Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2022
In de Nationale Prestatieafspraken voor de woningcorporatiesector hebben Aedes, Woonbond,
VNG en het Rijk, een gerichte huurverlaging in 2024 afgesproken voor huurders met
een inkomen onder 120% van het minimuminkomen van de huurtoeslag. Deze huurverlaging
betekent dat naar verwachting circa 510.000 huishoudens een gemiddelde huurverlaging
krijgen van € 57. Het voorstel is in de zomer van 2022 in internetconsultatie geweest;
mede naar aanleiding van de binnengekomen reacties van o.a. Aedes en de Woonbond alsmede
de koopkrachtgevolgen van de hoge inflatie en energiekosten, heeft het kabinet in
augustus besloten erop in te zetten de huurverlaging al per 1 juli 2023 door te voeren.
Om de woningcorporaties in staat te stellen de huren op 1 juli 2023 te verlagen, is
het noodzakelijk de wettelijke grondslag voor de verstrekking van de benodigde inkomensgegevens
door de Belastingdienst aan de woningcorporaties uiterlijk 1 maart 2023 geregeld te
hebben. Op 20 december is het conceptwetvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden (TK,
2022–2023, 36 281). In deze brief geef ik, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst,
uw Kamer nadere informatie over de planning en neem ik u mee in de noodzaak de wet
zo spoedig mogelijk te behandelen.
Het verlagen van de huren voor mensen met een laag inkomen past bij de maatschappelijke
taak die woningcorporaties hebben. Ik ben verheugd dat een huurverlaging onderdeel
is van de prestatieafspraken en dat de corporatiesector ook zelf de noodzaak van een
spoedige verlaging onderstreept. Om de huur voor mensen met een laag inkomen gericht
te kunnen verlagen hebben woningcorporaties informatie nodig over de inkomenscategorie
van huurders. De uitwisseling van deze informatie tussen de Belastingdienst en woningcorporaties
is alleen mogelijk als de geheimhoudingsplicht, zoals die op grond van artikel 67
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geldt, voor deze verstrekking wordt doorbroken.
Dit betekent dat voor het verstrekken van inkomenscategorieën ten behoeve van het
uitvoeren van de huurverlaging zoals afgesproken in de prestatieafspraken een wettelijke
grondslag is vereist. Voorliggend wetsvoorstel regelt deze wettelijke verplichting
voor de Belastingdienst.
De Belastingdienst mag dus pas inkomenscategorieën aan woningcorporaties verstrekken
ten behoeve van de huurverlaging als daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. Die
wettelijke grondslag dient uiterlijk 1 maart 2023 geregeld – in werking getreden –
te zijn om de huren per 1 juli 2023 te kunnen verlagen. Indien de wet op 1 maart 2023
in werking getreden is, kan de uitwisseling van inkomensinformatie tussen de Belastingdienst
en woningcorporaties in maart tot half mei 2023, plaatsvinden. De woningcorporatie
kan op basis van deze informatie in april of mei bepalen of de huurder in aanmerking
komt voor een huurverlaging en indien dat het geval is de huurder een huurverlagingsvoorstel
doen. Het voorstel tot huurverlaging per 1 juli 2023 dient uiterlijk op 31 mei bij
de huurder ingediend te zijn. Dat is minimaal één maand voordat deze op 1 juli ingaat.
Het voor 1 maart 2023 afronden van de besluitvorming over de wettelijk basis, vraagt
om een spoedig doch zorgvuldig doorlopen van het wetgevingsproces. Het kabinet heeft
daarom direct na Prinsjesdag de Raad van State gevraagd een advies over het wetsvoorstel
uit te brengen. Het Kabinet heeft zich er voorts voor ingezet het wetsvoorstel voor
het Kerstreces bij uw Kamer te kunnen indienen. Ik verzoek uw Kamer de mogelijkheden
te bezien ten aanzien van een snelle procedure voor behandeling van het onderhavige
wetsvoorstel.
Mocht het niet haalbaar blijken de wet voor 1 maart 2023 in het Staatsblad te publiceren,
dan betekent dit dat de huurverlaging voor de meeste betrokken huurders pas na 1 juli
2023 kan plaatsvinden. Omdat de huren in het gereguleerde segment jaarlijks op 1 juli
worden verhoogd, ontstaat dan het risico dat de huur eerst regulier en wettelijk toegestaan
wordt verhoogd en daarna wordt verlaagd als gevolg van deze gerichte huurverlaging.
Dit leidt tot onduidelijkheid bij de huurder, en kan tot extra vragen en misverstanden
leiden in de communicatie tussen huurders, woningcorporaties en de Belastingdienst.
Ook ontstaat een risico op onjuistheden in de huurtoeslag. Dit moet bij voorkeur worden
voorkomen.
Ik kijk naar een spoedige behandeling van het onderhavige wetvoorstel.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge