Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel VI worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
In de artikelen 7.2, eerste en zesde lid, 7.5, eerste lid, 7.7, tweede lid, 7.9, vierde
lid, 7.17, eerste en vijfde lid, 7.19, eerste en vierde lid, 7.23, vierde lid, 7.27,
zevende lid, 7.29, tweede lid, 7.30, tweede lid, 7.38a, eerste, tweede, derde en vijfde
lid, 7.38d, 7.38e en 7.38g, wordt «belangrijke nadelige gevolgen» telkens vervangen
door «belangrijke gevolgen».
Ab
In de artikelen 7.12, tweede lid, 7.14, tweede lid, onder a, en 7.37, tweede lid,
onder b, wordt «belangrijke nadelige grensoverschrijdende gevolgen» telkens vervangen
door «belangrijke grensoverschrijdende gevolgen».
Toelichting
Dit wijzigingsvoorstel verwijdert zevenentwintig maal het woord «nadelige» uit hoofdstuk 7
van de Wet milieubeheer over milieueffectrapportage (hierna: mer). Met deze wijziging
sluit de tekst van de wet nauwer aan bij de achterliggende relevante richtlijnen1 en het Verdrag van Espoo2. Dit is overeenkomstig en vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Hoewel het aantal maal dat het woord «nadelige» geschrapt wordt groot is, gaat het
slechts om twee situaties.
De eerste en meest voorkomende situatie betreft de afstemming met andere landen als
daar sprake is van mogelijke belangrijke grensoverschrijdende milieueffecten.
De tweede situatie betreft de verplichting tot aanwijzing van activiteiten en plannen
waarvoor een mer- of mer-beoordelingsplicht geldt en wanneer een mer-beoordeling moet
leiden tot een mer-plicht.
Voor beide situaties geldt dat projecten en plannen nooit uitsluitend belangrijke
niet-nadelige effecten voor het milieu kunnen hebben. Voor de praktijk zijn er daarom
geen gevolgen. Er zal niet vaker dan voorheen een milieueffectrapport of mer-beoordeling
moeten worden gemaakt en er zullen ook niet meer gevolgen moeten worden onderzocht.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers