36 324 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Algemene douanewet ter opheffing van de geheimhoudingsplicht in verband met het verstrekken van gegevens aan de inspectie belastingen, toeslagen en douane (Wet opheffing geheimhoudingsplicht ten behoeve van de inspectie belastingen, toeslagen en douane)

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 31 mei 2023

Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld naar aanleiding van het wetsvoorstel Wet opheffing geheimhoudingsplicht ten behoeve van de inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD, Kamerstuk 36324). Onderstaand wordt bij de beantwoording zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden. Waar logisch wordt de beantwoording van vragen die inhoudelijk overeenkomen geclusterd.

Vragen met betrekking tot de Wet op de Rijksinspectie (CU, VVD, D66)

De leden van de ChristenUnie-fractie roepen in herinnering dat in het coalitieakkoord is afgesproken dat de onafhankelijkheid van de verschillende inspecties beter geborgd wordt en dat met dat doel door de regering een Wet op de rijksinspecties wordt uitgewerkt. Deze leden vragen de regering om toe te lichten hoe het onderhavige wetsvoorstel zich verhoudt tot de Wet op de rijksinspecties. Deze leden lezen in de reactie van de regering op het advies van de Raad van State dat nog wordt onderzocht of de oprichting en gegevensverwerkingen van de IBDT later alsnog bij wet zullen worden geregeld. Doelt de regering hierbij op de Wet op de rijksinspecties? Voorts vragen deze leden of de regering nog steeds voornemens is dit wetsvoorstel in december 2023 naar de Raad van State te versturen en wanneer de regering denkt dit voorstel aan de Kamer te kunnen voorleggen.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het voorliggende wetsvoorstel betreffende de bestaande inspectie belastingen, toeslagen en douane, zich zal verhouden tot de in het coalitieakkoord afgesproken wetsvoorstel voor de rijksinspecties. Wanneer zal deze wet aan de Kamer worden aangeboden? Wordt de IBTD dan ook wettelijk verankerd?

De leden van de D66-fractie vragen de regering om toe te lichten hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot het voornemen van de regering om een Wet op de rijksinspecties in te dienen. Deze leden vragen tevens wanneer de regering dat wetsvoorstel naar de Kamer zal sturen.

Antwoord:

Beide wetten staan in beginsel los van elkaar, met dien verstande dat het onderhavige wetsvoorstel op zichzelf staat, een andere aanleiding heeft, en ook «bestaansrecht» heeft zonder een Wet op de rijksinspecties. Dit wetsvoorstel ter opheffing van de geheimhoudingsplicht is ingegeven doordat in de praktijk blijkt dat de IBTD voor een goede uitvoering van haar taak meer dan aanvankelijk voorzien is aangewezen op gegevens waarop een geheimhoudingsplicht van toepassing is. De voorgenomen Wet op de rijkinspecties heeft een veel bredere scope, namelijk, in essentie, het borgen van de onafhankelijkheid van de rijksinspecties. Het kabinet heeft de Kamer hier bij brief van 17 februari 2023 uitvoerig over geïnformeerd, in reactie op de initiatiefnota van het lid Omtzigt.1

Het kabinet doelt inderdaad op de voorgenomen Wet op de rijksinspecties voor wat betreft de vraag of de oprichting, wettelijke verankering en gegevensverwerkingen van de IBTD alsnog bij wet zullen worden geregeld. Daarnaast wordt ook onderzocht of het opportuun is de IBTD nader bij wet te regelen, nog los van de Wet op de rijksinspecties. Hierover is nog geen besluit genomen.

In de brief van 17 februari 2023 is aangegeven dat dit wetsvoorstel zich in een voorbereidende fase bevindt. Het kabinet is voornemens om het voor het zomerreces 2024 aan de Kamer aan te bieden.

Vraag m.b.t. de oprichting per regeling en opheffing geheimhoudingsplicht per wet (VVD)

De leden van de VVD-fractie constateren dat de IBTD is opgericht door middel van een ministeriële regeling, maar dat deze wijziging door middel van een wetswijzigingsvoorstel aan de Kamer wordt aangeboden. Deze leden vragen of het niet mogelijk was dit mee te nemen in de ministeriële regeling.

Antwoord:

Op grond van artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt een geheimhoudingsplicht voor eenieder die betrokken is bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan. Daarnaast vallen op grond van artikel 12 Douanewetboek van de Unie (DWU) alle door de douaneautoriteiten bij de uitoefening van hun taken verkregen inlichtingen die van vertrouwelijke aard is of die als vertrouwelijk is verstrekt onder het beroepsgeheim. De geheimhoudingsplicht respectievelijk het beroepsgeheim kunnen onder andere worden doorbroken indien enig wettelijk voorschrift tot mededeling verplicht. De Regeling taakuitoefening en bevoegdheden IBTD is geen wettelijk voorschrift in vorenbedoelde zin. Het is dan ook niet mogelijk om de geheimhoudingsplicht door middel van deze regeling te doorbreken.

Vragen m.b.t. opname in een verzamelwet (VVD)

De leden van de VVD-fractie lezen in de beslisnota dat het voorliggende wetsvoorstel niet aan de criteria voldeed om te worden opgenomen in een verzamelwet. Wat zijn die criteria? Waarom is toch gekozen, gezien de geringe omvang en technisch karakter van het voorliggende wetsvoorstel, om het toch als apart wetsvoorstel aan te bieden aan de Kamer?

Antwoord:

Verzamelwetten zijn wetten die, anders dan wetten die één bepaald onderwerp regelen, wijzigingen met betrekking tot meerdere onderwerpen behelzen. Een wijzigingswet waarin meerdere inhoudelijke onderwerpen worden geregeld moet aan een drietal criteria voldoen. Ten eerste is het van belang dat er een samenhang bestaat tussen de verschillende onderwerpen binnen een verzamelwet. Van een dergelijke samenhang kan sprake zijn bij bijvoorbeeld budgettaire samenhang, thematische samenhang en/of inhoudelijke samenhang. Daarnaast dient de verzamelwet te bestaan uit verschillende onderdelen die als zodanig niet dermate groot en inhoudelijk complex zijn dat ze een afzonderlijk wetsvoorstel rechtvaardigen. Als laatst is het raadzaam dat een inschatting plaatsvindt van de politieke gevoeligheid van de verschillende onderdelen. Het is niet raadzaam om een onderdeel in een verzamelwet op te nemen waarvan bij voorbaat helder is dat dit politiek gezien omstreden is, omdat daarmee een goede parlementaire behandeling van andere onderdelen in het geding komt.

Aanvankelijk was de wetswijziging «opheffing geheimhoudingsplicht» opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2023. Echter, bij de rijksbrede wetgevingstoets is door het Ministerie van Justitie en Veiligheid aangegeven dat deze wijziging niet aan alle criteria voldeed om mee te lopen in een verzamelwet. De wijziging had onvoldoende samenhang met de andere wijzigingen. Daarom is de wijziging als apart wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Bovendien komt dit tegemoet aan de wens om fiscale wetgeving beter te spreiden. Kamerleden van beide Kamers en diverse adviesorganen vragen hier al enige tijd aandacht voor.

Vragen m.b.t. samenloop van overheidsorganisaties (D66)

De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij ook een rol ziet voor de IBTD bij de ongelukkige samenloop van meerdere overheidsorganisaties. Deze leden vragen of de IBTD na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel ook voldoende toegang heeft om structurele problemen aan te kaarten die spelen in bijvoorbeeld de samenloop van de Belastingdienst, Toeslagen, Douane en uitkeringen op basis van de Participatiewet.

Antwoord:

Teneinde de onafhankelijkheid van de IBTD te borgen is ervoor gekozen dat de IBTD zelf haar eigen werkprogramma bepaalt en dat de Minister alleen haar goedkeuring hieraan kan onthouden als deze op ondeugdelijke wijze tot stand is gekomen. Het is dus in principe aan de IBTD zelf om te beslissen of dit binnen haar taakomschrijving past en dit al dan niet op te nemen in haar werkprogramma. Zo heeft de IBTD afgelopen periode op verschillende plekken in het land gesproken met sociaal raadslieden en andere lokale hulpverleners over de knelpunten die zij ervaren in, onder andere, de samenwerking tussen overheidsorganisaties. De IBTD heeft de Minister via een brief geïnformeerd over deze knelpunten.2 Mocht het nodig zijn, dan bestaat er gelet op artikel 3, tweede lid, van de Regeling taakuitoefening en bevoegdheden IBTD wel de mogelijkheid voor de Minister om de IBTD te verzoeken onderzoeken uit te voeren die niet zijn opgenomen in het werkprogramma. Op dit moment zie ik daar geen aanleiding voor.

Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat de IBTD toegang heeft tot alle informatie die zij nodig heeft voor haar onderzoeken en die de Belastingdienst/Toeslagen en de Douane onder zich hebben.

Vragen m.b.t. het informeren van belanghebbende (PVV)

Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven wanneer een belanghebbende al dan niet wordt geïnformeerd omtrent gegevensverstrekking aan de IBTD? Ligt daar een concreet afwegingskader aan ten grondslag?

Antwoord:

Belanghebbenden worden niet op de hoogte gebracht als hun gegevens worden verstrekt aan de IBTD. Nu deze gegevens, ingevolge de voorgestelde bepalingen, worden verstrekt op basis van een wettelijk voorschrift is het ook niet verplicht om belanghebbende hierover te informeren. Wel dient de verwerking van persoonsgegevens op basis van de AVG transparant te zijn naar de betrokkene toe. Uit onder meer het privacybeleid van het Ministerie van Financiën en het verwerkingenregister wordt naar de belanghebbende transparant gemaakt dat de IBTD op hem betrekking hebbende persoonsgegevens kan verwerken die aan de Belastingdienst, Toeslagen of Douane zijn verstrekt.

Vragen m.b.t. de informatiebehoefte van de IBTD (CDA)

De leden van de CDA-fractie lezen in de toelichting dat in de praktijk is gebleken dat de IBTD voor het uitvoeren van haar taak steeds vaker is aangewezen op gegevens waarop de geheimhoudingsplicht van de AWR van toepassing is en op gegevens over inkomensafhankelijke regelingen. Deze leden vragen wat «steeds vaker» inhoudt. Deze leden vragen wat er dan aanvankelijk was voorzien of verwacht, en op welke punten dat afwijkt in de praktijk. Deze leden zijn benieuwd om hoeveel gevallen het dan gaat en of een verzoek tot ontheffing tot nu toe ooit is geweigerd. Ook vragen deze leden of bij het verlenen van de ontheffing altijd alle geheime informatie is gegeven en of veel van de details die de IBTD nodig heeft voor het toezicht onder de geheimhouding worden weggelaten.

Antwoord:

Aangezien de IBTD geen individuele gevallen onderzoekt werd bij de oprichting van de IBTD verwacht dat de informatiebehoefte van de IBTD slechts incidenteel betrekking zou hebben op gegevens die onder een van de geldende geheimhoudingsplichten valt. In de praktijk is echter gebleken dat de IBTD na verdere uitwerking van de aanpak van onderzoeken concrete voorbeelden uit de praktijk nodig heeft om de «werking» van bepaalde regels, beleid of afspraken in de uitvoeringspraktijk te kunnen toetsen en te kunnen onderzoeken of bepaalde knelpunten of risico’s structureel zijn. Informatie over (concrete) individuele zaken, waaronder persoonsgegevens om met betrokken partijen in contact te kunnen treden, is daarom noodzakelijk.

Dit betekent dat de IBTD voor het uitvoeren van haar taak, vaker dan was voorzien ten tijde van de oprichting, is aangewezen op gegevens waarop de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR van toepassing is. Nu van een ontheffing op grond van artikel 67, derde lid, slechts sprake kan zijn in incidentele en onvoorziene omstandigheden zal ook hiertoe een structurele regeling worden getroffen. Voor gegevens over inkomensafhankelijke regelingen, evenals voor gegevens in Douane gerelateerde dossiers, bestaat er überhaupt geen mogelijkheid tot het geven van een ontheffing op de geldende geheimhoudingsplicht. Dit wetsvoorstel dient dan ook voor de doorbreking van de geheimhoudingsplicht middels een wettelijk voorschrift.

Sinds haar oprichting heeft de IBTD tot nu eenmaal aangegeven informatie uit fiscale dossiers nodig te hebben. Dit betrof het onderzoek naar «Vroegsignalering in problemen en klachten». Voor informatieverstrekking ten behoeve van dit onderzoek is ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht verleend. Inzake een tweede onderzoek is reeds door de IBTD aangegeven dat zij waarschijnlijk informatie nodig hebben waarop de fiscale geheimhoudingsplicht rust. Door de IBTD wordt nog in kaart gebracht om welke informatie het hierbij gaat. Er zijn tot op heden geen ontheffingsverzoeken ten behoeve van de onderzoeken van de IBTD geweigerd.

Een ontheffing beschrijft welke gegevens door de inspecteur verstrekt mogen worden. Daar waar het een ontheffing voor informatieverstrekking aan de IBTD betreft zal dit doorgaans alle informatie zijn waar de IBTD om verzoekt, mits dit voldoende specifiek en afgebakend is. De ontheffing doorbreekt de geheimhoudingsplicht. De gegevens waarvoor de ontheffing is verleend zullen derhalve niet met een beroep op de geheimhouding aan de IBTD worden onthouden.

Vragen m.b.t. het advies van de AP -de risico’s van voorzetting van het wetsvoorstel (CDA, GroenLinks, CU)

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering het commentaar van de AP weegt dat met deze wetgeving afbreuk wordt gedaan aan het recht van een betrokkene om bezwaar te maken tegen een concrete verwerking als onduidelijkheid ontstaat over de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht tussen ambtenaren van hetzelfde bestuursorgaan. Deze leden vragen wat de regering kan doen om die onduidelijkheid weg te nemen en het recht op bezwaar goed te regelen. Ook vragen deze leden of ergens met betrekking tot deze wetgeving enige strijdigheid ontstaat met het recht op privacy onder het EVRM.

De leden van GroenLinks vragen de regering daarnaast om te reageren op de stelling van de AP dat «voortzetting van het concept niet zonder bezwaar is». Kan de regering ook aangeven of zij nog andere risico’s ziet bij de implementatie van het voorliggende wetsvoorstel? Hoe zijn de eventuele nadelen afgewogen tegen de voordelen (die volgens de AP dus beperkt zijn)?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in te gaan op de stelling van de AP dat door deze wet «afbreuk wordt gedaan aan het recht van de betrokkene om bezwaar te maken tegen een concrete verwerking»?

Antwoord:

Het kabinet heeft een afweging gemaakt tussen het recht van een betrokkene om bezwaar te maken tegen de deling van zijn of haar gegevens en het belang van een goede informatievoorziening aan de IBTD. Gelet op het feit dat informatieverstrekking aan de IBTD geen directe impact heeft op betrokkenen, en een goede informatievoorziening aan de IBTD essentieel is om haar taken uit te kunnen voeren, heeft het kabinet ervoor gekozen om een goede informatievoorziening aan de IBTD zwaarder te laten wegen. Het kabinet ziet bij de implementatie van het voorliggende wetsvoorstel geen risico’s voor betrokkenen. De mogelijkheid tot het indienen van bezwaar tegen de concrete gegevensverwerking door de IBTD blijft bestaan, evenals de overige AVG-rechten, zoals het verzoek tot inzage, daar heeft dit wetvoorstel geen invloed op. Daarnaast wordt met dit wetsvoorstel boven iedere vorm van twijfel verheven dat het delen van deze gegevens in deze specifieke situatie is toegestaan.

In het EVRM is bepaald dat eenieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Wanneer een inmenging in het privéleven van een betrokkene aan de orde is, is vereist dat daar bij wet in is voorzien en dat dit noodzakelijk is in een democratische samenleving. Door het creëren van deze wettelijke basis voor de gegevensverstrekking wordt aan deze vereisten voldaan.

Vraag m.b.t. het onderzoek Vroegsignalering (CDA)

De leden van de CDA-fractie lezen het concrete voorbeeld van het onderzoek vroegsignalering, waarvoor volgens de toelichting verwerking van persoonsgegevens door de IBTD noodzakelijk is. Deze leden vragen waar in dit onderzoek de belemmeringen zitten waar deze wet een oplossing voor biedt.

Antwoord:

De belemmeringen in dit onderzoek waren gelegen in de toegang tot dossiers die persoonsgegevens bevatten en andere gegevens die onder de geheimhoudingsplicht vallen. Kennis over specifieke casuïstiek is in dit onderzoek nodig om de feitelijke gang van zaken in de praktijk te kunnen reconstrueren. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat kennis wordt genomen van het dossier om de gang van zaken te kunnen reconstrueren.

Vragen m.b.t. de consequenties van weigering informatieverstrekking (Omtzigt)

Het lid Omtzigt leest dat de opheffing van de geheimhoudingsplicht geldt voor informatie die bij de uitvoering van belastingwet- en regelgeving en op het gebied van inkomensafhankelijke regelingen is verkregen. Bovendien valt alle door de douane verkregen vertrouwelijke informatie, waar beroepsgeheim op berust, hieronder, zoals fiscale of concurrentiegevoelige gegevens of persoonsgegevens. Voor de verstrekking van de gegevens door de Belastingdienst wordt een structurele grondslag mogelijk gemaakt in de Uitvoeringsregeling AWR. Volgens het lid Omtzigt biedt een wettelijke grondslag hier een stevige basis. Het lid Omtzigt hoopt dat de IBTD ook gebruik maakt van deze mogelijkheid om benodigde gegevens op te vragen in het kader van toezichttaken op rechtstatelijk handelen van de onderdelen Belastingen/toeslagen en douane. Het lid Omtzigt benadrukt het belang van volledige medewerking bij het verstrekken van de benodigde gegevens en inlichtingen waar door de IBTD in het kader van onderzoek om wordt gevraagd. Het lid Omtzigt vraagt aan de regering wat er gebeurt wanneer deze medewerking niet wordt verleend. Dus wanneer niet de gevraagde gegevens worden verstrekt en de IBTD mogelijk (onbewust) wordt tegengewerkt in het goed kunnen uitvoeren van onderzoek. Heeft dit consequenties en kan alsnog het dringende verzoek worden gedaan de gevraagde informatie, wanneer dit in lijn is met AVG, te verstrekken aan de IBTD? Wanneer de IBTD niet de opgevraagde gegevens ontvangt, terwijl de inspectie deze wel noodzakelijk acht voor onderzoek, gaat het lid Omtzigt ervan uit dat er goede onderbouwing wordt gegeven waarom deze gegevens niet beschikbaar worden gesteld. Kan de regering dit bevestigen? Is de regering bereid de Kamer te informeren wanneer gegevens niet aan de IBTD verschaft worden?

Antwoord:

Op grond van artikel 8 van de Regeling taakuitoefening en bevoegdheden IBTD zijn de medewerkers van het Ministerie van Financiën verplicht medewerking te verlenen als de IBTD dat verlangt. Ook zijn de medewerkers verplicht alle informatie aan de inspectie te verstrekken die volgens de IBTD noodzakelijk is in het kader van de uitoefening van haar taken. Overigens is dit wel beperkt tot gegevens die in het bezit zijn van de Douane, de dienst/Toeslagen of de Belastingdienst. De Kamer informeren over het niet leveren van gegevens omdat deze niet in het bezit zijn van de Douane, de dienst/Toeslagen of de Belastingdienst, zou daarom geen meerwaarde hebben. Met dit wetsvoorstel wordt ook mogelijk gemaakt dat gegevens gedeeld worden waarop de geheimhoudingsplicht rust. De afweging of gegevens verstrekt moeten worden ligt dus niet bij de medewerkers, maar bij de IBTD. Mocht de IBTD het vermoeden hebben dat niet alle gegevens verstrekt zijn, kan alsnog een verzoek tot het aanleveren van informatie gedaan worden.

Vraag m.b.t. de privacy vereisten van de IBTD (Omtzigt)

Zijn de systemen bij de IBTD zo ingericht dat zij kunnen voldoen aan privacyvereisten en wijze van opslag/verwerking van persoonsgegevens? Kan de regering toelichten hoe dit goed wordt geborgd? Zijn de ICT-systemen van de IBTD hier op toegerust en zo nee, wanneer wel en wat is hiervoor nog nodig?

Antwoord:

Ja. De IBTD maakt gebruik van de ICT-systemen die door het Ministerie van Financiën worden gefaciliteerd. De IBTD werkt met een kleine hoeveelheid (persoons)gegevens, waarbij voornamelijk wordt gewerkt met Outlook, Sharepoint en Digidoc. De genoemde systemen voldoen aan de binnen de rijksoverheid geldende privacy vereisten.

Vraag m.b.t. de rechten van belanghebbenden (PVV)

De leden van de PVV-fractie lezen het volgende: «Betrokkenen kunnen overeenkomstig de procedures van het Ministerie van Financiën de rechten die zij hebben op grond van de AVG uitoefenen en bijvoorbeeld de Minister, als zijnde de verwerkingsverantwoordelijke, verzoeken om onder meer inzage in persoonsgegevens en verwijdering van persoonsgegevens die door de IBTD worden verwerkt.» Deze leden vragen de regering om aan te geven hoe een betrokkene een dergelijk verzoek kan effectueren indien deze mogelijk niet eens op de hoogte is gesteld dat zijn gegevens zijn gedeeld met de IBTD.

Antwoord:

Het Ministerie van Financiën houdt een register bij van alle verwerkingen van persoonsgegevens door het ministerie. Dit register bevat per verwerking een korte beschrijving van de soorten gegevens die worden verwerkt, waarvoor die gegevens zijn verzameld, wat er met de gegevens wordt gedaan en wie er verantwoordelijk is voor de verwerking. Betrokkenen kunnen op basis hiervan een inschatting maken of er mogelijk gegevens van hen worden gedeeld met de IBTD. Daarnaast kunnen betrokkenen de Minister verzoeken om meer inzage en/of verwijdering van hun persoonsgegevens.

Vragen m.b.t. waarborgen omtrent gegevensbescherming (CDA)

De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat er stevige waarborgen zijn voor de beveiliging van privacygevoelige informatie. Deze leden vragen hoe de controle op die bescherming van deze gegevens precies is ingericht en of die controle structureel op vaste momenten plaatsvindt, of incidenteel. Ook vragen deze leden wat hierbij risico’s zijn op het beschermen van persoonsgegevens. Voor de volledigheid vragen deze leden of de geheimhoudingsplicht ten aanzien van de privacygevoelige informatie ook expliciet en formeel van toepassing is op de IBTD.

Antwoord:

Als onderdeel van het Ministerie van Financiën volgt de IBTD het privacybeleid van het Ministerie van Financiën. Om dit beleid actueel te houden wordt gebruikgemaakt van de zogeheten PDCA-cyclus. Kortgezegd houdt dit beleid in dat voor het privacybeleid jaarplannen worden opgesteld door het ministerie. Daarnaast kunnen de Chief Privacy Officer en de Functionaris Gegevensbescherming zelf periodieke evaluaties en onderzoeken uitvoeren. De uitkomsten hiervan kunnen vervolgens worden verwerkt in deze jaarplannen en, zonodig, in het privacybeleid.

Daarnaast hebben de ambtenaren van de IBTD op basis van artikel 2:5 van de Awb eveneens een plicht tot geheimhouding van alle informatie die zij verkrijgen ten behoeve van de uitvoering van hun taken.

Vragen m.b.t. het advies van de AP (VVD, PVV, CDA, GroenLinks, CU, BBB)

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan reageren op het advies van de AP. Kan de regering daarbij specifiek ingaan op de kritiek over de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht tussen ambtenaren van hetzelfde bestuursorgaan?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om expliciet in te gaan op de het advies alsmede de bezwaren van de AP.

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar het antwoord op de vraag van de AP waarom het meewerken met de IBTD niet tot de taak van Toeslagen moet worden gerekend. Ook vragen deze leden zich met de AP af waarom een intern inspectiemechanisme niet als noodzakelijk gezien kan worden voor goede uitvoering van douanewetgeving. Graag ontvangen deze leden op dit punt een nadere toelichting van de regering.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de AP het wetsvoorstel als onnodig ziet. Kan de regering regeren op dit advies? Kan de regering in een paar zinnen uitleggen waarom dit wetsvoorstel toch noodzakelijk is?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het advies van de AP het advies om «af te zien van het voorstel tenzij de noodzaak ervan overtuigend kan worden beargumenteerd». Het valt deze leden op dat de regering dit advies uitgebreid samenvat, maar er niet inhoudelijk op reageert. Daarom vragen deze leden de regering om dit alsnog te doen. Kan de regering naast een algemene reflectie op het AP-advies ingaan op de stelling van de AP dat door deze wet «binnen de overheid onduidelijkheid [kan] ontstaan over de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht tussen ambtenaren van hetzelfde bestuursorgaan» en dat door het verplichten van deze verwerkingen «afbreuk wordt gedaan aan het recht van de betrokkene om bezwaar te maken tegen een concrete verwerking»?

Het lid van de BBB-fractie constateert dat in de stukken het volgende valt te lezen: «De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) geeft in haar advies aan dat zij niet overtuigd is van de noodzaak van het wetsvoorstel en adviseert de procedure niet voort te zetten tenzij de noodzaak overtuigend is onderbouwd. De AP geeft aan dat de IBTD naar haar oordeel geen op zichzelf staand bestuursorgaan is maar onder het Ministerie van Financiën valt en dat zij het geenszins vanzelfsprekend acht dat op de uitwisseling van gegevens tussen ambtenaren van hetzelfde bestuursorgaan de geheimhoudingsplicht van toepassing is.» Hoe kijkt de regering naar dit advies van de AP?

Antwoord:

Het wetsvoorstel heeft geen betrekking op gegevensuitwisseling tussen ambtenaren van hetzelfde bestuursorgaan. De IBTD is een dienstonderdeel van het Ministerie van Financiën. De dienst/Toeslagen, de douane-inspecteur en de belastinginspecteur zijn op zichzelf staande bestuursorganen. Het kabinet is het eens met het oordeel van de AP dat een wettelijke grondslag voor de verstrekking van het ene dienstonderdeel van het ministerie, aan een ander dienstonderdeel niet altijd noodzakelijk is, ook niet als het verschillende bestuursorganen betreft.

De gegevens die de dienst/Toeslagen en de Douane verwerken betreffen echter veelal gegevens met een hoog vertrouwelijkheidskarakter, zoals fiscale gegevens, concurrentiegevoelige gegevens en persoonsgegevens. Het kabinet is van mening dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het delen van gegevens van een dergelijke aard. Ook de Raad van State heeft in haar advies aangegeven dat er redenen kunnen zijn voor een wettelijke grondslag voor het onderling uitwisselen van deze gegevens. Indien het delen van deze gegevens toch noodzakelijk is, zoals hier het geval, is het kabinet van mening dat de gegevensdeling transparant moet zijn naar de burger toe en dat boven iedere vorm van twijfel moet worden verheven dat het delen van deze gegevens in deze specifieke situatie is toegestaan. Met dit wetsvoorstel wordt iedere vorm van onduidelijkheid daaromtrent in dit specifieke geval weggenomen.

Vraag met betrekking tot het advies van de RvS m.b.t. de verhouding wet/regeling (CDA)

De leden van de CDA-fractie vragen de regering ook nader in te gaan op de vraag van de Raad van State naar de verhouding tussen de voorgestelde wettelijke bepalingen inzake gegevensverstrekking enerzijds en de regulering van het verwerken en verdere gebruik van gegevens door de IBTD op het niveau van een ministeriële regeling anderzijds.

Antwoord:

De vraag van de Raad van State naar de verhouding tussen de voorgestelde wettelijke bepalingen inzake gegevensverstrekking door dienst/Toeslagen en Douane aan de IBTD enerzijds, en de regulering van het verwerken en verdere gebruik van gegevens door de IBTD met de Regeling taakuitoefening en bevoegdheden IBTD anderzijds is voor het kabinet aanleiding om te bezien of het opportuun is om de oprichting en gegevensverwerking van de IBTD alsnog bij wet te regelen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de ontwikkeling dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werkt aan een voorstel voor een (kader)wet op de rijksinspecties. Omdat dit verder geen invloed heeft op dit wetsvoorstel is besloten om dit wetsvoorstel daar niet op te laten wachten.

Vraag met betrekking tot risico’s omtrent informatie-uitwisseling (BBB)

In het algemeen gaat de wet erover dat persoonsgegevens makkelijker ter inzage worden gelegd aan het IBTD. Reden hiervoor is om onderzoek uit te voeren naar rechtsstatelijkheid en rechtvaardigheid van de Belastingdienst. Dit brengt in de ogen van dit lid wel risico’s met zich mee. Heeft de regering onderzoek laten doen naar de risico’s van bredere informatie-uitwisseling van gevoelige gegevens binnen het Ministerie van Financiën?

Antwoord:

De IBTD valt, zoals hierboven toegelicht, onder het privacybeleid van het ministerie en hanteert daarmee dezelfde standaard wat de bescherming van persoonsgegevens betreft als het gehele ministerie. Daarmee wordt de gegevensverwerking door de IBTD eveneens meegenomen in de aldaar genoemde PDCA cyclus. Hoewel er voor dit specifieke geval geen aanleiding was om een op zichzelf staand onderzoek te verrichten naar de uitwisseling van gegevens tussen de IBTD aan de ene kant en de DG’en Douane en Toeslagen aan de andere kant, wordt de verwerking van persoonsgegevens door de IBTD wel continu gemonitord conform de PDCA cyclus. Tot slot wil ik erop wijzen dat de IBTD alleen die gegevens kan opvragen en verwerken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar taak. Het is dus geenszins zo dat de IBTD toegang heeft tot alle gegevens van de DG’en Douane en Toeslagen.

Vraag met betrekking tot de overige adviezen van de AP en de RvS (BBB)

Verder geven de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens meerdere adviezen. Kan de regering alle adviezen toelichten en daarbij beargumenteren als zij een advies naast haar neerlegt?

Antwoord:

De Autoriteit Persoonsgegevens adviseert de procedure van het wetsvoorstel niet voort te zetten tenzij de noodzaak overtuigend is onderbouwd. Zie voor de weging van het kabinet van dit advies de beantwoording de vragen hierover hierboven.

De Raad van State adviseert om de memorie van toelichting aan te vullen met hun constatering dat een wettelijke grondslag voor de verstrekking van het ene dienstonderdeel van het ministerie, aan een ander dienstonderdeel niet altijd noodzakelijk is, maar dat er niettemin redenen zijn om een wettelijke grondslag te creëren voor gegevensuitwisseling binnen een ministerie wanneer het gaat om fiscale gegevens, concurrentiegevoelige gegevens of persoonsgegevens. Dit advies is overgenomen en hierover is een passage toegevoegd aan de memorie van toelichting.

De Raad van State adviseert om in de memorie van toelichting in te gaan op de verhouding tussen de voorgestelde wettelijke bepalingen inzake gegevensverstrekking enerzijds en de regulering van het verwerken en verdere gebruik van gegevens door de IBTD op het niveau van een ministeriële regeling anderzijds. De vraag van de Raad van State geeft aanleiding om te bezien of het opportuun is om de oprichting en gegevensverwerking van de IBTD alsnog bij wet te regelen. Omdat dit verder geen betrekking heeft op dit wetsvoorstel is besloten hierover geen passsage op te nemen in de memorie van toelichting.

Vraag met betrekking tot de onafhankelijke positie van de IBTD (Omtzigt)

Kan de regering toelichten of het niet beter zou zijn om de IBTD een wettelijke (onafhankelijke) positie te geven, net als andere rijksinspecties? Graag ontvangt het lid Omtzigt hier een toelichting op.

Antwoord:

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werkt aan een voorstel voor een (kader)wet op de rijksinspecties om de onafhankelijke positie van de IBTD en andere inspecties wettelijk te borgen. Deze borging vindt dus plaats in een breder kader. Met een brief van 17 februari jongstleden3 heeft de Minister van BZK aan uw Kamer het voorbereidingstraject van het genoemde wetsvoorstel geschetst, tegelijk met een kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid Omtzigt over voorstellen ter versterking van de onafhankelijkheid van rijksinspecties4.

Vraag met betrekking tot de tekstuele verschillen in de twee voorgestelde artikelen (VVD)

De leden van de VVD-fractie lezen dat in artikel 1:38 (wijziging van de algemene douanewet) wordt gesproken over «de inspecteur», terwijl in artikel II, die ziet op de Awir, specifiek de «inspectie belastingen, toeslagen en douane» wordt aangehaald. Deze leden vragen waarom deze twee begrippen verschillen en vragen de regering om dit te verduidelijken.

Antwoord:

De IBTD wordt in beide artikelen op gelijke wijze aangehaald als «de inspectie belastingen, toeslagen en douane». Met «de inspecteur» in artikel 1:38 van de Algemene douanewet wordt gedoeld op de douane-inspecteur; degene aan wie de verplichting uit deze bepaling is gericht. De specifieke formuleringen van de beide artikelen wordt voor het overige ingegeven door de inpasbaarheid binnen de andere artikelen van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen respectievelijk de Algemene douanewet.

De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries


X Noot
1

Kamerstukken II, 2022/23, 36 149, nr. 4.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2022/23, 36 149, nr. 4

X Noot
4

Kamerstukken II, 2021–22, 36 149, nr. 2

Naar boven