36 222 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Wet seksuele misdrijven)

D TWEEDE VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID1

Vastgesteld 5 december 2023

1. Inleiding

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie danken de regering voor de beantwoording van de door hen gestelde vragen. Naar aanleiding hiervan hebben zij nog de volgende vervolgvragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie danken de regering voor haar beantwoording van de vragen die in het verslag zijn gesteld. Naar aanleiding van die beantwoording stellen deze leden graag nog enkele vervolgvragen.

De leden van de BBB-fractie sluiten zich bij de vervolgvragen van beide fracties aan.

2. Voorwaardelijk opzet, bewuste schuld en (on)vrijwilligheid

De regering schrijft in antwoord op vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA het volgende: «De bewuste schuld grenst aan voorwaardelijk opzet. In beide gevallen is de dader zich bewust geweest van de mogelijkheid van onvrijwilligheid aan de zijde van de ander: bij voorwaardelijk opzet betoont de dader zich onverschillig ten aanzien van die mogelijkheid, bij bewuste schuld is geen sprake van onverschilligheid maar van een verkeerde risico-inschatting die getuigt van ernstige lichtzinnigheid.».2

Voor de leden is het onderscheid tussen enerzijds onverschilligheid ten aanzien van de mogelijkheid van onvrijwilligheid en anderzijds een verkeerde risico-inschatting die getuigt van ernstige lichtzinnigheid moeilijk te duiden. De term lichtzinnigheid vinden de leden ook niet terug in de memorie van toelichting. Het onderscheid tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld is van wezenlijk belang gelet op het grote verschil in strafmaxima (voorwaardelijk opzet max 9 jaar en bewuste schuld max 4 jaar). Kan de regering een aantal voorbeelden geven van een situatie waarbij sprake is van voorwaardelijk opzet ten aanzien van de mogelijkheid van onvrijwilligheid en aantal voorbeelden van een verkeerde risico inschatting die getuigt van ernstige lichtzinnigheid? En kan de regering hierbij aangeven op grond waarvan het onderscheid tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld in die gevallen wordt gemaakt? In het bijzonder: kan de regering gemotiveerd aangeven waar een verkeerde risico inschatting die getuige van ernstige lichtzinnigheid omslaat in onverschilligheid. De leden hebben op zichzelf begrip voor het standpunt van de regering dat casuïstiek zich in de jurisprudentie verder zal moeten ontwikkelen maar menen tegelijkertijd dat er voldoende duidelijkheid moet zijn zodat voorkomen wordt dat die pas ontstaat nadat diverse rechtszaken zijn gevoerd, met alle belastende gevolgen daarvan voor slachtoffer en verdachte.

Op pagina 7 van de nota naar aanleiding van het verslag gaat de regering in op de strafbaarstelling en bewijsbaarheid van schuldaanranding en schuldverkrachting. Het ontbreken van de wil om te worden betrokken bij seksueel contact kan volgens de regering langs twee sporen worden bewezen. Met betrekking tot het eerste spoor geldt in de bewoording van de regering dat het ontbreken van die wil bewezen is «wanneer wordt vastgesteld dat die ander ten tijde van het seksueel contact die seksuele handelingen niet op prijs heeft gesteld en dat op enige wijze (non-)verbaal tot uiting wordt gebracht.».3 Voor een goed begrip en een goede uitleg van het voorgestelde vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering of zij in plaats van de formulering «tot uiting wordt gebracht» bedoelde «tot uiting heeft gebracht». Zo ja, dan is het deze leden duidelijk dat de uiting van het niet op prijs stellen uit moet gaan van degene die met ongewenst seksueel contact geconfronteerd wordt. Zo nee, dan vragen deze leden de regering toe te lichten hoe op andere wijze dan door een uiting van degene die het seksueel contact niet op prijs stelt het ongewenste karakter kan blijken op een wijze die bewijsrechtelijk relevant is.

3. (Onbewuste) schuld

Ten aanzien van de variant van onbewuste schuld wordt in antwoord op de vragen van de GroenLinks-PvdA-fractie onder meer gezegd: «Waar elk weldenkend mens in die situatie zich bewust zou zijn geweest van het risico seksueel contact te (gaan) hebben met een persoon die dat niet wil, heeft de dader met onbewuste schuld dat risico niet onder ogen gezien. Diegene wordt verweten dat hij dit eenvoudig had kunnen weten – namelijk door navraag te doen – en dus ook had moeten weten.».4 Voor de rechtspraktijk is van belang meer duiding te krijgen op de vraag hoe de term «welkdenkend mens» moet worden ingevuld. Kan de regering deze term nader objectiveren? En kan zij hierbij aangeven of bijvoorbeeld de leeftijd van de persoon in kwestie een rol speelt bij de invulling van wat als weldenkend kan worden aangemerkt. Moet worden uitgegaan van een jongvolwassene, een volwassene? Hangt de invulling af van de casus of is die vaststaand? De leden zijn zich ervan bewust dat deze term in de beoordeling van verschillende strafbare gedragingen wordt gehanteerd, maar juist bij iets als seksualiteit vraagt dit wat betreft deze leden om nadere duiding.

In de voorgestelde artikelen 151d (visuele weergave), 240 (schuldaanranding) en 242 (schuldverkrachting) wordt het culpose karakter van het strafbaar gestelde tot uitdrukking gebracht met het criterium «ernstige reden om te vermoeden». In het voorgestelde artikel 254ba geldt het criterium «redelijkerwijs moeten vermoeden». Wat is de reden voor dit onderscheid, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Heeft dit onderscheid consequenties voor de strafwaardigheid en de bewijsbaarheid? En wat betekent het voor de onderzoeksplicht die rust op de – uiteindelijk – verdachte?

4. Inwerkingtreding en capaciteit politie

In de memorie van toelichting wordt gemeld dat de inwerkingtreding van dit voorstel plaatsvindt als de uitvoeringsorganisaties daarvoor klaar zijn. In die toelichting wordt erkend dat onder meer de capaciteit en de werving en opleiding van nieuw personeel problematisch is en dat verwacht wordt dat de bezetting en formatie van de politie in 2024–2025 weer op orde is. In reactie op vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA over de capaciteit voor de opsporing van seksuele intimidatie heeft de regering aangegeven dat er aanvullende structurele en incidentele middelen aan de politie zijn toegekend voor de uitvoering en implementatie van het wetsvoorstel seksuele misdrijven, omdat de politie verwacht dat het aantal meldingen en aangiften van seksuele misdrijven na invoering van dit wetsvoorstel stijgt en dat daarom een capaciteitsuitbreiding nodig is. In dit kader heeft de Minister de korpschef toestemming gegeven om, vooruitlopend op het beschikbaar komen van de structurele middelen, in 2023 al te starten met de werving en selectie van (nieuwe) medewerkers.

Onlangs bleek, onder meer in het nieuwsbericht van de NOS op 19 november 20235, dat de capaciteitsproblemen bij de politie jaren langer aanhouden dan gedacht en dat de politie verwacht dat er in 2027 nog altijd een tekort is van 1500 agenten. Kan de regering uiteenzetten wat deze aanhoudende tekorten betekenen voor de in het bijzonder de capaciteit van de zedenpolitie en meer in het bijzonder de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel? Kan zij daarin toelichten welke concrete maatregelen worden getroffen om tijdig voldoende capaciteit bij de zedenpolitie te realiseren. En kan zij tevens aangeven hoe wordt omgegaan met het scenario waarin onvoldoende personeel kan worden geworven en/of opgeleid voorafgaand aan het beoogde moment van inwerkingtreding. Worden in dat geval de niet-strafrechtelijke instrumenten voor de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag voortvarend ter hand genomen, zoals ook de Raad van State adviseert?

Net als verschillende andere fracties hebben ook de leden van de ChristenUnie-fractie aandacht gevraagd voor een solide en structureel financieel kader waarbinnen handhaving, opsporing, vervolging en berechting van seksuele misdrijven mogelijk is. Uit de beantwoording leiden deze leden af dat de regering het gevoel van urgentie op dit punt deelt, maar voldoende helder wordt de concrete uitwerking vooralsnog niet. Zo worden de gelden op basis van de motie-Hermans achtereenvolgens aangeduid als «ruim 5 miljoen euro structureel», «4 miljoen euro structureel», «incidentele middelen» en «structureel 27,5 miljoen euro».6 Graag ontvangen deze leden een toelichting op dit punt.

De regering erkent dat de politiecapaciteit de komende jaren nog onder druk staat. Dit geldt volgens haar in het bijzonder voor de gebiedsgebonden politie. Hierdoor zal het lokale gezag, zeker in de eerste jaren na de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven, scherpe keuzes moeten maken bij de inzet van politie. Dit zal ook de handhaving van seksuele intimidatie kunnen raken, aldus de regering in de beantwoording. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn op dit punt niet zonder zorg en vragen de regering dan ook nader in te gaan op die scherpe keuzes die volgens de regering door het lokale gezag moeten worden gemaakt. Welke keuzeruimte heeft het lokale gezag hierin en welke inzet mag het lokale gezag van de Rijksoverheid verwachten?

5. Samenwerking

Zedenexpert van de Nationale politie Lidewijde van Lier onderschreef dit najaar in een uitzending van De Nieuws BV dat het personeelstekort een probleem is dat niet zomaar is opgelost. Waar nog winst te behalen valt is betere samenwerking. Lidewijde van Lier: «Wat wij het liefst zouden zien is dat we met andere organisaties, zoals het centrum seksueel geweld, slachtofferhulp Nederland en slachtofferadvocaten, samen kijken naar zo’n melding. Wat is hier aan de hand? Maar ook: wat is de vraag achter de vraag? Waar is iemand nou het beste mee geholpen?».7 De vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is of de regering ook voornemens is om deze betere samenwerking aan te jagen en te faciliteren. Zo ja, op welke wijze zal dat concreet gebeuren, zo nee, waarom niet?

6. Seksuele intimidatie

Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie een vraag ten aanzien van seksuele intimidatie. De toelichting benadrukt de aanzienlijke verschillen tussen gemeenten in de aanpak van seksuele intimidatie en de beschikbare mogelijkheden voor handhaving. Het lokale driehoeksoverleg speelt hierin een cruciale rol. Hoewel grote steden al geruime tijd plannen hebben om seksuele intimidatie te bestrijden, roept dit de vraag op hoe deze wet rekening houdt met kleinere gemeenten die niet over dezelfde ervaring en handhavingscapaciteit beschikken. Op welke manier worden zij begeleid en ondersteund om effectief op te treden tegen seksuele intimidatie?

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het tweede verslag en zien deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit tweede verslag tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Dittrich

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Croll (BBB) (ondervoorzitter), Marquart Scholtz (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Van den Berg (VVD), Meijer (VVD), Doornhof (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66) (voorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 36 222, C, p. 9.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/24, 36 222, C, p. 8.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/24, 36 222, C, p. 10.

X Noot
5

Tekorten bij politie houden nog jaren langer aan dan gedacht, NOS, 19 november 2023 via https://nos.nl/artikel/2498459-tekorten-bij-politie-houden-nog-jaren-langer-aan-dan-gedacht

X Noot
6

Kamerstukken I 2023/24, 36 222, C, p. 6, 20, 22 en 24.

X Noot
7

«Ik zou het andere slachtoffers van seksueel misbruik niet aanraden om aangifte te doen», De Nieuws BV, BNN VARA 21 september 2023 via https://www.nporadio1.nl/nieuws/onderzoek/11ba0c51-b83e-4c31-8793-76f8db611071/ik-zou-het-andere-slachtoffers-van-seksueel-misbruik-niet-aanraden-om-aangifte-te-doen

Naar boven