36 275 Regels aangaande een tijdelijke uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 19 mei 2023

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA gezamenlijk hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel en hebben daarover de volgende vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel en wensen hierover enkele vragen te stellen aan de regering.

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van het voorstel. Zij wensen de regering enkele vragen te stellen. De leden ontvangen graag een gemotiveerd antwoord op hun vragen.

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. De leden van de fracties van de PVV, D66, GroenLinks en PvdA hebben enkele vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Ik dank de leden van deze fracties voor hun inbreng. Het stemt tot tevredenheid dat de toonzetting van de inbreng van deze fracties positief is over het regelen van de uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn als gevolg van de problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en die tevens geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen. In deze memorie van antwoord zijn de vragen en opmerkingen uit het voorlopig verslag integraal opgenomen in cursieve tekst en de beantwoording daarvan in gewone typografie.

2. Nut en noodzaak

De tijdelijke wet behelst meerdere doelen, namelijk, inzicht krijgen in de omvang van de groep ouders, het bieden van ondersteuning, de gegevens gebruiken voor de reflectie van verschillende instanties en de gegevens gebruiken voor wettenschappelijk onderzoek. Kan de regering benadrukken welk van de doelen prevaleert, zo vragen de leden van D66-fractie.

Het belang van de betrokken kinderen en ouders staat voor mij bij dit wetsvoorstel voorop. Ik heb in mei 2022 toegezegd de Tweede Kamer te informeren hoe inzicht kan worden verkregen in wie de ouders zijn die gedupeerde zijn van de kinderopvangtoeslagaffaire en te maken hebben gekregen met gedwongen uithuisplaatsing van hun kind(eren) (doel a). Dat is de primaire aanleiding voor dit wetsvoorstel. Op basis van dit inzicht kan aan deze ouders vervolgens een ondersteuningsaanbod (doel b) worden gedaan en kunnen de betrokken organisaties overgaan tot het doen van reflectie op hun eigen handelen (doel c). Met de aangenomen amendementen tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zijn twee doelen toegevoegd. Deze strekken tot het kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verrichten van onderzoek door de commissie Hamer (doel d), alsmede het informeren van de ouders en kinderen over wat er met hun persoonsgegevens is gedaan (doel e).

Al de in de wet opgenomen doelen zijn dienstig aan het op zorgvuldige wijze bieden van ondersteuning aan ouders en kinderen of het helpen verbeteren van het handelen in de toekomst. Ik wil dan ook graag benadrukken dat alle hiervoor genoemde doelen voor mij van belang zijn. Mijn betrokkenheid gedurende de uitvoering zal daarbij vooral liggen bij het verkrijgen van inzicht in de groep gedupeerde ouders die te maken heeft met uithuisgeplaatste kinderen, het doen van een ondersteuningsaanbod aan deze ouders en het informeren van ouders en kinderen over wat er met hun gegevens is gedaan. Daarnaast kunnen reflectie en onderzoek plaatsvinden. Het spreekt voor zich dat ik daarbij geen inhoudelijke bemoeienis heb. Deze trajecten zijn echter wel van belang omdat hierdoor meer duidelijkheid kan ontstaan over wat er is gebeurd in de jeugdbeschermingsketen. Vervolgens kan worden bezien welke lessen hieruit geleerd kunnen worden en welke kwaliteitsverbeteringen van de uitvoeringspraktijk mogelijk zijn.

3. Informatiehuishouding

De Afdeling advisering van de Raad van State uit in haar advies de zorg dat de informatiehuishouding van de rechtspraak een knelpunt kan zijn bij de uitvoering de wet. Ook in de brieven van de Raad voor de Rechtspraak over het wetsvoorstel zijn mogelijke knelpunten in de uitvoering benoemd. De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen de regering uiteen te zetten hoe de verschillende zorgen en knelpunten zijn en worden geadresseerd, en kan de regering garanderen dat dit zal leiden tot een spoedige en zorgvuldige uitvoering van deze wet?

Ik hecht eraan dat de uitvoering van de wet zo goed en veilig mogelijk gebeurt en met voldoende waarborgen omkleed is. Zeker in dit geval gaat het om thematiek met grote impact voor betrokkenen en daarom moet de uitvoering zorgvuldig plaatsvinden. Er is samen met de Raad voor de rechtspraak en de gerechten en de Dienst Toeslagen aandacht besteed aan het oplossen van deze uitvoeringsaspecten. Mede op basis van het advies van de Raad voor de rechtspraak is besloten om de raad voor de kinderbescherming in het wetsvoorstel toe te voegen als organisatie die persoonsgegevens kan verstrekken. In het licht van de uitvoeringstoets die is uitgevoerd door de Dienst Toeslagen is de verwachting dat de koppeling van de persoonsgegevens geen problemen zal opleveren. Het koppelingsproces ziet er als volgt uit. De Dienst Toeslagen verstrekt gegevens van de gedupeerde ouders en hun kinderen. De raad voor de kinderbescherming en de rechtspraak verstrekken de gegevens van uithuisgeplaatste kinderen. De gegevens van de uithuisgeplaatste kinderen en de kinderen van gedupeerden worden aan elkaar gekoppeld. Wanneer sprake is van een match, worden de gegevens van de ouder aan de gegevens van het kind gekoppeld. Hierdoor komt een lijst tot stand met gegevens van ouders (de lijst van UHP KOT-ouders) en een lijst met gegevens van kinderen (de lijst van UHP KOT-kinderen). Voor de Raad voor de rechtspraak en de gerechten is in de memorie van toelichting verduidelijkt dat zij eenmalig de relevante persoonsgegevens zullen verstrekken. Verder is in het wetsvoorstel geregeld dat de gegevens van ouders en kinderen op verzoek en zonder nadere weging worden vernietigd. Ouders zullen actief op deze mogelijkheden worden gewezen in de brief over de beschikbare ondersteuning.

4. Waarborgen

De wet voorziet in een procedure om UHP KOT-ouders en -kinderen van de lijsten te schrappen op verzoek van de ouders. Welke waarborgen zijn er in de praktijk om te zorgen dat er geen gedateerde lijsten kunnen gaan «rondzwerven», dat wil zeggen dat alle organisaties altijd werken met de meest actuele lijst, waarvan alle UHP KOT-ouders en -kinderen die dat verzocht hebben, zijn verwijderd, zo vragen de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA.

De lijsten van UHP KOT-ouders en UHP KOT-kinderen worden pas na ten minste zes weken na het doen van het ondersteuningsaanbod verstrekt aan de organisaties. In de tussentijd hebben ouders, wettelijk vertegenwoordigers en kinderen vanaf 16 jaar gelegenheid om een verzoek in te dienen dat strekt tot verwijdering van persoonsgegevens van de lijst(en). Hiermee kan worden voorkomen dat de gegevens worden gedeeld met de andere organisaties. Vanzelfsprekend is het ook na het verstrijken van deze zes weken nog mogelijk om een dergelijk verzoek in te dienen.

Nadat alle ontvangen verzoeken zijn verwerkt, wordt één actuele lijst verstrekt met gegevens van UHP KOT-kinderen aan de raad voor de kinderbescherming, de rechtspraak, de gecertificeerde instellingen en aan de commissie Hamer en één actuele lijst met gegevens van UHP KOT-ouders aan de commissie Hamer. Als de lijsten eenmaal zijn verstrekt dan zijn de organisaties verplicht1 om op verzoek van de Minister voor Rechtsbescherming de persoonsgegevens van degene die daarom heeft verzocht van die lijsten te verwijderen. Hierdoor bestaat bij elke organisaties steeds één actuele versie van de lijst(en).

Dankzij het aangenomen amendement-Westerveld2 worden UHP KOT-kinderen geïnformeerd over het gebruik van hun gegevens in het kader van deze wet. Is er voor de UHP KOT-kinderen echter ook een mogelijkheid om zich te laten schrappen van de lijst met UHP KOT-kinderen, net zoals dat de ouders dit kunnen laten doen? Als deze mogelijkheid er niet is, waarom is daarvoor gekozen?

Ook kinderen hebben de mogelijkheid om zich te laten schrappen van de lijst. In het wetsvoorstel3 is geregeld dat een UHP KOT-kind van zestien jaren of ouder zelfstandig een verzoek tot verwijdering van de persoonsgegevens kan indienen. Voor kinderen onder 16 jaar moet een ouder of wettelijk vertegenwoordiger een verzoek doen. Deze leeftijdsgrens is in lijn met de gehanteerde leeftijdsgrenzen in de Uitvoeringswet AVG.

Hoe lang wordt de lijst van UHP KOT-ouders bewaard en wordt de persoonlijke informatie van de betrokkenen verwijderd zodra zij het ondersteuningsaanbod hebben geaccepteerd of afgewezen, met name met het oog op de bescherming van persoonsgegevens, zo vragen de D66-fractieleden.

Als de koppeling van persoonsgegevens is voltooid, worden de persoonsgegevens bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid gewist van ouders die niet op de lijst van UHP KOT-ouders terecht zijn gekomen (de non-hits). De lijst van UHP KOT-ouders blijft bij de Minister ten behoeve van het ondersteuningsaanbod en het informeren van ouders over wat er met hun gegevens is gedaan. Daarnaast wordt deze lijst verstrekt aan de commissie Hamer. Omdat de Minister voor Rechtsbescherming ouders voor het vervallen van de wet dient te informeren over wat er met hun gegevens is gedaan, zal de lijst met gegevens van UHP KOT-ouders moeten worden bewaard door de Minister tot de ouders zijn geïnformeerd.

De wet zal op 1 januari 2025 vervallen, tenzij er een dringende reden is voor verlenging van de wet met twee jaren (artikel 11 van het wetsvoorstel). Een dergelijke verlenging van de wet met twee jaren kan maximaal drie maal plaatsvinden. Dat betekent dat de wet – indien sprake is van dringende redenen – ten laatste vervalt op 1 januari 2031. Vóór dat moment dienen alle op grond van deze wet verstrekte persoonsgegevens, waaronder de lijst van UHP KOT-ouders, te worden vernietigd (artikel 10 van het wetsvoorstel). Dit gebeurt in dat geval dus ook met de lijst die bij de commissie Hamer ligt. Het moment van vervallen van de wet kan daarmee worden aangemerkt als uiterste bewaartermijn van de persoonsgegevens. Het voorgaande houdt tevens in dat het al dan niet ingaan op het ondersteuningsaanbod niet relevant is voor de bewaartermijn van de persoonsgegevens op de lijst van UHP KOT-ouders.

Verder merk ik op dat een betrokken ouder ook zelf een verzoek kan doen tot verwijdering van zijn persoonsgegevens van de lijst van UHP KOT-ouders.4 Ik zal aan een dergelijk verzoek steeds gevolg geven. En ik zal een dergelijk verzoek overbrengen aan de commissie Hamer die daarop de persoonsgegevens van die betrokken ouder op de bij hen berustende lijst van UHP KOT-ouders zullen verwijderen.

De leden van de D66-fractie lezen dat alle organisaties die de beschikking krijgen over de lijst van UHP KOT-ouders, zich bij de uitvoering van dit wetsvoorstel dienen te houden aan de eisen van dataminimalisatie. Dat wil zeggen dat ze niet meer persoonsgegevens mogen verwerken dan noodzakelijk is. Dit kan door de hoeveelheid persoonsgegevens te beperken, maar ook door de toegang tot deze lijst met persoonsgegevens te beperken. Hoe wordt erop toegezien dat de persoonsgegevens niet bij meer personen terechtkomt dan echt nodig? In het kader van dataminimalisatie, kan de regering toelichten waarom het relevant is om het geslacht (naast het BSN-nummer, namen en adres) van de UHP KOT-ouders in de lijst te registreren?

Enkel de Minister voor Rechtsbescherming en de commissie Hamer krijgen de beschikking over de lijst van UHP KOT-ouders. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft ruime ervaring met het omgaan met gevoelige persoonsgegevens in het kader van de AVG. Zowel de commissie Hamer als het ministerie dienen er zelf voor te zorgen dat hun organisatie zo is ingericht dat slechts medewerkers die persoonsgegevens nodig hebben voor hun taakuitvoering hierover de beschikking krijgen. Deze persoonsgegevens mogen vervolgens alleen voor dat doel gebruikt worden en de medewerkers zijn gebonden aan een geheimhoudingsplicht.

Van belang is ook dat de AVG een verantwoordingsplicht kent, op grond waarvan de verwerkingsverantwoordelijke onder meer aan moet kunnen tonen dat hij zich aan de regels van de AVG gehouden heeft, waaronder de eisen van dataminimalisatie. Daarnaast moet kunnen worden aangetoond dat voldoende technische en organisatorische maatregelen zijn genomen om persoonsgegevens voldoende te beveiligen.

Het ministerie beschikt tevens over een Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG), die op grond van de AVG de taak heeft om intern toezicht te houden op alle verwerkingen van persoonsgegevens en de verwerkingsverantwoordelijke te informeren en te adviseren over de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Tot slot is er de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) als de nationale toezichthouder.

Voor de commissie Hamer geldt dat deze is gebonden aan dezelfde eisen. Ik ben met de commissie Hamer in gesprek om te bezien op welke wijze de bescherming van persoonsgegevens door de commissie zal worden vormgegeven en welke ondersteuning het ministerie daarbij kan bieden met inachtneming van het belang van de eisen van onafhankelijkheid van deze commissie.

De leden van de D66-fractie stellen voorts de vraag waarom op de lijst van UHP KOT-ouders ook het geslacht is geregistreerd. Het geslacht wordt in de eerste plaats gebruikt als een extra verificatie tijdens het koppelingsproces. Het geslacht draagt dus met de andere gebruikte persoonsgegevens bij aan een betrouwbare lijst van UHP KOT-ouders. Het geslacht is verder toegevoegd voor de juiste aanspreekvorm van de gedupeerde ouder in het ondersteuningsaanbod.

Het beginsel van dataminimalisatie geldt overigens evenzeer voor de lijst van UHP-KOT kinderen. Deze wordt verstrekt aan de verschillende organisaties (Raad voor de rechtspraak en de gerechten, raad voor de kinderbescherming, gecertificeerde instellingen) en aan de commissie Hamer. Ook de organisaties die toegang krijgen tot de lijst van UHP KOT-kinderen, zijn organisaties die gewend zijn te werken met gevoelige gegevens. Voor hen gelden dezelfde regels op grond van de AVG.

Kan de regering aangeven hoeveel kinderen (op dit moment) sinds vorig jaar zijn teruggeplaatst, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Kan de regering aangeven wat zij sinds de behandeling in de Tweede Kamer (extra) heeft ondernomen om zo snel mogelijk de hulp en ondersteuning te bieden die gedupeerde ouders wensen, hen te helpen bij hereniging en herstel van contact en om de onderste steen boven te krijgen?

Sinds de start van het Ondersteuningsteam op 4 april 2022, zijn er vijftien kinderen teruggeplaatst bij gezinnen waar het Ondersteuningsteam bij is betrokken.5

Ik zet mij sinds eind 2021 in om gedupeerde gezinnen die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing extra hulp en ondersteuning te bieden. Zo is het Ondersteuningsteam opgericht, geldt een vrijstelling van griffierecht en kunnen ouders kosteloos rechtsbijstand krijgen in procedures over uithuisplaatsing. Ik informeer de Tweede Kamer elk half jaar over de voortgang, laatstelijk op 1 november 2022.6 Voor de zomer, doe ik dat opnieuw.

5. Betrokken organisaties

Met dit voorstel krijgen organisaties die betrokken zijn (geweest) bij de gedwongen uithuisplaatsingen, beter inzicht in de (omvang van de) groep ouders en kinderen die gedupeerde zijn van het kinderopvangtoeslagschandaal en hen een ondersteuningsaanbod te kunnen doen. Verwacht de regering dat ouders van uit huis geplaatste kinderen de organisaties voldoende vertrouwen om het ondersteuningsaanbod aan te nemen, zo vragen de leden van D66-fractie?

Ik vind het van belang om zoveel mogelijk ouders te informeren over de ondersteuning die voor hen beschikbaar is, zodat zij zelf kunnen bepalen of zij hiervan gebruik willen maken. Sommige ouders slaan het ondersteuningsaanbod af omdat zij geen ondersteuning nodig hebben of omdat zij de regie of grip niet weer willen verliezen en omdat zij door het gebrek aan vertrouwen in (overheids)instanties verminderd geloof hebben in oplossingen van, en samenwerking met, professionals. De procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam zijn getraind om ook ouders en kinderen met wantrouwen naar de overheid een gevoel van veiligheid in het contact te bieden. Voor veel ouders is het contact met een procesbegeleider de eerste stap in het contactherstel na zich lange tijd teruggetrokken te hebben. Ze voelen zich gesteund en kunnen zo (beter) in gesprek met bijvoorbeeld gemeente en jeugdbescherming. Belangrijk uitgangspunt bij de gehele hersteloperatie is en blijft dat de regie bij de ouders en kinderen ligt. Zij bepalen of ze gebruik willen maken van de hen aangeboden ondersteuning.

De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven hoe wordt voorkomen dat gedupeerden ineens van alle kanten worden benaderd, zowel door de Minister (mogelijk via post) als door gecertificeerde instellingen die over betreffende gegevens gaan beschikken?

De leden van de PVV-fractie wijzen terecht op het belang van eenduidige communicatie met en rust voor gedupeerden. De gecertificeerde instellingen kunnen op grond van hun wettelijke taak reeds in contact treden met de ouders van uithuisgeplaatste kinderen. Omdat de gecertificeerde instelling als gevolg van de uitvoering van dit wetsvoorstel inzicht krijgt in het feit dat het hier gaat om een ouder van een uithuisgeplaatst kind, die tevens slachtoffer is van de kinderopvangtoeslagaffaire, kan dit ook worden meegenomen in het contact met de betrokken ouder. Het contact tussen ouders en de gecertificeerde instelling kan onder meer gericht zijn op de ondersteuning van ouders om toe te werken naar thuisplaatsing van het kind. De gecertificeerde instelling kan daarbij ook wijzen op de ondersteuning die voor ouders beschikbaar is. Het algemene ondersteuningsaanbod wordt gedaan door de Minister voor Rechtsbescherming. Van benaderen van alle kanten zal mijns inziens geen sprake zijn.

6. Evaluatie

De leden van de fractie van D66 vragen of de tijdelijke wet op termijn zal worden geëvalueerd om te bepalen of deze effectief is in het bereiken van de gestelde doelen én tegelijk de privacy van ouders en kinderen waarborgt?

De wet vervalt op 1 januari 2025, tenzij er een dringende reden is voor verlenging van de wet met twee jaren (artikel 11 van het wetsvoorstel). Medio 2024 wordt besloten of er dringende redenen zijn om de wet te verlengen. Bij de besluitvorming daarover zal ook aandacht zijn voor doelmatigheid en effectiviteit van de wet en de bescherming van de privacy van ouders en kinderen.

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Artikel 8, tweede en derde lid, van het wetsvoorstel.

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 36 275, nr. 15.

X Noot
3

Artikel 8, derde lid, van het wetsvoorstel.

X Noot
4

Artikel 8 van het wetsvoorstel.

X Noot
5

Peildatum: 1 mei 2023.

X Noot
6

Kamerstrukken II, 2022/23, 318 39, nr. 909.

Naar boven