36 274 Tijdelijke regels inzake de instelling van een Klimaatfonds (Tijdelijke wet Klimaatfonds)

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT1

Vastgesteld 3 oktober 2023

Inleiding

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van het Tijdelijke wet Klimaatfonds en hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet Klimaatfonds en hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Tijdelijke wet Klimaatfonds en hebben daaromtrent een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben naar aanleiding daarvan een tweetal vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet Klimaatfonds en hebben daar een aantal vragen en opmerkingen over.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daaromtrent een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Tijdelijke wet Klimaatfonds en hebben daaromtrent een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daar een aantal vragen over.

De leden van de JA21-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daar een tweetal vragen over.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Gezien de huidige voortgang in de CO2-reductie en het beoogde substantiële aandeel van de nationale begroting, de «buiten de voorziene begroting» wensen van de Tweede Kamer tijdens de algemene politieke beschouwingen en de demissionaire status van het kabinet, hebben de leden van de BBB-fractie een aantal vragen over het Klimaatfonds. Die vragen hebben respectievelijk betrekking op de begroting, de uitgaven en de controle.

Kan de regering aangeven hoe de dekking van het Klimaatfonds is geregeld en hierbij specifiek vermelden waar het budget vandaan komt? Welke bijdragen zijn per jaar voorzien voor dit fonds gedurende de looptijd? Welke specifieke SMART-doelstelling wordt beoogd met dit tijdelijke Klimaatfonds te realiseren?2

Hoe worden de uitgaven uit het fonds gewaarborgd, mede ter voorkoming dat dit geen blanco cheque is? Kan de regering inzichtelijk maken aan welke criteria de uitgaven uit het fonds dienen te voldoen? Kunnen boeren en andere particuliere landeigenaren voor de aanschaf van bijvoorbeeld windmolens, batterijen en aanleg van een zonnepark ook gebruik maken van dit fonds? Is de regering voornemens om prestatieafspraken te maken zodat dit fonds ten volle benut kan worden?

Kan de regering inzichtelijk maken hoe het toezicht op de uitgaven uit dit fonds is geregeld? Hoe wordt het rendement van de uitgaven vastgesteld? Worden de Kamers periodiek geïnformeerd over de effectiviteit van dit fonds en zo ja, hoe?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie GroenLinks-PvdA

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zijn verheugd dat met de instellingswet het Klimaatfonds een stap dichterbij komt. Deze leden vragen de regering welke concrete voorstellen op welke termijn aan het parlement zullen worden voorgelegd en of de huidige politieke situatie vertraging in voortgang van deze voorstellen veroorzaakt. Is een deel van de projecten reeds opgenomen in de begroting voor 2024, en zo ja welke projecten? Kan de regering aangeven welke projecten zijn uitgesteld en ook of politieke overwegingen daarbij een rol spelen? Is de regering voornemens, nu de Instellingswet nog niet is aangenomen, projecten te helpen financieren door rechtstreeks geld over te hevelen naar de desbetreffende departementale begrotingen zonder «omweg» via het Klimaatfonds?

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA juichen het toe dat in de behandeling in de Tweede Kamer nadrukkelijk is besproken en vastgelegd dat de volgorde bij de beleidskeuze eerst normeren en beprijzen is en dan pas subsidiëren van bijvoorbeeld een onrendabele top van innovaties. Kan de regering aangeven in welk tempo de gigantische subsidie, dan wel lagere belastingtarieven voor fossiele bedrijven worden afgebouwd? Onderschrijft de regering dat als deze naar schatting 35 miljard euro per jaar (evenveel als het fonds voor 7 jaar!) wordt afgebouwd, subsidies via het Klimaatfonds grotendeels overbodig worden? Deelt de regering de mening van deze leden dat dit beter is dan het huidige innovatiebeleid van gasgeven (innovatiesubsidies) en remmen (lage CO2-beprijzing)? Immers dan wordt volgens deze leden besparen en duurzame inzet door marktprikkels rendabeler en is de eventuele onrendabele top en dus subsidie, kleiner. Voorts vragen deze leden of de verdeling over verschillende percelen wel evenwichtig is, hoeveel is bijvoorbeeld gereserveerd voor huishoudens, de verduurzaming van woningen en mobiliteit? Kan de regering dat toelichten in lijn met de rechtvaardigheidsprincipes uit het WRR-rapport over klimaatrechtvaardigheid?3

Het is deze leden nog niet helder hoe de regering voldoende grip houdt op de doelmatigheid bij bedrijven die worden gesubsidieerd voor zogenaamde maatwerkplannen. Kan de regering toelichten hoe wordt voorkomen dat misbruik plaatsvindt? Komt er een mogelijkheid van een zogenoemde claw back en winstdeling? Deelt de regering de opvatting van voornoemde leden dat het onjuist zou zijn, ook voor het maatschappelijk draagvlak, als de bijdrage vanuit het tijdelijke Klimaatfonds voor bedrijven zou leiden tot winst voor bedrijven en aandeelhouders? Kan de regering hierover toezeggingen doen en is dit voldoende geborgd in de wet?

Wanneer verwacht de regering het volgende meerjarenprogramma en geldt daarvoor het «gewone» amenderingsrecht, zoals bijvoorbeeld bij de begroting van het Groeifonds het geval is?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat Nederland,4 volgens de Minister voor Klimaat en Energie, niet op koers ligt om de doelen voor broeikasgasreductie te behalen. Kan de regering aangeven wat hiervan de oorzaken zijn? Kan de regering voorts toelichten hoe de instelling van dit Klimaatfonds deze oorzaken adresseert en uitleggen waarom met dit Klimaatfonds deze doelstellingen wel kunnen worden gerealiseerd?

Voorts lezen deze leden in de memorie van toelichting dat het beleid wordt gericht op 60 procent broeikasgasreductie in 2030, in plaats van 55 procent, zoals voorgeschreven door de Europese klimaatwet.5 Kan de regering specifiek maken welke concrete extra inspanning(en) hierdoor van de samenleving zal worden gevraagd?

Welke nadelige gevolgen van de 60 procent ambitie voorziet de regering voor het Nederlandse bedrijfsleven? Als bedrijven in ons omringende landen binnen minder stringent beleid kunnen opereren, schiet Nederland zichzelf in de voet, aldus de leden van de VVD-fractie. Met andere woorden, wat betekent deze 60 procent ambitie volgens de regering voor de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven?

Deze leden constateren dat de Minister voor Klimaat en Energie zowel fondsbeheerder is als beleidsminister die aanspraak zal maken op middelen uit dit fonds. Als fondsbeheerder heeft de Minister voor Klimaat en Energie de taak om te beoordelen of maatregelen die door departementen worden voorgesteld gefinancierd kunnen worden uit het fonds. Een ambtelijke scheiding moet vermenging van rollen voorkomen, maar hoe dan ook vallen alle betrokken ambtenaren onder de verantwoordelijkheid van deze Minister. Dat lijkt de leden van de VVD-fractie onwenselijk. Kan de regering aangeven welke andere governance-modellen voor dit vraagstuk zijn overwogen en waarom het beheer van het Klimaatfonds niet bij een andere bewindspersoon kan worden belegd? Dan wel waarom departementale voorstellen en aanvragen niet bindend kunnen worden beoordeeld door externe experts?

Het Klimaatfonds stelt middelen beschikbaar om de genoemde klimaatdoelstellingen te halen en bindt middels de wettelijke verankering ook toekomstige kabinetten aan dit fonds. Zijn toekomstige kabinetten, zo vragen deze leden, verplicht de gealloceerde 35 miljard euro (in praktijk: het openstaande saldo, nu 29 miljard euro) daadwerkelijk aan te wenden of kunnen toekomstige kabinetten de keuze maken de gealloceerde middelen niet volledig te besteden?

In plaats van middels dit Klimaatfonds publieke middelen aan te wenden om de klimaatdoelstellingen te halen, hebben deze leden de voorkeur voor toepassing van het principe dat de vervuiler betaalt. De markt wordt dan aangemoedigd te innoveren en de noodzaak om publieke middelen aan te wenden om de klimaatdoelstellingen te halen wordt kleiner. Welke mogelijkheden ziet de regering om de gealloceerde middelen te reduceren en in plaats daarvan een grotere bijdrage door private partijen (burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties) te realiseren? Welke voorzieningen (bijvoorbeeld een stroomnet met voldoende capaciteit) zijn hiervoor nodig en op welke termijn verwacht de regering dat die beschikbaar zijn?

Bij de totstandkoming van het Meerjarenprogramma Klimaatfonds is voorzien dat gebruik wordt gemaakt van kennis en expertise van onafhankelijke kennispartijen. Wanneer is een kennispartij naar de opvatting van de regering «onafhankelijk» en welke kennispartijen komen hier volgens de regering voor in aanmerking? Betekent onafhankelijk naar de opvatting van de regering ook per definitie objectief? En zo ja, hoe wordt deze objectiviteit in de praktijk gewaarborgd?

In antwoord op vragen van de leden van de GroenLinks en PvdA fracties in de Tweede Kamer heeft de Minister geantwoord: «Voor de beoordeling van individuele klimaatmaatregelen is het niet relevant of de ambitie van de regering 55 procent, 60 procent of 65 procent CO2-emissiereductie is.6» Kan de regering uitleggen hoe het kan dat de voorgestelde maatregelen niet worden beoordeeld op basis van de specifieke ambities van de regering? Is een maatregel die bijdraagt aan 65 procent CO2-emissiereductie voor de regering evenveel waard als een maatregel die bijdraagt aan 55 procent CO2-emmissiereductie? En zo niet, hoe voorkomt de regering dat maatregelen die bijdragen aan de formele doelstelling van 55 procent CO2-emissiereductie worden verworpen ten gunste van maatregelen die een bijdrage leveren aan bijvoorbeeld 65 procent CO2-emissiereductie, waarmee de druk op burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties onnodig kan worden vergroot?

In antwoord op vragen van de leden van de BBB-fractie in de Tweede Kamer heeft de Minister voor Klimaat en Energie geantwoord: «Het kabinet betrekt bij het afwegen van verschillende opties voor het klimaatbeleid rechtvaardigheid, uitvoerbaarheid en ambitie».7 Kan de regering een heldere definitie geven van het afwegingscriterium «rechtvaardigheid» en toelichten hoe dit in de praktijk op een objectieve wijze zal worden toegepast?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Het kabinet verwacht met dit begrotingsfonds voldoende middelen ter beschikking te stellen om de 55 procent reductiedoelstelling, intussen via de onlangs aangenomen Klimaatwet opgehoogd naar 60 procent per 2030 te realiseren. In het kader van uitvoerbaarheid hebben de leden van de CDA-fractie daar wel enige vragen over, mede in het licht van de conclusies uit de voorlopige Klimaat en Energieverkenning (KEV) 2023. Deze geeft aan dat het realiseren van de doelstelling nog net mogelijk kan zijn, mits er snel en voortvarend wordt gewerkt aan de uitwerking en uitvoering, snel de benodigde wet- en regelgeving wordt opgepakt en er geen tegenslagen zijn, zoals het weer of gebrek aan elektriciteit. Kan de regering toelichten hoe de Minister voor Klimaat en Energie ervoor kan zorgen dat de diverse projecten, die onder verantwoordelijkheid en aansturing van verschillende departementen plaatsvinden, inderdaad de aandacht en spoed krijgen die noodzakelijk zijn? Welke afspraken zijn hierover gemaakt? Immers, de verschillende ministeries hebben ook hun eigen doelstellingen en beschikken ook vaak over beperkte capaciteit, aldus deze leden.

Heeft de regering ook inzicht en overzicht over de noodzakelijke wetsaanpassingen en welke blokkades dit kan opleveren voor de diverse projecten? Is er inzicht in hoeveel extra elektriciteit noodzakelijk is en zijn de energiebedrijven daartoe in staat?

In de reactie van het kabinet op het voorlopige KEV 2023 wordt aangegeven dat diverse onderwerpen zoals betalen naar gebruik, afbouw fossiele subsidies en taakstelling van 1.2 megaton via tariefaanpassing energiebelasting besproken zullen worden door een volgend kabinet. Welke consequenties heeft dit voor de doelstellingen en voor het Klimaatfonds?

Zoals is te lezen in de memorie van toelichting hecht het kabinet veel waarde aan een gelijk speelveld voor bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties.8 Daarom kunnen maatregelen in alle economische sectoren in aanmerking komen voor middelen uit het fonds, voor zover de maatregelen beantwoorden aan de bestedingsdoelen van het fonds. De leden van de CDA-fractie vragen of er waarborgen zijn opgenomen die ervoor zorgen dat alle sectoren in evenredigheid aanspraak kunnen maken op de middelen? Om te voorkomen dat bijvoorbeeld burgers en maatschappelijke organisaties relatief minder middelen kunnen krijgen dan bedrijven. Hoe ziet de regering dit bij de uitvoering van dit wetsvoorstel?

In aanvulling op de bovenstaande vraag vragen de leden van de CDA-fractie hoe de verdelingsprocedure van de middelen eruit ziet. Het zijn immers schaarse middelen en om die reden vragen zij of er bij de verdelingsprocedure aan gedacht is om voorrang te geven aan investeringen die een groter positief effect hebben op het halen van de in dit wetsvoorstel genoemde doeleinden? Of wordt er voor gekozen om de aanvragen te beoordelen op volgorde van binnenkomst?

Deze leden lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat de reservering van 35 miljard euro sinds het coalitieakkoord verlaagd is om een deel van de middelen uit het Klimaatfonds te benutten voor andere maatschappelijke prioriteiten. Ook lezen zij dat een deel van de urgente middelen al is uitgegeven, waardoor op dit moment nog 29,3 miljard euro resteert.9 Is er een grens gesteld aan de hoeveelheid middelen die uit het Klimaatfonds kan worden gehaald voor andere doeleinden dan die waarvoor deze wet is opgesteld? Als een deel van de middelen uit het Klimaatfonds benut kan worden voor andere maatschappelijke prioriteiten, komen de doelstellingen uit de Europese klimaatwet dan niet in gevaar? Hoe wordt dit gewaarborgd?

De regering heeft gekozen voor een Klimaatfonds om zo meerjarige investeringen te kunnen doen, het zijn geoormerkte middelen en zijn meerjarig beschikbaar. Wel wordt in de memorie van toelichting aangegeven dat regering en parlement kunnen besluiten middelen aan het Klimaatfonds te onttrekken voor andere doeleinden.10 Hebben de leden van de CDA-fractie het goed begrepen dat een volgend kabinet met instemming van het parlement deze stap kan zetten? Kan de regering toelichten wat de gevolgen hiervan zijn voor de projecten en voor de bedrijven die deze projecten reeds ter hand hebben genomen? Welke waarborgen biedt het Klimaatfonds in deze? Is op dit punt voorzien in de opneming van terugvorderclausules?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie zouden graag willen weten wat de implicaties zijn wanneer de instellingswet niet wordt goedgekeurd en het Klimaatfonds dus niet wordt ingesteld.

Kan de regering inzicht geven in hoe ervoor gezorgd gaat worden dat er vanuit het Klimaatfonds niet alleen wordt gesubsidieerd, maar dat er een goede mix wordt gemaakt van subsidiëren, beprijzen en normeren? En dat niet alleen tijdens de instelling van het fonds, maar ook gedurende de uitvoering. Dit om bijvoorbeeld te voorkomen dat de aangekondigde subsidieregeling er al wel is, en de aangekondigde normering uiteindelijk niet doorgaat.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel ruimte geeft om het Klimaatfonds niet alleen financieel te voeden door de overheid, maar ook door private partijen. Kan de regering aangeven aan welke private partijen hierbij wordt gedacht? Vallen hier bijvoorbeeld ook NGO's, filantropische instellingen en bedrijven onder? Wordt hierdoor, zo vragen deze leden, niet het risico gelopen dat private partijen invloed kopen op de te nemen maatregelen?

De Minister voor Klimaat en Energie geeft aan dat ook de financiële meeropbrengst van de CO2-heffing en de oplopende bodemprijs als bijdrage overgemaakt kunnen worden in het Klimaatfonds.11 Komen deze bijdragen boven op de oorspronkelijke omvang van het Klimaatfonds van 35 miljard euro? Is deze omvang het maximaal in te brengen bedrag of kan het meer dan 35 miljard euro worden?

De leden van de PVV-fractie merken op dat het beoogde Klimaatfonds alleen zal bijdragen aan andere begrotingen van het Rijk. Hiermee worden de uitvoeringskosten voor het ambtelijke apparaat neergelegd bij de ontvangende partij. Kan de regering aangeven of de uitvoeringskosten ten kosten gaan van de ontvangen bijdrage of dat de ontvangende overheidsinstantie zelf deze kosten draagt? Zijn hier reeds afspraken over gemaakt? Hoe hoog worden deze kosten ingeschat?

In artikel 7 van voorliggend wetsvoorstel wordt voorgesteld dat de fondsbeheerder onafhankelijk advies kan inwinnen bij het doen van uitgaven uit het fonds. De Minister voor Klimaat en Energie schrijft in de memorie van toelichting dat een dergelijke bepaling strikt genomen niet noodzakelijk is.12 Waarom wordt er een overbodige artikel in het wetsvoorstel opgenomen? Deelt de regering de opvatting van deze leden dat het beter is om dit artikel te schrappen?

De leden van de PVV-fractie lezen in artikel 9 van voorliggend wetsvoorstel dat met ingang van 1 januari 2031 er geen nieuwe gelden aan de begroting van het fonds zouden worden toegevoegd. Geldt deze bepaling ook voor de particuliere bijdragen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie begrijpen niet waarom met dit Klimaatfonds van bijna 35 miljard euro zo massaal wordt ingezet op subsidiëren in plaats van normeren en beprijzen. Kan de regering uitleggen op grond waarvan zij denkt dat dit een doeltreffende en doelmatige strategie is? Op grond waarvan acht de regering het nodig zo veel subsidie te gaan verstrekken als volgens vele deskundigen met normeren en beprijzen hetzelfde effect bereikt kan worden, zonder dat daarvoor de belastingbetaler een miljardenrekening krijgt gepresenteerd?

De leden van de SP-fractie hebben sterk de indruk dat met het Klimaatfonds de vervuiler wordt betaald in plaats van dat de vervuiler betaalt. Is de regering het met deze leden eens dat het Klimaatfonds inderdaad niet rust op het principe dat de vervuiler betaalt, en zo nee, kan de regering uitleggen op welke wijze het fonds dit principe huldigt? Klopt het dat een groot gedeelte van het fonds zal gaan naar subsidies voor vervuilende bedrijven om hen zo te betalen voor de vergroening van hun productie? Zo ja, kan de regering aangeven hoeveel van het fonds op deze manier als subsidie naar het vervuilende bedrijfsleven zal gaan? Hoeveel procent van het Klimaatfonds is voorzien als subsidie voor huishoudens en hoeveel procent voor het bedrijfsleven? En klopt het dat datzelfde bedrijfsleven op geen enkele wijze een extra bijdrage zal leveren aan het fonds? Zo nee, waar bestaat deze bijdrage dan van? Zo ja, heeft de regering wel op enig moment overwogen het Klimaatfonds niet of niet helemaal te laten vullen uit algemene middelen maar (mede) door een extra belasting op de grote winsten die een belangrijk deel van de vervuilende industrie maakt? Kan de regering aangeven om welke reden zij hier dan toch niet toe is overgegaan? In hoeverre, zo vragen deze leden, zullen tegenover de te verstrekken subsidies ook verplichtingen ten aanzien van de te behalen doelen (zoals het verminderen van uitstoot) komen te staan?

In hoeverre kan de regering uitsluiten dat uit het Klimaatfonds aan het bedrijfsleven verstrekte subsidies zullen bijdragen aan de winst van de gesubsidieerde bedrijven, dus dat een deel van de verleende subsidie zich zal vertalen in een hogere winst? Als de regering dat niet kan uitsluiten, zijn er mechanismen voorzien waarmee deze private winst uit publiek geld weer terugvloeit naar het publiek en of dat in ruil hiervoor zeggenschap over het bedrijf wordt verkregen? Zo, nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de ChristenUnie constateren dat er thans een veelvoud is van allerlei regelingen om onder andere het bedrijfsleven te faciliteren naar een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering. Hoe zorgt de regering ervoor dat voorkomen wordt dat er te veel overlap is tussen deze regelingen?

Naar verwachting zal met name een groot gedeelte van het bedrag dat geïnvesteerd is in het Klimaatfonds ingezet worden voor de verduurzaming van het bedrijfsleven. In de opinie van deze leden is het echter ook belangrijk dat huishoudens worden verduurzaamd. Zo kan dit fonds twee vliegen in één klap slaan: verduurzaming van huishoudens én lastenverlichting. Hoe zorgt de regering ervoor dat het fonds niet in het geheel wordt ingezet voor de verduurzaming van het bedrijfsleven, maar dat de middelen uit dit fonds ook terecht komen bij particulieren?

De leden van de fractie van de ChristenUnie begrijpen de voordelen van het werken met een fonds. Hiermee is langjarige financiering verzekerd en kan ook ingespeeld worden op nieuwe ontwikkelingen. Toch voelt het volgens deze leden ook als het afgeven van een blanco cheque. De doelstellingen zijn volgens hen nogal ruim omschreven. Hoe waarborgt de regering dat het parlement voldoende controle kan uitoefenen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie lezen dat de bestedingsdoelen uit het voorliggende wetsvoorstel in de voorbereiding van het ontwerp-meerjarenprogramma zijn uitgesplitst naar «percelen».13 Kan de regering toelichten hoe de keuze voor percelen tot stand is gekomen en waarom er is gekozen voor deze percelen (kernenergie, CO2-vrije gascentrales, energie-infrastructuur, technologie, industrie en innovatie in het midden- en kleinbedrijf, gebouwde omgeving)?

Kan de regering aangeven hoeveel van het Klimaatfonds reeds is uitgegeven aan kernenergie? Volgens de rapporteurs van de Tweede Kamer was dit 20 miljoen euro in de begroting 2023. Kan de regering dit bevestigen? Hoeveel, zo vragen deze leden, is tot op heden gereserveerd voor concrete projecten voor kernenergie? Wat zijn de overwegingen van de regering om investeringen in kernenergie op te nemen in het Klimaatfonds? Klopt het dat het Klimaatfonds vooronderzoek voor potentiële kernenergie centrales financiert? Zo ja, waarom subsidieert het kabinet zulk vooronderzoek en waarom kan de markt dit niet zelf financieren? Kan de regering aantonen dat de gefinancierde investeringen uit het Klimaatfonds in kernenergie bijdragen aan een reductie van broeikasgassen? Zo nee, is de regering bereid deze investeringen stop te zetten?

Deelt de regering de mening van de leden van de PvdD-fractie dat uit de ombuigingslijst van het Ministerie van Financiën blijkt dat de regering 5 miljard euro kan besparen door niet te investeren in kernenergie en dat deze bezuiniging geen nadelige effecten heeft op de klimaatdoelstellingen,14 aangezien kernenergie geen vereiste is voor het energiesysteem van de toekomst? Is de regering bereid de resterende reservering voor kernenergie over te hevelen naar andere klimaatmaatregelen die volgens deze leden directer bijdragen aan de reductie van broeikasgasemissies, bijvoorbeeld isolatie of hernieuwbare energie? Kan de regering, op verzoek van de leden van de PvdD-fractie toezeggen dat dit demissionaire kabinet geen onomkeerbare besluiten neemt op het gebied van kernenergie om zodoende niet vooruit te lopen op het standpunt van een volgend kabinet op dit dossier?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Klimaatwet niet voor Prinsjesdag 2023 door de Eerste Kamer is aangenomen. Heeft dit consequenties voor de verdere uitvoering? Zo ja, welke consequenties?

Kan de regering toelichten hoe het Klimaatfonds wordt gefinancierd? Is de regering het eens met deze leden dat de grootste vervuilers dienen mee te betalen aan het klimaatbeleid, inclusief dit fonds? Welke maatregelen heeft de regering voor ogen om grote vervuilers, zoals de luchtvaart en industrie, mee te laten betalen voor het Klimaatfonds? Hoe zorgt de regering ervoor dat de grootste vervuilers geen subsidie krijgen uit het fonds? Waarom is ervoor gekozen om ook de industrie te subsidiëren en niet alleen het midden- en kleinbedrijf?

Hoe houdt de regering oog voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van het Klimaatfonds? Oftewel hoe zorgt de regering ervoor dat de investeringen gefinancierd uit het fonds daadwerkelijk bijdraagt aan de reductie van broeikasgassen? Hoe voorziet de regering in de betrokkenheid van de Kamers in deze evaluatie van doeltreffendheid en doelmatigheid? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat het fonds op een rechtvaardige manier wordt besteed? Met andere woorden, wat levert het Klimaatfonds op voor armere inwoners van Nederland? Kan de regering inzichtelijk maken hoe zij ervoor zorg gaat dragen dat er geen negatieve neveneffecten optreden bij de besteding van dit fonds, bijvoorbeeld milieuschade elders op de wereld (bijvoorbeeld door mijnbouw voor grondstoffen), of negatieve sociale gevolgen (bijvoorbeeld door slechte arbeidsomstandigheden). Oftewel, hoe voorziet de regering erin dat het Klimaatfonds duurzaam (in de breedste zin van het woord) wordt besteed?

Tot slot constateren deze leden dat het Klimaatfonds een looptijd van 10 jaar heeft. Hoe voorziet de regering in de betrokkenheid van de Kamers over deze periode?

Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie

De leden van de JA21-fractie vragen de regering of de uitgaven van Nederland ten behoeve van het klimaat respectievelijk de energietransitie gebenchmarkt zijn ten opzichte van het Europese gemiddelde. Oftewel, hoe kan worden voorkomen dat Nederland onevenredig veel uitgeeft aan het Klimaatbeleid ten opzichte van andere landen en daarmee het eigen verdienvermogen benadeelt?

Deze leden merken op dat in de onderverdeling begrotingsstaat Klimaatfonds circa 130 miljoen euro verplicht wordt gesteld voor de vroege fase opschaling. Kan de regering aangeven welke concrete plannen hierover zijn uitgewerkt en hoe en wanneer de doelmatigheid van deze uitgaven wordt gemeten?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het verslag graag uiterlijk 27 oktober 2023.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Kluit

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Van Langen (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Faber-Van de Klashorst (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (Ja21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
2

SMART-methode: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel (draagvlak), Realistisch en Tijdgebonden.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 3, p. 2.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 3, p. 1.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 7, p. 28.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 7, p. 30.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 3, p. 5.

X Noot
9

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 7, p. 32.

X Noot
10

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 3, p. 13.

X Noot
11

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 3, p. 11.

X Noot
12

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 3, p. 19.

X Noot
13

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 274, nr. 7, p. 3.

X Noot
14

Zie: Ombuigingslijst 2023 (rijksfinancien.nl), pagina 74.

Naar boven