Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:
In het eerste lid, eerste zin, wordt «1 april 2021» vervangen door «1 juni 2023»,
wordt na «van dat boek» ingevoegd «die op 1 maart 2023 huurder van de woning was en
dat nog steeds is», wordt «het op grond van artikel 14, eerste en tweede lid» vervangen
door «120% van het op grond van artikel 17, eerste lid» en wordt «het toepasselijke
bedrag, genoemd in artikel 20, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag» vervangen
door «€ 575,03 per maand».
B
Onderdeel D, komt te luiden:
D
Het vierde lid, eerste zin, komt te luiden:
In afwijking van het eerste lid doet de toegelaten instelling aan de huurder van een
zelfstandige woning als bedoeld in artikel 234 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
of van een woonwagen als bedoeld in artikel 235 van dat boek een voorstel als bedoeld
in dat lid, indien de huurder, die op 1 maart 2023 huurder van die woning of die woonwagen
was en dat nog steeds is, daarom voor 31 december 2024 verzoekt en aantoont dat het
bruto-inkomen van de bewoners, bedoeld in artikel 54b, in de zes maanden voorafgaand
aan het verzoek lager is dan of gelijk is aan 60% van het op grond van artikel 17,
eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag toepasselijke bedrag.
Toelichting
Het wetsvoorstel voorziet in twee manieren waarop een huurverlaging tot stand kan
komen; een huurverlaging op initiatief van de woningcorporatie of een huurverlaging
op verzoek van de huurder. Deze tweede mogelijkheid biedt huurders die bijvoorbeeld
te maken hebben met een recente inkomensdaling, de mogelijkheid om op basis van het
inkomen over de laatste zes maanden een huurverlaging aan te vragen. Het wetvoorstel
geeft huurders hiertoe tot eind 2024 de mogelijkheid. Bij het besluit de huurverlaging
een jaar te vervroegen van 2024 naar 2023 is er bewust voor gekozen deze einddatum
niet te vervroegen. Deze keuze is gemaakt omdat er in de internetconsultatie aandacht
werd gevraagd de huurder voldoende tijd te geven van deze mogelijkheid gebruik te
maken.
Na indiening van het wetvoorstel is echter door koepelorganisatie Aedes en verschillende
woningcorporaties ingebracht dat ook nieuwe huurders die in de loop van 2023 en in
2024 een qua inkomen passende nieuwe woning betrekken (passend toegewezen) hiermee
een recht op een huurverlaging krijgen. In de praktijk betekent dit dat er voor de
periode tot 31 december 2024, in aanvulling op de geldende grenzen van passend toewijzen,
een nieuwe, aanvullende passendheidsnorm wordt geïntroduceerd. Dit is niet in lijn
met de Nationale Prestatieafspraken en was tevens niet de inzet van de in het wetvoorstel
geregelde huurverlaging en specifiek niet van het verlengen van de aanvraagperiode
voor huurders naar aanleiding van de internetconsultatie. Het wetsvoorstel kan door
die feitelijke aanvullende passendheidsnorm tot eind 2024 leiden tot onzekerheid over
de financiële inkomsten voor woningcorporaties en een mogelijke impact hebben op de
investeringscapaciteit van woningcorporaties.
In lijn met de inzet van Nationale Prestatieafspraken wordt met deze nota van wijziging
het wetvoorstel aangepast. Expliciet wordt gemaakt dat mogelijkheid om een huurverlaging
aan te vragen enkel geldt voor huurders die de betrokken woning op 1 maart 2023 reeds
huurden. Daarmee vallen nieuwe huurders, aan wie de woning immers volgens de regels
van de DAEB-toewijzing en het passend toewijzen wordt toegewezen, buiten de reikwijdte
van de wettelijk verplichte huurverlaging. Het staat woningcorporaties uiteraard vrij
om in 2023 en 2024 aan huishoudens met een inkomen tot 120% van het minimuminkomensijkpunt
van de huurtoeslag gericht woningen met een huurprijs tot € 575,03 (prijspeil 2023)
toe te wijzen.
Omwille van de eenduidigheid is de peildatum van 1 maart 2023 ook toegevoegd in de
bepaling die ziet op het huurverlagingsvoorstel op initiatief van de woningcorporatie.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge