36 328 Raming der voor de Tweede Kamer in 2024 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 3 BEGROTINGSTOELICHTING (UITGAVEN EN ONTVANGSTEN)

1. Algemeen

a. Algemene uitgangspunten

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer zijn in artikel 4.4, lid 4 Comptabiliteitswet 2016 afspraken vastgelegd (de zogenoemde beheerafspraken) tussen de Minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties neemt de ramingen, zoals opgesteld door de Kamers der Staten-Generaal, op in het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van de Staten-Generaal, tenzij een evident zwaarwegende reden zich hiertegen verzet. Indien de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ramingen wegens evident zwaarwegende redenen niet of niet geheel opneemt, dan licht hij dit gemotiveerd toe (artikel 4.5, lid 2 en 3 Comptabiliteitswet 2016).

Een College dient, conform artikel 2.1 lid 7 van de Comptabiliteitswet 2016 betreffende een niet-departementale begroting, enkel haar taken en bedrijfsvoering weer te geven. Derhalve bevat deze niet-departementale begroting – in vergelijking met departementale begrotingen waarbij wel een weergave van het beleid wordt opgenomen – geen beleidsagenda. Vanwege de bijzondere positie van de Staten-Generaal wijkt de presentatie op deze punten af van de in de Rijksbegrotingsvoorschriften (Rbv) voorgeschreven sjablonen en richtlijnen.

b. Financiële uitgangspunten

Het uitgangspunt voor de Raming 2024 is het meerjarencijfer voor dat jaar zoals opgenomen in hoofdstuk IIA van de Rijksbegroting voor 2023 (Kamerstuk 36 200 IIA).

De mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2023 hebben betrekking op het jaar 2023 (en op de jaren na 2023).

De afronding van de Rijksbegroting is later dan de behandeling van de Raming in de Kamer. Uit deze afronding kunnen nog generieke mutaties voor de Raming voortvloeien, die vanzelfsprekend nog niet zijn verwerkt.

c. Opbouw

Deze begroting is opgebouwd uit de volgende beleidsartikelen:

  • Artikel 2. Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer;

  • Artikel 3. Wetgeving en controle Tweede Kamer;

  • Artikel 4. Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer.

d. Algemeen begrotingsbeeld

De begroting van de Tweede Kamer stijgt over de periode 2023–2028 jaarlijks met circa € 12,3 mln. voor structurele uitgaven (dit is exclusief technische mutaties). De fluctuaties in de meerjarenbegroting in de periode 2023–2028 worden verklaard door incidentele uitgaven. Verder is in 2023 sprake van incidenteel hogere ontvangsten. Deze worden ingezet ter dekking van een deel van de hogere uitgaven in 2023. In onderstaande tabel is het cijfermatige beeld opgenomen en vervolgens staat per artikel (-onderdeel) een toelichting vermeld.

Tabel 0 Algemeen begrotingsbeeld

Begroting uitgaven

artikelen 2, 3 en 4

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Huidige meerjarenbegroting

190.057

184.028

187.918

185.107

183.563

183.563

Mutaties Voorjaarsnota 2023

           

Artikelonderdeel 3.1 Apparaatsuitgaven

17.167

15.822

11.999

19.474

15.273

12.605

Artikelonderdeel 3.4 Fractiekosten

901

1.220

1.127

1.188

1.218

1.218

Artikelonderdeel 3.6 Parlementaire enquêtes

1.916

300

Totaal mutaties Voorjaarsnota 2023

19.984

17.342

13.126

20.662

16.491

13.823

Meerjarenbegroting inclusief mutaties

210.041

201.370

201.044

205.769

200.054

197.386

Begroting ontvangsten

artikelen 2 en 3

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Huidige meerjarenbegroting

3.725

3.725

3.725

3.725

3.725

3.725

Mutatie Voorjaarsnota 2023

4.700

         

Meerjarenbegroting inclusief mutaties

8.425

3.725

3.725

3.725

3.725

3.725

2. Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

Onder dit artikel worden rechtspositionele uitgaven aan leden en oud-leden van de Tweede Kamer, alsmede hun nagelaten betrekkingen geraamd.

De Tweede Kamer draagt ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden zorg voor de uitgaven ten behoeve van:

  • de schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • de reis- en overige kostenvergoedingen van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • de wachtgelden van oud-leden van de Tweede Kamer (artikel 2.2);

  • de pensioenen van oud-leden van de Tweede Kamer en hun nabestaanden (artikel 2.2);

De uitgaven bedragen:

Tabel 1: budgettaire gevolgen (x € 1.000,–)

Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2: Uitgaven t.b.v. leden en oud-leden Tweede Kamer

           

Verplichtingen

34.771

35.303

36.946

35.887

35.373

35.373

Uitgaven

34.771

35.303

36.946

35.887

35.373

35.373

1. schadeloosstelling

23.553

23.553

23.554

23.554

23.554

23.554

2. pensioenen en wachtgelden

11.218

11.750

13.392

12.333

11.819

11.819

Ontvangsten

86

86

86

86

86

86

Schadeloosstelling

Op dit artikelonderdeel staan de uitgaven voor de schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer. Ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer draagt de Tweede Kamer de uitgaven voor schadeloosstelling en de reis- en overige kostenvergoedingen voor de leden van de Tweede Kamer.

Pensioenen en wachtgelden

Op basis van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers draagt de Tweede Kamer zorg voor de uitgaven aan pensioenen en wachtgelden voor de oud-leden van de Tweede Kamer. In verband met de verkiezingen van 2025 is de Raming voor 2025 en 2026 hoger.

Ontvangsten

De ontvangsten op dit onderdeel hebben betrekking op de verrekening van neveninkomsten.

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, de gerealiseerde uitgaven en gemiddelden van de artikelonderdelen opgenomen voor de jaren 2018–2022.

Tabel 2: gemiddelde uitgaven per Kamerlid

Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)

2018

2019

2020

2021

2022

2.1. schadeloosstelling

23.461

24.416

24.393

23.515

25.054

gemiddeld per lid TK

156

163

163

157

167

2.2. pensioenen en wachtgelden

10.943

9.463

9.468

11.918

10.275

2.3. schadeloosstelling leden Europees Parlement

117

45

0

0

0

Het betreft de volgende aantallen gerechtigden voor de pensioenen en wachtgelden:

Tabel 3: aantallen gerechtigden pensioenen en wachtgelden oud-leden

Aantallen deelgerechtigden

2018

2019

2020

2021

2022

Pensioenen oud-leden

442

430

432

451

448

Wachtgelden oud-leden

62

54

14

58

48

Totaal

504

484

446

509

496

3. Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

Als volksvertegenwoordiging heeft de Tweede Kamer twee hoofdtaken: controle van de regering en (mede)wetgeving. Deze taken vloeien voort uit de artikelen 50 (vertegenwoordiging van het gehele Nederlandse volk), 65 tot en met 72 (werkwijze), 81 tot en met 87 (wetten en andere voorschriften), 105 (begrotingen), en 137 en 138 (grondwetgeving) van de Grondwet en enkele andere (grond)wetsartikelen.

De ambtelijke diensten

De ambtelijke diensten ondersteunen het constitutioneel proces. Dit doen de ambtelijke diensten door middel van het bieden van een politiek neutrale, adequate en innovatieve ondersteuning van de Kamerleden in alle facetten van hun werk als volksvertegenwoordiger. De politieke prioriteiten, zoals door de Kamer bepaald, zijn daarbij leidend.

De aandachtspunten voor 2024 zijn toegelicht in de geleidende brief (stuknummer 1).

De uitgangspositie voor dit artikel is het meerjarencijfer bezien vanuit de begroting 2023 (Kamerstuk 36 200 IIA) aangevuld met (structurele doorwerking van) de mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2023. De Tweede Kamer heeft «Voorjaarsnotamutatie(s)» (suppletoire begrotingswijziging bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2023) aangemeld bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tabel 4 Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3: Wetgeving en controle

Tweede Kamer (in € 1 000)

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

173.696

164.493

162.524

168.308

163.107

160.439

Uitgaven1

173.696

164.493

162.524

168.308

163.107

160.439

3.1: apparaat

103.646

98.356

97.510

97.819

97.819

97.819

Mutaties n.a.v. de Voorjaarsnota 2023

           

• Uitvoeren moties

1.400

0

0

0

0

0

• Versterking parlementair proces

1.397

1.716

1.571

1.571

1.571

1.571

• Versterking ondersteuning Voorzitter en presidium

503

503

503

503

503

503

• Uitbreiding Woo

397

265

265

265

265

265

• Waarborgen veiligheid

4.282

4.097

4.097

4.097

4.097

4.097

• Borgen ICT organisatie

2.600

7.077

2.600

2.600

2.600

2.600

• Versterking bedrijfsvoering

1.079

1.079

1.079

1.079

1.079

1.079

• Renovatie Binnenhof

530

225

225

7.725

2.725

225

• Tijdelijke huisvesting

533

168

168

168

168

0

• IV jaarplan 2023

1.254

0

0

0

0

0

• Aanpassing lopende contracten

3.192

692

692

692

692

692

• Kasschuif en correctie extrapolatiejaar (technische mutatie)

0

0

799

774

1.573

1.573

             

3.2: kennis en onderzoek

1.235

2.468

2.468

2.468

2.468

2.468

3.3: publicatie officiële documenten

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

3.4: fractiekosten

41.649

41.634

44.727

42.666

41.636

41.636

Mutatie n.a.v. de Voorjaarsnota 2023

           

• Ramingsbijstelling

901

1.220

1.127

1.188

1.218

1.218

3.5: uitzending leden

484

484

484

484

484

484

3.6: parlementaire enquêtes

2.489

0

0

0

0

0

Mutatie n.a.v. de Voorjaarsnota 2023

           

• Ramingsbijstelling

1.916

300

0

0

0

0

3.7: bijdrage Prodemos

2.201

2.201

2.201

2.201

2.201

2.201

             

Ontvangsten1

8.339

3.639

3.639

3.639

3.639

3.639

3. Ontvangsten

3.639

3.639

3.639

3.639

3.639

3.639

Mutatie n.a.v. de Voorjaarsnota 2023

           

• Ramingsbijstellingen

4.700

0

0

0

0

0

X Noot
1

Bedragen inclusief Ramingsbijstellingen.

Kengetallen zijn opgenomen in de Staat van de Tweede Kamer 2022.

Toelichting mutaties Voorjaarsnota:

Artikelonderdeel 3.1 Apparaat

Algemeen

De mutaties in de Voorjaarsnota 2023 op artikelonderdeel 3.1 fluctueren over de periode 2023–2028. Dit heeft te maken met incidentele uitgaven. Zonder deze incidentele uitgaven stijgt dit artikelonderdeel met circa € 11,0 mln. per jaar (dit is exclusief technische mutaties). De structurele verhogingen hebben voornamelijk betrekking op formatieve uitbreidingen binnen de Kamer ter versterking van de ondersteuning van het parlementaire proces en de bedrijfsvoering (inclusief beveiliging) en een stijging van de uitgaven voor de uitbreiding en prijsaanpassing van beheer en onderhoud van ICT contracten.

In 2023 wordt de begroting opgehoogd met € 17,2 mln. In dit bedrag zitten incidentele uitgaven voor bijvoorbeeld de uitvoering van moties (€ 1,4 mln.), de aanpassingen van lopende contracten en dan specifiek de stijgende energielasten en voedsel- en drankprijzen (€ 2,5 mln.) en het IV-jaarplan (€ 1,3 mln.).

In 2024 stijgt de begroting met € 15,8 mln., hiervan is € 4,5 mln. incidenteel voor de (vervangings-) investeringen in het Rijksdatacenter.

In 2026 stijgt de begroting met € 19,5 mln. en in 2027 met € 15,3 mln. Deze stijging hangt samen met de incidentele investeringen in de (gedeeltelijke) vervanging van AV. Het gaat om € 7,5 mln. in 2026 en € 2,5 mln. in 2027. Als de terugverhuizing vertraging oploopt dan worden deze middelen naar latere jaren verschoven.

Vanaf 2025 t/m 2028 wordt een technische mutatie verwerkt.

Toelichting per mutatie uit tabel 4, 3.1: apparaat

  • 1) Uitvoering moties: dit betreft noodzakelijke uitgaven voor het ten uitvoer brengen van reeds aangenomen moties m.b.t. het vergaderen in crisistijd (motie van het lid Van Gent; Kamerstuk 35 322, nr. 43), papierloos vergaderen (motie van het lid Bromet; Kamerstuk 36 062, nr. 10), de motie inzake wegwerpbekers (motie van het lid Esch; Kamerstuk 30 872 nr. 280). Hiervoor is in 2023 € 1,40 mln. benodigd.

  • 2) Versterking parlementaire proces: om de kwaliteit van de ondersteuning van het parlementaire proces te behouden en verbeteren zijn extra uitgaven nodig voor personeel. Personele uitbreiding is nodig bij de Griffies Commissies met 8,5 fte’s (waarvan 0,5 fte alleen voor 2023 is) voor circa € 1,0 mln. structureel per jaar. Dit vanwege de toenemende werkzaamheden voor Kamercommissies, de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven en een permanente vertegenwoordiger in Brussel. Daarnaast wordt de formatie van de Dienst Analyse en Onderzoek structureel uitgebreid met 4 fte EU-coördinatoren. Hiervoor is € 0,6 mln. structureel nodig.

    Voor het aanpassen van Parlis aan nieuwe gebruikerswensen en noodzakelijke technische aanpassingen is in 2023 en 2024 jaarlijks € 0,15 mln. nodig.

  • 3) Versterking ondersteuning Voorzitter en presidium: Het Stafbureau Voorzitter en presidium wordt heringericht tot het Stafbureau Voorzitter/Griffier en met structureel 3 fte uitgebreid. Dit vanwege de toenemende werkzaamheden ter ondersteuning en advisering van de Voorzitter en de Griffier en het tijdig afhandelen van burgercommunicatie namens de Voorzitter. Met deze uitbreiding komt er ook meer ruimte om de interne bestuurlijke processen te borgen. Daarnaast wordt de invulling van de positie van woordvoerder in de Raming geborgd (1 fte bij de Stafdienst Communicatie). In totaal is jaarlijks € 0,50 mln. nodig.

  • 4) Uitbreiding Woo: de Kamerorganisatie wordt in toenemende mate belast door Woo-verzoeken. In de periode vanaf 1 mei 2022 tot 16 januari 2023 zijn in totaal 39 Woo-verzoeken ingediend. Om een goede afhandeling van deze Woo-verzoeken te kunnen waarborgen is in 2023 3 fte nodig en vanaf 2024 structureel 2 fte. Hiervoor is in 2023 € 0,4 mln. nodig en vanaf 2024 jaarlijks € 0,26 mln.

  • 5) Waarborgen veiligheid: De veiligheidssituatie van het pand, de systemen en de leden van de Tweede Kamer vragen om een structurele investering van personeel bij de Beveiligingsdienst, Bureau Beveiligingsautoriteit en de CISO. Structureel gaat het om 29,5 fte. Jaarlijks is hiervoor circa € 4,1 mln. nodig. In 2023 is € 0,2 mln. benodigd voor de inhuur van externe expertise.

  • 6) Borgen ICT organisatie: In 2018 was het voornemen om over te stappen naar SSC-ICT. Hierdoor was de vaste formatie van de Dienst Automatisering (DA) gedaald en is de bezetting de afgelopen periode voor een groot deel ingevuld met externe inhuur. De uitgaven aan externe inhuur is jaarlijks incidenteel gedekt uit de eigen begroting (door lagere materiële uitgaven voor ICT en onderuitputting binnen de totale begroting). Inmiddels is er duidelijkheid over de benodigde structurele vaste formatie en wordt zo veel als mogelijk de externe inhuur vervangen door eigen vast personeel. De uitgaven voor vast personeel moeten structureel geborgd worden in de begroting. Daarom is het nodig om de begroting structureel op te hogen met € 2,6 mln. De totale uitgaven voor DA stijgen niet ten opzichte van voorgaande jaren. Verder is in 2024 eenmalig € 4,5 mln. nodig voor (vervangings-)investeringen in het Rijksdatacenter.

  • 7) Versterking van de bedrijfsvoering: de ondersteunende diensten worden geconfronteerd met toenemende werkzaamheden door de groei van de Kamerorganisatie in de afgelopen jaren voor met name het parlementaire proces en de beveiliging. Om de dienstverlening te waarborgen is personele uitbreiding nodig bij de Stafdienst Human Resources, de Facilitaire Dienst, de Stafdienst Financieel Economische Zaken en het Restaurantbedrijf. In totaal gaat het om 9,6 fte waarvoor jaarlijks circa € 1 mln. nodig is.

  • 8) Renovatie Binnenhof: De uitgaven voor de renovatie Binnenhof zijn structureel € 0,23 mln. voor een goede begeleiding van de renovatie vanuit de Tweede Kamer en het inzetten van externe expertise zodat op tijd en volledig conform afspraken en specificaties de gerenoveerde gebouwen en dependances van de Tweede Kamer kunnen worden opgeleverd. Als de terugverhuizing vertraging oploopt dan is dit budget langer benodigd (tot en met twee jaar na de terugverhuizing).

    Voor de geplande terug verhuizing naar het Binnenhof is in 2026 € 7,5 mln. en in 2027 € 2,5 mln. nodig, voor investeringen in het AV-systeem dat gedeeltelijk nieuw moet worden aangelegd in het Binnenhof. Als de terugverhuizing vertraging oploopt dan schuiven deze uitgaven door naar latere jaren.

  • 9) Tijdelijke huisvesting: de Tweede Kamer wordt geconfronteerd met hogere uitgaven als gevolg van de huisvestingssituatie in B67, om zelf urgente klantwensen te kunnen oplossen en uit te laten voeren. In 2023 is hiervoor € 0,36 mln. benodigd. Vanaf 2023 t/m 2027 is € 0,17 mln. benodigd voor extra capaciteit voor de tijdelijke huisvesting (1,5 fte). Als de terugverhuizing vertraging oploopt dan is deze capaciteit langer benodigd (tot en met het jaar van de terugverhuizing).

  • 10) IV-jaarplan: In het IV-jaarplan zijn IV initiatieven (projecten, lijnactiviteiten en onderzoeken) opgenomen die op basis van prioritering tot uitvoer gaan komen. Hiervoor is in 2023 € 1,25 mln. nodig.

  • 11) Aanpassing lopende contracten: Door de aanhoudende prijsstijging van energie en voedsel is voor 2023 € 2,50 mln. aanvullend benodigd, waarvan € 2,0 mln. voor hogere energiekosten. Verder is vanaf 2023 structureel € 0,7 mln. opgenomen voor de uitbreiding en prijsaanpassing van beheer en onderhoud van ICT contracten.

  • 12) Dit betreft een kasschuif van € 0,8 mln. van 2026 naar 2025 en een correctie op de extrapolatie van € 1,57 mln. vanaf 2026 (technische mutaties).

Artikelonderdeel 3.4: Fractiekosten

De verhoging van de fractiekosten komt voort uit het verhogen van het zetelbedrag door de wijzigingen in de CAO Rijk. Het gaat om € 0,9 mln. in 2023 en om € 1,2 mln. vanaf 2024.

Artikelonderdeel 3.6: Parlementaire Enquêtes

In 2022 is het begrote bedrag voor de Parlementaire Enquête Aardgaswinning niet volledig benut en het restant € 0,89 mln. moet in 2023 worden toegevoegd.

In 2022 is de totale begroting van de Parlementaire Enquête Fraudebeleid en Dienstverlening verhoogd naar € 4,27 mln. Per saldo moet de Raming hiervoor in 2023 worden opgehoogd met € 0,78 mln. en in 2024 met € 0,3 mln.

Voor de Tijdelijke Commissie Corona is in 2023 € 0,25 mln. nodig. Het onderzoeksvoorstel van de Commissie wordt in het voorjaar 2023 opgeleverd. Als de Kamer instemt met het onderzoeksvoorstel zal de Raming voor deze Enquête worden opgehoogd.

Artikel 3: Ontvangsten

De Tweede Kamer begroot meerjarig ontvangsten. Deze ontvangsten hebben betrekking op de omzet van het Restaurantbedrijf, doorbelastingen aan derden en inhoudingen op lonen en salaris en ontvangsten voor zwangerschap- en bevallingsuitkeringen. Incidenteel heeft de Kamer extra ontvangsten van fracties als blijkt dat hun egalisatiereserve het maximum heeft bereikt. Conform de fractiekostenregeling wordt bij een overschrijding het verschil door de stichting terugbetaald aan de Tweede Kamer. In 2023 worden de ontvangsten opgehoogd met € 4,7 mln. (hogere ontvangsten vanuit de fractiekostenregeling en de doorbelasting aan de derden).

4. Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

Op dit artikel zijn de uitgaven geraamd ten behoeve van gezamenlijke activiteiten van de Eerste en Tweede Kamer, te weten deelname aan activiteiten van interparlementaire organen.

Tabel 5: budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4: Wetgeving en controle

Eerste en Tweede Kamer (in € 1 000)

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

1.574

1.574

1.574

1.574

1.574

1.574

Uitgaven

1.574

1.574

1.574

1.574

1.574

1.574

3. interparlementaire betrekkingen

1.574

1.574

1.574

1.574

1.574

1.574

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

Het betreft de volgende uitgaven:

  • uitzending van Kamerleden naar internationale organisaties;

  • aandeel van Nederland in de kosten van interparlementaire organen;

  • contacten tussen de (voormalige) parlementen van het Koninkrijk;

  • ontvangst van buitenlandse parlementsleden en delegaties van internationale organisaties;

  • de activiteiten van de Nederlandse groep van de Interparlementaire Unie (IPU).

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, in meerjarig perspectief (2018–2022) de uitgaven met betrekking tot dit artikel opgenomen. Voorts zijn, afgeleid hiervan, gemiddelden per Kamerzetel (van Eerste en Tweede Kamer) opgenomen.

Tabel 6: gemiddelde uitgaven per lid

Artikel 4: Wetgeving en controle

Eerste en Tweede Kamer (in € 1 000)

2018

2019

2020

2021

2022

Interparlementaire betrekkingen

1.171

1.180

904

890

947

totaal artikel 4

1.171

1.180

904

890

947

gemiddeld per zetel (225)

5

5

4

4

4

Naar boven