36 311 Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag)

C VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 28 november 2024

Het voorliggende wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

Bij de leden van de CDA-fractie roept het wetsvoorstel veel vraagtekens op. Zij hebben daarover de volgende vragen, waar de fracties van de SP en OPNL zich bij aansluiten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie, waarbij de fracties van de SP en OPNL zich aansluiten

Uit de parlementaire behandeling en ook uit de technische briefing komt naar de mening van de leden van de CDA-fractie een beeld naar voren dat zo ongeveer iedereen met dit wetsvoorstel erop vooruit gaat. Alle overige stukken beweren het tegendeel. Volgens de Raad van State gaat twee derde van de huidige toeslagontvangers, een financieel kwetsbare groep, er door dit wetsvoorstel in inkomen op achteruit.2 Bijna één miljoen huishoudens, 63 procent van de huishoudens die door de hervorming worden geraakt, lijden koopkrachtverlies door het voorstel. Ook uit de internetconsultatie komt dit beeld naar voren, zowel bij individuele huurders als bij gerenommeerde organisaties. En ook het Adviescollege toetsing regeldruk constateert dat de onderbouwing van de voorgestelde invoering van genormeerde huren op meerdere punten ernstig tekortschiet.3 Het voorstel bevat volgens dit adviescollege geen analyse van huidige knelpunten in betaalbaarheid bij de verschillende groepen huurders. Ook bevat het voorstel geen duiding van mogelijke risico’s op prijsopdrijvende effecten in de vrije sector. Het voorstel vermeldt verder niet welke alternatieven voor genormeerde huren zijn overwogen en waarom die niet zijn gekozen. Het maakt bovendien niet duidelijk hoe de begrijpelijkheid en «doenbaarheid» voor huurtoeslagontvangers bij invoering van genormeerde huren zijn geborgd. Wie heeft er nu eigenlijk gelijk? De CDA-fractieleden vragen de regering hierover opheldering te geven.

De Raad van State wijst erop dat het oorspronkelijke wetsvoorstel voorzag in mitigerende maatregelen voor de inkomenseffecten als gevolg van het beoogde nieuwe stelsel van huurtoeslag.4 In de bijbehorende toelichting was het voornemen uitgesproken om het wettelijk minimumloon te verhogen ter compensatie van de lagere huurtoeslag. Deze verhoging is vervroegd ingezet in 2023, maar met een ander doel, namelijk als compensatie voor de inflatie en stijgende energielasten. De verhoging van het minimumloon kan daarom niet meer dienen als compensatie voor het verlies in inkomen uit de huurtoeslag. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering omgaat met de aanbevelingen van de Commissie sociaal minimum en in het bijzonder de relatie tussen het vereenvoudigen of verlagen van toeslagen en de daaraan verbonden verhoging van het (minimum) loon.5

Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie aan de regering wat er – los van de budgettaire effecten – mis gaat als dit wetsvoorstel in dit stadium niet wordt aangenomen.

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het verslag graag uiterlijk vrijdag 29 november 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 36 311, nr. 4, pagina 2.

X Noot
4

Kamerstukken II 2022/23, 36 311, nr. 4, pagina 2.

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XV, nr. 95.

Naar boven