De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het voorgestelde artikel 241, eerste lid, wordt «zes jaren» vervangen door «vijf
jaren».
2. In het voorgestelde artikel 242 wordt «vier jaren» vervangen door «vijf jaren».
Toelichting
Met dit amendement wordt de maximumstraf voor schuldverkrachting gelijkgesteld aan
de maximumstraf voor opzetaanranding. In het wetsvoorstel is de maximale gevangenisstraf
voor schuldverkrachting gesteld op vier jaar, en die voor opzetaanranding op zes jaar.
Indieners zijn van mening dat dit geen recht doet aan de verhouding van de zwaarte
van het delict schuldverkrachting met de zwaarte van het delict opzetaanranding, op
basis van de ernstiger inbreuk die schuldverkrachting maakt op de lichamelijke, geestelijke
en seksuele integriteit van het slachtoffer. De indieners doen daarbij niets af aan
het feit dat er altijd een verschil zit tussen opzetdelicten in schulddelicten, op
basis van de mentale houding van de dader. De indieners maken echter bezwaar tegen
het feit dat het verschil tussen schuld en opzet in dit geval het verschil tussen
aanranding en, wanneer sprake is van seksueel binnendringen van het lichaam, verkrachting
overtreft. De maximumstraf voor schuldverkrachting zou volgens de indieners niet lager
mogen liggen dan de maximumstraf voor opzetaanranding. Ook in de memorie van toelichting
wordt erkend dat «dit wetsvoorstel slechts tot op zekere hoogte antwoord kan geven
op de vraag of in een concreet geval sprake is van ofwel de opzetvariant (van aanranding
of verkrachting) ofwel de zware schuldvariant.»1 Daarbij blijft het altijd aan de rechter om per geval een passende straf op te leggen.
Door de wijziging zou een beperkte afwijking plaatsvinden van de systematiek zoals
nu voorgesteld in het wetsvoorstel. Daarin liggen allereerst de maximumstraffen voor
verkrachting de helft hoger dan voor aanranding. Bij zowel de schuldvarianten als
de opzetvarianten wordt het verschil in maximumstraffen tussen aanranding en verkrachting
met een jaar vergroot. Het verschil in afstand tussen de schuld- en opzet varianten
worden hierbij juist iets verkleind. Voor aanranding gaat het verschil van vier jaar
naar drie jaar en voor verkrachting gaat het verschil van vijf jaar naar vier jaar.
Die beperkte vermindering in het verschil tussen de maximumstraffen voor de schuld-
en opzet delicten achten de indieners gerechtvaardigd, gegeven de complexiteit van
de afgrenzing van de schuld- en opzet varianten, zoals opgemerkt door de Afdeling
advisering van de Raad van State. «Bewustzijn van de mogelijkheid (aanmerkelijke kans)
van een ontbrekende wil bij de ander kan, afhankelijk van de omstandigheden, zowel
duiden op (voorwaardelijk) opzet als op (bewuste) schuld. [...] Hoewel de toelichting
een groot aantal voorbeelden noemt van signalen die wijzen op de aanwezigheid van
wetenschap dan wel schuld, valt te verwachten dat zich in de praktijk situaties zullen
voordoen waarin niet duidelijk is hoe een bepaalde non-responsieve of passieve opstelling
moet worden geïnterpreteerd.» 2 De Afdeling verwijst in dat licht ook naar het aanzienlijke verschil in strafmaximum.
Een (beperkte) verkleining van dat verschil is volgens de indieners daarom gerechtvaardigd.
De verlaging van het strafmaximum voor opzetaanranding zal meebrengen dat opzetaanranding
buiten de reikwijdte van het taakstrafverbod komt te vallen. Indieners achten dit
niet problematisch, omdat het hiermee aan de rechter blijft om per geval een passende
straf op te leggen.
Van der Werf
Mutluer
Ellemeet