Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36352 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36352 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is aanvullende maatregelen te treffen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag en nabestaanden van overleden kinderen in het kader van de hersteloperatie toeslagen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet hersteloperatie toeslagen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
Onze Minister van Financiën;
aanvrager van een kinderopvangtoeslag die is overleden en ten aanzien van wie een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 is toegepast of ten aanzien van wie aannemelijk is dat deze zou zijn toegepast, indien diegene:
a. nog in leven zou zijn geweest op het moment van toepassing van de herstelmaatregel naar aanleiding van diens aanvraag daartoe; of
b. daartoe een aanvraag zou hebben gedaan en is overleden voor 1 januari 2024;.
2. Aan de begripsbepaling partner wordt toegevoegd «, met overeenkomstige toepassing van artikel 5 van die wet».
B
Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen kan onder bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur te stellen regels op een aan de Belastingdienst/Toeslagen gedaan verzoek van het kind, pleegkind en voormalig pleegkind of de ex-partner een bijzondere tegemoetkoming worden toegekend indien sprake is van een schrijnend geval waarin toepassing van deze wet leidt tot ernstige onbillijkheden van overwegende aard, welke onbillijkheden zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van dat kind, pleegkind of voormalig pleegkind, onderscheidenlijk die ex-partner, te laten en waarvoor de voorzieningen ter zake van die onbillijkheden niet voldoende zijn.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na «gedaan verzoek van» wordt ingevoegd «de partner of het kind van een overleden aanvrager,».
b. Na «het kind, pleegkind en voormalig pleegkind» wordt ingevoegd «, de partner, het kind of de ouder van een overleden kind».
c. Na «voor rekening van» wordt ingevoegd «die partner of dat kind van de overleden aanvrager,».
d. Na «dat kind, pleegkind of voormalig pleegkind,» wordt ingevoegd «die partner, dat kind of die ouder van het overleden kind».
3. In het derde lid (nieuw) wordt «krachtens het eerste lid» vervangen door «krachtens het eerste en tweede lid».
C
Na afdeling 2.1 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Aan degene die partner was van de overleden aanvrager op de dag van overlijden wordt een of meer van de onderstaande voorzieningen toegekend:
a. op aanvraag door de Belastingdienst/Toeslagen:
1°. compensatie die op grond van artikel 2.1, eerste lid, aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden;
2°. tegemoetkoming die op grond van artikel 2.6, eerste lid, aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden;
3°. het forfaitaire bedrag dat op grond van artikel 2.7 aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden;
b. op aanvraag door Onze Minister: overeenkomstige toepassing van afdeling 4.1 op de daar bedoelde geldschulden van de overleden aanvrager voor zover deze ten laste van de partner zijn gekomen, en op de daar bedoelde schulden van die partner;
c. ambtshalve door de publieke schuldeisers, genoemd in de artikelen 3.1 tot en met 3.12:
overeenkomstige toepassing van hoofdstuk 3 op de geldschulden, bedoeld in de artikelen 3.1 tot en met 3.12, van de overleden aanvrager voor zover deze ten laste van de partner zijn gekomen, en de daar bedoelde schulden van die partner.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien degene die partner was van de overleden aanvrager op de dag van overlijden, dit niet meer was op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van overlijden van de aanvrager als gevolg van een omstandigheid anders dan het overlijden van de aanvrager.
1. Indien de overleden aanvrager geen partner had op de dag van overlijden of indien de situatie, bedoeld in artikel 2.9a, derde lid, zich voordoet, wordt aan het kind van een overleden aanvrager een of meer van de onderstaande voorzieningen toegekend:
a. op aanvraag door de Belastingdienst/Toeslagen:
1°. compensatie die op grond van artikel 2.1, eerste lid, aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden;
2°. tegemoetkoming die op grond van artikel 2.6, eerste lid, aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden;
3°. het forfaitaire bedrag dat op grond van artikel 2.7 aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden;
b. op aanvraag door Onze Minister: overeenkomstige toepassing van afdeling 4.1 op de daar bedoelde geldschulden van de overleden aanvrager voor zover deze ten laste van het kind zijn gekomen;
c. ambtshalve door de publieke schuldeisers, genoemd in de artikelen 3.1 tot en met 3.12:
overeenkomstige toepassing van hoofdstuk 3 op de geldschulden, bedoeld in de artikelen 3.1 tot en met 3.12, van de overleden aanvrager voor zover deze ten laste van het kind zijn gekomen.
2. Indien meerdere kinderen binnen de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 6.1, vijfde lid, een aanvraag indienen voor de compensatie of tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt het bedrag van de compensatie of tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, verminderd naar evenredigheid van het aantal kinderen dat in aanmerking komt voor die compensatie of tegemoetkoming.
D
Het opschrift van afdeling 2.2 komt te luiden:
E
Aan het opschrift van de artikelen 2.10 en 2.11 wordt toegevoegd «van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag of diens partner».
F
Na artikel 2.11 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Aan een kind van een ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het kind:
a. is geboren voordat de ex-partner de partner werd van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag; en
b. op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag voordat het toeslagpartnerschap met de aanvrager van een kinderopvangtoeslag begon, is geboren.
2. Artikel 2.14g, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Aan een pleegkind van een ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het pleegkind:
a. pleegkind van de ex-partner is geworden voordat de ex-partner de partner werd van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag; en
b. op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag voordat het toeslagpartnerschap met de aanvrager van een kinderopvangtoeslag begon, is geboren.
2. Aan een voormalig pleegkind van een ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, kent de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe, indien het voormalige pleegkind:
a. pleegkind van de ex-partner is geworden voordat de ex-partner de partner werd van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag;
b. onderdeel van het huishouden is geweest van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag en diens ex-partner in de periode tussen de eerste beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen waarvoor herstel wordt geboden door middel van de herstelmaatregel, tot en met de dag voordat het toeslagpartnerschap tussen de aanvrager van de kinderopvangtoeslag en diens ex-partner is geëindigd; en
c. op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag voordat het toeslagpartnerschap met de aanvrager van een kinderopvangtoeslag begon, is geboren.
3. Artikel 2.14g, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
G
Het opschrift van artikel 2.13 komt te luiden:
H
Na artikel 2.13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Een kind als bedoeld in artikel 2.11a, een pleegkind als bedoeld in artikel 2.11b, eerste lid, of een voormalig pleegkind als bedoeld in artikel 2.11b, tweede lid, kan een aanvraag doen tot toekenning van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 indien:
a. de Belastingdienst/Toeslagen de beschikking tot toekenning van de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, heeft bekendgemaakt; en
b. de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2.12, niet ambtshalve is gegeven binnen zes maanden na de datum van dagtekening van de beschikking, bedoeld in artikel 6.4a.
I
Artikel 2.14 komt te luiden:
1. De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe aan een kind van een overleden aanvrager, dat op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of is geboren in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag waarop de artikelen 2.10 en 2.11 in werking zijn getreden.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een pleegkind als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, onderdeel a, en een voormalig pleegkind als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, onderdeel a, van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag en op een kind, een pleegkind als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, onderdeel a, en een voormalig pleegkind als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, onderdeel a, van de partner van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag, indien hij tevens diens partner was op 26 januari 2021.
J
Na artikel 2.14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12 toe aan een kind van een ex-partner van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag indien:
a. het kind is geboren voordat de ex-partner de partner werd van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag;
b. het kind op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of is geboren in de periode van 1 januari 2005 tot en met de dag voordat het toeslagpartnerschap met de aanvrager van een kinderopvangtoeslag begon; en
c. de ex-partner is overleden en ten aanzien van hem aannemelijk is dat een compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, zou zijn toegekend, indien diegene:
1°. nog in leven zou zijn geweest op het moment van toepassing van de herstelmaatregel naar aanleiding van diens aanvraag daartoe; of
2°. diegene daartoe een aanvraag zou hebben gedaan en is overleden voor 1 januari 2024.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een pleegkind van de ex-partner als bedoeld in artikel 2.11b, eerste lid, en op een voormalig pleegkind van de ex-partner als bedoeld in artikel 2.11b, tweede lid.
3. Artikel 2.14g, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
K
Na afdeling 2.2 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder een overleden kind verstaan een kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat is overleden voordat aan hem een tegemoetkoming als bedoeld in afdeling 2.2 is toegekend en van wie aannemelijk is dat aan hem die tegemoetkoming zou zijn toegekend indien:
a. hij nog in leven zou zijn geweest op het moment dat de tegemoetkoming ambtshalve zou zijn toegekend;
b. hij nog in leven zou zijn geweest op het moment dat de tegemoetkoming zou zijn toegekend naar aanleiding van diens aanvraag daartoe; of
c. hij daartoe een aanvraag zou hebben gedaan en hij is overleden voordat de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, is verlopen.
1. De Belastingdienst/Toeslagen kent aan degene die partner was van het overleden kind op de dag van overlijden, op aanvraag een tegemoetkoming toe.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien degene die partner was van het overleden kind op de dag van overlijden, dit niet meer was op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van overlijden van het kind, als gevolg van een omstandigheid anders dan het overlijden van het kind.
Indien het overleden kind geen partner had op de dag van overlijden of indien de situatie, bedoeld in artikel 2.14c, tweede lid, zich voordoet, kent de Belastingdienst/Toeslagen aan het kind van een overleden kind op aanvraag een tegemoetkoming toe.
1. Indien het overleden kind geen partner of kind had op de dag van overlijden of indien de situatie, bedoeld in artikel 2.14c, tweede lid, zich voordoet, kent de Belastingdienst/Toeslagen aan de ouder van een overleden kind op aanvraag een tegemoetkoming toe.
2. Als ouder wordt aangemerkt de persoon van wie het overleden kind op de dag van overlijden kind was in de zin van artikel 1.1.
1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2.14c, artikel 2.14d of artikel 2.14e, is gelijk aan het bedrag dat ingevolge artikel 2.12 bij leven aan het overleden kind zou zijn toegekend, met dien verstande dat bij de vaststelling van dat bedrag wordt uitgegaan van de leeftijd van het overleden kind op 1 juli 2023, dan wel op de dag van overlijden indien deze dag ligt voor 1 juli 2023.
2. Indien meerdere personen binnen de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 6.1, zevende lid, een aanvraag indienen voor de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2.14d of artikel 2.14e, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, verminderd naar evenredigheid met het aantal personen dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming.
L
Afdeling 2.3 komt te luiden:
1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder ex-partner verstaan degene die:
a. partner was van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 op:
1°. enig moment in een berekeningsjaar indien de beschikking vanwege institutionele vooringenomenheid of hardheid betrekking heeft op de kinderopvangtoeslag voor dat berekeningsjaar en geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de kinderopvang van het kind of het toenmalige pleegkind van die partner;
2°. enig moment in een berekeningsjaar indien het terug te betalen bedrag aan kinderopvangtoeslag waarvoor op grond van de beschikking vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke betalingsregeling is geweigerd, betrekking heeft op dat berekeningsjaar en geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de kinderopvang van het kind of het toenmalige pleegkind van die partner; of
3°. de datum van de dagtekening van de beschikking vanwege institutionele vooringenomenheid of hardheid of de beschikking vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld en gedurende ten minste een jaar daarna;
b. zelf niet in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7; en
c. geen partner meer was van die aanvrager op de peildatum als gevolg van een omstandigheid anders dan het overlijden van die aanvrager.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 mede verstaan de overleden aanvrager.
3. De peildatum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is:
a. de peildatum, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid; of
b. de eerste dag van de maand die volgt op de dag van overlijden van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, indien de peildatum, bedoeld in onderdeel a, in verband met dat overlijden, niet kan worden vastgesteld op de in dit onderdeel eerstgenoemde dag.
4. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder beschikking vanwege institutionele vooringenomenheid of hardheid verstaan: aan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, gerichte beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag of het beëindigen van voorschotverlening voor een kinderopvangtoeslag welke beschikking een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, of hardheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b.
5. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder beschikking vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld verstaan: aan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, gerichte beschikking waarin staat dat geen persoonlijke betalingsregeling wordt toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd welke beschikking een direct gevolg is van een onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens huidige of gewezen partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag.
6. In afwijking van artikel 1.1 wordt voor de toepassing van dit artikel het begrip partner bij de beoordeling of sprake is van het al dan niet zijn van partner op het in dit artikel bedoelde tijdstip of in de dit artikel bedoelde periode om in aanmerking te komen voor compensatie als bedoeld in het eerste lid, beoordeeld op basis van artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zoals dat artikel luidde in die periode of op dat tijdstip.
1. De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag een compensatie van € 10.000 toe aan een ex-partner.
2. De ex-partner doet de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, niet eerder dan na ontvangst van een brief van de Belastingdienst/Toeslagen met een uitnodiging deze aanvraag te doen en doet dit via een daartoe door de Belastingdienst/Toeslagen ter beschikking gesteld formulier.
3. Compensatie blijft achterwege voor zover op een andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming is voorzien ter zake van geleden schade als gevolg van een beschikking vanwege institutionele vooringenomenheid of hardheid of een beschikking vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld. Onder vergoeding of tegemoetkoming als bedoeld in de eerste zin wordt niet verstaan een bedrag dat de ex-partner heeft ontvangen van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag vanwege het met de ex-partner delen van een tegemoetkoming of compensatie die de aanvrager heeft ontvangen op grond van deze wet.
Indien de Belastingdienst/Toeslagen niet op korte termijn overgaat tot uitbetaling van compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, kan de Belastingdienst/Toeslagen een incidentele noodvoorziening toekennen aan een ex-partner, aan wie de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, is toegekend en die zich in een acute financiële noodsituatie bevindt waardoor noodzakelijke uitgaven niet mogelijk zijn.
M
Artikel 2.14h wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na «Compensatie» ingevoegd «en aanvullende compensatie».
2. In het tweede lid vervalt «niet eerder dan na ontvangst van een brief van de Belastingdienst/Toeslagen met een uitnodiging deze aanvraag te doen en doet dit».
3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Aan de ex-partner aan wie compensatie is toegekend en die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade als gevolg van een beschikking vanwege institutionele vooringenomenheid of hardheid of een beschikking vanwege een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan het bedrag van de compensatie, wordt door Onze Minister op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend ter hoogte van de aanvullende werkelijke schade.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «Compensatie blijft achterwege» vervangen door «Compensatie en aanvullende compensatie voor de werkelijke schade blijven achterwege».
O
Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister kan ambtshalve brede ondersteuning in het buitenland aanbieden op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, ten behoeve van die aanvrager, diens partner en het kind, pleegkind of voormalig pleegkind van een van beiden, indien:
a. die aanvrager op 7 juli 2020 niet in Nederland woonde;
b. die aanvrager, die partner en dat kind, pleegkind of voormalig pleegkind van een van beiden op het moment van ambtshalve toetsing door Onze Minister niet in Nederland woont.
2. In het derde en vierde lid wordt «Onze Minister van Financiën» telkens vervangen door «Onze Minister».
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Onze Minister vergoedt of neemt voor zijn rekening de kosten, bedoeld in het derde lid, indien het plan van aanpak is vastgesteld voor 1 juli 2025 en indien de remigratie naar Nederland plaatsvindt uiterlijk een jaar nadat het plan van aanpak is vastgesteld.
P
Na artikel 2.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan ambtshalve brede ondersteuning in het buitenland aanbieden op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, ten behoeve van die ex-partner en diens partner, diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12, en het thuiswonende kind of pleegkind van hemzelf of van diens partner, indien:
a. die ex-partner op 7 juli 2020 niet in Nederland woonde;
b. die ex-partner, diens partner, diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12, en het thuiswonende kind of pleegkind van hemzelf of van diens partner op het moment van ambtshalve toetsing door Onze Minister niet in Nederland woont.
2. Voor zover de brede ondersteuning wordt geboden in de vorm van een financiële tegemoetkoming, wordt deze tegemoetkoming verstrekt ter vergoeding van redelijke kosten die worden gemaakt in het kader van de brede ondersteuning.
3. In geval van een wens tot remigratie naar Nederland van de ex-partner, diens partner, diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12, en het thuiswonende kind of pleegkind van hemzelf of van diens partner, die binnen drie maanden na het ambtshalve aanbod, bedoeld in het eerste lid, kenbaar is gemaakt aan Onze Minister kan Onze Minister op verzoek eenmalig:
a. de redelijke reiskosten van remigratie van ieder van hen vergoeden of voor zijn rekening nemen, mits voornoemde gezinsleden voor de remigratie naar Nederland op hetzelfde adres buiten Nederland wonen als de ex-partner;
b. de redelijke kosten van de verhuizing naar Nederland voor zijn rekening nemen.
4. Onze Minister verleent de ondersteuning, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, op basis van een plan van aanpak dat in overleg met de ex-partner is opgesteld.
5. Onze Minister vergoedt of neemt voor zijn rekening de kosten, bedoeld in het derde lid, indien het plan van aanpak is vastgesteld binnen drie maanden nadat de wens tot remigratie kenbaar is gemaakt en indien de remigratie naar Nederland plaatsvindt uiterlijk een jaar nadat het plan van aanpak is vastgesteld.
Q
Na artikel 2.15a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan ambtshalve brede ondersteuning in het buitenland aanbieden:
a. op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan een partner van een overleden aanvrager die in aanmerking komt voor een compensatie of tegemoetkoming, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden of overneming en betaling van privaatrechtelijke schulden van de gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 2.9a, ten behoeve van die partner van een overleden aanvrager, diens partner, diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12, en het thuiswonende kind of pleegkind van hemzelf of van diens partner, indien:
1°. die partner van een overleden aanvrager op 7 juli 2020 niet in Nederland woonde;
2°. die partner van een overleden aanvrager, diens partner, diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12, en het thuiswonende kind of pleegkind van hemzelf of van diens partner op het moment van ambtshalve toetsing door Onze Minister niet in Nederland woont;
b. op de vier leefgebieden financiën, werk, wonen en zorg aan een kind van een overleden aanvrager dat in aanmerking komt voor een compensatie of tegemoetkoming, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden of overneming en betaling van privaatrechtelijke schulden van de gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 2.9b, indien dat kind op 7 juli 2020 niet in Nederland woonde en op het moment van ambtshalve toetsing door Onze Minister niet in Nederland woont.
2. Voor zover de brede ondersteuning wordt geboden in de vorm van een financiële tegemoetkoming, wordt deze tegemoetkoming verstrekt ter vergoeding van redelijke kosten die worden gemaakt in het kader van de brede ondersteuning.
3. In geval van een wens tot remigratie naar Nederland die binnen drie maanden na het ambtshalve aanbod, bedoeld in het eerste lid, kenbaar is gemaakt aan Onze Minister kan Onze Minister op verzoek van:
a. de partner van een overleden aanvrager, diens partner, diens kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12, en het thuiswonende kind of pleegkind van hemzelf of van diens partner eenmalig de redelijke reiskosten van remigratie van ieder van hen vergoeden of voor zijn rekening nemen, mits voornoemde gezinsleden voor de remigratie naar Nederland op hetzelfde adres buiten Nederland wonen als die partner van een overleden aanvrager en eenmalig de redelijke kosten van de verhuizing naar Nederland voor zijn rekening nemen; of
b. het kind van een overleden aanvrager eenmalig de redelijke reiskosten van remigratie vergoeden of voor zijn rekening nemen en eenmalig de redelijke kosten van de verhuizing naar Nederland voor zijn rekening nemen.
4. Onze Minister verleent de ondersteuning, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, op basis van een plan van aanpak dat in overleg met de partner of het kind van een overleden aanvrager van een kinderopvangtoeslag is opgesteld.
5. Onze Minister vergoedt of neemt voor zijn rekening de kosten, bedoeld in het derde lid, indien het plan van aanpak is vastgesteld binnen drie maanden nadat de wens tot remigratie kenbaar is gemaakt en indien de remigratie naar Nederland plaatsvindt uiterlijk een jaar nadat het plan van aanpak is vastgesteld.
S
Artikel 2.21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «en diens gezin» vervangen door «of voor een ex-partner van de gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag, hun gezin en het thuiswonende kind».
2. In het opschrift wordt na «ex-partner van de gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag» ingevoegd «of voor de partner of het kind van een overleden gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag».
3. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente kan brede ondersteuning bieden op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg aan een ingezetene van die gemeente die:
a. een aanvrager van een kinderopvangtoeslag is en een aanvraag heeft ingediend tot toekenning van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7;
b. een kind, een pleegkind of een voormalig pleegkind is dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12; of
c. een ex-partner is die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend.
4. In het eerste lid worden, onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. een partner is die in aanmerking komt voor een compensatie of tegemoetkoming, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden of overneming en betaling van privaatrechtelijke schulden van de gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 2.9a;
e. een kind is dat in aanmerking komt voor een compensatie of tegemoetkoming, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden of overneming en betaling van privaatrechtelijke schulden van de gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 2.9b.
5. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Brede ondersteuning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend ten behoeve van de personen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, alsmede hun gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de Participatiewet en het thuiswonende kind of pleegkind ouder dan 18 jaar van de personen, bedoeld in het eerste lid, of van hun partner.
6. In het tweede lid wordt «in de onderdelen a tot en met c» vervangen door «in de onderdelen a tot en met e».
7. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Het eerste en tweede lid zijn in bijzondere omstandigheden van toepassing op een ingezetene van een andere gemeente, zo nodig in overleg met het college van die andere gemeente.
8. In het vierde lid (nieuw) wordt «de aanvrager van de kinderopvangtoeslag, een kind, een pleegkind of een voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12» vervangen door «de persoon die op basis van het eerste lid in aanmerking komt voor brede ondersteuning».
9. In het vijfde lid (nieuw) wordt «de aanvrager van een kinderopvangtoeslag of een kind, een pleegkind of een voormalig pleegkind dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.12» vervangen door «de persoon die op basis van het eerste of tweede lid in aanmerking komt voor brede ondersteuning».
10. In het zesde lid (nieuw) wordt na «brede ondersteuning» ingevoegd «van de personen die op grond van het eerste of tweede lid in aanmerking komen voor brede ondersteuning».
T
Het opschrift van afdeling 3.1 vervalt.
U
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «en partner» vervangen door «, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag».
2. In het eerste lid wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend.
V
In het opschrift van de artikelen 3.6 tot en met 3.12 wordt «en partner» vervangen door «, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag».
W
In artikel 3.13, eerste lid, wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister».
X
Afdeling 3.2 vervalt.
Y
In het opschrift van afdeling 4.1 wordt «en partner» vervangen door «, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag».
Z
Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «en partner» vervangen door «, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag».
2. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister», wordt «degene» vervangen door «een aanvrager van een kinderopvangtoeslag» en wordt «op wie artikel 4.6 of 4.7 niet van toepassing is» vervangen door «of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, tenzij op die aanvrager, die partner of die ex-partner artikel 4.6 of 4.7 van toepassing is».
3. Het derde lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de bij een overgenomen of over te nemen opeisbare geldschuld bijkomende kosten;
4. Aan het vierde lid wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel d door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «; of», een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. een geldschuld die al is overgenomen van een aanvrager of diens partner of van een ex-partner.
5. In het vijfde lid wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister».
AA
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. «Onze Minister van Financiën» wordt vervangen door «Onze Minister».
2. In onderdeel a wordt «die diegene, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid» vervangen door «die een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c».
BB
In de artikelen 4.3, eerste lid, en 4.4, eerste lid, wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister».
CC
Aan het opschrift van afdeling 4.2 wordt toegevoegd «, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag».
DD
Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na «gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag» ingevoegd «en partner».
2. In het opschrift wordt «en partner» vervangen door «, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag».
3. In het eerste lid wordt na «een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7» ingevoegd «en diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c,».
4. In het eerste lid wordt «en diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c,» vervangen door «, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend,».
5. In het achtste lid wordt na «een aanvrager van een kinderopvangtoeslag» ingevoegd «en diens partner».
6. In het achtste lid wordt «en diens partner» vervangen door «, diens partner of een ex-partner».
EE
Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na «gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag» ingevoegd «en partner».
2. In het opschrift wordt «en partner» vervangen door «, partner en ex-partner van gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag».
3. In het eerste lid wordt na «een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7» ingevoegd «en diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c,».
4. In het eerste lid wordt «en diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c,» vervangen door «, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend,».
5. Aan het vierde lid wordt toegevoegd «en diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c».
6. In het vierde lid wordt «en diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c,» vervangen door «, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b en c, of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend».
FF
In de artikelen 5.1, eerste en tweede lid, en 5.2, eerste lid, wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister».
GG
Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «kan een aanvraag als bedoeld in artikel 2.13 worden ingediend» vervangen door «wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.13 ingediend» en wordt «een dagtekening heeft van na 1 januari 2024» vervangen door «een dagtekening heeft van na 31 december 2023».
2. In het derde lid wordt «kan een aanvraag» vervangen door «wordt een aanvraag» en wordt «nog tot zes maanden» vervangen door «uiterlijk zes maanden». Voorts wordt «worden ingediend» vervangen door «ingediend».
3. In het vierde lid wordt «kan een aanvraag» vervangen door «wordt een aanvraag» en wordt «nog tot zes maanden» vervangen door «uiterlijk zes maanden». Voorts wordt «worden ingediend» vervangen door «ingediend».
4. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
5. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.13a wordt ingediend uiterlijk 31 december 2024, of indien de beschikking tot toekenning van een compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, een dagtekening heeft van na 31 december 2023, tot en met een jaar na de datum van de dagtekening van die beschikking.
6. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, wordt ingediend:
a. voor 1 juli 2024; of
b. binnen zes maanden na de datum waarop die aanvraag voor het eerst gedaan kan worden, indien deze termijn van zes maanden verstrijkt op of na 1 juli 2024.
7. Indien de ex-partner een brief heeft ontvangen van de Belastingdienst/Toeslagen met een uitnodiging tot het aanvragen van compensatie met dagtekening van na 31 december 2023, wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, in afwijking van het zesde lid ingediend binnen zes maanden na dagtekening van die brief.
8. In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, 4.4, eerste lid, 4.6, eerste lid, of 4.7, eerste lid, van of met betrekking tot een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, ingediend binnen zes maanden na dagtekening van de beschikking tot toekenning van de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid.
HH
In artikel 6.1, tweede lid, wordt «in artikel 2.13 of 2.14» vervangen door «in artikel 2.13, 2.14 of 2.14a».
II
Aan artikel 6.1 worden twee leden toegevoegd [waarvan de nummering aansluit op het laatste lid van dat artikel], luidende:
#. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdelen a en b, of 2.9b, eerste lid, onderdelen a en b, wordt ingediend:
a. binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de artikelen 2.9a onderscheidenlijk artikel 2.9b, indien de overleden aanvrager is overleden voor inwerkingtreding van die artikelen; of
b. bij overlijden na de inwerkingtreding van artikel 2.9a, onderscheidenlijk artikel 2.9b binnen zes maanden na de datum van overlijden van de overleden aanvrager.
#. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14c, 2.14d of 2.14e, wordt ingediend:
a. binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van artikel 2.14c, artikel 2.14d onderscheidenlijk artikel 2.14e, indien het overleden kind, bedoeld in artikel 2.14b, eerste lid, is overleden voor inwerkingtreding van die artikelen; of
b. binnen zes maanden na de datum van overlijden van het overleden kind, bedoeld in artikel 2.14b, eerste lid.
JJ
Aan artikel 6.1 wordt een lid toegevoegd [waarvan de nummering aansluit op het laatste lid van dat artikel], luidende:
#. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14h, derde lid, wordt ingediend:
a. binnen zes maanden na inwerkingtreding van dit lid; of
b. binnen zes maanden na dagtekening van de beschikking tot toekenning van compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, indien de dagtekening van die beschikking is gelegen na de datum van inwerkingtreding van dit lid.
KK
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «2.13 of 2.14» vervangen door «2.13, 2.13a, 2.14 of 2.14h, eerste lid,».
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister».
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. In afwijking van het eerste lid besluit de Belastingdienst/Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M, onder 2, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, indien die aanvraag is gedaan voor ontvangst van een brief van de Belastingdienst/Toeslagen met een uitnodiging een aanvraag te doen en voor inwerkingtreding van laatstgenoemd artikel. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
5. In afwijking van het eerste en vierde lid besluit de Belastingdienst/Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na de dagtekening van de beschikking waarin voor de aanvrager van een kinderopvangtoeslag, bedoeld in artikel 2.14g, eerste lid, het recht op het forfaitaire bedrag, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, het recht op het bedrag van € 10.000, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, of het recht op toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 wordt vastgesteld, indien:
a. die aanvrager voor een kinderopvangtoeslag diens aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, heeft ingediend voor 1 januari 2024; en
b. nog geen beschikking is gegeven op de aanvraag, bedoeld in onderdeel a, op:
1°. de dag van ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid; of
2°. de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M, onder 2, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen in de situatie dat de aanvraag, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, is gedaan voor ontvangst van een brief van de Belastingdienst/Toeslagen met een uitnodiging een aanvraag te doen. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
LL
In artikel 6.2, eerste lid, wordt na «2.14» ingevoegd «, 2.14a».
MM
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «2.13, 2.13a, 2.14, 2.14a of 2.14h, eerste lid,» vervangen door «2.9a, eerste lid, onderdelen a en b, 2.13, 2.13a, 2.14, 2.14a, 2.14c, eerste lid, of 2.14h, eerste lid,».
2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid besluit de Belastingdienst/Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdelen a en b, of 2.14c, eerste lid, die is gedaan voor inwerkingtreding van artikel 2.9a, eerste lid, onderdelen a en b, respectievelijk artikel 2.14c, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na de datum van inwerkingtreding van die artikelen. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
7. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, eerste lid, onderdelen a en b, besluit de Belastingdienst/Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van artikel 6.1, vijfde lid, geldende aanvraagtermijn. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
8. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14d of 2.14e, eerste lid, besluit de Belastingdienst/Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van artikel 6.1, zevende lid, geldende aanvraagtermijnen. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
NN
In artikel 6.2, tweede lid, wordt «als bedoeld in artikel 3.13, eerste lid» vervangen door «als bedoeld in artikel 2.14h, derde lid, 3.13, eerste lid».
OO
Aan het opschrift van artikel 6.4 wordt toegevoegd «van een gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag of diens partner».
PP
Na artikel 6.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Een beschikking tot toekenning van een tegemoetkoming aan een kind als bedoeld in artikel 2.11a, een pleegkind als bedoeld in artikel 2.11b, eerste lid, of een voormalig pleegkind als bedoeld in artikel 2.11b, tweede lid, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen gegeven na de dagtekening van de beschikking waarin door de Belastingdienst/Toeslagen het recht op compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, is vastgesteld.
Artikel 6.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «buiten Nederland» vervangen door «of de ex-partner van een gedupeerde aanvrager woonachtig buiten Nederland».
2. Aan het opschrift wordt toegevoegd «of de partner of het kind van een overleden gedupeerde aanvrager».
3. In de eerste zin wordt na «artikel 2.15, eerste, tweede of derde lid,« ingevoegd «of artikel 2.15a, eerste, tweede of derde lid,» en wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister». Voorts wordt in de eerste zin na «artikel 2.15, vierde lid,» ingevoegd «of artikel 2.15a, vierde lid,» en wordt aan de tweede zin toegevoegd «, of de ex-partner, bedoeld in artikel 2.15a, eerste lid».
4. In de eerste zin wordt «of artikel 2.15a, eerste, tweede of derde lid,» vervangen door «artikel 2.15a, eerste, tweede of derde lid, of artikel 2.15b, eerste, tweede en derde lid,» en wordt «of artikel 2.15a, vierde lid,» vervangen door «artikel 2.15a, vierde lid, of artikel 2.15b, vierde lid,». Voorts wordt in de tweede zin «of de ex-partner» vervangen door «, de ex-partner» en wordt na «artikel 2.15a, eerste lid» ingevoegd «, of de partner of het kind van een overleden aanvrager, bedoeld in artikel 2.15b, eerste lid».
RR
Artikel 6.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voorafgaande aan de beslissing op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, informeert de Belastingdienst/Toeslagen de aanvrager schriftelijk over deze beslissing door middel van een vooraankondiging. Bij een voorgenomen toekenning van de aanvraag berekent de Belastingdienst/Toeslagen het voorlopige bedrag van de compensatie en wordt de aanvrager hierover in de vooraankondiging geïnformeerd.
2. In het tweede lid wordt «zes weken» vervangen door «twee weken».
3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De termijn, bedoeld in het tweede lid, wordt op verzoek van de aanvrager eenmalig verlengd tot ten hoogste zes weken vanaf de dagtekening van de vooraankondiging.
4. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
4. In het geval van toekenning van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, stelt de Belastingdienst/Toeslagen het bedrag van de compensatie vast na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede of derde lid.
SS
Artikel 6.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 2.1» ingevoegd «of artikel 2.14h» en wordt na «artikel 2.8» ingevoegd «, artikel 2.14i». Voorts wordt na «artikel 2.15, tweede of derde lid,» ingevoegd «of artikel 2.15a, tweede of derde lid,».
2. In het eerste lid wordt «of artikel 2.15a, tweede of derde lid» vervangen door «artikel 2.15a, tweede of derde lid, of artikel 2.15b, tweede en derde lid,».
3. In het tweede lid wordt «artikel 2.10, 2.11 of 2.14» vervangen door «artikel 2.12».
4. In het derde lid wordt «artikel 2.10, 2.11 of 2.14» vervangen door «artikel 2.12».
TT
Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid».
2. In het vijfde lid wordt «artikel 2.10, 2.11 of 2.14» vervangen door «artikel 2.12».
3. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister» en wordt na «artikel 2.15, tweede of derde lid,» ingevoegd «of artikel 2.15a, tweede of derde lid,»
4. In het zevende lid wordt «of artikel 2.15a, tweede of derde lid,» vervangen door «artikel 2.15a, tweede of derde lid, of artikel 2.15b, tweede of derde lid,».
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Uitbetaling van de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, vindt plaats door de Belastingdienst/Toeslagen binnen zes weken nadat de beschikking tot toekenning is bekendgemaakt of op een later moment indien de ex-partner daarom heeft verzocht.
UU
Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 2.1, eerste lid,» ingevoegd «of artikel 2.14h, eerste lid,».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister kan een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.15, tweede lid, of artikel 2.15a, tweede lid, terugvorderen, indien degene die een aanvraag heeft ingediend om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 onderscheidenlijk een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, bij het opstellen van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 2.15, vierde lid, onderscheidenlijk artikel 2.15a, vierde lid, opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of geen recht had op toekenning van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, onderscheidenlijk op toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en de aanvrager dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.
3. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister».
VV
Aan artikel 6.10 worden twee leden toegevoegd [waarvan de nummering aansluit op het laatste lid van dat artikel], luidende:
#. De Belastingdienst/Toeslagen kan compensatie of tegemoetkoming die is verstrekt op grond van de artikelen 2.9a of 2.9b terugvorderen van de aanvrager, indien deze aanvrager opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of geen recht had op die compensatie of tegemoetkoming en de aanvrager dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.
#. Onze Minister kan een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.15b, tweede lid, terugvorderen, indien de partner of het kind van een overleden aanvrager bij het opstellen van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 2.15b, vierde lid, opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of geen recht had op toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 2.9a onderscheidenlijk artikel 2.9b en hij dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.
WW
Aan artikel 6.10 wordt een lid toegevoegd [waarvan de nummering aansluit op het laatste lid van dat artikel], luidende:
#. Onze Minister kan aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.14h, derde lid, terugvorderen van de aanvrager, indien de aanvrager bij de aanvraag opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of niet in aanmerking komt voor toekenning van aanvullende compensatie voor de werkelijke schade en de aanvrager dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.
XX
Artikel 6.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien een aanvrager van een kinderopvangtoeslag heeft verzocht om toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 en kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor ondersteuning als bedoeld in artikel 2.21 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan die aanvrager ingezetene is, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van deze aanvrager het burgerservicenummer en de contactgegevens verstrekken aan dat college van burgemeester en wethouders om dat college in staat te stellen die aanvrager een aanbod van ondersteuning te doen op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij de uitvoering van de artikelen in afdeling 2.2 verwerkt de Belastingdienst/Toeslagen gegevens van de ouder, diens partner of voormalige partner, en de pleegouder.
4. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister» en wordt na «een aanvrager van een kinderopvangtoeslag» ingevoegd «die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend,».
5. In het vijfde lid wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister»,
6. Aan het zesde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. van een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend.
7. In het zevende en achtste lid wordt «onderdelen a en b» vervangen door «onderdelen a, b en c».
8. In het negende lid wordt «of diens partner» vervangen door «, diens partner, of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend».
9. Er worden zes leden toegevoegd, luidende:
12. Indien een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, bij de Belastingdienst/Toeslagen kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor ondersteuning als bedoeld in artikel 2.21 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan die ex-partner ingezetene is, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van die ex-partner het burgerservicenummer en de contactgegevens verstrekken aan dat college van burgemeester en wethouders om dat college in staat te stellen die ex-partner een aanbod van ondersteuning te doen op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg.
13. Ten behoeve van de uitvoering van artikel 2.21, vijfde lid, verstrekt de Belastingdienst/Toeslagen het burgerservicenummer en informatie over de status van het verzoek om toepassing van een herstelmaatregel of informatie over een wijziging in de status van de gedupeerdheid van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, of het kind, het pleegkind of het voormalige pleegkind dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2.12, aan het college van burgemeester en wethouders dat aan die aanvrager, die ex-partner of dat kind, pleegkind of het voormalige pleegkind brede ondersteuning biedt.
14. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend en die bij de Belastingdienst/Toeslagen kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor hulpverlening van Stichting Slachtofferhulp Nederland.
15. Bij de uitvoering van afdeling 2.3 verwerkt de Belastingdienst/Toeslagen gegevens van kinderen en voormalige partners van degene die een brief van de Belastingdienst/Toeslagen heeft ontvangen met een uitnodiging tot het aanvragen van compensatie of van degene die, zonder daartoe bij brief van de Belastingdienst/Toeslagen te zijn uitgenodigd, een aanvraag doet voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid.
16. Bij de uitvoering van artikel 4.1 verstrekt Onze Minister gegevens met betrekking tot de bij een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, ingediende schulden, de persoonsgegevens en, indien noodzakelijk, het burgerservicenummer van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, of van een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, aan diens schuldeisers of kredietbank.
17. Bij een wens tot remigratie verstrekt Onze Minister aan het college van burgemeester en wethouders het burgerservicenummer en de contactgegevens van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of van een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, indien die aanvrager of ex-partner kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor ondersteuning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan die aanvrager of ex-partner ingezetene wordt.
YY
Artikel 6.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «waarvan de aanvrager ingezetene is» ingevoegd «of indien een partner of kind van een overleden aanvrager als bedoeld in artikel 2.9a, onderscheidenlijk artikel 2.9b, kenbaar heeft gemaakt in aanmerking te willen komen voor ondersteuning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan die partner of dat kind ingezetene is» en wordt na «op verzoek van deze aanvrager» ingevoegd «, deze partner of dit kind,». Voorts wordt na «in staat te stellen die aanvrager» ingevoegd «, die partner, of dat kind».
2. In het vierde lid wordt na «als bedoeld in artikel 2.7» ingevoegd «, een partner of kind van een overleden aanvrager als bedoeld in artikel 2.9a onderscheidenlijk artikel 2.9b,».
3. In het zeventiende lid wordt na «een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7» ingevoegd «, de partner van een overleden aanvrager die in aanmerking komt voor een compensatie als bedoeld in artikel 2.9a, een kind van een overleden aanvrager die in aanmerking komt voor een compensatie als bedoeld in artikel 2.9b,» en wordt na «indien die aanvrager» ingevoegd «, partner, kind».
ZZ
Aan artikel 6.12 worden twee leden toegevoegd, luidende:
18. Onze Minister verwerkt de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van artikel 2.14h, derde lid.
19. De Belastingdienst/Toeslagen en Onze Minister wisselen de gegevens en inlichtingen uit die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 2.1, derde lid, 2.6, derde lid, en 2.14h, derde lid.
AAA
In artikel 6.13, eerste en tweede lid, wordt «is bevoegd tot verwerking van» vervangen door «verwerkt».
BBB
In artikel 6.14 wordt «een aanvrager van een kinderopvangtoeslag of diens partner die in aanmerking komt voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7» vervangen door «een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend».
CCC
Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. «Onze Minister van Financiën» wordt vervangen door «Onze Minister».
2. «hulp aan gedupeerden en potentieel gedupeerden van het kinderopvangtoeslagstelsel op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg» wordt vervangen door «brede ondersteuning als bedoeld in artikel 2.21».
DDD
Artikel 9.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 2.1, 2.6, 2.7, 2.10, 2.11» vervangen door «2.1, 2.6, 2.7, 2.10, 2.11, 2.11a, 2.11b, 2.14, 2.14a». Voorts wordt «die heeft verzocht om de toekenning» wordt vervangen door «die aanspraak wil maken op de toekenning».
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Financiën» vervangen door «Onze Minister».
EEE
Artikel 9.2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «treden de artikelen 8.4, onderdeel F, en 8.7 in werking» vervangen door «treedt artikel 8.7 in werking».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. treedt artikel 8.4, onderdeel F, in werking met ingang van 1 januari 2026.
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat artikel I, onderdelen A, onder 2, DD, onder 1, 3 en 5, EE, onder 1, 3 en 5, en CCC, onder 2, terugwerkt tot en met 5 november 2022.
2. In het besluit, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald dat artikel I, onderdeel I, van deze wet terugwerkt tot en met 1 oktober 2023.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36352-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.