De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de rechten en het welzijn van kinderen een centrale plaats moeten
innemen in wet- en regelgeving, conform het Kinderrechtenverdrag en andere internationale
verplichtingen waaraan de Nederlandse regering zich verbonden heeft;
overwegende dat in artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag staat dat bij alle maatregelen
van de wetgever die kinderen betreffen de belangen van het kind de eerste overweging
moeten vormen;
overwegende dat het Kinderrechtencomité van de Verenigde Naties er in haar periodieke
rapportering over de naleving van het Kinderrechtenverdrag door Nederland in 2022
op heeft aangedrongen dat de regering een Kinderrechtentoets ontwikkelt voor wetgeving
en beleid die kinderen betreffen;
overwegende dat ook de Kinderombudsman van oordeel is dat kinderen veel te vaak de
dupe worden van wetten en beleid en aandringt op een Kinderrechtentoets;
overwegende dat de huidige wetgeving en beleidsvorming onvoldoende structurele waarborgen
bevatten om systematisch te toetsen of de belangen van kinderen worden gerespecteerd;
constaterende dat de Nederlandse Kinderombudsman inmiddels een Kinderrechtentoets
zoals bedoeld door het Kinderrechtencomité heeft ontwikkeld en gelanceerd;
verzoekt de regering bij alle toekomstige wetsvoorstellen over asiel en migratie die
direct of indirect betrekking hebben op kinderen, standaard de Kinderrechtentoets
toe te passen, zoals gemaakt door de Kinderombudsman;
verzoekt de regering de resultaten van deze toets onderdeel te maken van het wetgevingstraject,
zodat bij elk relevant wetsvoorstel expliciet wordt onderbouwd hoe de belangen van
het kind zijn gewaarborgd;
verzoekt de regering de Kamer voor het meireces te informeren over de wijze waarop
deze toets structureel wordt geïmplementeerd en toegepast,
en gaat over tot de orde van de dag.
Perin-Gopie
Karimi
Van der Goot
Janssen
Dittrich
Nicolaï