoende personeel geworven. Voor het bezwaarproces geldt dat in aansluiting op de bredere hersteloperatie hard gewerkt wordt aan de opschaling en het werven van medewerkers die de opgave kunnen uitvoeren. Hiervoor wordt onder andere gekeken naar de wijze waarop andere grote (overheids)organisaties hun wervingsopgave uitvoeren. Daarnaast heeft het prioriteit geven aan de tijdige start van de uitvoering van de ex-partnerregeling als gevolg dat andere maatregelen, waarvan het doel is om de reguliere dienstverlening van de Belastingdienst en Belastingdienst/Toeslagen te verbeteren, pas later in de tijd opgepakt zullen worden.

De leden van de fractie van het CDA vragen waarom er niet voor is gekozen om, in het kader van het verbeteren van de menselijke maat en het werken aan een uitvoerbare regeling, gemeenten maatwerkoplossingen te laten bieden. De hersteloperatie toeslagen bestaat uit verschillende elementen. Het financiële herstel ligt voornamelijk bij UHT, de uitvoeringsorganisatie die hiervoor speciaal is opgericht. UHT beschikt over alle relevante (toeslagen)gegevens om de compensatie of tegemoetkoming vast te stellen. Dit bevordert een snelle afhandeling en voorkomt dat onnodig veel persoonsgegevens moeten worden gedeeld. Daarnaast hebben gemeenten een specifieke rol die past bij hun reguliere taken in het sociaal domein. Zij bieden ondersteuning op bijna alle leefdomeinen die relevant zijn voor het dagelijks leven van mensen. Gemeenten hebben binnen de kaders van de wet- en regelgeving zeer veel ruimte om maatwerk te bieden bij brede ondersteuning. Gemeenten leveren zo een ontzettend belangrijke bijdrage aan het herstel van getroffenen van de toeslagenproblematiek. Individuele beoordeling in het kader van het financiële herstel zou ook voor gemeenten veel werk zijn en vraagt ook een afwegingskader.

De leden van de fractie van de VVD vragen wat de stand van zaken is, ook op het punt van voorgenomen maatregelen en aanvullende denkrichtingen als genoemd in de brief van de Staatssecretaris van 2 juni 2023, waarbij de voortgangsrapportage over het januari-april 2023 wordt aangeboden aan de Eerste Kamer, in de lopende hersteloperatie, en hoe dit zich verhoudt tot de oorspronkelijke planning. De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet zelf nog ideeën heeft die de uitvoerbaarheid verbeteren. In de brief van 2 juni 2023 is ingegaan op de maatregelen om belangrijke stappen in de hersteloperatie te versnellen en te verbeteren: de integrale beoordeling, de afhandeling van bezwaren en de verstrekking van dossiers. In de brief is uitgebreider ingegaan op de contouren en denkrichtingen die tot een betere aanpak moeten leiden op voor ouders belangrijke punten waar momenteel onvoldoende voortgang is, met als hoofdlijnen:

  • een alternatieve wijze van omgaan met verzoeken om vergoeding van werkelijke schade, waarbij de eisen voor het aannemelijk maken van causaliteit worden verlaagd en gewerkt wordt met standaard (forfaitaire) bedragen;

  • een efficiëntere afhandeling van bezwaarzaken met minder processtappen;

  • een eenduidigere wijze van dossierverstrekking.

Daarbij werd aangegeven dat zowel de voorgenomen maatregelen als de denkrichtingen die het kabinet nog in beraad heeft nader uitgewerkt en getoetst zouden worden op uitvoerbaarheid, juridische houdbaarheid en financiële consequenties. Op 23 juni is in aanloop naar het commissiedebat in de Tweede Kamer op 29 juni 2023 in een brief aan de Tweede Kamer nader ingegaan op deze toetsing van de maatregelen en een verdere uitwerking van de denkrichtingen. Deze brief, die ook de gevraagde toelichting op de stand van zaken met betrekking tot de voorgenomen maatregelen bevat, is als bijlage bijgevoegd.

De leden van de fractie van de SP geven aan dat het onbestaanbaar is dat wat bedoeld is als compensatie voor onrechtmatig overheidshandelen als staatssteun aangemerkt zou worden. De leden van deze fractie vragen wat het kabinet zal doen indien dit onverhoopt toch het geval zal zijn. Verder vragen de leden van de fractie van de SP of het kabinet de mening deelt dat het in geen geval zo mag zijn dat EU-regels op enigerlei wijze tot een beperking van de uitvoering van dit wetsvoorstel mag leiden en daarmee de bedoelde compensatie (werking van de betreffende regelingen) zal beperken. Het kabinet is van mening is dat alle gedupeerden van de toeslagenproblematiek gecompenseerd moeten worden voor het leed dat hen is aangedaan. In de hersteloperatie spreken we van compensatie als het gaat om de bedragen die worden uitgekeerd naar aanleiding van de eerste toets of de integrale beoordeling. Daarnaast kan een gedupeerde aanvrager aanvullende compensatie ontvangen voor de werkelijk geleden schade. De hoogte van die werkelijke schade wordt vastgesteld door de Commissie Werkelijke Schade. Deze bedragen vallen buiten de staatsteunregels. Als een aanvrager na de eerste toets gedupeerd blijkt te zijn, komt de gedupeerde in aanmerking voor de kwijtschelding van openstaande schulden bij publieke partijen en voor het oplossen van betalingsachterstanden van privaatrechtelijke schulden bij SBN. Gedupeerde ouders die een onderneming drijven hebben ook volledig recht op deze regelingen. Zoals mijn voorganger in de negende en tiende voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen al heeft opgemerkt is er ten aanzien van het vergoeden van zakelijke schulden een mogelijke Europeesrechtelijke beperking in het staatssteunrecht. Hiervoor heeft het Ministerie van Financiën een speciaal team dat gedupeerde ondernemers (ex-partners) helpt met de afwikkeling van de zakelijke schulden. De bedoeling is dat voor deze gedupeerde ondernemers de zakelijke schulden geen belemmering mogen vormen voor een nieuwe start. Bij de afwikkeling van de zakelijke schulden voor de gedupeerde ouders zien we momenteel in beperkte gevallen een mogelijk problematische situatie ontstaan. Daarom is besloten om zowel voor gedupeerde ouders als voor ex-partners een oplossing te vinden als blijkt dat er problematische situaties ontstaan die het gevolg zijn van zakelijke schulden. In individuele gevallen zal dus maatwerk worden toegepast.

Ex-partnerregeling

De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet andere mogelijkheden heeft onderzocht om ex-partners die mogelijk weinig tot geen gevolgen hebben ondervonden van de toeslagenproblematiek gedurende de tijd dat zij met hun partner samen waren een kleinere regeling te geven. Deze leden vragen of er mogelijkheden onderzocht zijn om de gevolgen die daadwerkelijk zijn ondervonden te toetsen. Bij de totstandkoming van de ex-partnerregeling zijn diverse mogelijkheden onderzocht. Het zou niet eenvoudig zijn om objectieve criteria te definiëren voor een regeling waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen licht en zwaar gedupeerden. Er is overwogen om een maatwerkoplossing te bieden. Een toets of en in welke mate de gevolgen zijn ondervonden zou tot vertraging leiden en de uitvoering compliceren. Daarnaast vergt deze maatwerkaanpak dat UHT naast de bestaande werkstroom van aanvragers van kinderopvangtoeslag aanvullend circa 11.000 aanvragen van voormalige toeslagpartners in behandeling zou moeten nemen. De behandeling van die aanvragen van voormalige toeslagpartners zou waarschijnlijk pas na de behandeling van de gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag kunnen plaatsvinden. Gegeven de beschikbare capaciteit is de verwachting dat ex-partners in dit scenario op zijn vroegst rond 2025/2026 zouden kunnen worden geholpen. Tegen de achtergrond van onder andere dit overwogen alternatief is gekozen voor de voorgestelde aanpak waarbij de ex-toeslagpartner kwalificeert op grond van het kind- of duurcriterium.

De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet uiteen kan zetten waarom het compenseren met € 10.000 en het kwijtschelden van de schulden van ex-partners tot 2021 de meest effectieve maatregel is. Zij vragen of het in het kader van een zorgvuldig proces wenselijk is om nadere maatregelen te nemen om te kunnen toetsen in hoeverre ex-partners daadwerkelijk nadeel hebben ondervonden of schulden hebben die ontstaan zijn door de gevolgen van de toeslagenproblematiek. De leden van fractie GroenLinks-PvdA vragen of de mate van ongelijke behandeling gezien de verschillende mate van benadeling de regeling juridisch kwetsbaar maakt. Het kabinet heeft bij de totstandkoming van de aanvullende regelingen in dit wetsvoorstel een balans gezocht tussen mensen die getroffen zijn door de toeslagenproblematiek gericht willen helpen en uitvoerbaarheid en snelheid. Daarbij heeft het kabinet keuzes moeten maken. Omwille van de uitvoerbaarheid en snelheid is gekozen voor een definitie met een aantal zorgvuldig gekozen criteria waaronder voormalig partners als ex-partner kwalificeren en voor een forfaitaire compensatie. Ook is gekozen voor een schuldenregeling die grotendeels gelijk is aan die voor aanvragers van kinderopvangtoeslag. Met de schuldenregeling wordt beoogd dat de compensatie van € 10.000 voor ex-partners zoveel mogelijk vrij besteedbaar is en dat ex-partners een nieuwe start kunnen maken. Bescherming van de compensatie is daarbij het uitgangspunt. Dit was ook het uitgangspunt voor de schuldregeling voor gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag. De uitvoerbaarheid van de regeling wordt positief beïnvloed doordat deze slechts zeer beperkt afwijkt van de al in uitvoering zijnde regeling. De diversiteit in de problematiek van ex-partners is groot en de causaliteit bij schulden is bijvoorbeeld veelal moeilijk vast te stellen door het opstapelend effect. Tegen deze achtergrond is ervoor gekozen om een ruimhartige schuldenregeling te hanteren die de (achterstanden op) privaatrechtelijke schulden oplost en bestuursrechtelijke schulden kwijtscheldt. Door de keuze voor een forfaitaire compensatie en een schuldenregeling die grotendeels gelijk is aan aanvragers van kinderopvangtoeslag wordt niet in elk individueel gekeken of en in hoeverre de ex-partner de gevolgen van de toeslagenproblematiek heeft ondervonden. Het kabinet beseft dat en ook de Raad van State heeft daar in zijn advies op gewezen. Een andere aanpak is echter niet goed uit te voeren. Bij de regeling voor aanvullende compensatie wordt wel gekeken naar wat de werkelijk geleden schade is.

De leden van de fractie van het CDA merken op dat het ontstaan van de problematiek rond de toeslagen grotendeels samenhangt met het daaraan ten grondslag liggende mensbeeld, waarbij de rechthebbenden «abstracties» werden. Deze leden vragen of de «generieke» oplossing waar nu voor wordt gekozen niet meer van hetzelfde is. Zij vragen waarom om die reden nu niet gekozen is voor een uitvoeringspraktijk die juist wel langs de meetlat van de menselijke maat kan worden gelegd. De gekozen oplossing beoogt recht te doen aan het onrecht dat is aangedaan door de problemen met de kinderopvangtoeslag. Daarmee wil het kabinet erkennen dat in het verleden veel niet goed is gegaan en dat zoveel mogelijk proberen te herstellen. Onderdeel van de gekozen oplossing is een forfaitair bedrag dat relatief snel uitgekeerd kan worden om de eerste nood te lenigen en erkenning te geven. Wanneer dit bedrag niet toereikend is om de geleden schade te compenseren, wordt verder gekeken naar de werkelijke schade. Hiermee wordt ook recht gedaan aan het feit dat niet alle omstandigheden gelijk zullen zijn geweest en wordt rekening gehouden met de menselijke maat.

De leden van de fractie van de SP vragen of het kabinet het eens is dat het feit dat de ene partner van de twee inmiddels gescheiden partners destijds de aanvrager was van de kinderopvangtoeslag en deze ten onrechte moest terugbetalen, niet betekent dat deze persoon in grotere mate gedupeerd was dan de ex-partner die niet de aanvrager was, oftewel dat in veel gevallen de twee ex-partners in gelijke mate als gedupeerd beschouwd mogen worden. Ook vragen zij of het denkbaar is dat in een aantal gevallen juist degene die niet de aanvrager was meer materiële en immateriële schade heeft geleden dan de aanvrager. Verder vragen zij waarom, indien dit inderdaad het geval is, de ex-partner € 10.000 ontvangt op basis van de in dit wetsvoorstel opgenomen ex-partnerregeling terwijl de ander € 30.000 ontvangt op basis van de Catshuisregeling. Deze leden vragen in hoeverre dit leidt tot willekeur en ongelijke behandeling en dus ook tot rechtsongelijkheid en wat de juridische risico’s dan zijn. Het kabinet is het eens met de leden van de fractie van de SP dat het mogelijk is dat de voormalige partner van de gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag feitelijk in vergelijkbare mate of in bepaalde gevallen zelfs in grotere mate gedupeerd is dan de aanvrager van kinderopvangtoeslag. Toch is het kabinet van mening dat er goede redenen zijn om het verschil tussen € 10.000 en € 30.000 euro te rechtvaardigen. Het is immers de aanvrager van kinderopvangtoeslag die een terugvordering heeft ontvangen en op wie (primair) de terugbetalingsverplichting rustte. Vanuit dat oogpunt is er geen sprake van een gelijke situatie. In het geval zowel de gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag als diens ex-partner een bedrag van € 30.000 zou ontvangen, zou er bovendien weer een potentieel scheve situatie ontstaan ten opzichte van partners die bij elkaar zijn gebleven. Het bedrag van € 10.000 is substantieel in de situatie dat het forfaitaire bedrag van € 30.000 niet is of wordt gedeeld, maar tegelijkertijd blijft met dit bedrag (tezamen € 40.000) het verschil met partners die nog bij elkaar zijn (zij krijgen gezamenlijk € 30.000) relatief beperkt. Daarnaast is van belang dat het forfaitaire bedrag bij ex-partners die zwaar getroffen zijn, juist ook is bedoeld om snel de eerste nood te lenigen. Ex-partners die meer schade hebben geleden dan € 10.000, komen in aanmerking voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade.

De leden van de fractie van het CDA vragen hoe het kabinet aankijkt tegen de rechtsongelijkheid die mogelijk gaat plaatsvinden tussen mensen die bij elkaar zijn en dubbele aanvragers. Deze leden vragen welke mogelijke risico’s het kabinet ziet ontstaan naar aanleiding van deze rechtsongelijkheid voor de juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel. De regeling voor dubbele aanvragers is op dit moment al geregeld in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) en wordt niet in het onderhavige wetsvoorstel geregeld. Ervan uitgaande dat wordt gedoeld op een verschil dat ontstaat tussen ex-partners die op grond van het onderhavige wetsvoorstel compensatie krijgen en partners die nog bij elkaar zijn of dubbele aanvragers wordt het volgende opgemerkt. Het onderhavige voorstel beoogt herstel te bieden en niet te treden in de (privaatrechtelijke) verhoudingen tussen partners of ex-partners. Er is gebleken dat het verdelen van deze compensatie wordt ervaren als een pijnlijk en soms onmogelijk proces. Het bedrag wordt daarom vaak niet gedeeld, waardoor de ex-partner niet deelt in het herstel. Daarom is gekozen voor een regeling waarbij de ex-partner zelfstandig aanspraak heeft op een forfaitair bedrag van € 10.000 en overige regelingen. Het bedrag van € 10.000 is substantieel genoeg als het verdelen niet lukt maar tegelijkertijd is, als het verdelen wel lukt, het verschil met partners die nog bij elkaar zijn beperkt. In de situatie dat er sprake is van dubbele aanvragers die niet meer samen zijn op het moment van toekenning van het forfaitaire bedrag aan de eerste aanvrager, ontvangt de tweede aanvrager op grond van artikel 2.7, tweede lid, tweede zin, Wht een bedrag van € 10.000. Dat forfaitaire bedrag is gelijk aan het bedrag dat een ex-partner zal ontvangen op grond van de ex-partnerregeling. Bovendien is het van belang om op te merken dat bij een vergelijking tussen verschillende groepen niet alleen gekeken moet worden naar forfaitaire bedragen maar ook naar de aanvullende compensatie. Het klopt dat de uitkomst niet in alle gevallen gelijk zal zijn. De mogelijkheid bestaat dat een ex-partner en zijn voormalige partner in deze opzet samen meer compensatie ontvangen dan partners die nog bij elkaar zijn. Het kabinet wil ook de voormalig partners die slachtoffer zijn van de toeslagenproblematiek snel en zelfstandig herstel bieden op een wijze die uitvoerbaar is. Daarom is voor de huidige vormgeving gekozen.

Uitbesteden regeling aanvullende compensatie voor werkelijke schade

De leden van de fractie van de SP vragen waarom ervoor is gekozen om de aanvullende compensatie voor werkelijke schade voor ex-partners uit te besteden aan een externe partij. Deze leden vragen een onderbouwing door middel van een afweging van de voor- en nadelen van uitvoering door een externe partij. Deze leden vragen of de overheid (niet per se de Belastingdienst) dit niet zelf kan doen. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen hoe het komt dat de overheid zichzelf niet in staat acht om deze regeling uit te voeren. Het kabinet heeft ervoor gekozen om voor de uitvoering van de regeling voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade voor ex-partners verder te kijken dan het huidige CWS traject voor aanvragers om te voorkomen dat de uitvoering van de regeling voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade voor ex-partners tot vertraging zou leiden bij de behandeling van gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag. Het is belangrijk dat de CWS tijd en capaciteit kan aanwenden om haar versnellings- en verbeteringstraject uit te voeren voor de afhandeling van schade voor gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag. Ook wordt met het uitbesteden van de schaderegelingen in de markt een voordeel verwacht, doordat bestaande capaciteit en ervaring in de markt (zoals in sociaal-maatschappelijke begeleiding, juridische expertise en in ICT en procesinrichting) wordt ingezet voor de hersteloperatie, in het bijzonder voor de beoordeling van de aanvullende schade. Voor de afhandeling van werkelijke schade van de ex-partners is extra beoordelingscapaciteit nodig die nu niet binnen de overheid is te vinden maar die wel kan worden geboden door de marktpartijen waarmee nu het gesprek wordt gevoerd. In de aan de Tweede Kamer gezonden brief van 23 juni jl. (Nadere uitwerking maatregelen versneld duidelijkheid ouders; als bijlage bij deze nota naar aanleiding van verslag gevoegd) is de samenloop van de voorstellen met betrekking tot versneld duidelijkheid voor ouders met de regeling voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade voor ex-partners toegelicht.

Om de regelingen voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade zo veel mogelijk vergelijkbaar te maken, heeft het Kabinet in die brief aangeven te willen onderzoeken of de voorstellen van de genoemde brief ook toepasbaar kunnen worden voor de ex-partners. Onderdeel van dit onderzoek is de vraag of de versnelde afhandeling van schade en CWS-route ook een optie kunnen zijn voor de ex-partners. De inzichten van de regionale pilots worden ook meegenomen bij de verdere vormgeving van de aanvullende schaderegeling voor ex-partners. Om voldoende capaciteit te hebben voor het uitvoeren van deze voorstellen voor ex-partners is de verwachting dat de inzet van externe partijen ook hier nodig zal zijn.

De leden van de fractie van de SP vragen of het uitbesteden leidt tot onnodig hoge kosten die voor een belangrijk deel zullen wegvloeien naar de inkomsten van private partijen. De leden van de fractie van het CDA vragen hoe wordt voorkomen dat de uitvoering door deze private partijen het zoveelste «verdienmodel» wordt, waarbij uitvoerders zelfs een financieel belang kunnen hebben bij verdere vertraging en juridisering van de uitvoering. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA kijken in beginsel niet positief naar het uitvoeren van de regeling door een externe partij aangezien zij van mening zijn dat de overheid dit zelf moet kunnen en dat toenemende afhankelijkheid van externe partijen leidt tot ongerechtvaardigde kosten en een glijdend vlak van toenemende en structurele afhankelijkheid. Zij vragen of het kabinet dit deelt. Het kabinet verwacht niet dat uitbesteding leidt tot onnodig hoge kosten. De gesprekken worden begeleid door de Rijksinkooporganisatie. Hiermee is geborgd dat de juiste aanbestedingskaders worden gevolgd en dat duidelijke afspraken met de private partijen worden gemaakt over de te leveren diensten en de kosten die daar tegenover staan. Verder is van belang dat de marktpartijen een breed veld aan relevante expertises vertegenwoordigen (bijvoorbeeld juridische beoordelingsvaardigheden, efficiënte procesinrichting en sociaaleconomische begeleiding). Hierdoor is de verwachting is dat de marktpartijen snel op niveau zullen zijn. De uiteindelijke uitgaven zullen plaatsvinden vanuit de Rijksbegroting conform de daarvoor geldende regels en waarborgen. Uitvoering binnen de overheid heeft in veel gevallen de voorkeur. Er kunnen evenwel situaties zijn, zoals de onderhavige, waarin toch voor uitvoering door een externe partij wordt gekozen. Uiteraard dient een dergelijke uitbesteding dan wel met de nodige waarborgen, zoals hiervoor beschreven, omkleed te zijn. Op andere onderdelen van de hersteloperatie zijn al goede ervaringen opgedaan, bijvoorbeeld de samenwerking met Sociale Banken Nederland (SBN) en het Ondersteuningsteam voor ouders in het buitenland (OTB) door Radar.

De leden van de fractie van de SP vragen in hoeverre de privacy (van de gegevens) van gedupeerden mogelijk in het geding is.De werkzaamheden zullen door een externe uitvoerder worden verricht in mandaat namens de Minister van Financiën. Er zal een verwerkersovereenkomst tussen de Minister van Financiën en de externe uitvoerder worden gesloten, waarbij privacy-waarborgen worden opgenomen. Voor het vaststellen van het recht op aanvullende compensatie voor werkelijke schade zijn gegevens nodig van de ex-partner en van de Belastingdienst/Toeslagen. Het wetsvoorstel voorziet in een wettelijke grondslag voor de uitwisseling van gegevens tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de Minister van Financiën. De ex-partner levert bij een aanvraag voor aanvullende compensatie stukken aan om aannemelijk te maken dat en in welke mate de door hem geleden schade hoger is dan de forfaitaire compensatie van € 10.000. Het uitgangspunt is dat de benodigde informatie zoveel mogelijk bij de ex-partner wordt opgevraagd en dat zo min mogelijk gegevens van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de Minister van Financiën/de externe uitvoerder worden gedeeld.

De leden van de fractie van de SP vragen of het kabinet kan garanderen dat ook aan de voorwaarden waaronder de regeling voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade uitvoerbaar wordt geacht, voldaan zal worden en zo ja, op welke wijze. Zij vragen verder of een ontkennend antwoord betekent dat voornoemde regeling dan (deels) niet uitgevoerd zal worden. In de quickscan van de Rijksorganisatie voor Ontwikkeling, Digitalisering en Innovatie zijn de voorwaarden genoemd waaronder de schaderegeling voor ex-partners uitvoerbaar wordt geacht. Het eerste voorbehoud dat is gemaakt is een succesvolle aanbestedingsprocedure. De daaropvolgende voorwaarden hangen sterk samen met een succesvolle aanbestedingsprocedure. Als voorwaarde is gesteld dat de uitvoerder oog moet hebben voor de specifieke context en de dynamiek van het speelveld moet begrijpen. Dit vraagt om een strategisch partnerschap tussen de uitvoerder en het ministerie. Daarnaast dient het toetsingskader helder en uitvoerbaar te zijn en moet de uitvoerder casuïstiek kunnen overleggen met het ministerie en de overige uitvoerders (zogenoemde «feedbackloops»). Het is verder van belang dat er voldoende aandacht is voor de kwaliteit en ervaring van de betrokken mensen in emotioneel geladen situaties en moet voor de inrichting van de schaderegeling een duidelijk tijdpad met deadlines voor de afronding van onderdelen gelden. Ten slotte moet sprake zijn van heldere communicatie. Deze punten zijn ook uit de marktconsultatiegesprekken gekomen en komen terug in de uitvoeringstoets van de Belastingdienst/ Toeslagen die ziet op de ex-partnerregeling. Deze voorwaarden waren overgenomen in de aanbesteding van de aanvullende schaderegeling voor ex-partners.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen op welke termijn wordt verwacht de betrokkenheid van deze externe marktpartijen weer volledig af te hechten. In de originele aanbesteding is uitgegaan van een doorlooptijd van twee jaar voor het merendeel van de ex-partners die een beroep doen op de aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De ontwikkelingen rondom de voorstellen voor versnelde afhandeling van schade en de CWS-route zullen uiteraard ook van invloed zijn op de genoemde doorlooptijd. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat de status van ex-partner onder andere afhankelijk is van de vastgestelde gedupeerdheid van de voormalige toeslagpartner van de ex-partner die de aanvraag voor kinderopvangtoeslag heeft gedaan. Dat maakt dat de doorlooptijd van de ex-partnerregeling en daarmee ook de doorlooptijd van de regeling voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade bij ex-partners afhankelijk is van de afhandeling van de aanvraag van de gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag (inclusief de integrale beoordeling en eventueel bezwaar). Dit maakt dat nu niet met zekerheid is te zeggen wanneer de betrokkenheid van de externe marktpartijen volledig is afgerond.

Uitvoering

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de handhaving en toetsing van het begrip van ex-partner. De uitvoering door UHT van de regeling voor ex-partners bestaat uit twee fasen. In de eerste fase, die start in het derde kwartaal van 2023, nodigt UHT voormalig partners die vermoedelijk op basis van bekende data als ex-partner kwalificeren, uit om een aanvraag in te dienen en in de tweede fase kunnen ex-partners zonder deze uitnodiging een aanvraag indienen. Met die eerste fase zal – uitgaande van een voorspoedige wetsbehandeling – gestart worden in het derde kwartaal van 2023. Voor de groep ex-partners die wordt uitgenodigd wordt op grond van de bij UHT beschikbare data een grondige voorbereiding gedaan. Hierdoor kan na de aanvraag met eventueel aanvullende informatie voortvarend een toetsing worden gedaan of de ex-partner voldoet aan het kind- of duurcriterium. In de gevallen waarin aanvullende gegevens noodzakelijk zijn en de ex-partner niet voorkomt in de bij UHT beschikbare data, zal op grond van een aanvraag door de ex-toeslagpartner op grond van aanvullende informatie een toetsing plaatsvinden.

De leden van de fractie van het CDA vragen of een snelle uitvoering van de ex-partnerregeling mogelijk is gelet op de kwaliteit van de toetsing en beoordeling van aanvragen en de kosten die ermee gepaard gaan. Ook vragen zij naar een schatting van de gevolgen van deze snelle uitvoering ten aanzien van de hoeveelheden bezwaar en beroep en de kosten van het niet halen van termijnen van bezwaar en beroep, mede gegeven de capaciteit bij UHT. De uitvoering van de ex-partnerregeling kent een andere inrichting en werkwijze dan de vaststelling van gedupeerdheid bij de aanvrager van een kinderopvangtoeslag. Er vindt bij de ex-partnerregeling zoveel mogelijk ambtshalve voorbereiding op het besluit tot toekenning van de forfaitaire compensatie plaats. Deze werkwijze zorgt ervoor dat het werkproces voor de aanvrager van een kinderopvangtoeslag niet onnodig extra wordt belast. Zo zorgt UHT voor uitvoerbaarheid van de regelingen voor de nieuwe doelgroepen en vormen de nieuwe regelingen geen vertragende factor voor de afhandeling van aanvragen van aanvragers van kinderopvangtoeslag. De toetsing aan het kind- en duurcriterium vindt groepsgewijs en voortvarend plaats voor de groep ex-toeslagpartners die per brief wordt uitgenodigd om een aanvraag in te dienen. Voor de groep die, na het vervallen van het briefvereiste, een aanvraag kan indienen geldt dat deze toetsing plaatsvindt aan de hand van de informatie in de systemen en informatie van de potentiële ex-partner. De kosten voor het primaire proces zijn opgenomen in de voorjaarsnota 2023. Doordat de voorgestelde regelingen nog niet in werking zijn getreden is het op voorhand moeilijk een realistische inschatting te maken van het aantal bezwaren en daarmee van de tijdige afhandeling van deze bezwaren. Uiteraard zet UHT zich ervoor in dat aanvragers van de verschillende herstelregelingen zich zo min mogelijk genoodzaakt voelen in bezwaar te gaan en de ingediende bezwaren zo spoedig mogelijk af te handelen. Ook geldt voor deze aanvullende regelingen dat de maatregelen ten aanzien van het bezwaarproces uit het traject Versneld duidelijkheid voor ouders (VDVO) zoveel mogelijk worden toegepast. De verwachte kosten van bezwaar en beroep zijn opgenomen in de voorjaarsnota.

De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen naar het tijdig kunnen bereiken van gerechtigden voor de ex-partnerregeling. De gerechtigden worden ofwel uitgenodigd een aanvraag in te dienen, ofwel hebben daartoe zelf de mogelijkheid nadat de eerste fase van aanvragen op uitnodiging is overgegaan in een brede openstelling voor aanvragen. Voor al deze groepen geldt dat de potentieel gerechtigden altijd in ieder geval zes maanden de tijd hebben om een aanvraag in te dienen, ofwel na ontvangst van de uitnodiging, ofwel nadat is vastgesteld dat de aanvrager van kinderopvangtoeslag in aanmerking komt voor een herstelmaatregel. Op deze wijze is geborgd dat alle potentieel gerechtigden voldoende tijd hebben om een aanvraag in te dienen. Bij de start van de regeling en bij de start van de mogelijkheid zonder uitnodiging een aanvraag in te dienen zal UHT dit bekendmaken via de website en overige kanalen.

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen & Douane, A. de Vries

Naar boven