36 250 Najaarsnota 2022

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2023

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft eind 2021 het rapport «Kiezen voor houdbare zorg» opgeleverd.1 Ik heb samen met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 3 juni 2022 op dit rapport gereageerd2, en op 29 september 2022 (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 36) hebben wij hierover met uw Kamer van gedachten gewisseld. Tijdens het commissiedebat van 29 september heb ik de toezegging gedaan om in een separate brief te reageren op de motie van de leden Paulusma en Hammelburg over de stijgende zorguitgaven.3

Reactie op de motie Paulusma Hammelburg

De motie van de leden Hammelburg en Paulusma heeft het kabinet verzocht om: 1) samen met het CPB zo goed mogelijk uitvoering te geven aan de WRR- en Studiegroep Begrotingsruimte-adviezen (SBR) over de communicatie over de zorguitgaven, en 2) concrete uitvoeringsvarianten uit te werken n.a.v. recente WRR- en SBR-adviezen om de stijging van de zorguitgaven gelijk te behandelen aan uitgaven op andere beleidsterreinen. Op beide onderdelen van deze motie zal ik hieronder een reactie geven.

1. Betere communicatie over de zorguitgaven

De motie wijst terecht op het belang van een goede communicatie over de omvang en aard van de groei van de zorguitgaven. Ik wil voorkomen dat het debat over de zorguitgaven wordt gevoerd op basis van verkeerde veronderstellingen. In de kabinetsreactie op het WRR-advies hebben we aangegeven hoe het kabinet omgaat met de aanbevelingen van de SBR en de WRR op dit gebied:

  • Het kabinet heeft de aanbeveling van de SBR en de WRR overgenomen om in publicaties en debatten over de zorguitgaven consequent zowel over de absolute stijging van de zorguitgaven als over de beleidswijzigingen te communiceren. Dit vraagt om een onderscheid in een beleidsarm basispad, en heldere communicatie over de aanpassing van dit basispad door beleid. Beleidsmaatregelen moeten bovendien echt inhoudelijke keuzes bevatten die op micro-niveau uitvoerbaar zijn en werken om de uitgaven te beheersen.

  • Een onafhankelijke raming van het CPB maakt inzichtelijk hoe de collectieve uitgaven zich ontwikkelen zonder beleidswijzigingen. Zo ontstaat een realistisch beeld van de ontwikkeling van de uitgaven zonder overheidsingrijpen.

  • Het CPB maakt een inschatting van de budgettaire en economische effecten van de besluitvorming door een nieuw kabinet, en verwerkt dit in een aangepast beeld van de ontwikkeling van de zorguitgaven. Hierover is zowel door het kabinet als het CPB gecommuniceerd.4

  • In zijn communicatie over akkoorden en andere beleidsvoornemens wijst het kabinet consequent naar het belang van de voorgestelde beleidsmaatregelen in het licht van de raming van stijgende zorguitgaven.

Dit kabinet heeft er voor gekozen om de groei van de zorguitgaven in deze kabinetsperiode te beheersen («minder meer») en in de toekomst minder hard te laten groeien. De consequentie van deze keuze is dat er maatregelen genomen worden om dit te realiseren, inclusief een substantiële ombuigingsopgave. Het programma Wonen Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO)5 en het Integraal Zorgakkoord (IZA)6 en Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA)7en Programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg8) geven invulling aan dat voornemen. Het gaat om ambitieuze trajecten. Minstens zo sterk als de financiële schaarste zijn deze trajecten ingegeven door de personele schaarste. Er is immers een grens aan het beroep dat de zorg op de arbeidsmarkt kan doen.

2. Uitvoeringsvarianten voor betere beheersing van de zorguitgaven

Zoals beschreven maakt de onafhankelijke raming van het CPB inzichtelijk hoe de collectieve uitgaven zich ontwikkelen zonder beleidswijzigingen. Voor de zorg betekent de realistische raming dat de financiële consequenties van het wettelijke arrangement van het recht op zorg volgens de stand van wetenschap en praktijk zo goed mogelijk (meerjarig) wordt meegenomen. Het positieve gevolg van het recht op zorg volgens de stand van wetenschap en praktijk is dat we steeds meer ziektes succesvol kunnen behandelen en er in de medische sector veel ruimte is voor (technologische) innovatie. Dit heeft echter ook invloed op de zorguitgaven. De uitgaven groeien namelijk mee met de toenemende behandelmogelijkheden. Bij veel andere collectieve sectoren vragen kwaliteitsverbeteringen om een expliciet politiek besluit. In de zorg is dat onderdeel van de vigerende wet- en regelgeving. Dit laat echter onverlet dat het aan de politiek is om te bepalen of de geraamde groei van de zorguitgaven wenselijk is, of bijstelling vraagt in de vorm van inhoudelijk onderbouwde ombuigingen of intensiveringen.

Het huidige kabinet heeft ervoor gekozen maatregelen te nemen om de ontwikkeling van de zorguitgaven meer in lijn te brengen met de ontwikkeling van de uitgaven aan andere collectieve uitgaven met een totale ombuigingen van 4,5 mld (inclusief de jeugdzorguitgaven zelfs 6 mld). Daarvoor zijn verschillende beleidsmaatregelen genomen. Om het mogelijk te maken dat volgende kabinetten hier ook toe kunnen besluiten is het van belang dat de politiek inzicht heeft in beleidsopties om de zorguitgaven te beheersen. Daarom hebben wij besloten om een ambtelijke technische werkgroep in te stellen om concrete uitvoeringsvarianten uit te werken ten behoeve van de beheersbaarheid van de zorguitgaven. Daarvoor is het WRR-rapport te algemeen van aard. De taakopdracht voor deze technische werkgroep is eind september jl. aan uw Kamer verzonden.9 De werkgroep richt zich op de volgende kabinetsperiode.

Technische Werkgroep Macrobeheersing Zorguitgaven

De technische werkgroep is een samenwerking van de Ministeries van VWS, Financiën en AZ, en werkt uitvoeringsvarianten uit om de zorguitgaven op macroniveau te beheersen. Het doel is om de uitvoeringsvarianten zodanig uit te werken dat voor een volgend kabinet inzichtelijk is wat de gevolgen zijn voor de betaalbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg en ondersteuning.

De uitvoeringsvarianten richten zich primair op de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz), maar ook de (financiële) effecten van de maatregelen op andere sectoren worden zo goed als mogelijk in kaart gebracht. Maatregelen kunnen immers waterbed-effecten met zich mee brengen en omgekeerd kunnen maatregelen op andere terreinen de zorguitgaven juist doen helpen verminderen. Waar nodig zal daarom ook afstemming met andere departementen plaatsvinden. Het uitgangspunt hierbij is dat de expertise die nodig is voor een goede uitwerking van varianten leidend is. Het lid Paulusma heeft specifiek gevraagd om bij de technische werkgroep ministeries te betrekken die raken aan gezondheid. Deze afweging laat ik aan de technische werkgroep, maar ik kan mij goed voorstellen dat verscheidene ministeries gevraagd worden om mee te denken waar het uitvoeringsvarianten betreft die raakvlak hebben met bijvoorbeeld de arbeidsmarkt of leefomgeving.

Voorts heeft het lid Paulusma tijdens het commissiedebat enkele suggesties gedaan voor beleidsopties omtrent bekostiging van en financiële prikkels in de zorg en het verbreden van de toets op het basispakket, en internationale vergelijkingen te maken van de uitgaven in de ouderenzorg. Wij hebben de technische werkgroep op de hoogte gesteld van de gedane suggesties. Het technische karakter van de werkgroep vraagt om onafhankelijkheid van politieke sturing. De suggesties van het lid Paulusma zullen voorts meegenomen worden in verscheidene reeds ingezette beleidstrajecten zoals Juiste Zorg op de Juiste Plek, waar gekeken wordt hoe we de prikkels in lijn kunnen brengen met de beoogde transitie naar effectieve en passende zorg, en in de uitwerking van verscheidene genoemde akkoorden en programma’s met het veld. Zorgpartijen laten zien hun verantwoordelijkheid te willen nemen voor een toekomstbestendige zorg.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2021). Kiezen voor houdbare zorg. Mensen, middelen en maatschappelijk draagvlak.

X Noot
2

Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 192.

X Noot
3

Kamerstuk 35 975, nr. 6.

X Noot
4

Centraal Planbureau (2019). Verkenning middellangetermijn 2022–2025.

X Noot
5

Kamerstuk 29 389, nr. 111.

X Noot
6

Kamerstuk 31 765, nr. 655.

X Noot
7

Uw Kamer wordt binnenkort over het GALA geïnformeerd.

X Noot
8

Kamerstuk 29 282, nr. 485.

X Noot
9

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 8.

Naar boven