36 324 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Algemene douanewet ter opheffing van de geheimhoudingsplicht in verband met het verstrekken van gegevens aan de inspectie belastingen, toeslagen en douane (Wet opheffing geheimhoudingsplicht ten behoeve van de inspectie belastingen, toeslagen en douane)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 6 april 2023

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen. Deze leden hechten veel waarde aan een adequate informatiedeling met de inspectie belastingen, toeslagen en douane.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) moet zo goed mogelijk in staat gesteld worden om haar taakopdracht te vervullen. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot opheffing van de geheimhoudingsplicht ten behoeve van de IBTD. Deze leden begrijpen het belang van goede en volledige toegang tot informatie van de IBTD om adequaat toezicht te kunnen houden op de Belastingdienst, Toeslagen en Douane. Deze leden hebben een aantal vragen bij het voorliggende wetsvoorstel, met name over de bescherming van informatie.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet opheffing geheimhoudingsplicht ten behoeve van de inspectie belastingen, toeslagen en douane. De leden hebben geen verdere vragen of opmerkingen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden zijn voorstanders van de IBTD en zijn er in beginsel voorstander van dat de informatievoorziening van deze inspectie vereenvoudigd wordt. Deze leden hebben hierbij nog een aantal vragen, in het bijzonder over het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het voorstel Wet opheffing geheimhoudingsplicht ten behoeve van de inspectie belastingen, toeslagen en douane. Hier heeft dit lid nog een aantal vragen over.

Het lid Omtzigt heeft met instemming het voorstel Wet opheffing geheimhoudingsplicht ten behoeve van de inspectie belastingen, toeslagen en douane gelezen. Het voorliggende voorstel regelt dat de geheimhoudingsplicht naar de IBTD structureel wordt opgeheven, waar eerst gold dat voor ontheffing specifiek toestemming moest worden verleend. Het lid Omtzigt concludeert met tevredenheid dat hiermee uitvoering wordt gegeven aan de motie Eerdmans c.s. waarin de Kamer heeft verzocht om een formeel wettelijke basis te creëren die ontheffing van de geldende geheimhoudingsplicht mogelijk maakt.1 Om de IBTD in de mogelijkheid te stellen toezichttaken goed uit te kunnen uitvoering is informatievoorziening essentieel.

I. ALGEMEEN

De leden van de ChristenUnie-fractie roepen in herinnering dat in het coalitieakkoord is afgesproken dat de onafhankelijkheid van de verschillende inspecties beter geborgd wordt en dat met dat doel door de regering een Wet op de rijksinspecties wordt uitgewerkt. Deze leden vragen de regering om toe te lichten hoe het onderhavige wetsvoorstel zich verhoudt tot de Wet op de rijksinspecties. Deze leden lezen in de reactie van de regering op het advies van de Raad van State dat nog wordt onderzocht of de oprichting en gegevensverwerkingen van de IBDT later alsnog bij wet zullen worden geregeld. Doelt de regering hierbij op de Wet op de rijksinspecties? Voorts vragen deze leden of de regering nog steeds voornemens is dit wetsvoorstel in december 2023 naar de Raad van State te versturen en wanneer de regering denkt dit voorstel aan de Kamer te kunnen voorleggen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie constateren dat de IBTD is opgericht door middel van een ministeriële regeling, maar dat deze wijziging door middel van een wetswijzigingsvoorstel aan de Kamer wordt aangeboden. Deze leden vragen of het niet mogelijk was dit mee te nemen in de ministeriële regeling.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het voorliggende wetsvoorstel betreffende de bestaande inspectie belastingen, toeslagen en douane, zich zal verhouden tot de in het coalitieakkoord afgesproken wetsvoorstel voor de rijksinspecties. Wanneer zal deze wet aan de Kamer worden aangeboden? Wordt de IBTD dan ook wettelijk verankerd?

De leden van de VVD-fractie lezen in de beslisnota dat het voorliggende wetsvoorstel niet aan de criteria voldeed om te worden opgenomen in een verzamelwet. Wat zijn die criteria? Waarom is toch gekozen, gezien de geringe omvang en technisch karakter van het voorliggende wetsvoorstel, om het toch als apart wetsvoorstel aan te bieden aan de Kamer?

De leden van de D66-fractie vragen de regering om toe te lichten hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot het voornemen van de regering om een Wet op de rijksinspecties in te dienen. Deze leden vragen tevens wanneer de regering dat wetsvoorstel naar de Kamer zal sturen.

2. Hoofdlijnen van de wijziging

De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij ook een rol ziet voor de IBTD bij de ongelukkige samenloop van meerdere overheidsorganisaties. Deze leden vragen of de IBTD na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel ook voldoende toegang heeft om structurele problemen aan te kaarten die spelen in bijvoorbeeld de samenloop van de Belastingdienst, Toeslagen, Douane en uitkeringen op basis van de Participatiewet.

Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven wanneer een belanghebbende al dan niet wordt geïnformeerd omtrent gegevensverstrekking aan de IBTD? Ligt daar een concreet afwegingskader aan ten grondslag?

De leden van de CDA-fractie lezen in de toelichting dat in de praktijk is gebleken dat de IBTD voor het uitvoeren van haar taak steeds vaker is aangewezen op gegevens waarop de geheimhoudingsplicht van de AWR van toepassing is en op gegevens over inkomensafhankelijke regelingen. Deze leden vragen wat «steeds vaker» inhoudt. Deze leden zijn benieuwd om hoeveel gevallen het dan gaat en of een verzoek tot ontheffing tot nu toe ooit is geweigerd. Ook vragen deze leden of bij het verlenen van de ontheffing altijd alle geheime informatie is gegeven en of veel van de details die de IBTD nodig heeft voor het toezicht onder de geheimhouding worden weggelaten.

De leden van de CDA-fractie lezen verder dat de noodzaak om toegang te hebben tot informatie over individuele zaken om erachter te komen hoe bijvoorbeeld bepaalde regels, beleid of afspraken in de praktijk uitwerken of worden toegepast, breder is dan aanvankelijk voorzien. Deze leden vragen wat er dan aanvankelijk was voorzien of verwacht, en op welke punten dat afwijkt in de praktijk.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering het commentaar van de AP weegt dat met deze wetgeving afbreuk wordt gedaan aan het recht van een betrokkene om bezwaar te maken tegen een concrete verwerking als onduidelijkheid ontstaat over de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht tussen ambtenaren van hetzelfde bestuursorgaan. Deze leden vragen wat de regering kan doen om die onduidelijkheid weg te nemen en het recht op bezwaar goed te regelen. Ook vragen deze leden of ergens met betrekking tot deze wetgeving enige strijdigheid ontstaat met het recht op privacy onder het EVRM.

De leden van de CDA-fractie lezen het concrete voorbeeld van het onderzoek vroegsignalering, waarvoor volgens de toelichting verwerking van persoonsgegevens door de IBTD noodzakelijk is. Deze leden vragen waar in dit onderzoek de belemmeringen zitten waar deze wet een oplossing voor biedt.

Het lid Omtzigt leest dat de opheffing van de geheimhoudingsplicht geldt voor informatie die bij de uitvoering van belastingwet- en regelgeving en op het gebied van inkomensafhankelijke regelingen is verkregen. Bovendien valt alle door de douane verkregen vertrouwelijke informatie, waar beroepsgeheim op berust, hieronder, zoals fiscale of concurrentiegevoelige gegevens of persoonsgegevens. Voor de verstrekking van de gegevens door de Belastingdienst wordt een structurele grondslag mogelijk gemaakt in de Uitvoeringsregeling AWR. Volgens het lid Omtzigt biedt een wettelijke grondslag hier een stevige basis. Het lid Omtzigt hoopt dat de IBTD ook gebruik maakt van deze mogelijkheid om benodigde gegevens op te vragen in het kader van toezichttaken op rechtstatelijk handelen van de onderdelen Belastingen/toeslagen en douane. Het lid Omtzigt benadrukt het belang van volledige medewerking bij het verstrekken van de benodigde gegevens en inlichtingen waar door de IBTD in het kader van onderzoek om wordt gevraagd. Het lid Omtzigt vraagt aan de regering wat er gebeurt wanneer deze medewerking niet wordt verleend. Dus wanneer niet de gevraagde gegevens worden verstrekt en de IBTD mogelijk (onbewust) wordt tegengewerkt in het goed kunnen uitvoeren van onderzoek. Heeft dit consequenties en kan alsnog het dringende verzoek worden gedaan de gevraagde informatie, wanneer dit in lijn is met AVG, te verstrekken aan de IBTD?

Wanneer de IBTD niet de opgevraagde gegevens ontvangt, terwijl de inspectie deze wel noodzakelijk acht voor onderzoek, gaat het lid Omtzigt ervan uit dat er goede onderbouwing wordt gegeven waarom deze gegevens niet beschikbaar worden gesteld. Kan de regering dit bevestigen? Is de regering bereid de Kamer te informeren wanneer gegevens niet aan de IBTD verschaft worden?

3. Verwerking van persoonsgegevens

Hoewel onderzoek van de inspectie zich niet specifiek richt op individuele casussen, kan het in de visie van het lid Omtzigt onder meer gaan om verwerking van persoonsgegevens. Hier rust juist die geheimhoudingsplicht op. Het lid Omtzigt leest dat het gaat om het type informatie persoonsgegevens van belastingplichtigen, belanghebbenden of toeslaggerechtigden. Zijn de systemen bij de IBTD zo ingericht dat zij kunnen voldoen aan privacyvereisten en wijze van opslag/verwerking van persoonsgegevens? Kan de regering toelichten hoe dit goed wordt geborgd? Zijn de ICT-systemen van de IBTD hier op toegerust en zo nee, wanneer wel en wat is hiervoor nog nodig?

5. Waarborgen

De leden van de PVV-fractie lezen het volgende: «Betrokkenen kunnen overeenkomstig de procedures van het Ministerie van Financiën de rechten die zij hebben op grond van de AVG uitoefenen en bijvoorbeeld de Minister, als zijnde de verwerkingsverantwoordelijke, verzoeken om onder meer inzage in persoonsgegevens en verwijdering van persoonsgegevens die door de IBTD worden verwerkt.»

Deze leden vragen de regering om aan te geven hoe een betrokkene een dergelijk verzoek kan effectueren indien deze mogelijk niet eens op de hoogte is gesteld dat zijn gegevens zijn gedeeld met de IBTD.

De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat er stevige waarborgen zijn voor de beveiliging van privacygevoelige informatie. Deze leden vragen hoe de controle op die bescherming van deze gegevens precies is ingericht en of die controle structureel op vaste momenten plaatsvindt, of incidenteel. Ook vragen deze leden wat hierbij risico’s zijn op het beschermen van persoonsgegevens. Voor de volledigheid vragen deze leden of de geheimhoudingsplicht ten aanzien van de privacygevoelige informatie ook expliciet en formeel van toepassing is op de IBTD.

6. Advies Autoriteit Persoonsgegevens en advies Afdeling advisering van de Raad van State

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan reageren op het advies van de AP. Kan de regering daarbij specifiek ingaan op de kritiek over de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht tussen ambtenaren van hetzelfde bestuursorgaan?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om expliciet in te gaan op de het advies alsmede de bezwaren van de AP.

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar het antwoord op de vraag van de AP waarom het meewerken met de IBTD niet tot de taak van Toeslagen moet worden gerekend. Ook vragen deze leden zich met de AP af waarom een intern inspectiemechanisme niet als noodzakelijk gezien kan worden voor goede uitvoering van douanewetgeving. Graag ontvangen deze leden op dit punt een nadere toelichting van de regering.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering ook nader in te gaan op de vraag van de Raad van State naar de verhouding tussen de voorgestelde wettelijke bepalingen inzake gegevensverstrekking enerzijds en de regulering van het verwerken en verdere gebruik van gegevens door de IBTD op het niveau van een ministeriële regeling anderzijds.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de AP het wetsvoorstel als onnodig ziet. Kan de regering regeren op dit advies? Kan de regering in een paar zinnen uitleggen waarom dit wetsvoorstel toch noodzakelijk is? De leden vragen de regering daarnaast om te reageren op de stelling van de AP dat «voortzetting van het concept niet zonder bezwaar is». Kan de regering ook aangeven of zij nog andere risico’s ziet bij de implementatie van het voorliggende wetsvoorstel? Hoe zijn de eventuele nadelen afgewogen tegen de voordelen (die volgens de AP dus beperkt zijn)?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het advies van de AP het advies om «af te zien van het voorstel tenzij de noodzaak ervan overtuigend kan worden beargumenteerd». Het valt deze leden op dat de regering dit advies uitgebreid samenvat, maar er niet inhoudelijk op reageert. Daarom vragen deze leden de regering om dit alsnog te doen. Kan de regering naast een algemene reflectie op het AP-advies ingaan op de stelling van de AP dat door deze wet «binnen de overheid onduidelijkheid [kan] ontstaan over de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht tussen ambtenaren van hetzelfde bestuursorgaan» en dat door het verplichten van deze verwerkingen «afbreuk wordt gedaan aan het recht van de betrokkene om bezwaar te maken tegen een concrete verwerking»?

Het lid van de BBB-fractie constateert dat in de stukken het volgende valt te lezen: «De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) geeft in haar advies aan dat zij niet overtuigd is van de noodzaak van het wetsvoorstel en adviseert de procedure niet voort te zetten tenzij de noodzaak overtuigend is onderbouwd. De AP geeft aan dat de IBTD naar haar oordeel geen op zichzelf staand bestuursorgaan is maar onder het Ministerie van Financiën valt en dat zij het geenszins vanzelfsprekend acht dat op de uitwisseling van gegevens tussen ambtenaren van hetzelfde bestuursorgaan de geheimhoudingsplicht van toepassing is.» Hoe kijkt de regering naar dit advies van de AP?

In het algemeen gaat de wet erover dat persoonsgegevens makkelijker ter inzage worden gelegd aan het IBTD. Reden hiervoor is om onderzoek uit te voeren naar rechtsstatelijkheid en rechtvaardigheid van de Belastingdienst. Dit brengt in de ogen van dit lid wel risico’s met zich mee. Heeft de regering onderzoek laten doen naar de risico’s van bredere informatie-uitwisseling van gevoelige gegevens binnen het Ministerie van Financiën?

Verder geven de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens meerdere adviezen. Kan de regering alle adviezen toelichten en daarbij beargumenteren als zij een advies naast haar neerlegt?

Het wetsvoorstel roept in de ogen van het lid Omtzigt vooral vragen op als het gaat om relatie van wettelijke bepalingen inzake gegevensverstrekking enerzijds en de regulering van het verwerken en verder gebruik van gegevens door de IBTD op het niveau van een ministeriële regeling anderzijds. Op dit moment is de IBTD nog dienstonderdeel van het Ministerie van Financiën. Het lid Omtzigt snapt dat hier vraagtekens bij worden gezet. Kan de regering toelichten of het niet beter zou zijn om de IBTD een wettelijke (onafhankelijke) positie te geven, net als andere rijksinspecties? Graag ontvangt het lid Omtzigt hier een toelichting op.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1:38

De leden van de VVD-fractie lezen dat in artikel 1:38 (wijziging van de algemene douanewet) wordt gesproken over «de inspecteur», terwijl in artikel II, die ziet op de Awir, specifiek de «inspectie belastingen, toeslagen en douane» wordt aangehaald. Deze leden vragen waarom deze twee begrippen verschillen en vragen de regering om dit te verduidelijken.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Lips


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 1010.

Naar boven