36 250 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 december 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 5 december 2022 voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs. Bij brief van 13 december 2022 zijn ze door de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De griffier van de commissie, De Kler

1

Kunt u aangeven hoeveel basisscholen de afgelopen tien jaar zijn gesloten?

In onderstaande tabel wordt voor de afgelopen tien jaar op peildatum 1 augustus het aantal nieuwe, opgeheven en bestaande basisscholen weergegeven:

Datum

Gesticht

Opgeheven

Bestaand

1-8-2012

11

76

6.753

1-8-2013

15

107

6.661

1-8-2014

12

112

6.561

1-8-2015

9

128

6.442

1-8-2016

10

93

6.359

1-8-2017

7

89

6.277

1-8-2018

15

77

6.215

1-8-2019

22

52

6.185

1-8-2020

10

52

6.143

1-8-2021

13

64

6.092

1-8-2022

21

43

6.070

2

Waar gaat de € 65,3 miljoen naartoe die overblijft van de subsidieregeling Maatschappelijke Diensttijd, omdat deze niet is uitgeput?

De middelen voor Maatschappelijke Diensttijd die niet worden uitgeput vormen onderdeel van de onderuitputting op de OCW-begroting. Maximaal 1% aan onderuitputting van het begrotingstotaal mag via de eindejaarssystematiek worden meegenomen naar het volgende jaar. In de Voorjaarsnota 2023 zal er een integraal besluit worden genomen of de middelen uit deze eindejaarsmarge aan de OCW-begroting 2023 worden toegevoegd en hoe deze worden ingezet.

3

Waar gaat de meevaller van € 30,6 miljoen binnen het voortgezet onderwijs heen?

De meevaller wordt toegevoegd aan de eindejaarsmarge. Deze eindejaarsmarge wordt bij de Voorjaarsnota weer aan de OCW-begroting toegevoegd en betrokken bij de integrale afweging in het voorjaar.

4

Klopt het dat op artikel 11 (Studiefinanciering) € 960 miljoen van het budget van de reisvoorziening van de openbaarvervoersbedrijven van 2023 wordt overgeheveld naar 2022, zoals dit de afgelopen jaren elk jaar lijkt te gebeuren? Zo ja, is het dan niet beter om de systematiek structureel te veranderen?

Het is correct dat dit jaar middels een kasschuif € 960 miljoen wordt overgeheveld van 2023 naar 2022, bestemd voor de ov-bedrijven. Afgelopen jaren heeft er ook een kasschuif plaatsgevonden. Deze kasschuif kan echter niet als structureel gezien worden. Elk jaar dient de afweging gemaakt te worden of een kasschuif mogelijk en wenselijk is vanuit het oogpunt van de optimalisatie van het kasritme van het Rijk. Onduidelijk is of ook volgend jaar een kasschuif gewenst is (van de kant van vervoerder), noch of daar ruimte toe zou zijn (vanuit het kasritme bezien).

5

Hoe wordt de meevaller van € 60,3 miljoen bij de (raming van de) studiefinanciering precies verklaard en welke bestemming krijgt dit geld?

De meevaller van € 60,3 miljoen is het gevolg van verschillende mutaties.

Voor de verschillende studiefinancieringsproducten en overige uitgaven is op basis van de betalingen over het eerste half jaar een inschatting gemaakt over de benodigde bijstelling van deze producten voor heel 2022. De achterliggende redenen voor deze bijstellingen (minder studenten, lager gebruik en/of lagere beurzen) kunnen echter nog niet vastgesteld worden. Hiervoor zijn de uitgebreide realisatiecijfers van DUO nodig die begin 2023 beschikbaar komen.

Deze meevaller loopt mee in de eindejaarsmarge die bij Voorjaarsnota in principe weer aan de OCW begroting wordt toegevoegd en wordt betrokken bij de integrale afweging in het voorjaar.

6

Waarom werd wèl het budget voor subsidies per saldo met € 84,4 miljoen verlaagd, met name door een kasschuif van € 53,9 miljoen voor de subsidieregeling basisvaardigheden (meerdere instapmomenten), maar werd het overgebleven budget níet benut voor de overtekening van de regeling? Hoe komt een regeling met meerdere instapmomenten er nu op hoofdlijnen uit te zien?

De kasschuif voor de subsidieregeling basisvaardigheden heeft tot doel om meer scholen te kunnen bereiken in 2023. Verder is het subsidiebudget op artikel 1 met € 23,7 miljoen verlaagd om middelen voor de subsidieregelingen Basisvaardigheden en School en omgeving op artikel 3 (voortgezet onderwijs) te plaatsen, omdat dit middelen betreft voor vo-scholen. Deze middelen zijn bewust niet beschikbaar gesteld om meer aanvragen voor de subsidieregeling Basisvaardigheden in 2022 te honoreren, omdat in 2023 een gerichtere en daarmee doelmatigere subsidieregeling open gaat worden gesteld. In de Kamerbrief over de voortgang van het Masterplan basisvaardigheden van 21 november jl. hebben wij deze meerjarige subsidieregeling aangekondigd, waarbij wij de CBS-indicator willen gebruiken om scholen te selecteren bij overtekening van de nieuwe regeling. Op dit moment werken wij aan een subsidieregeling Basisvaardigheden voor scholen met het Inspectie-oordeel zeer zwak/onvoldoende en voor overige scholen. Scholen kunnen in het voorjaar van 2023 een aanvraag doen voor deze regelingen.

7

Hoe komt het dat er geld van de maatwerkregeling Ventilatie in scholen moet worden doorgeschoven naar 2023, terwijl er nog altijd zoveel mis is met het binnenklimaat op de scholen?

Voor het eerste tijdvak van de vangnetsubsidie is de verklaring als volgt: de regeling is in de zomervakantie gepubliceerd en opengesteld. Voor het indienen van een aanvraag is een tweeweekse meting van CO2-waarden en binnentemperatuur verplicht. Deze metingen moeten gedaan worden als er kinderen in de klas zitten. Daarna heeft Ruimte-OK nog vijf werkdagen nodig om de urgentieverklaring af te geven. Het schooljaar was tot de sluiting van het eerste tijdvak op 30 september, afhankelijk van de regio, pas 4 tot 6 weken begonnen. Dat bleek voor veel scholen een te korte tijd. Het tweede tijdvak is momenteel geopend en loopt t/m 31 december, daarna opent nog een 3e tijdvak dat loopt t/m 31 maart 2023. Door geld te schuiven naar begin 2023 wordt ervoor gezorgd dat scholen in een langere periode de mogelijkheid hebben om subsidie aan te vragen.

Wat ook meespeelt (ook in het 2e tijdvak en bij de basissubsidie) is dat schoolbesturen offertes bij hun begroting moeten indienen. Het opvragen hiervan loopt in veel gevallen niet soepel wegens personeels- en materiaaltekort in de bouw.

Daarnaast zijn een aantal schoolbesturen nog bezig met het uitvoeren van de SUViS regelingen en hebben zij daardoor momenteel geen capaciteit om met de maatwerkregeling aan de slag te gaan.

8

Hoe is te verklaren dat er € 7,2 miljoen over is aan coronasteun voor de culturele sector? Op welke regelingen is onder uitputting?

De € 7,2 miljoen onderuitputting betreft de steun die in het vijfde steunpakket voor cultuur beschikbaar is gesteld voor cultuur (van in totaal € 251,6 miljoen). Hiervan is € 6,7 miljoen van de suppletieregeling bij het Fonds Podiumkunsten van de laatste tranche van € 41,7 miljoen niet nodig gebleken. Deze regeling was overtekend en om alsnog alle aanvragers die in aanmerking kwamen te kunnen compenseren, was extra budget beschikbaar gesteld. Het benodigde bedrag hiervoor bleek uiteindelijk bijna € 6,7 miljoen lager dan in eerste instantie gedacht. Daarnaast was voor de uitvoering van de steun aan meerjarige instellingen rekening gehouden met een foutmarge bij het uitkeren van de steun, hiervan is uiteindelijk € 0,5 miljoen niet besteed. Conform de afspraken voor coronasteun vloeien niet benutte middelen terug naar de schatkist.

9

Hoe verklaart u dat er in het voortgezet onderwijs minder aanvragen bij de regeling zittenblijven waren? Kunt u specificeren in welke mate de doelstellingen van deze regeling wel werden bereikt?

Sinds 2015 is er jaarlijks via een subsidieregeling een bedrag van € 9,0 miljoen beschikbaar gesteld voor het voorkómen van zittenblijven in het voortgezet onderwijs. Aanvankelijk werd hiermee het inrichten van zomerscholen, en later ook van lentescholen, tegen onnodig zittenblijven financieel ondersteund. Sinds 2021 is de regeling erop gericht onnodig zittenblijven structureel te voorkomen, door scholen te stimuleren maatregelen te treffen die ten doel hebben het aantal leerlingen dat onnodig blijft zitten duurzaam en structureel te verminderen. Per vestiging kan gedurende de looptijd van de regeling (drie jaren: 2021, 2022 en 2023) maximaal één keer subsidie worden aangevraagd.

Het animo om op grond van deze regeling subsidie aan te vragen bleef inderdaad achter bij de verwachtingen. Dit kan deels verklaard worden doordat scholen zelf al – mede naar aanleiding van de jarenlange beleidsinzet om onnodig zittenblijven zoveel mogelijk te voorkomen – beleid hebben ontwikkeld en maatregelen hebben getroffen. Ook zijn er in 2021 en 2022 in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs substantiële extra middelen beschikbaar gekomen voor scholen, waarmee zij óók aan het voorkomen van onnodig zittenblijven kunnen werken. Het is goed denkbaar dat scholen al voldoende middelen hebben om interventies toe te passen voor onnodig zittenblijven, denk hierbij aan gelden uit het Nationaal Programma Onderwijs. Daarnaast zijn er uiteraard ook scholen die reeds, zonder subsidie, werk hebben gemaakt van de aanpak van onnodig zittenblijven.

In 2021 zijn 235 aanvragen ingediend (waarvan er 221 zijn toegekend); in 2022 zijn er 125 aanvragen ingediend (waarvan er 121 zijn toegekend). De subsidie wordt ingezet voor professionaliserings- en ontwikkelactiviteiten voor leraren, monitoring van de leerontwikkeling van leerlingen en flexibilisering van het overgangs- en zittenblijfbeleid. De jarenlange beleidsinzet om onnodig zittenblijven zoveel mogelijk te voorkomen heeft geleid tot meer bewustzijn hierover in de sector voortgezet onderwijs, waarbij scholen hier actief werk van maken.

10

Kunt u bevestigen dat de garantieverplichtingen ten behoeve van onderwijsinstellingen in het mbo per saldo met € 27 miljoen zijn toegenomen, de garantieverplichtingen ten behoeve van onderwijsinstellingen in het hbo zijn toegenomen met € 54,1 miljoen, er een bijstelling is van de verplichtingenraming zonder kaseffecten 2022 als gevolg van aanpassingen ten behoeve van de bekostiging voor het jaar 2023 (€ 145,9 miljoen), de garantieverplichtingen ten behoeve van onderwijsinstellingen in het wo zijn toegenomen met € 110,6 miljoen en er een bijstelling is van de verplichtingenraming zonder kaseffecten 2022 als gevolg van aanpassingen ten behoeve van de bekostiging voor het jaar 2023 (€ 334,5 miljoen)?1 Waarom zijn deze bedragen zo gestegen?

Ja, dit klopt. De bedragen betreffen een saldo van de verleningen en aflossingen in het kader van schatkistbankieren. Onderwijsinstellingen kunnen, onder voorwaarden, een rekening-courantkrediet verkrijgen en/of een lening aangaan bij het Ministerie van Financiën voor investeringen in vaste activa. Het Ministerie van OCW staat voor deze kredieten en/of leningen garant. De stijging van de verplichtingraming zonder kaseffecten in het hbo en wo wordt veroorzaakt door verplichtingen die in 2022 aan zijn gegaan voor middelen uit het Coalitieakkoord en het Fonds onderzoek en wetenschap.

11

Hoe verklaart u de mutaties heen en weer bij het Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met Taal en NGF Laaggeletterden?2

De overboeking van het Actieplan Laaggeletterdheid/ Tel mee met Taal (hierna: TmmT) van € 123.000 wordt vanuit het subsidieinstrument TmmT overgeboekt naar het opdrachteninstrument TmmT. Het betreft middelen t.b.v. Oekraïens taalonderwijs en een campagne/communicatieopdracht voor TmmT die via het opdrachtenbudget worden gefinancierd.

De middelen voor het NGF-voorstel Laaggeletterden zijn bij de begroting 2023 abusievelijk toegevoegd op het instrument subsidies in plaats van het instrument opdrachten. Deze wijziging van instrument is bij Najaarsnota 2022 weer gecorrigeerd.

12

Wat zijn de oorzaken van de onderuitputting van de € 3 miljoen bij vervolgopleidingen/onderzoek en de € 1 miljoen bij het verbeteren van de studiekeuze informatie? Welke voornemens zijn er om deze middelen volgend jaar wel te gebruiken?

De betreffende middelen maken onderdeel uit van de voornemens uit de beleidsbrief Hoger onderwijs en wetenschap (link) en het bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap. Het gaat hier om middelen die bestemd zijn voor het verbeteren van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt via het verbeteren van de studiekeuzeinformatie bij Studiekeuze 123 (€ 1,0 miljoen) en het faciliteren van het proces van reguliere reflectie en (bij)sturing door instellingen op de macrodoelmatigheid (€ 2,0 miljoen), en voor het laten uitvoeren van een onderzoek naar een integrale aanpak van de verbetering van het studentenwelzijn (€ 1,0 miljoen). Bij de uitwerking van deze plannen is in het najaar van 2022 gebleken dat, in tegenstelling tot de wens in het voorjaar, deze middelen in 2022 niet meer tot zorgvuldige en daarmee doelmatige besteding konden komen. De uitwerking van plannen daarvoor vraagt meer tijd dan in juli 2022 ingeschat. De middelen maken onderdeel uit van structurele investeringen in het hoger onderwijs. De inspanningen zijn er op gericht om in 2023 het geplande niveau van besteding met bijbehorende doelen wel te realiseren.

13

Waarom wordt de subsidieregeling Lerarenbeurs verlaagd? Hoe is nu al met zekerheid te zeggen dat het budget dit jaar niet nodig is?

De aanvraagperiode voor de lerarenbeurs in 2022 was 1 april tot en met 15 mei. Tot 15 oktober kon het aantal studieverlofuren nog worden aangepast, maar daarna waren er geen wijzigingen meer mogelijk. Daarom was bij het indienen van de Najaarsnota duidelijk dat dit bedrag in ieder geval over zou blijven.

14

Hoe verklaart u dat er in deze tijd met een voortdurend lerarentekort minder aanvragen waren dan gepland voor de instrumenten voor het lerarenberoep/tekort?

Omdat we het lerarentekort zo’n urgent probleem vinden hebben we hier veel op ingezet, waardoor er ruime mogelijkheden waren. Subsidies zijn een belangrijke stimulering, maar in de huidige krappe arbeidsmarkt is dat niet altijd voldoende om mensen aan te trekken of te stimuleren een opleiding te volgen. Specifiek voor de Regionale Aanpak Personeelstekorten geldt dat er bij Voorjaarsnota 2022 € 4,0 miljoen extra is ingezet, die wel grotendeels, maar niet volledig benut is. Voor de lerarenbeurs was dit jaar extra geld gereserveerd d.m.v. het amendement Nijboer. Vanwege de vele nieuwe aanvragen in 2021 was een sterke toename van het aantal herhaalvragen verwacht, echter viel dit aanzienlijk lager uit.

15

Komt de neerwaartse bijstelling van de raming van de aanvullende beurs met € 14,0 miljoen geheel doordat studenten die wel recht hebben op deze beurs deze niet aanvragen? Welke maatregelen heeft u de afgelopen tijd getroffen om te bewerkstelligen dat studenten die wel recht hebben op een aanvullende beurs deze ook aanvragen?

Voor de aanvullende beurs is op basis van de betalingen over het eerste half jaar een inschatting gemaakt over de benodigde bijstelling van deze producten in 2022. De achterliggende redenen voor deze bijstellingen (minder studenten, lager gebruik en/of lagere beurzen) kunnen echter nog niet vastgesteld worden. Hiervoor zijn de uitgebreide realisatiecijfers van DUO nodig die begin 2023 beschikbaar komen. Los van de precieze oorzaak van deze neerwaartse bijstelling, neemt het kabinet maatregelen om niet-gebruik van de aanvullende beurs tegen te gaan. Als onderdeel van het traject van de herinvoering van de basisbeurs wordt de dienstverlening van DUO aangepast. Binnen de website van DUO wordt op MijnDUO het aanvragen van de aanvullende beurs standaard aangevinkt. Daarnaast worden studenten ook met andere communicatievormen nadrukkelijker gewezen op de aanvullende beurs, zoals bijvoorbeeld met brieven en social media. Om het verwachte extra gebruik van de aanvullende beurs op te vangen is budget gereserveerd.

16

Waardoor werden € 33 miljoen voor kwijtscheldingen als gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire en de € 40 miljoen voor uitgaven aan het Nationaal Programma Onderwijs niet uitgegeven?

De middelen voor kwijtscheldingen als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire worden doorgeschoven naar 2023 en 2024. Naar verwachting zullen er ook in 2023 en 2024 studieschulden worden kwijtgescholden als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire. Met deze kasschuif wordt daarop geanticipeerd.

In het Nationaal Programma Onderwijs zijn er middelen vrijgekomen voor studenten om de coronacrisis het hoofd te bieden. Voor studenten zijn meerdere maatregelen geïntroduceerd om financiële ademruimte te geven en de kosten van de mogelijke studievertraging op te vangen. Hiervan lopen nog twee maatregelen door. De eerste is een verlenging van het reisrecht van maximaal twaalf maanden voor studenten die studeerden en recht op studiefinanciering hadden tussen maart 2020 en december 2020. Daarnaast geldt dat studenten die uit hun recht voor basisbeurs (mbo) of aanvullende beurs (mbo en ho) lopen in de periode juni 2020 tot en met augustus 2023 recht hebben op een tegemoetkoming. In de oorspronkelijke raming is ervan uitgegaan dat een student direct een tegemoetkoming krijgt uitgekeerd na de laatste maand met recht op een beurs. DUO keert echter ongeveer eens per kwartaal alle tegemoetkomingen uit. Doordat de betaling op een later moment plaatsvindt dan geraamd, zijn de uitgaven in 2022 lager dan geraamd en de uitgaven in 2023 hoger dan geraamd. De betreffende studenten blijven recht houden op deze middelen en dus zijn er in 2023 middelen nodig om aan de reeds aangegane verplichtingen te voldoen. Bij de Voorjaarsnota 2023 zal worden bezien hoe het benodigde budget voor 2023 kan worden gedekt.

17

Hoeveel coronasteun die niet tot realisatie is gekomen is teruggestort naar financiën? Kan dit nog omgebogen worden of vastgehouden worden tot eind 2023 aangezien culturele instellingen nog steeds te maken hebben met de gevolgen van de coronapandemie?

Tot nu toe is er uit het vijfde steunpakket € 7,2 miljoen onderuitputting teruggeboekt. Daarnaast is er € 22,3 miljoen minder vastgesteld voor wat betreft de regelingen die de fondsen hebben uitgevoerd. Voor de coronasteun heeft het Kabinet afgesproken dat de middelen die niet worden besteed, teruggaan naar de algemene middelen en derhalve niet worden ingezet voor andere of nieuwe beleidsdoelen. Vanuit het Coalitieakkoord zijn voor het jaar 2022 en verder extra middelen beschikbaar gesteld voor herstel, vernieuwing en groei van de sector.

18

Hoeveel van de extra € 1,6 miljard die er met de najaarsnota bij komt, komt ten goede aan cultuur? Hoeveel komt via de OCW-begroting en hoeveel via het Gemeentefonds en Provinciefonds?

Het kabinet heeft bij Najaarsnota bekend gemaakt dat in het voorjaar van 2023 structureel circa € 400,0 miljoen extra prijsbijstelling in 2023 beschikbaar komt voor OCW. Deze circa € 400,0 miljoen is bestemd voor alle onderwijs-, wetenschaps-, cultuur- en media-instellingen die door OCW worden bekostigd. Uiterlijk zal met Voorjaarsnotabesluitvorming worden besloten wat het exacte bedrag voor cultuur wordt. Via het Gemeente- en Provinciefonds komt structureel circa € 300,0 miljoen beschikbaar. Gemeenten en provincies bepalen zelf hoe er wordt uitgekeerd en wie de extra middelen krijgen.

19

Hoeveel van de extra middelen, die in 2022 op de cultuurbegroting erbij zijn gekomen, zijn al doorgevloeid naar de makers? Kunt u een inschatting maken van hoeveel makers er met de in 2022 beschikbaar gekomen extra middelen al zijn bereikt?

Het is nog niet bekend hoeveel middelen al bij de makers terecht zijn gekomen. Ook is nog niet bekend hoeveel makers zijn bereikt. De middelen voor ondersteuning direct aan makers zijn in 2022 aan de fondsen beschikt. Over de besteding van deze middelen wordt in de jaarverantwoording van de cultuurfondsen over het jaar 2022, dat is in het voorjaar 2023, verantwoording over afgelegd.

20

Kunt u aangeven of er sprake is van onderuitputting op de beleidsartikelen cultuur en media of dat dit te verwachten valt? Zo ja, kunt u aangeven waarop deze onderuitputting plaatsvindt?

Op dit moment is niet met zekerheid aan te geven of er sprake is van onderuitputting op artikel 14 en 15, anders dan verwerkt bij Najaarsnota. Er wordt richting het einde van het jaar hard gewerkt aan het doelmatig en doeltreffend uitgeven van het resterende budget.

21

Kunt u toelichten waarom er sprake is van onderuitputting op het steunbudget voor de culturele sector?

Zoals ook toegelicht in de antwoorden op vragen 8 en 17 is gebleken dat niet alle steun volledig is besteed. Voor het bepalen van het benodigde budget is in sommige gevallen een ruime inschatting gemaakt voor wat betreft de ondersteuning van specifieke doelgroepen via specifieke regelingen. Vooraf was niet altijd exact te bepalen hoe een bepaalde regeling zou uitvallen, omdat er onvoldoende informatie beschikbaar was. Om er zeker van te zijn dat een zo groot mogelijke deel van de doelgroep gebruik kon maken van de desbetreffende regeling, is gekozen voor een ruime inschatting. Achteraf blijkt dat sommige budgetten niet volledig zijn gebruikt. Voor de coronasteun heeft het Kabinet afgesproken dat de middelen die niet worden besteed, teruggaan naar de algemene middelen en derhalve niet worden ingezet voor andere of nieuwe beleidsdoelen.

22

Kunt u aangeven welke meerjarige verplichtingen er zijn aangegaan met de extra cultuurmiddelen uit het Coalitieakkoord?

Met de extra cultuurmiddelen uit het Coalitieakkoord zijn tot nu toe de volgende meerjarige verplichtingen aangegaan:

  • Pilot MBO-card (stichting CJP)

  • Bijdrage aankopen Mondriaan Fonds

  • Impuls makers (aan de zes Rijkscultuurfondsen)

23

Kunt u aangeven waarom de garantieverplichtingen zijn verlaagd met € 31,1 miljoen?

De € 31,1 mln betreft het saldo van de verleningen en aflossingen in het kader van schatkistbankieren, de Indemniteitsregeling en de Achterborgstelling. Musea met een wettelijke taak kunnen, onder voorwaarden, een lening aangaan bij het Ministerie van Financiën voor investeringen in vaste activa. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant (schatkistbankieren). De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30 procent van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea.

Het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratieopgave gefinancierd te krijgen. De Achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.

24

Kunt u aangeven waarom de verplichtingen met € 9,8 miljoen worden verhoogd en waar deze middelen naartoe gaan?

Verplichtingen voor Media worden verhoogd met € 9,8 miljoen, omdat de uitgaven voor bekostiging aan de LPO (speelfilmconvenant) en NIBG («»Geheugen van Nederland»») die in 2023 worden gedaan in 2022 worden verplicht.


X Noot
1

Mbo: middelbaar beroepsonderwijs; hbo: hoger beroepsonderwijs; wo: wetenschappelijk onderwijs.

X Noot
2

NGF: Nationaal Groeifonds

Naar boven