36 229 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs, de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd en de verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo (Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs)

Nr. 37 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN WESTERVELD EN DE HOOP TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 20 februari 2023

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

In artikel 3.9, derde lid, wordt «26%» vervangen door «13,6%».

II

Artikel I, onderdeel F, vervalt.

Toelichting

Dit wetsvoorstel maakt de aanvullende beurs voor studenten die studeren aan de hogeschool of de universiteit ruimer toegankelijk dan voor studenten in het mbo. Een klein verschil bestond al, maar het verschil wordt nu groter doordat de middelen van de halvering van het collegegeld worden benut om de aanvullende beurs alleen voor hoger onderwijs-studenten te verbreden. Met de vrijgekomen middelen wordt namelijk de inkomensgrens waarbij de aanvullende beurs voor hoger onderwijs-studenten afloopt verruimd van € 53.900 naar € 70.000.

De indieners vinden het verschil wat hiermee ontstaat niet verdedigbaar en onrechtvaardig. Er is namelijk geen enkele reden waarom mbo-studenten minder recht hebben op de aanvullende beurs dan studenten die studeren aan de hogeschool of universiteit. Elke student moet gelijke kansen krijgen om het onderwijs te volgen dat bij zijn of haar capaciteiten past, ongeacht de sociaaleconomische positie van de ouders.

Bovendien investeert de overheid al fors meer in de kansen van theoretisch opgeleiden dan in praktisch opgeleiden. Zo kost een afgeronde mbo2-opleiding de overheid € 30.654,– minder aan onderwijsinvesteringen dan voor een student die een wo-master afrond. Het is niet uit te leggen dat het kabinet dit verschil nog groter wil maken. Daarnaast staat deze verruiming haaks op de prioriteiten van de Minister zelf, zoals aangekondigd in zijn brief over de inzet voor de werkagenda mbo: het bevorderen van kansengelijkheid.

Daarom willen de indieners met dit amendement dat de inkomensgrens voor uitwonende studenten in het mbo verruimd wordt van € 57.600 naar € 74.200 en voor thuiswonende studenten in het mbo verruimd van € 56.400 naar € 72.100.

De kosten van deze verruiming bedragen structureel € 135 miljoen. De indieners stellen voor de dekking te betrekken bij de dekking voor herinvoering van de basisbeurs.

Westerveld De Hoop

Naar boven