Het voorliggende wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken
van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
Inleiding
Bij de leden van de CDA-fractie roept het wetsvoorstel veel vraagtekens op. Zij hebben daarover de volgende
vragen, waar de fracties van de SP en OPNL zich bij aansluiten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie, waarbij de fracties van de
SP en OPNL zich aansluiten
Uit de parlementaire behandeling en ook uit de technische briefing komt naar de mening
van de leden van de CDA-fractie een beeld naar voren dat zo ongeveer iedereen met dit wetsvoorstel erop vooruit
gaat. Alle overige stukken beweren het tegendeel. Volgens de Raad van State gaat twee
derde van de huidige toeslagontvangers, een financieel kwetsbare groep, er door dit
wetsvoorstel in inkomen op achteruit.2 Bijna één miljoen huishoudens, 63 procent van de huishoudens die door de hervorming
worden geraakt, lijden koopkrachtverlies door het voorstel. Ook uit de internetconsultatie
komt dit beeld naar voren, zowel bij individuele huurders als bij gerenommeerde organisaties.
En ook het Adviescollege toetsing regeldruk constateert dat de onderbouwing van de
voorgestelde invoering van genormeerde huren op meerdere punten ernstig tekortschiet.3 Het voorstel bevat volgens dit adviescollege geen analyse van huidige knelpunten
in betaalbaarheid bij de verschillende groepen huurders. Ook bevat het voorstel geen
duiding van mogelijke risico’s op prijsopdrijvende effecten in de vrije sector. Het
voorstel vermeldt verder niet welke alternatieven voor genormeerde huren zijn overwogen
en waarom die niet zijn gekozen. Het maakt bovendien niet duidelijk hoe de begrijpelijkheid
en «doenbaarheid» voor huurtoeslagontvangers bij invoering van genormeerde huren zijn
geborgd. Wie heeft er nu eigenlijk gelijk? De CDA-fractieleden vragen de regering
hierover opheldering te geven.
De Raad van State wijst erop dat het oorspronkelijke wetsvoorstel voorzag in mitigerende
maatregelen voor de inkomenseffecten als gevolg van het beoogde nieuwe stelsel van
huurtoeslag.4 In de bijbehorende toelichting was het voornemen uitgesproken om het wettelijk minimumloon
te verhogen ter compensatie van de lagere huurtoeslag. Deze verhoging is vervroegd
ingezet in 2023, maar met een ander doel, namelijk als compensatie voor de inflatie
en stijgende energielasten. De verhoging van het minimumloon kan daarom niet meer
dienen als compensatie voor het verlies in inkomen uit de huurtoeslag. De leden van
de CDA-fractie vragen hoe de regering omgaat met de aanbevelingen van de Commissie
sociaal minimum en in het bijzonder de relatie tussen het vereenvoudigen of verlagen
van toeslagen en de daaraan verbonden verhoging van het (minimum) loon.5
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie aan de regering wat er – los van de
budgettaire effecten – mis gaat als dit wetsvoorstel in dit stadium niet wordt aangenomen.
De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met
belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het verslag graag
uiterlijk vrijdag 29 november 2024.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man