De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 03 Woningmarkt van de departementale begrotingsstaat worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag
verhoogd met € 655.000 (x € 1.000).
Toelichting
Het uitgavenbedrag van BZK wordt door dit amendement met 655 miljoen euro verhoogd.
Deze verhoging compenseert het verlies van woningcorporaties aan huurinkomsten als
gevolg van onderliggend amendement. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de verlaging
van het uitgavenbedrag van het Rijk voor het huurtoeslagbudget, aangezien een verlaging
van de huren gevolgen heeft voor de uitbetaling van de huurtoeslag.
Het is goed dat het kabinet zich heeft ingezet om de huren in het gereguleerd segment
betaalbaarder te maken. Dat is geregeld door middel van een eenmalige huurverlaging
per 1 juli 2023 naar 575 euro (prijspeil 2023), maar die huurverlaging geldt alleen
voor huurders met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum én als zij bij een
woningcorporatie huren.
Sociale huurders die bij een commerciële partij huren, worden hiermee dus uitgesloten.
Indieners vinden het onrechtvaardig dat mensen benadeeld worden door iets waar ze
niets aan kunnen doen. Het waren namelijk de vorige kabinetten die actief hebben ingezet
om de verkoop van sociale huurwoningen aan (particuliere) beleggers te stimuleren.
Die huurders worden achteraf geconfronteerd met een situatie waar zij geen rol in
hebben gespeeld. Daarnaast hebben huurders met een inkomen boven de 120% ook te maken
met een overschrijding van de indicatieve streefwaarde (een overschrijding van de
netto huurquote). Dat blijkt uit het programma «betaalbaar wonen»1.
Volgens het NIBUD is iets wat we van de energiecrisis hebben geleerd bijvoorbeeld
dat mensen in een energieonzuinige woning en grote gezinnen noodgedwongen hogere energieuitgaven
hebben dan anderen. Daardoor kunnen zij meer moeite hebben met rondkomen dan anderen
met hetzelfde inkomen. Hogere inkomens hebben meer zekerheid over inkomsten, hebben
meer ruimte in hun begroting om te kunnen schuiven met uitgavenposten en hebben vaker
een buffer om op terug te vallen. De stijging van de energieprijzen – en de daaruit
voortvloeiende inflatie – is een probleem dat de hele samenleving raakt. Uitgaven
kunnen niet oneindig doorstijgen en daarom is het heel belangrijk om te kijken naar
wat mensen kúnnen betalen. Het Nibud pleit er daarom voor om uitgavencijfers een grotere
rol te laten spelen bij het maken van beleid. En aan de uitgavenkant moeten belangrijke
basis- en nutsvoorzieningen voor iedereen bereikbaar en betaalbaar blijven, nu en
in de toekomst.2
Maar de inkomensgroep vanaf 120% van het sociaal minimum tot aan de inkomensgrens
voor DAEB hebben vaak minder zekerheid en hebben geen ruimte in de begroting. Indieners
zien graag dat deze (particuliere en corporatie) huurders en de eerder genoemde particuliere
huurders tot 120% van het sociaal minimum ook een eenmalige huurverlaging naar 575 euro
krijgen (prijspeil 2023). Deze eenmalige huurverlaging past in de doelstelling van
het programma betaalbaarheid om de huurlasten (uitgedrukt in huurquotes) beter passend
te maken richting de indicatieve streefwaarde.
Indieners roepen de verantwoordelijke Minister op om de wet- en regelgeving daaromtrent
aan te passen. De uitgaven voor 2023 komen t.l.v. de algemene middelen. Structureel
zal de dekking erna worden gevonden in het verhogen van het tarief van de 2e schijf
van de vennootschapsbelasting vanaf 2024.
Beckerman