1. Inleiding
De leden van de fractie van de BBB hebben van de memorie van antwoord kennisgenomen. De memorie, en in het bijzonder
de internetconsultatie, geeft deze leden aanleiding tot het stellen van aanvullende
vragen. De leden van de fractie van de BBB stellen deze vragen om de goedkeuringsprocedure
zo mogelijk te vereenvoudigen en mensen die afhankelijk zijn van medische voertuigen
zo mogelijk meer duidelijkheid te bieden.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met interesse kennisgenomen van de memorie van antwoord en bedanken de regering
voor de uitgebreide toelichting. De memorie geeft aanleiding voor het stellen van
enkele vervolgvragen over de goedkeuringsprocedure toelating bijzondere bromfietsen
op de weg en de invoering van een kader voor lichte elektrische voertuigen (LEV-kader).
2. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
De leden van de fractie van de BBB wensen de regering de volgende vragen over het wetsvoorstel voor te leggen:
-
1. Voor innovatieve elektrische voertuigen is, vooruitlopend op het LEV-kader, gekozen
voor een andere toelating dan voor reguliere motorvoertuigen. Waarom heeft de regering
ervoor gekozen om vooruitlopend op het LEV-kader nu reeds over te gaan tot het invoeren
van een afwijkende procedure?
-
2. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om alle lichte elektronische voertuigen
(LEV’s) onder de 50 kilo gelijk te stellen aan elektrische fietsen?
-
3. Er is geen uitzondering gemaakt voor medische fietsen waardoor er twijfel is ontstaan
over rolstoelfietsen of duofietsen die breder zijn dan 1 meter. Kan de regering op
dit punt meer duidelijkheid geven? Hoe gaat zij dit oplossen?
3. Vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering met het wetsvoorstel de bevoegdheid om bijzondere bromfietsen
en later LEV’s op de weg toe te laten, overhevelt naar de Dienst Wegverkeer (RDW).
De gedachte is dat de onafhankelijkheid van de toelatingsprocedure hiermee is geborgd
en dat het expertiseniveau van deze uitvoeringsorganisatie passend is bij de complexer
wordende aanvragen. Voorts wordt erop gewezen dat een scheiding gewenst is tussen
beleid en uitvoering. Dit roept bij deze leden vragen op over de eindverantwoordelijkheid.
Kan de regering aangeven wie (eind)verantwoordelijk is bij ongevallen waarbij toelatings-
en handhavingsvraagstukken een rol spelen? Indien dit de RDW is, wie is er dan politiek
verantwoordelijk voor de vraag welke vervoersmiddelen op de weg rijden?
De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving ziet met belangstelling
uit naar de nadere memorie van antwoord en ontvangt deze graag voor het einde van het zomerreces van de Kamer.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Kemperman
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra