36 327 Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering)

36 636 Vaststelling van Boek 1, Hoofdstuk 10, en de Boeken 7 en 8 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Tweede vaststellingswet Wetboek van Strafvordering)

G1 VERSLAG VAN EEN OPENBAAR GESPREK

Vastgesteld 28 oktober 2025

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid2 heeft, ter voorbereiding op de behandeling van de wetsvoorstellen voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering (36 327 en 36 636), op 9 september 2025 een gesprek gevoerd over de praktijk van het huidige strafproces afgezet tegen die in het nieuwe Wetboek van Strafvordering.

Van dit gesprek brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Dittrich

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, De Graag

Voorzitter: Dittrich

Griffier: De Graag

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Bijsterveld, Dittrich, Doornhof, Hartog, Janssen, Marquart Scholtz, Recourt, Van Toorenburg, Veldhoen en Vogels,

alsmede mevrouw Groos, Raad voor de rechtspraak, de heer Van Leest, Raad voor de rechtspraak, en de heer Ruiter, rechtbank Den Haag.

Aanvang 20.00 uur.

De voorzitter:

Goedenavond. Van harte welkom bij deze vergadering van de commissie voor Justitie en Veiligheid van de Eerste Kamer. Van harte welkom aan onze gasten. We vinden het heel fijn dat u vanavond hier te gast wilt zijn en wat meer uitleg en een toelichting wilt geven over de grote veranderingen die eraan zitten te komen rond het Wetboek van Strafvordering.

We zoomen vanavond wat meer in op de rol van de rechter-commissaris en de voorzitter van de raadkamer. Wij vinden het een heel belangrijk onderwerp. Wij hebben als Eerste Kamer ook een aparte werkgroep van verschillende Kamerleden, onder voorzitterschap van Rian Vogels, en we hebben een heel voortraject over hoe wij in de Eerste Kamer de behandeling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering zullen gaan behandelen. We dachten dat het goed zou zijn om op dit punt nog wat extra informatie te krijgen, met name met u.

We hebben een uur de tijd. Ik zou eigenlijk willen zeggen: meneer Ruiter, mag ik u het woord geven? Dan kunt u een presentatie houden met degenen die naast u zitten. Dan kunnen we met vraag en antwoord hopelijk meer duidelijkheid krijgen. Aan u het woord. Misschien kunt u op het knopje drukken, zodat de microfoon aangaat.

De heer Ruiter:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de uitnodiging om hier deze toelichting te geven namens de rechtspraak. Ik zal beginnen, mijn collega Wilma Groos zal mij daarna aflossen en Rémy van Leest zal afsluiten. Ik zal met u met name stilstaan bij de rol van de rechter-commissaris in het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Ik zal dat proberen af te zetten tegen de huidige situatie en aangeven wat er gaat veranderen.

Mijn naam is Martin Ruiter. Ik ben rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag. Dat ben ik sinds 2017. Sinds een aantal jaar ben ik ook betrokken bij het programmateam vanuit de rechtspraak voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering.

Ik wil een aantal onderwerpen langslopen in mijn presentatie. Ik wil eerst iets zeggen over het kader van de bevoegdheden van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft een aantal bevoegdheden. Ik ga iets zeggen over binnen welk kader hij die kan uitoefenen. Dan wil ik daarna vooral inzoomen op de regiebevoegdheden. Dat is wel echt een grote verandering binnen het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Daar zal ik dus ook uitgebreid bij stilstaan. Ik zal ook iets zeggen over de vormen van rechtsbescherming die de rechter-commissaris moet bieden, want ook daarbij is sprake van een uitbreiding. Ik zal afsluiten met wat conclusies en wellicht ook wat aanbevelingen.

De voorzitter:

Mag ik u één vraag stellen, voordat u echt begint? Ik zie dat u slides heeft. Krijgen wij die uiteindelijk ook?

De heer Ruiter:

Ja, die kunnen we verspreiden.

De voorzitter:

Dat zou heel fijn zijn. Dan hoeven we niet alles op te schrijven.

De heer Ruiter:

In het nieuwe Wetboek van Strafvordering is een apart artikel opgenomen over de taken van de rechter-commissaris en binnen welk kader die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend. Dat sluit aan bij de Wet versterking positie rechter-commissaris, die een jaar of tien geleden is aangenomen. Dit is de uitwerking daarvan in de wet. Het valt uiteindelijk in twee aspecten uiteen. Het eerste aspect gaat over de rechtsbescherming. Daar zal ik aan het eind van de presentatie bij stilstaan. Dan gaat het er bijvoorbeeld over dat de rechter-commissaris toestemming moet geven aan de officier van justitie om zwaardere opsporingsbevoegdheden in te zetten, maar het geldt ook als waarborging voor de vrijheidsbeneming. De rechter-commissaris is de eerste rechter die beslist over de voorlopige hechtenis.

Het tweede aspect gaat over de betrokkenheid van de rechter-commissaris bij het opsporingsonderzoek. Dan gaat het enerzijds over de volledigheid en de evenwichtigheid, dus de vraag of de verdediging aan zijn rechten komt, en anderzijds over de voortgang van het opsporingsonderzoek, dus dat de vaart er wel een beetje in moet blijven en de vraag hoe we dat kunnen gaan doen. Dat is een belang dat nagestreefd moet worden.

Er is een hele duidelijke keuze gemaakt, al in de Wet versterking positie rechter-commissaris, namelijk om de rechter-commissaris niet neer te zetten als een onderzoeksrechter, wat in andere landen wel het geval is. In Nederland is een rechter-commissaris een rechter in het vooronderzoek. Dat betekent dat het opsporingsonderzoek onder leiding van de officier van justitie gebeurt, maar dat ook de officier van justitie kan worden aangesproken op de resultaten daarvan. De rechter-commissaris wordt daarbij ingeschakeld op de momenten dat het nodig is, maar echt actief regie voeren op de inhoud en het resultaat daarvan is uiteindelijk niet de bedoeling. Ik zal in de loop van de presentatie nog terugkomen op welke gevolgen dat heeft.

Ik begin bij het onderdeel regie, binnen het kader van de beweging naar voren. Ik begreep dat er binnen deze Kamer ook al eerder over is gesproken, dus ik zal wat sneller door een aantal dingen heen gaan. De doelstelling van de beweging naar voren is dat strafzaken beter voorbereid bij de zittingsrechter terechtkomen. Een van de belangrijkste achtergronden is dat het aantal pro-formazittingen nogal is uitgedijd. Het lukt bijna niet om strafzaken – dan hebben we het vooral over gedetineerde verdachten – binnen drie maanden inhoudelijk te behandelen. Als iemand in voorlopige hechtenis zit, moet de voorlopige hechtenis worden getoetst. Daar moet dus ook een zitting voor belegd worden. Dat wordt gezien als zonde van de zittingscapaciteit. Daarom is die beweging naar voren onder andere ingezet.

Deze heeft twee aspecten, waaronder een kwalitatief aspect. Het is ook de bedoeling dat het debat op zitting uiteindelijk verdiept wordt. Wat al in het voortraject kan worden gedaan om die verdiepingsslag te kunnen maken, hoort ook bij de beweging naar voren. Daarnaast zit er ook een meer kwantitatief aspect aan, namelijk dat de doorlooptijden daarmee wellicht teruggedrongen kunnen worden. Ik zal in mijn presentatie proberen na te gaan of de maatregelen die daartoe worden getroffen, daar ook dienstig voor zijn.

In de beweging naar voren worden vijf pijlers, vijf maatregelen, onderscheiden. Die maatregelen kun je los beschouwen, maar uiteindelijk is het een samenstel van maatregelen. Ze hangen ook wel samen met elkaar. Ik zal wat uitgebreider ingaan op de eerste, de belangrijkste, de opheffing van de pro-formazittingen en wat daarvoor in de plaats komt. De tweede pijler is dat de rechter-commissaris langer bevoegd wordt om onderzoek uit te oefenen. De derde is het gefaseerd aanbrengen van een zaak op zitting. Er komt dus een nieuwe fase tussen het uitbrengen van de procesinleiding en de daadwerkelijke start van de zitting. Dat is ook de fase waarin de voorzitter actief zal worden. Dat is het onderdeel dat mijn collega Wilma Groos straks verder zal uitwerken. Ik zal kort iets zeggen over de – dat is een meer technisch aspect – beoordelingscriteria voor de getuigenverzoeken.

Maar ik begin bij de eerste, de opheffing van de pro-formazitting. Ik denk dat het goed is om eerst even de huidige situatie te schetsen. Dan heb ik het dus over zaken waarbij verdachten gedetineerd zijn, want dan moet de voorlopige hechtenis eens in de zoveel tijd worden getoetst. Een verdachte wordt eerst voorgeleid bij de rechter-commissaris. Die moet dan beslissen of iemand veertien dagen in voorlopige hechtenis wordt genomen. Vervolgens kan die voorlopige hechtenis bij de raadkamer gevangenhouding worden verlengd. Dat gebeurt met een periode van maximaal 90 dagen. Als die 90 dagen zijn verstreken, moet de officier van justitie een dagvaarding uitbrengen en de zaak aanbrengen op zitting. Dan beslist de zittingsrechter elke drie maanden of de voorlopige hechtenis moet worden verlengd. Dat gebeurt op een pro-formazitting. Op dat moment is een zaak dus weg bij de raadkamer.

In de nieuwe situatie, als de pro-formazittingen verdwijnen en de dagvaarding verdwijnt, gaat het proces er anders uitzien. De rechter-commissaris doet nog steeds de eerste veertien dagen. In de eerste 90 dagen is er nog steeds sprake van een besloten zitting bij een raadkamer, maar daarna gebeurt de verlenging van een gevangenhouding op een raadkamerzitting. Dat is ook steeds voor 90 dagen. Dat gebeurt op een openbare zitting. Wat is nu het verschil met een pro-formazitting? Zo'n raadkamerzitting is in beginsel alleen gericht op de voorlopige hechtenis. Op een pro-formazitting komt er vaak meer aan de orde. Dan zal de officier van justitie ook vertellen wat het verwijt is en hoever het onderzoek is. Op dat soort zittingen zie je ook wel dat de verdediging onderzoekwensen indient. Dan wordt het ook een soort regiezitting. Dat onderdeel verdwijnt, omdat zo'n raadkamerzitting veel korter duurt. Die verlenging van de gevangenhouding gaat helemaal door totdat de inhoudelijke behandeling begint. Er gaat pas een procesinleiding uit, dus een dagvaarding, op het moment dat de officier van justitie van mening is dat het onderzoek gereed is.

Ik zei al dat er op de pro-formazitting normaal gesproken wel regie wordt gevoerd, maar dat valt hier weg. Waar komt die regie dan terecht? Dan komt de rechter-commissaris in beeld. In die zin hangen die maatregelen samen. Dan wordt de rechter-commissaris langer bevoegd. Hoe is de huidige situatie? De rechter-commissaris is bevoegd zolang er geen dagvaarding is uitgebracht, maar die dagvaarding wordt dus al na drie maanden uitgebracht. Op dat moment is de rechter-commissaris niet meer bevoegd om regie te voeren en op onderzoekwensen te beslissen, tenzij de rechtbank de zaak terugverwijst naar de rechter-commissaris. Maar dat is dan een beslissing van de rechtbank. Vervolgens mag de rechter-commissaris wel die beslissingen nemen. Maar in beginsel is de rechter-commissaris onbevoegd geworden. In de nieuwe situatie blijft de rechter-commissaris bevoegd, omdat er nog geen zitting is. Dat duurt dus tot de procesinleiding, en ook nog daarna. Op die details zal ik op een later moment ingaan.

Een van mijn collega's heeft hier een mooi schema voor gemaakt. Misschien helpt dat om die twee sporen te zien. In eerste instantie wil ik aandacht vragen voor de bovenste helft. Helemaal bovenaan staat het VH-spoor, het spoor van de voorlopige hechtenis. U ziet ook de eerste veertien dagen van de rechter-commissaris. De gevangenhouding wordt dan steeds met 90 dagen verlengd op een raadkamerzitting totdat helemaal aan het einde de inhoudelijke behandeling plaatsvindt. Gescheiden van dat spoor is het regiespoor. Daar staat een hele lange pijl. Dat is ook precies de bedoeling, want die pijl laat de rechter-commissaris vanaf het begin tot aan het einde betrokken zijn bij de zaak, dus tot aan de inhoudelijke behandeling en vanaf het eerste verhoor van de verdachte. Op de onderste helft kom ik straks terug.

Hoe zit het met de opheffing van de pro-formazittingen? Wat is de winst en welke kanttekeningen kunnen daar misschien bij gezet worden? Je zou denken dat het een besparing van de zittingscapaciteit is, want zo'n pro-formazitting duurt lang en er wordt meer besproken. Een raadkamerzitting gaat sneller. Dat is een deel van de waarheid. Ook in een raadkamer zitten drie rechters, die zich zullen moeten inlezen. Misschien duurt de zitting een kwartiertje of een halfuurtje korter, maar de inleestijd is er nog steeds. En het regiegedeelte van de pro-formazitting valt weg. In dat gat springt de rechter-commissaris. Het is dus de vraag of er per saldo minder tijd besteed zal worden aan een zaak en of er rechtzittingscapaciteit bespaard zal worden. Dat vraag ik me af. Het lijkt meer op een verschuiving van werkzaamheden.

En dan de vraag of je in dat tweesporenbeleid die scheiding altijd zo strikt kunt maken. Als je in een raadkamer alleen spreekt over de voorlopige hechtenis, komt dan toch niet via de achterdeur de stand van het onderzoek binnen? Ik denk dat je wil weten – een advocaat zal dat ook aanvoeren – hoelang het onderzoek eigenlijk nog gaat duren. Als het een heel complex onderzoek is dat nog een jaar zal gaan duren, zal een advocaat of een verdachte verzoeken om een schorsing, zodat hij in afwachting van dat langdurige onderzoek zijn strafzaak in vrijheid mag afwachten. Ook een raadkamer moet dus enigszins op de hoogte zijn van de stand van het onderzoek. Dat kan natuurlijk via de officier van justitie die erbij zit, maar krijg je dan toch ook niet discussies binnen de raadkamer over de stand van het onderzoek? Het is dus de vraag of die scheiding altijd zo te maken is.

De pro-formazitting die er was, is ook een vast moment. Ergens binnen die drie maanden moet er een nieuwe zitting komen. Iedereen wordt ook geacht om daar te verschijnen, ook om verweer te voeren. Zo'n zitting vindt dus plaats. Als een rechter-commissaris regie wil voeren, is dat niet een vast moment. Die regiebijeenkomst zal belegd moeten worden. Dat is een heel praktisch punt: de agenda's van heel veel betrokkenen bij het strafproces zitten enorm vol. Het plannen van getuigenverhoren lukt soms niet eens binnen drie maanden. Dat lukt pas na drie maanden. Als je dan echt boven op een onderzoek wil zitten om die afspraken met elkaar te maken, vergt dat veel van de planning maar ook van de agenda van iedereen die daarbij betrokken is. Ik kom later terug op de vraag wat een regiebijeenkomst precies inhoudt, want het is wel een heel mooi instrument.

De rechter-commissaris is langer bevoegd om regie te voeren, maar moet ook instrumenten hebben om die regie te kunnen voeren. Er worden de rechter-commissaris een aantal instrumenten in handen gegeven. Ik wil er twee bespreken. Het eerste betreft het stellen van een termijn voor het indienen van onderzoekswensen. Dat betekent dat je gewoon aan partijen vraagt of zij binnen twee of vier weken hun onderzoekswensen willen indienen. Dan komt er een reactie en dan neemt de rechter-commissaris de beslissing. Die termijnstelling wordt bij de stukken gevoegd, zodat zichtbaar is dat een rc regie heeft gevoerd en op een later moment kan blijken wat daarmee is gebeurd.

Daarnaast is er die regiebijeenkomst. Die mogelijkheid bestaat nu ook al. Het is nu een ambtshalve bevoegdheid van de rechter-commissaris. Hij kan dus een regiebijeenkomst beleggen. In de nieuwe strafvordering kan de verdachte of de advocaat daar ook om verzoeken. De officier van justitie kan dat ook vorderen. Wat gebeurt er op zo'n regiebijeenkomst? Je zit eigenlijk bij elkaar aan een ronde tafel en je bespreekt met elkaar wat een onderzoek nodig heeft. Het is vrij laagdrempelig. Het is ook een besloten bijeenkomst zonder publiek erbij. Je kijkt wat de stand van zaken is en welke onderzoekswensen er leven. Misschien kun je daar al direct over beslissen en als het kan kun je ook al de agenda's erbij pakken om een moment met elkaar te plannen. Als je eenmaal bij elkaar zit, kun je dus ook spijkers met koppen slaan. Maar er zit een addertje onder het gras, zowel bij de eerste als bij de tweede bevoegdheid. Bij het stellen van die termijn is immers nadrukkelijk overwogen dat daar geen sanctie aan vastzit. Het wordt gezien als een markeringspunt. Er is een keer een termijn gesteld, maar dat betekent niet dat als die termijn niet gehaald wordt, als een verzoek later wordt ingediend, dat dan anders wordt beoordeeld. De incentive om daaraan te voldoen is dus niet zo heel groot.

Bij de regiebijeenkomst is deelname niet verplicht. Als een advocaat zegt «ik ben daar nog niet klaar voor», «ik beschik nog niet over voldoende stukken» of «ik heb de strategie nog niet voldoende kunnen bepalen», kan een rechter-commissaris wel een regiebijeenkomst beleggen, maar ja, als niet iedereen aanwezig is, heeft dat weinig zin. Dat betekent dat voor het slagen van de regie door de rechter-commissaris de afhankelijkheid van de medewerking van partijen erg groot is. Daar kun je natuurlijk wel middelen voor inzetten. Je kunt bijvoorbeeld mensen persoonlijk benaderen. Dat soort softe vaardigheden kun je wel inzetten, maar de harde eis om mee te werken is er niet.

Ik hoor dat er gevraagd wordt of de verdachte bij de regiebijeenkomst aanwezig is. In beginsel niet, maar de verdediging kan daar wel om verzoeken. Ik denk wel dat een regiebijeenkomst een vrij technische sessie is, waar een verdachte weinig aan toe te voegen heeft.

De voorzitter:

We hadden afgesproken dat u niet onderbroken zou worden, maar nu dat toch gebeurd is, zou ik u willen vragen of er wel overwogen is om het verplicht te stellen en men toen beredeneerd heeft gezegd: nee, dat doen we niet.

De heer Ruiter:

Wat betreft het stellen van de termijn: daar zit een moeilijkheid in, omdat we daarbij te maken hebben met Europese jurisprudentie en hoe daarin wordt aangekeken tegen het beoordelen van getuigenverzoeken. Het ondervragingsrecht is een groot recht, dus die termijn is lastig. Ik weet niet of het voor de regiebijeenkomst echt uitgediscussieerd is, maar het is wel een punt dat vanuit de rechtspraak naar voren is gebracht bij de behandeling in de Tweede Kamer. Toen hebben we gezegd dat we wel wat meer instrumenten in handen zouden willen hebben. Dat heeft in de Tweede Kamer niet tot amendementen geleid.

Ik zet het nog even op een rijtje. Het heeft voordelen als een rechter-commissaris de regie voert, want dan gebeurt het niet op de zitting, waar drie rechters bij betrokken zijn. De rechter-commissaris kan dat alleen beslissen. Mochten daar beslissingen uit komen waar iemand het niet mee eens is, dan kan daar wel beroep tegen worden ingesteld, maar in beginsel is het één rechter die beslist. Dat is tijdsbesparing. Een rechter-commissaris loopt bovendien de hele periode al mee – dat is ook een voordeel – dus die kent veel zaken al van begin af aan en kan dan ook redelijk snel daarop beslissen.

Ik ben er net op ingegaan dat het instrumentarium beperkt is.

De onderste vraag is eigenlijk nog een open vraag. Dat heeft ook te maken met de positie van de rechter-commissaris, want hoe actief ga je regie voeren? Het is onmogelijk om in alle zaken waarin een verdachte in voorlopige hechtenis zit, actief regie te voeren. Dat hoeft, denk ik, ook niet. Sommige zaken zijn vrij panklaar; daarin vindt geen nader onderzoek plaats. Maar het vergt wel wat om van alle zaken precies op de hoogte te zijn en daar extra effort in te stoppen om partijen te laten komen met onderzoekswensen. Moet je zelf actief regie voeren, of moet je de regie actief oppakken op het moment dat een van de partijen daarom verzoekt? Dat laatste is sowieso de bedoeling en dat eerste is, denk ik, nog een open vraag.

Ik ga door naar de onderste helft van het schema. Onderaan zien we de kennisgeving van de stand van zaken. Dat is het bericht dat de officier van justitie na drie maanden uitstuurt, ook aan de rechter-commissaris, om te laten zien dat hij of zij van plan is om over een aantal maanden, zeg een halfjaar, de procesinleiding in te dienen. Dan heb je een beetje een scope waarbinnen je kunt gaan handelen. Dan hebben we de procesinleiding, waarbij een zaak bij de voorzitter van de rechtbank wordt aangebracht. Die gaat dan regie voeren. Vandaar dat het blokje regie voorzitter daar staat. Dat leidt uiteindelijk tot een dagbepaling voor de inhoudelijke behandeling.

Maar hier komt dus overlap tussen de rechter-commissaris en de voorzitter. Die zijn allebei bevoegd. Zijn dat twee kapiteins op één schip? Ik denk dat dat wel meevalt. De verdachte kan wel kiezen bij wie hij op dat moment de onderzoekswensen indient. Dat kan zowel bij de rechter-commissaris als bij de voorzitter. Als de verdachte onderzoekswensen indient bij de rechter-commissaris, mag de rechter-commissaris daar niet meer zelfstandig op beslissen. De reden daarvoor is dat door de procesinleiding de zaak voor berechting is aangebracht bij de voorzitter en de voorzitter eigenlijk in the lead is. Een rechter-commissaris zal dan dus de instemming moeten krijgen van de voorzitter. Ik denk dat het een interne kwestie is hoe die instemming wordt verkregen. Ik denk dat dat vrij laagdrempelig kan, maar naar buiten toe zal wel transparant moeten zijn hoe dat is gebeurd. Ik denk dat het wel los zal lopen met dat overleg. Bij de voorzitter kunnen ook onderzoekswensen worden ingediend. Mijn collega zal straks verder ingaan op hoe daarmee wordt omgegaan.

Het voordeel van het feit dat de voorzitter ook regie voert, is dat de voorzitter ook kan kijken of een zaak wel klaar is om op een zitting te worden aangebracht. Dat speelt misschien iets minder bij zaken waarbij er een voorlopige hechtenis is geweest en de rechter-commissaris al bezig is geweest, maar er zijn natuurlijk ook zaken waarbij een verdachte niet in voorlopige hechtenis komt, maar er vanaf het eerste moment dat die hoort dat er een zaak tegen hem speelt een procesinleiding is. Dan ligt een zaak direct bij de voorzitter, en dan kan de voorzitter ook actief regie gaan voeren. Dat voorkomt ook aanhoudingen.

Er is nog een stukje samenwerking tussen de voorzitter en de rechter-commissaris, de andere kant op. Er kunnen getuigenverzoeken bij de voorzitter worden gedaan. Dat is eigenlijk het verzoek om een getuige op de zitting te horen. In Nederland hebben we wel de gewoonte dat getuigen in beginsel bij de rechter-commissaris worden verhoord, dus de voorzitter kan dat verhoor opdragen aan de rechter-commissaris – het kabinet is daar ook op ingericht – maar dat kan alleen als er instemming is van de partijen. Als een van de partijen het daar om welke reden dan ook niet mee eens is, zal er dus eerst een regiezitting moeten worden belegd om die zaak uiteindelijk toch bij de rechter-commissaris te krijgen. Dat is een beperking in de bevoegdheden van de voorzitter. Wat ons betreft is die beperking misschien niet nodig.

De voorzitter kan niet halfopen verwijzen naar de rechter-commissaris. Dat betekent het volgende. De voorzitter kan opdragen om specifieke getuigen of deskundigen te horen. Dat is een gesloten opdracht; alleen déze getuige of déze deskundige wordt gehoord. Maar je maakt mee dat het tijdens zo'n verhoor opkomt dat er nog meer getuigen gehoord zouden moeten worden, bijvoorbeeld omdat de getuige een bepaalde verklaring aflegt. Op dat moment mag de rechter-commissaris niet doorpakken. Die mag niet zeggen dat die het nodig vindt dat de andere getuige gehoord wordt. Dat moet via een u-bocht terug. Dat is enigszins onhandig. De gedachte daarachter is dat de voorzitter de regie heeft, maar als partijen bij de rechter-commissaris zitten en daar allemaal mee zouden instemmen, is het maar de vraag of dat heel praktisch is.

De volgende vraag laat ik even staan voor de presentatie van Wilma Groos. Die komt daarop terug.

Ik wil nog een paar korte opmerkingen maken over de getuigenverzoeken. Ik zei al dat het een beetje een technisch onderwerp is. In de memorie van toelichting wordt het trechtermodel genoemd. Er wordt ook gezegd dat dat niet verandert in de huidige situatie. Een trechter is in het begin natuurlijk breed. Als verzoeken vroeg worden ingediend, worden ze dus welwillend en ruimhartig bekeken. Hoe verder je in het proces komt, hoe kritischer ernaar gekeken wordt. Ik denk dat het er in de praktijk op neerkomt dat er pas op de zitting echt kritisch naar gekeken zal worden. Daarvoor is het criterium vrij ruim. Er zijn dus ook al wat kanttekeningen bij te maken.

We hebben het net gehad over die termijnstelling. Op het moment dat die termijnstelling niet wordt gehaald en twee maanden later dat verzoek alsnog wordt gedaan, wordt eigenlijk hetzelfde criterium aangelegd. Die beweging naar voren door te zorgen dat die onderzoekswensen echt in een vroeg stadium worden ingediend ... Als er geen sanctie op staat en het beoordelingscriterium hetzelfde is, maakt dat niet zoveel uit.

We hebben de Keskin-jurisprudentie. Daarbij gaat het om getuigen die een belastende verklaring hebben afgelegd. Daarvoor geldt in verhoogde mate het ondervragingsrecht. De Hoge Raad heeft daarover gezegd, in navolging van het Europees Hof, dat het belang om zo'n getuige op te roepen en te verhoren moet worden voorondersteld. Je hoeft dat dus eigenlijk nauwelijks te motiveren. Er zijn wel afwijzingsgronden, maar zelfs als je er in een heel laat stadium nog om verzoekt, zijn de mogelijkheden om zo'n getuige af te wijzen vrij gering. Dat betekent dat advocaten en ook officieren – maar het zal vooral bij de verdediging liggen – tot in een vrij laat stadium de kaarten op de borst kunnen houden om dat soort verzoeken te doen.

Tot zover over de regievoering. Dat is echt het meest uitgebreide onderwerp. Over de rechtsbescherming ben ik een heel stuk korter, maar het is wel een belangrijk onderwerp. Juist op dit punt is in de afgelopen jaren namelijk heel veel veranderd. Als ik kijk naar mijn eerste jaar als rechter-commissaris, vanaf 2017, dan zag mijn praktijk er anders uit. Inmiddels word ik betrokken bij heel veel opsporingsonderzoeken, waarbij ik voor veel meer opsporingsbevoegdheden toestemming moet geven. Dat begon bij de Prokuratuur-jurisprudentie, het opvragen van verkeers- en locatiegegevens. Als een telefoon met iemand contact heeft gemaakt, kun je bij een provider opvragen met welk nummer die contact heeft gemaakt, hoelang dat gesprek duurde en welke zendmast daarbij werd aangestraald. Dat is voor opsporingsinstanties heel belangrijke informatie, vaak nog belangrijker dan de inhoud, want er wordt versleuteld gesproken, maar dit soort informatie is heel belangrijk. Dit kan ook privacy schenden. De rechter-commissaris moet daarom ook kijken of die inbreuk gerechtvaardigd is. Maar dat dit een heel vaak ingezet opsporingsmiddel is, betekent wel dat we ook heel veel van dit soort toetsingen moeten maken.

Dan het verschoningsrecht, ook een groot goed. Als het gaat om papieren, lag dat eigenlijk al bij de rechter-commissaris. Als ik bij een doorzoeking kwam en daar een map met notarisstukken lag, keek ik daar zelf altijd in; de opsporingsambtenaren mochten daar niet in kijken. Maar nu hebben we te maken met datasets. Daarbij kan het al gaan om een hele simpele telefoon. Als er een redelijk vermoeden is dat daar verschoningsgerechtigd materiaal in zit, moet daar de procedure voor worden gevolgd dat die gegevens er onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris uit worden gefilterd. Dat kan een langdurig en ook technisch vrij ingewikkeld proces zijn. Ik heb een aantal van dit soort procedures nu meegemaakt, en de ruimte wordt nog wel geboden om een geheimhoudingsfunctionaris bij de opsporingsinstantie aan te stellen, maar het is ingewikkeld en tijdrovend.

Dan als laatste het onderzoeken van telefoons. Ik zei al: digitaal onderzoek is van groot belang. Als ik een doorzoeking in een woning doe, dan zijn we vooral op zoek naar gegevensdragers. De officier van justitie gaf normaal gesproken de opdracht om die gegevensdragers volledig uit te lezen en vervolgens de relevante gegevens aan het dossier toe te voegen. Inmiddels moet daar een plan van aanpak voor komen waarin staat welke gegevens uit welke periode worden onderzocht. Daarvoor wordt dan toestemming aan de rechter-commissaris gevraagd. Die kan dat plan van aanpak nog aanscherpen, waar nodig, kan het afwijzen, of kan nog om nadere inlichtingen vragen. Ook dat is dus een proces dat gaande is. Dat gebeurt heel regelmatig; ik ben daar eigenlijk dagelijks wel mee bezig. Dat is dus ook al een taakverzwaring. De Hoge Raad heeft een aantal arresten gewezen op dit soort gebieden en heeft ook onderkend – dat stond expliciet in de overwegingen – dat er sprake is van een aanzienlijke taakverzwaring, die moet leiden tot meer capaciteit bij de kabinetten rc.

Als laatste een aantal conclusies, waarin ik een aantal dingen terug laat komen die ik eerder heb gezegd. Een van de doelstellingen van de beweging naar voren was om te kijken naar de doorlooptijden. Al met al denk ik dat de versnelling van de procedure als geheel geen gegeven is. Dat heeft er vanuit het perspectief van de rechter-commissaris vooral mee te maken dat de regiebevoegdheden beperkt zijn, misschien wel te beperkt, en dat het trechtermodel voor de beoordeling van getuigenverzoeken enigszins onder druk staat, ook door Europese jurisprudentie, waardoor verzoeken die op een later moment worden ingediend, toch vaak nog gehonoreerd kunnen worden.

Dan het capaciteitsvraagstuk. We hebben al te maken met meer bevoegdheden, vooral op het gebied van rechtsbescherming, waarvoor de rechter-commissaris wordt ingeschakeld. Ook in de memorie van toelichting voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt er op het gebied van de regie gezegd dat er een flinke versterking van de kabinetten rc nodig zal zijn. Ik denk dus dat dit een dubbele plus is op de kabinetten rc.

Dat was wat ik hierover wilde vertellen. Ik geef graag het woord aan mijn collega Wilma Groos.

Mevrouw Groos:

Dank u wel. De rechter-commissaris en de voorzitter zou je kunnen beschouwen als een tandem, niet zozeer als twee kapiteins op één schip, maar in de bedoeling dat ze beiden dezelfde kant uit fietsen en met een goed resultaat op de zitting komen. Ik ben zelf raadsheer in Amsterdam, niet meer rechterlijk bestuurslid – dat ben ik wel geweest, maar ben ik niet meer – en programmamanager van het implementatieprogramma voor de rechtspraak van dit nieuwe wetboek. Dat ben ik al een groot aantal jaren, en dat geeft aan dat het een hele klus is.

Het is heel fijn om hier bij u wat meer te kunnen inzoomen op de beweging naar voren. Ik had namelijk gezien dat u in februari al door de Universiteit Leiden bent geïnformeerd over dat punt; ik denk dat het heel goed is om toch ook iets meer de positie van de rechter hierin mee te nemen. Ik vind het ook heel leuk om hier terug te zijn; ik heb namelijk een aantal jaren in dit gebouw gewerkt, bij de Hoge Raad, dus het is ook aardig om te zien hoe dat er nu uitziet.

De regierol van de rechter, onderzoek ter zitting. Vanaf het moment dat de officier van justitie de strafzaak aanhangig maakt via de procesinleiding, verschuift de verantwoordelijkheid over de processtukken naar de rechter toe. Dat is best een hele grote, want de rechter moet bekijken of het dossier volledig is en of alle stukken compleet zijn, maar moet ook zorgen dat de advocatuur, de verdediging, die processtukken heeft, want eerst dan kunnen zij vaak hun strategie goed bepalen en kunnen ze bekijken welke keuzes ze willen maken. Door het uitbrengen van die procesinleiding vangt namelijk de berechtiging aan; dat staat in de wet. De procesinleiding en oproeping zijn in de meervoudigekamersetting uit elkaar gehaald. Dat is inmiddels ook nog wel belangrijk geworden. Je begint met de procesinleiding, dan is er een hele tijd ruimte voor de voorzitter om te regisseren en daarna is de oproep voor de zitting. De voorzitter gaat de dag bepalen. Die gaat bekijken hoeveel tijd er nodig is voor de zitting, hoeveel tijd er nog nodig is voor getuigen, slachtofferverklaring, benadeelde partijen, requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi.

De voorzitter moet dat inschatten en zal dat doen aan de hand van het dossier, dat hij zich in een veel eerder stadium eigen heeft gemaakt. Hij wordt daarmee veel meer belast met de regievoering en kan een heleboel beslissingen op voorhand nemen om te voorkomen dat die op zitting moeten worden genomen, wat leidt tot aanhouding. Dat is de achtergrond geweest van die hele beweging naar voren. Hij kan overleg voeren met de officier van justitie en de verdachte. Hij kan vragen om informatie. Welke getuigen komen nog op zitting? Hoe is het met de reclasseringsrapportage en de psychiatrische rapportage? Zijn er nog wensen? Je kunt de spreektijd met elkaar bespreken, niet alleen de spreektijd van de advocaat van de verdachte, maar ook van die van het slachtoffer.

Je kunt ook beslissingen nemen met betrekking tot verzoeken die gedaan zijn over getuigen of deskundigen. Dat heeft mijn collega al aangegeven. Verzoeken worden niet meer gedaan bij de officier van justitie, zoals nu, maar rechtstreeks bij de voorzitter. Die moet daar dan over beslissen. Hij kan die ook afwijzen, maar dan komt de zaak weer op de zitting. Dan gaan de drie rechters ernaar kijken. Een meervoudige kamer bestaat altijd uit drie rechters. De voorzitter is daaruit gehaald, maar soleert natuurlijk niet. Hij heeft dus altijd nog die twee rechters op de achtergrond nodig bij belangrijke beslissingen.

Dat betekent ook dat er beslissingen kunnen worden genomen over extra processtukken. De verdediging kan vragen om stukken te voegen. Het OM kan nog aanvullende verbalen of andere stukken voegen. Een voorzitter kan ook een schriftelijke ronde bevelen. Dat is ook heel fijn. Dat kennen we nu al bij de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Zo kun je dus in schrifturen, in stukken, een beetje zoals het civiele recht ook kent, al aangeven waar pijnpunten zitten en keuzes al motiveren. Ik zou het zelf heel fijn vinden als er vanuit het OM bijvoorbeeld al een bewijswijzer wordt meegegeven, zodat je van tevoren kunt zien waar het bewijs zit. In fraudezaken is dat eigenlijk al heel gebruikelijk – daar heb je vaak al een memorie van toelichting – maar in grote commune zaken wat minder.

De regiezitting is ook een middel; die is net ook al even genoemd. Als je er samen niet uit komt, kun je beslissingen nemen op die regiezitting. Daar zitten die drie rechters, dus dan kan een procespartij opnieuw vragen om keuzes te maken, bijvoorbeeld over getuigen, deskundigen of behandelingen. De dagbepaling gebeurt dus in overleg met de partijen; dat zei ik al. Ook dat is een probleem, want daar krijg je met dezelfde agendaperikelen te maken als bij de rechter-commissaris. De agenda's van advocaten zijn vaak heel vol, maar die van rechters ook, die al in diverse zittingen ingepland zijn.

Dat zijn de belangrijkste beslissingen die de voorzitter kan nemen, denk ik. Die hebben dus allemaal te maken met een goed verloop van de zitting. Je kunt de zitting efficiënter laten verlopen naarmate je in het voortraject meer doet, meer getuigen door de rechter-commissaris laat horen, meer deskundigen daar laat horen, meer met elkaar al bekijkt waar je het op de zitting over wil hebben. Maar de vraag is of dat in werkelijkheid ook zo gaat zijn, want de procespartijen kunnen natuurlijk altijd op de zitting nog met nieuwe getuigenwensen of nieuwe informatie komen. Ze kunnen ook andere belangen hebben bij een procesverloop. De rechter zal daar keuzes in moeten maken.

Dat vraagt veel van de voorzitter. Hij zal al in een veel eerder stadium dan nu veel moeten lezen, maar dat heeft ook voordelen, omdat hij het dossier dan goed kent en al in een eerder stadium de benadeelde partijen, de getuigen een vordering, ontneming en al dat soort bijkomende zaken, zoals de vorderingen benadeelde partijen, kan beoordelen.

De procesafspraak is nu ook van belang. Die is aan de orde in de aanvullingswet en ligt nog niet als wetgeving bij u voor. Dat betekent dat je in een nog eerder stadium zult moeten bekijken wat er op de zitting aan de orde komt. Ik denk dat dat in ieder geval de belangrijkste punten zijn met betrekking tot de beslissingen die hier benoemd zijn. Dat betekent dus wel dat de zittingsrechter eindverantwoordelijk is geworden. Dat was hij al, maar hij is vooral verantwoordelijk voor het eerlijke proces en de uitkomst van de zaken. Dat betekent dat hij heel actief moet zijn en dat hij misschien ook, als hij ziet dat bepaalde zaken onvoldoende aan de orde komen op een zitting, daar actief gewag van moet maken.

Ik heb weleens het beeld gebruikt van de reddende rechter. Dat betekent dat je af en toe zou moeten ingrijpen als je ziet dat bepaalde dingen niet goed verwoord worden of benoemd worden; dat doen we nu ook al natuurlijk. Daar kun je ook vragen over stellen. Een van de nieuwe dingen in het wetboek is dat je om een uitleg kunt vragen van de tenlastelegging in de procesinleiding: «Wat bedoel je daarmee, officier van justitie? Wat is precies het verwijt dat je maakt?» Ik denk dat dat een heel belangrijk middel is om als rechter te gebruiken om op de zitting veel meer het proces te kunnen stroomlijnen.

Niet alleen de logistiek gaat een probleem worden. Ik heb gezien dat u in een eerdere gedachtewisseling met de Universiteit Leiden hebt gesproken over de vaste voorzitter. Kan die vaste voorzitter al in een heel vroeg stadium worden benoemd? De tijd tussen de procesinleiding en de zitting kan namelijk heel lang zijn. Er is geen vast verband, maar het kan soms wel jaren duren, zeker bij meerdere verdachten in een hele grote zaak. Kan je dan vereisen dat steeds dezelfde rechter de beslissingen neemt en alles bijhoudt? Ik denk dat dat logistiek best een probleem is. We hebben nu niet voor niets de verkeerstorens ingericht, die logistiek heel erg kijken naar de bereikbaarheid van alle partijen op een zitting. We hebben ook rolraadsheren, poortraadsheren en poortrechters, die een deel van de regiebevoegdheden overnemen. Ik denk dat we hen ook nodig hebben, want soms is het niet mogelijk om een voorzitter de hele tijd als voorzitter te laten werken, bijvoorbeeld omdat er een andere grote zaak tussendoor komt of een milieu, economie-, jeugd- of zedenzaak waarbij dat specifieke specialisme belangrijker is dan die persoon op zitting houden.

De professionele standaarden vereisen dat in ieder geval één, het liefst twee, raadsrechters of raadsheren op de zaak blijven, maar een vaste voorzitter in de wet vastleggen, is logistiek een enorme uitdaging voor onze organisatie. We proberen wel – dat geldt ook voor de rechter-commissaris – steun te zoeken bij de gerechtsjuristen, zodat er een koppel zou kunnen ontstaan tussen een rechter-commissaris en een griffier, en tussen een vaste griffier en zo veel mogelijk vaste voorzitter. Op die manier kun je die in ieder geval in contact laten treden met de procespartijen.

Wat betreft de gedachtewisseling tussen de rechter-commissaris en de voorzitter denk ik dat de voorzitter toch uiteindelijk het laatste woord zal moeten hebben. Hij zal op de tandem aan de voorkant moeten zitten, het stuur moeten vasthouden en moeten kijken wat nodig is om de zaak zo goed mogelijk zittingsgereed te krijgen. Dat was wat ik u nog wilde meegeven over de voorzittersrol.

Daarnaast zou ik toch nog graag wat willen zeggen over wat wij doen als rechtspraak in de organisatie om de organisatie gereed te maken voor de invoering van het nieuwe wetboek. We hebben daar een regieprogramma op gezet. Dat bestaat uit diverse bestuurlijke en vakinhoudelijke geledingen van de rechtspraak. Het valt onder verantwoordelijkheid van een samengestelde stuurgroep, onder voorzitterschap van de president van de rechtbank Den Haag, Robine de Lange. Dat programmateam, waar ik de programmamanager van ben, omvat een paar deelteams, die zich bezighouden met de inhoudelijke implementatie. Dan moet u denken aan bouwstenen en werkprocessen. We hebben per artikel een verschillenanalyse gemaakt van het oude en het nieuwe artikel, om te kijken wat er veranderd is en wat dat voor impact heeft. We hebben een IV-programma, een programma over informatievoorziening en digitalisering. Daar gaat u de 23ste nog uitgebreid op in, heb ik begrepen.

Ook de opleidingen zijn van groot belang, want die moeten echt door de hele organisatie heen worden gedaan, zowel door de administratie als door rechters en juridisch medewerkers. Eigenlijk iedereen moet weten dat «dagvaarding» nu «procesinleiding» heet en hoe de hele structuur van het nieuwe wetboek eruitziet.

Het heeft ook consequenties voor de huisvesting. Hoe zit het met de zalen en de ruimte waar regiebijeenkomsten moeten worden gehouden bij de rechter-commissaris? En hoe zit het met de functie van griffier? De functie van rechter-commissaris krijgt namelijk een andere inhoud. Dat betekent ook dat de hrm-profielen waarschijnlijk moeten worden aangepast.

Ik noem ook de externe samenwerking met de procespartijen. Wij staan aan het eind van de keten, maar daarvóór zitten natuurlijk het Openbaar Ministerie, de politie en een heleboel anderen die ook nog aan het eind zitten, zoals de reclassering en dergelijke. Wat dat betreft moeten we met elkaar samenwerken om zo veel mogelijk gereed te zijn.

Het opleidingsplan is klaar. Wat dat betreft kunnen we beginnen. Samen met alle ketenpartners hebben we een meerjarenplanning gemaakt om allemaal gelijk uit te komen op 1 april 2029. Dat is de bedoeling van dat meerjarenplan.

Ik denk dat dat een mooi moment is om het stokje door te geven aan de heer Van Leest.

De heer Van Leest:

Dank u wel. Meneer de voorzitter, geachte leden. U heeft zojuist van de vorige sprekers informatie gekregen over de veranderende rol van de rechter-commissaris en de voorzitter van de strafzitting als gevolg van dat nieuwe Wetboek van Strafvordering. Aan mij als lid van de Raad voor de rechtspraak en als voormalig president in Gelderland de eer om met u richting het eind van deze bijeenkomst uit te zoomen voor een wat bredere boodschap van de rechtspraak ten aanzien van de implementatie van dat nieuwe wetboek. Dat is namelijk een grote opgave waar de wetgever al een hele lange periode intensief aan heeft gewerkt.

Het is een noodzakelijke maar ook ingrijpende operatie met grote gevolgen voor alle organisaties in de strafrechtketen. Mevrouw Groos gaf daar aan het eind ook al een opsomming van. De rechtspraak onderschrijft de noodzaak van dat nieuwe Wetboek van Strafvordering en ook de noodzaak dat het beter aansluit bij de huidige tijd en aanpak van nieuwe vormen van misdaad. Ook vanuit de rechtspraak wordt daarin actief meegedacht en daar betrekken we ook het veld bij.

Zoals ik net al zei gaat het bij de vernieuwing van het wetboek om een grote opgave die vanzelfsprekend ook uitdagingen met zich meebrengt bij de implementatie daarvan, onder andere voor de rechtspraak zelf. De rechtspraak vraagt daar rekening mee te houden. Zo is het van groot belang dat er bij een ingrijpende stelselwijziging als deze, waarvan de zojuist behandelde beweging naar voren een onderdeel is, er voldoende tijd, capaciteit en middelen beschikbaar zijn. Deze dingen dienen al in een vroeg stadium beschikbaar te zijn – u hoorde dat mevrouw Groos ook zeggen – nu de betrokken instanties al ver voor de inwerkingtreding van het nieuwe wetboek veel investeringen moeten doen en tijd moeten vrijmaken om bij inwerkingtreding voorbereid te zijn op wat komen gaat.

In dat licht bezien is het belangrijk dat er, zoals ook al eerder is bepleit door de rechtspraak, sprake is van een realistisch tijdpad voor invoering en implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Invoering is trouwens – ik kom even los van mijn tekst – voorzien op 1 april 2029, zoals u weet. Voor de rechtspraak is het daarnaast van groot belang dat naast de voorbereidingen op het nieuwe Wetboek van Strafvordering het reguliere dagelijkse rechtspreken voortvarend kan blijven worden gedaan. De winkel moet openblijven.

Een andere uitdaging die speelt bij de implementatie van dat nieuwe wetboek, is dat het een project is waar veel organisaties bij betrokken zijn. Betrokken instanties zijn deels afhankelijk van elkaar bij het slagen van de implementatie. Een voorbeeld zal zeker de 23ste aan de orde komen, waar het de informatievoorziening van de rechtspraak en het Openbaar Ministerie betreft. Als iets in het begin van de keten nog niet goed loopt, kan dit gevolgen hebben voor de implementatie van de volgende schakel. De implementatie van het nieuwe wetboek vraagt dus niet alleen veel van ons als organisatie maar van de hele keten. Het vraagt ook begrip van u als wetgever. De rechtspraak pleit daarom al wat langer voor een beleidsluwe periode in aanloop naar en rondom de invoering van dat nieuwe wetboek.

Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om nog even kort terug te komen op het punt dat al is aangestipt in de prestentaties: de hobbels die moeten worden genomen om het doel van een beweging naar voren te bereiken. Het doel van de beweging naar voren is het terugdringen van de doorlooptijd. De rechtspraak geeft echter graag een winstwaarschuwing af ten aanzien van het bereiken van dat doel. Gelet op de redenen die zojuist uitgebreid uiteen zijn gezet tijdens de presentatie, twijfelt de rechtspraak of dat doel, het versnellen van de doorlooptijden, daadwerkelijk wordt bereikt. Los van de vraag of de beweging naar voren gaat bijdragen aan het terugdringen van de doorlooptijden benadrukt de rechtspraak graag dat de rechtspraak zich zelfstandig en in samenwerking met onder andere het Openbaar Ministerie zal blijven inzetten en zal bijdragen aan oplossingen ten aanzien van onder andere het knelpunt dat ziet op de doorlooptijden.

Afsluitend aan mij de taak en de eer om uw Kamer te bedanken voor de uitnodiging om meer te vertellen over dat nieuwe Wetboek van Strafvordering en wat dat betekent voor de rechtspraak, en dan meer in het bijzonder voor de rol van de rechter-commissaris. Het gaat als gezegd om een majeure operatie die veel van de hele keten vraagt maar ook van de wetgever. Het vereist veerkracht en flexibiliteit. Als rechtspraak zullen we ons vol blijven inzetten voor de vernieuwing van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Ik dank u wel. Wij staan open voor eventuele vragen.

De voorzitter:

Hartelijk dank aan u alle drie. Er is veel duidelijk geworden over dit toch wel moeilijke onderwerp. Even een tussenstand: we hebben een uur voor deze bijeenkomst, dus we hebben nog vijftien minuten. Ik wil als eerste het woord geven aan mevrouw Vogels, de voorzitter van de werkgroep strafvordering hier in de Eerste Kamer, om een vraag te stellen.

Mevrouw Vogels (VVD):

Dank, voorzitter. Allereerst aan u drieën veel dank voor deze heldere uiteenzetting over de veranderende rol van de rechter-commissaris en van de voorzitter bij meervoudige strafkamers. In aanvulling daarop heb ik een vraag. Kunt u ook aangeven of u substantiële veranderingen verwacht in de enkelvoudig behandelde zaken, die er natuurlijk ook heel veel zijn?

Mevrouw Groos:

Ik denk dat die er zeker zullen zijn, al was het maar omdat er, zoals u weet, steeds meer zaken naar de enkelvoudige kamer gaan die ook van zwaarder gewicht zullen zijn. Dat zien we ook in hoger beroep. In de voorstellen zal dat ook zo zijn. Dat zijn vaak geen gedetineerden die daar verschijnen. De vraag is dan of daar al een rechter-commissaris bij betrokken is. Zo niet, dan zou je weer terug moeten wijzen naar de rechter-commissaris. Dan is daar dus weinig beweging naar voren mogelijk. In dat opzicht mist daar nog een stuk. Dat kon ook niet anders, omdat de keuze is gemaakt om die beweging heel erg vast te knopen aan voorlopigehechtenisdelicten en specifieke delicten. Maar ik verwacht wel dat dat dus een zwaardere belasting zal zijn en misschien zal leiden tot meer aanhoudingen, ook in grotere zaken.

De voorzitter:

Ik kijk even verder. Misschien mag ik een vraag stellen. U hebt specifiek benoemd dat een beleidsluwe periode nodig is om dit allemaal goed te kunnen verwerken, maar u spreekt nu met de wetgever. Er komen veel wetsvoorstellen aan, ook op het gebied van strafvordering en strafrecht. Wat verstaat u precies onder een «beleidsluwe periode»? Wat verwacht u van ons om dat te bewerkstelligen?

De heer Van Leest:

U haalt me eigenlijk de woorden uit de mond. Wij hebben die woorden onderling ook gebezigd, kan ik u verklappen. U moet natuurlijk gewoon politiek bedrijven en wetten aannemen. Het is dus misschien ook een beetje wishful thinking. Ik kan me wel voorstellen dat we aanpalende terreinen on hold zetten. Ik heb zo gauw geen concreet voorbeeld, maar u moet beseffen dat dit in de hele keten, dus zowel bij de politie als bij het OM en ZM, een geweldige impact heeft, nog los van de perikelen bij het OM in de afgelopen twee maanden, waar we ongetwijfeld de 23ste nog over zullen komen te spreken. Laten we datgene wat niet echt hoeft, opschuiven in de tijd; dat is eigenlijk de oproep. Dit is namelijk al een hele flinke kluif.

De voorzitter:

Mevrouw Veldhoen en daarna de heer Doornhof. Misschien kunnen we twee vragen in één keer stellen.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

Er werd gesproken over knelpunten die gesignaleerd worden en waar nog geen oplossing voor gevonden is. Wij hebben natuurlijk geen recht van amendement in deze Kamer, maar zijn er suggesties van uw kant om die knelpunten op te lossen? Heeft u er ideeën over op welke manier die gepareerd zouden kunnen worden?

De voorzitter:

En dan meteen de heer Doornhof met zijn vraag.

De heer Doornhof (CDA):

Het klonk meteen zo logisch, dat losknippen van de beoordeling van de gevangenneming en de regie op het onderzoek, maar heb ik u goed gehoord dat u zegt: het kan ook best zijn dat je discussies steeds opnieuw voedt, omdat het een en het ander niet los van elkaar staan, dus het verlengen en de staat van het onderzoek? Hoe langer u sprak, des te meer ik dacht: hé, het kwam allemaal zo logisch over. Moet de praktijk gaan uitwijzen hoe het echt bevalt of bent u echt zo pessimistisch?

De voorzitter:

Aan u het woord, meneer Ruiter.

De heer Ruiter:

Ik denk inderdaad dat de vragen een beetje samenhangen. Ik begin met de laatste vraag. Nee, ik ben zeker niet pessimistisch. Ik denk dat het ook een kans biedt om dit te gaan doen. De discussies zullen wel overlappen, maar ik denk, een beetje in het verlengde van de eerste vraag die gesteld werd, dat we wat strakker mogen gaan zitten op waar we de regie gaan voeren en de momenten waarop we die regie gaan voeren. Ik heb zelfs zitten bedenken dat er misschien een soort piket moet komen, een rechter-commissaris die na de raadkamer gevangenhouding daar gaat zitten, een soort spreekuur houdt en dan alles wat daar niet besproken kan worden op zich neemt. Dat soort dingen zou je best kunnen bedenken. Het voordeel daarvan is dat de raadkamer zich echt kan richten tot die voorlopige hechtenis. Er zit ook altijd een officier van justitie bij die dat via de zaaksofficier van justitie, als dat niet degene is die op de raadkamer zit, weer kan inbrengen bij de rechter-commissaris.

Dus de thema's die daar behandeld worden, kunnen bepaalde dingen oproepen waardoor de rechter-commissaris eerder ingeschakeld wordt. Die hoeft niet zelf actief de regie te voeren, waar dan misschien minder snel op gereageerd wordt. Het kan dus ook positief uitpakken dat het één niet helemaal losstaat van het ander. De onderwerpen die relevant zijn, worden dan namelijk wel besproken.

Heb ik concrete suggesties? Dit sluit aan bij de eerdere vraag die gesteld werd. Misschien toch de suggestie dat de regiebijeenkomst wel wat dwingender kan plaatsvinden. Ik weet niet wat de sanctie daarop zou moeten zijn, maar het zou mooi zijn als wanneer je een uitnodiging verstuurt, iedereen op zijn minst verplicht is om te komen, zodat je het gesprek kunt voeren en kunt voelen waar de pijn zit. Als er namelijk niets gebeurt en mensen niet deelnemen aan het proces, ligt het echt stil. Dan zal misschien de procesinleiding eerder worden uitgebracht om die zaak toch eerder op zitting te krijgen. Dan is dat de sanctie, maar dan verschuift het naar dat moment. Dus de beweging naar voren wordt daarmee niet waargemaakt. Het zou mooi zijn als de rechter-commissaris wat dat betreft iets strakker aan de teugels kan trekken.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Recourt een vraag heeft en daarna de heer Marquart Scholtz van de BBB.

De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):

Dank. Ik wil het hebben over de positie en de belangen van de verdachte. Eerst een heel praktische vraag. U zei dat als de voorzitter terugverwijst naar de rechter-commissaris wanneer het gaat om een verzoek horen getuigen, daar toestemming voor nodig is, maar dat dat niet nodig zou zijn. Mijn vraag, in het kader van het belang van de verdachte, is waarom dat niet nodig zou zijn.

De tweede vraag is wat meer algemeen. We hebben het vooral over hoe het zo efficiënt mogelijk kan en hoe dat gerealiseerd gaat worden. Maar is ergens in dit proces ook nog een shift in, of vermindering van, het belang van de verdachte of de rechtsbescherming van de verdachte aan de orde? Ik noem een voorbeeld. De voorzitter moet nu verzoeken gaan beoordelen, maar dat past, denk ik, eigenlijk helemaal niet in de dagelijkse gang van zaken van de voorzitter. U zei zelf al dat die ook andere dingen doet. Gaat dat niet extra vertraging met zich meebrengen, waardoor die verzoeken gewoon even een weekje blijven liggen of zo, omdat er andere dingen zijn?

De voorzitter:

De heer Marquart Scholtz.

De heer Marquart Scholtz (BBB):

Dank, voorzitter. Ik heb een vraagje over de implementatie, als dat per 1 april ’29 wordt. Ik hoor van de rechter-commissaris dat het een verzwaring van de taak van de rechter-commissaris in het algemeen zal worden. Ook aan gebouwen moet er het een en ander worden veranderd, enzovoort. Maar daarnaast zijn er natuurlijk lopende zaken die nog doorgaan. Ik stel mij voor dat je twee systemen naast elkaar krijgt. Gaat dat niet een extra verzwaring opleveren? Is daar al op ingespeeld?

De voorzitter:

De heer Ruiter. Of een van de anderen die daarop wil antwoorden.

De heer Ruiter:

Ik zal eerst op de laatste vraag ingaan, want ik denk dat die het meest bij mij ligt. Die vraag gaat over het overgangsrecht. Dat moet nog worden gemaakt. De eerste ideeën zijn volgens mij dat het zo snel mogelijk overgaat naar het nieuwe recht. Dus elke zaak die na 1 april 2029 opkomt, wordt volgens het nieuwe recht behandeld. Ik denk dus dat dit zich vrij snel oplost, zeker bij een rechter-commissaris, waar veel nieuwe, verse zaken binnenkomen. Wat het betekent voor de voorzitter kan mijn collega beter beantwoorden.

Mevrouw Groos:

Ik denk dat het voor de voorzitter uiteraard wennen zal zijn omdat er een heleboel nieuwe beslissingen zijn. Maar ook nu zijn er al veel regiebeslissingen die als het goed is al door de voorzitter worden genomen. Zeker in grote megazaken wordt er echt al heel veel regie gevoerd en overleg gepleegd met de verdediging over de verzoeken die er zouden moeten komen en over de tijd die nodig is. Dus ik denk dat dat niet zo heel veel zal veranderen. Wel zul je dat moeten boekhouden, want alle gesprekken die je voert met de ene partij, zullen ook transparant moeten worden voor de andere partij. Ook daarover zijn we bezig. Hoe doe je dat? Doe je dat per mail, doe je dat in een bepaald logboek? Hoe ga je het documenteren? Dat zal wat tijd kosten. Ik verwacht dat er voor de kleinere zaken wel een extra investering zal zijn, dus dat is wennen. Maar ik verwacht niet dat er heel veel zal blijven liggen

De voorzitter:

Dank u wel. Tenzij mevrouw Van Bijsterveld nu nog wil, komen we toe aan de laatste vragen. De heer Hartog van Volt. Dan de heer Janssen van de SP en dan mevrouw Van Bijsterveld van JA21. Dan zijn we ook toe aan het einde van deze bijeenkomst, dus graag korte vragen en ook korte antwoorden.

De heer Hartog (Volt):

Als niet-jurist vind ik dit heel interessant.

[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de uitgesproken tekst niet beschikbaar.]

... 99% kans dat we gewoon «ja» zeggen tegen die wet. Dat pakket ligt dus voor, maar vandaag hebben we ook drie gevallen gehad waarin de Tweede Kamer niet de verantwoordelijkheid neemt, met name vanwege de rechtmatigheid. Vandaar dat ik u om een stukje geruststelling vraag. Zitten er met al deze amendementen en zoals de wet nu voorligt, in uw ogen dingen in de wet die niet grondwettelijk zijn, die niet in lijn zijn met uitspraken van het Europees Hof? Want de Tweede Kamer laat zich daar de laatste tijd niets meer aan gelegen liggen. Wij moeten dat wel doen, dus mijn vraag is of u nu al dingen heeft ontdekt waar wij mee aan de slag kunnen.

De heer Janssen (SP):

Nog even over de beleidsluwe periode. Wij kunnen daar niet zo heel veel mee. Wij zitten aan het eind van de keten, dus wij moeten behandelen wat wij krijgen. Er zijn eind oktober verkiezingen. Dan komt er een nieuw kabinet, laten we zeggen in 2026. Begrijp ik u goed dat u hier een oproep doet aan de Raad voor de rechtspraak, en die ook zeker zult herhalen richting de formatietafel, om met niet al te veel wilde plannen te komen voor de jaren 2026–2029 en te zorgen dat er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld voor die overgang, om een succesvolle invoering van dit nieuwe Wetboek van Strafvordering mogelijk te maken? Begrijp ik u dan goed?

De heer Van Leest:

Een heel kort antwoord: ja.

De voorzitter:

Dan de laatste vraag. Mevrouw Van Bijsterveld.

Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):

Dank u wel, voorzitter. Meneer Ruiter, u gaf aan dat er een flinke investering nodig is in de capaciteit van de rechter-commissaris. Ik neem aan dat daar ook al aan wordt gewerkt, want als er meer capaciteit nodig is, moet daar natuurlijk ... Komen daar nog knelpunten of heeft u er vertrouwen in dat het apparaat zo dadelijk voldoende geëquipeerd is om die werkdruk aan te kunnen? Dat was mijn eerste vraag.

Mag ik nog een vraag stellen? Ja. Ik begrijp dat u in de regiefase op een gegeven moment een tandem bent. Ik neem aan de verdachte of misschien het slachtoffer in die fase ook al in beeld zal zijn en eventueel wensen kan neerleggen of zaken kan aanleveren. De rechter-commissaris gaf aan: «De onderzoeksvraag kan of bij mij worden neergelegd of bij de voorzitter. Dat is een keuze. Maar als die bij mij wordt neergelegd, moet ik de voorzitter consulteren; dat is de tandem.» Maar als ik de onderzoeksvraag bij de voorzitter wordt neergelegd, kunt u dan autonoom al een beslissing nemen, zonder dat u overleg heeft met de rc? Of zou u dan ook altijd toch met de rc contact opnemen, al was het maar om tot afstemming te komen? U bent wel degene die voorop zit, maar ik vraag mij af of als de vraag bij u wordt neergelegd, u autonoom een beslissing kunt nemen.

Mevrouw Groos:

Ik denk dat ik een autonome beslissing kan nemen, maar als de persoon achterop zijn voeten stilhoudt, zal ik wat harder moeten trappen en toch even moeten vragen wat er aan de hand is. Dus als ik weet dat er bij de rechter-commissaris allerlei verhoren zijn geweest, denk ik dat het sowieso verstandig is om daar de stand van zaken te vragen. En als ik dat gedaan heb, moet ik dat natuurlijk ook weer aan de procespartijen mededelen. Dat blijft altijd aan de orde.

De heer Ruiter:

Wat betreft de organisatie: er wordt natuurlijk nagedacht over hoe het moet worden vormgegeven. Er zullen meer rc's geworven moeten worden. Dat is een kwestie van rechtspraak breed kijken hoeveel mensen er nodig zijn. Maar er zal ook geïnvesteerd worden, zoals mijn collega al aangaf, in meer samenwerking met gekwalificeerde gerechtsjuristen, omdat die voorbereidend werk kunnen doen. Zij kunnen natuurlijk niet de beslissingen nemen, maar wel zaken voorbereiden. Bijvoorbeeld bij een groot dossier waarin onderzoekwensen worden ingediend, kunnen zij een soort voorbereiding maken, waardoor je sneller tot de kern kunt komen en daar de beslissingen over kan nemen. Ik denk dat dat dus ook nog verder vormgegeven zal worden. Dat is op dit moment op de kabinetten rc nog minder. Dat zal nog verder ontwikkeld worden en dat geldt ook voor de ondersteuning.

Mevrouw Groos:

Misschien mag ik nog iets toevoegen over de uitbreiding van de capaciteit van de rc's. Rc ben je niet zomaar. Dat vereist natuurlijk eerst wat kennis van het strafproces op een meervoudige kamer en vervolgens een aparte cursus en een wat langdurigere insteek. We zijn dus absoluut aan het kijken hoeveel extra rc's er nodig zijn. Dat doen we via het onderzoeken van de uitvoeringsconsequenties, ook met de ketenpartners: hoeveel mensen heb je nodig met dit nieuwe wetboek? Daar zetten we al op in.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw bijdrage. Mijn laatste vraag aan u is of er iets is wat niet besproken is, wat we niet gevraagd hebben en waarvan u bij de voorbereiding dacht: dat moeten we echt absoluut aan de Eerste Kamer meedelen. Dan hebt u daar nu de gelegenheid voor.

De heer Van Leest:

Nee, volgens mij niet. Er zijn een aantal mooie punten benoemd en ook een aantal zorgen. Die kunt u ook niet een-twee-drie wegnemen.

De voorzitter:

Fantastisch. Dan wil ik u namens iedereen van harte bedanken. Wij gaan aan de slag met dit Wetboek van Strafvordering. U zult daar nog veel over horen. Misschien komen we nog in contact met elkaar als dat in de toekomst nodig is. Nogmaals dank en een goede reis naar huis.

Sluiting 21.01 uur.


X Noot
1

De letter G heef betrekking op 36 327.

X Noot
2

Samenstelling:

Marquart Scholtz (BBB) (ondervoorzitter), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Meijer (VVD), Doornhof (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66) (voorzitter), Belhirch (D66), Croll (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Janssen (SP), Talsma (ChristenUnie), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp)

Naar boven