36 216 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede enkele wetten van andere ministeries (Verzamelwet SZW 2023)

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 december 2022

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben op 13 december 2022 gesproken over de brief van 5 december 2022 over de Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede enkele wetten van andere ministeries (Verzamelwet SZW 2023).2 In deze brief verzocht de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Eerste Kamer om de behandeling van voornoemd wetsvoorstel met spoed ter hand te nemen.

Naar aanleiding hiervan is op 14 december 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen hebben op 16 december 2022 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 14 december 2022

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 13 december 2022 gesproken over uw brief van 5 december 2022 over de Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede enkele wetten van andere ministeries (Verzamelwet SZW 2023).3 In deze brief verzoekt u de Eerste Kamer om de behandeling van voornoemd wetsvoorstel met spoed ter hand te nemen.

Uit uw brief vernemen de leden van de commissie dat de Verzamelwet SZW 2023 de cyclus van een kalenderjaar doorloopt, waarbij de beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2023 is. Hierin wordt echter niet toegelicht welke (uitvoerings)problemen ontstaan, indien 1 januari niet wordt gehaald. De commissie verzoekt u daarom een nadere, inhoudelijke onderbouwing van de te verwachten (uitvoerings)problemen te overleggen. Indien de commissie besluit aan uw verzoek tegemoet te komen, resteert er voor de Eerste Kamer slechts één vergaderdag voor het Kerstreces. Daarom vraagt de commissie u ook om een uitputtend overzicht van alle (klein) beleidsinhoudelijke wijzigingen in dit wetsvoorstel, na aanvaarding in de Tweede Kamer op 13 december 2022.

Tot slot benadrukt de commissie dat zij hecht aan een ordentelijk wetgevingsproces, waarbij – ook bij spoedbehandelingen – ten minste twee vergadermomenten nodig zijn om een wetsvoorstel goed te kunnen behandelen. De commissie verzoekt bij toekomstige wetsvoorstellen hiermee rekening te houden.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdagochtend 16 december 2022.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid M.L. Vos

BRIEF VAN DE SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2022

Op 14 december 2022 heeft de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van uw Kamer mij – in reactie op mijn schrijven van 5 december 2022 – verzocht om een nadere, inhoudelijke onderbouwing van de te verwachten (uitvoerings)problemen als de Verzamelwet SZW 2023 niet op 1 januari 2023 in werking treedt. Ook verzoekt de commissie om een uitputtend overzicht van alle (kleine) beleidsinhoudelijke wijzigingen in het wetsvoorstel, na aanvaarding in de Tweede Kamer. Met deze brief voldoe ik aan uw verzoeken.

Belang inwerkingtreding Verzamelwet SZW 2023 per 1 januari 2023

Allereerst verzoekt de commissie om een nadere, inhoudelijke onderbouwing van de te verwachten (uitvoerings)problemen als het wetsvoorstel na 1 januari 2023 in werking treedt.

Voor de meeste wijzigingsvoorstellen in het wetsvoorstel zijn er geen gevolgen of (zeer) beperkte gevolgen als de Verzamelwet SZW 2023 niet per 1 januari 2023 in werking treedt. Voor één wijziging zijn er wel gevolgen. Dit betreft de wijzigingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering die zien op de beslagvrije voet (artikel XXII van het wetsvoorstel).

Voor de wijzigingen die zien op de beslagvrije voet is inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2023 van groot belang. Als deze wijzigingen niet per 1 januari 2023 in werking treden, heeft dit ingrijpende gevolgen voor de tenuitvoerlegging van beslagen en alle partijen die hiermee te maken hebben. Door uitvoerende partijen wordt gebruik gemaakt van rekentools om de beslagvrije voet vast te stellen. Deze voorzieningen bevatten een modelmededeling («overzicht uw beslagvrije voet» ten behoeve van de burger) en rekenformules die gebaseerd zijn op wetgeving en onderliggende regelgeving. Wetswijzigingen die onder meer volgen uit de Verzamelwet SZW 2023 zijn verwerkt in software die per 1 januari 2023 ingevoerd wordt. Deze IT-aanpassingen kunnen niet meer worden uitgesteld of worden gewijzigd. Als de Verzamelwet SZW na 1 januari 2023 inwerking treedt, ontstaat de situatie dat de te hanteren rekenregels gebaseerd zijn op wetgeving die nog niet van kracht is. Daarnaast zal de modelmededeling onderdelen bevatten die (nog) geen onderdeel zijn van de ministeriële regeling, omdat die regeling op de wijzigingen in de Verzamelwet is gebaseerd.

Het gevolg van de beschreven situatie zou zijn dat uitvoerende partijen tussen 1 januari 2023 en de datum waarop de Verzamelwet SZW 2023 in werking treedt, geen beslagvrije voet kunnen vaststellen die rechtsgeldig is. Dit kan leiden tot uitstel van het leggen van beslag en uitstel van de mogelijkheid om herberekening van de beslagvrije voet te doen. Overheidspartijen zoals UWV en SVB kunnen de beslagvrije voet niet langer geautomatiseerd berekenen. Handmatige berekening en vaststelling van de beslagvrije voet zijn gezien de omvang van de aantallen beslagen en de complexiteit van het proces, zo arbeidsintensief dat dit geen realistische mogelijkheid is.

In de praktijk is uitstel echter in veel gevallen niet mogelijk. De gerechtsdeurwaarders hebben een wettelijke plicht tot het leggen van beslag (ambtshandeling). Het LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen) kan het leggen van beslag niet uitstellen omdat het om de betaling van alimentatie gaat. Door het ontbreken van een rechtsgeldig vastgestelde beslagvrije voet bij beslagen die tussen 1 januari 2023 en de datum van de inwerkingtreding van de Verzamelwet worden gelegd, zal het gelegde beslag door de betrokkene met succes aangevochten kunnen worden.

Daarnaast is verlate inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2023 voor mensen met hoge woonkosten die geen recht op huurtoeslag hebben nadelig, aangezien hier binnen de huidige beslagvrije voet geen rekening mee gehouden wordt. Dit wordt in de Verzamelwet SZW 2023 geregeld. Voor deze burgers treedt een begunstigende bepaling dan later in werking.

Inwerkingtreding van de Verzamelwet na 1 januari 2023 leidt voor alle beslagleggers tot een buitengewoon onwenselijke en gecompliceerde situatie, en tot rechtsonzekerheid bij schuldenaren, schuldeisers en derden. Om dit te voorkomen, is inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2023 per 1 januari 2023 noodzakelijk.

Ten overvloede benoem ik dat ten aanzien van een andere wijziging waarvan inwerkingtreding na 1 januari 2023 ernstige negatieve gevolgen zou hebben, met de vierde nota van wijziging is geregeld dat deze met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 in werking kan treden. Deze wijziging maakt mogelijk dat loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet voor werkgevers direct per 1 januari 2023 wordt geïndexeerd aan de hand van de bijzondere verhoging van het minimumloon per diezelfde datum. Zonder deze wijziging loopt de indexering van de loonkostensubsidie een jaar achter op de indexering van het minimumloon.

Dat is voor werkgevers onwenselijk.

Algemeen geldt dat inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2023 per 1 januari 2023 van belang is met het oog op het beleid van vaste verandermomenten van wet- en regelgeving. Deze verandermomenten geven burgers en bedrijven zekerheid met betrekking tot de voor hen geldende wet- en regelgeving. Uitvoeringsorganisaties zoals de SVB, UWV en de Belastingdienst houden in hun communicatie en IT-systemen ook rekening met inwerkingtreding per 1 januari.

Overzicht kleine beleidswijzigingen wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2023

De commissie verzoekt om een uitputtend overzicht van alle (kleine) beleidsinhoudelijke wijzigingen in het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2023, na aanvaarding in de Tweede Kamer op 13 december 2022.

De Verzamelwet SZW 2023 bevat technische wijzigingen en wijzigingen die zijn aan te merken als «klein beleid». Dit zijn voorstellen met een geringe inhoudelijke beleidscomponent. In de Verzamelwet opgenomen kleine beleidswijzigingen staan niet op zichzelf, maar dienen ter verduidelijking of ter nadere invulling van bestaand beleid. Beleidswijzigingen die een eigenstandige afweging in het parlementair proces behoeven, dienen buiten de Verzamelwet te blijven.

Het wetsvoorstel bevat veertien kleine beleidswijzigingen. De bijlage bij deze brief bevat het overzicht van deze veertien wijzigingen, voorzien van een korte toelichting.

Verloop wetgevingsprocedure Verzamelwet SZW 2023

In de brief van 14 december 2022 benadrukt de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid te hechten aan een ordentelijk wetgevingsproces, waarbij altijd ten minste twee vergadermomenten nodig zijn om een wetsvoorstel goed te kunnen behandelen. De commissie verzoekt hiermee bij toekomstige wetsvoorstellen rekening te houden.

Ik betreur ten zeerste dat het wetsvoorstel op een dermate laat moment in 2022 bij uw Kamer voorligt. Ik bied u hiervoor mijn excuses aan. Net als uw Kamer hecht ik zeer aan een ordentelijk verloop van wetgevingsprocedures, en aan de eventuele inbreng van uw Kamer. Vanzelfsprekend is het niet mijn intentie om op enigerlei wijze afbreuk te doen aan de taakuitoefening en de staatsrechtelijke verantwoordelijkheid van uw Kamer.

Het voorstel voor de Verzamelwet SZW 2023 heeft voorafgaand aan aanbieding bij de Tweede Kamer meer tijd gekost dan was voorzien, en ook dan wenselijk is geweest. De Verzamelwet SZW is de afgelopen jaren telkens gericht op inwerkingtreding per 1 januari van het betreffende jaar. De Verzamelwet SZW doorloopt daarbij binnen nagenoeg één kalenderjaar de volledige wetgevingsprocedure. Dit relatief zeer korte tijdsbestek brengt als risico met zich mee dat (kleine) vertragingen die tussentijds optreden een doorwerkend effect op de voortgang van de gehele procedure kunnen hebben.

Vanzelfsprekend zal bij toekomstige wetsvoorstellen, en Verzamelwetten in het bijzonder, zoals gebruikelijk rekening gehouden worden met de tijd die de Eerste Kamer nodig heeft om het wetsvoorstel goed te kunnen behandelen, zodat een situatie als deze in de toekomst voorkomen kan worden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

Bijlage

Overzicht van kleine beleidswijzigingen in het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2023:

 

Artikelnr. en te wijzigen wet(ten)

(zoals opgenomen in wetsvoorstel)

Korte omschrijving van de inhoud van de wijziging

1.

I Algemene Kinderbijslagwet (Akw)

XIX Wet op het kindgebonden budget (Wkb)1

In de praktijk wordt het woonlandbeginsel, dat ertoe leidt dat voor kinderen die in Nederland verblijven (maar niet wonen) recht bestaat op een percentage van de kinderbijslag en het kindgebonden budget, door de SVB en Toeslagen niet toegepast. Met deze wijziging worden de wettelijke bepalingen in overeenstemming gebracht met de uitvoeringspraktijk, waardoor voor deze kinderen de volledige kinderbijslag en kindgebonden budget wordt uitgekeerd

2.

IV Burgerlijk Wetboek BES

Voor Caribisch Nederland wordt meerlingenverlof voor (aanstaande) ouders van tweelingen of meerlingen ingevoerd. Ook wordt een couveuseregeling – verlengen van het wettelijk bevallingsverlof bij ziekenhuisopname van het kind – geïntroduceerd.

3.

VI Politiewet 2012

XI Wet Ambtenaren Defensie

XXI Wet Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd

XXIII onderdeel B Ziektewet

Met de wijziging van deze vier wetten gaat voor een groep werknemers met de AOW-gerechtigde leeftijd gunstiger overgangsrecht gelden. Voor AOW-gerechtigde werknemers die al ziek zijn op de datum dat de termijn voor het recht op ziekengeld, loondoorbetaling, opzegverbod bij ziekte en re-integratieverplichting van de werkgever van 13 naar 6 weken wordt teruggebracht, blijft de termijn van 13 weken gelden. In het huidige overgangsrecht kan dat korter zijn. De huidige wet voorziet erin dat de termijn van 13 weken op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip naar 6 weken kan worden teruggebracht. Dat koninklijk besluit wordt later vastgesteld; dat gebeurt dus niet in deze Verzamelwet. Voor het koninklijk besluit geldt een voorhangprocedure. Voornemen is de datum vast te stellen op 1 juli 2023.

4.

VIII Wet Algemene Ouderdomsverzekering BES

IX Wet Algemene Weduwen- en wezenverzekering BES

XVI Wet Kinderbijslagvoorziening BES

Met deze wijzigingen wordt vastgelegd dat het CRIB-nummer wordt uitgevraagd bij gebruikmaking van voorzieningen op het gebied van volksverzekeringen BES. Om aanvragen in de toekomst digitaal te kunnen verwerken is toepassing van het CRIB-nummer als identificatienummer noodzakelijk.

5.

X Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi)

XVIII Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet AVV)

Met deze wijziging komt er ruimte voor een belangenafweging ten aanzien van het opnemen van persoonsgegevens in het onderzoeksverslag van de Nederlandse Arbeidsinspectie. Het gaat hier om een afweging tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene en het belang van het opnemen van gegevens over betrokken werknemers of werkzoekenden in het verslag.

6.

XIII Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

In de wet wordt verduidelijkt dat Wsw-arbeid buiten beschouwing wordt gelaten bij het vaststellen of iemand met een Wajong-uitkering meer dan 75% van zijn maatmaninkomen verdient. Dit is al de uitvoeringspraktijk als gevolg van een rechterlijke uitspraak uit 2019.

Daarnaast wordt een grondslag gecreëerd om in lagere regelgeving uit te werken dat het recht op een Wajong-uitkering niet wordt beëindigd wegens inkomen als de betrokkene dat inkomen verwerft als volksvertegenwoordiger.

7.

XIV Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv)

Deze wijziging codificeert de uitvoeringspraktijk, die inhoudt dat sinds 2003 wordt goedgekeurd dat in situaties waarin de berekende inkomstenbelasting lager is dan de heffingskorting voor de inkomstenbelasting, het als gevolg daarvan niet verrekende deel in mindering wordt gebracht op de verschuldigde premie voor de volksverzekeringen.

8.

XV Wet inburgering 2021 (Wi 2021)

Deze wijziging regelt dat inburgeringsplichtigen met een auditieve- of visuele beperking o.b.v. een medisch advies ontheffing kunnen krijgen van bepaalde onderdelen van de inburgeringsplicht. Dit wordt nader uitgewerkt in het onderliggende besluit.

9.

XVII Wet Kinderopvang (Wko)

Deel 1: gecombineerde oudercommissie

Deze wijziging expliciteert dat het voor houders van meerdere kindcentra op dezelfde of een aangrenzende locatie is toegestaan om een gecombineerde oudercommissie in te stellen voor één locatie, en de voorwaarden die hieraan verbonden zijn.

10.

XVII Wet Kinderopvang (Wko)

Deel 2: ophogen toezichtsnorm

Met deze wijziging wordt vastgelegd dat de toezichthouder (GGD) jaarlijks tenminste 50% van de gastouderbureaus onderzoekt. Dat is nu 11% (huidige praktijk).

11.

XVIIa Wet op de sociaaleconomische Raad2

Deze wetswijziging creëert de mogelijkheid om tijdens zittingsperiodes nieuwe leden op nieuw te creëren zetels in de SER te benoemen. Dit houdt verband met de uitbreiding van de SER van 33 naar 36 zetels, ten behoeve van de vertegenwoordiging van zelfstandigen in de Raad.

12.

XX Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI)

Deze wijziging legt expliciet vast dat de Nederlandse Arbeidsinspectie gezondheids-gegevens en het burgerservicenummer mag verwerken voor haar taak om toezicht te houden op het stelsel van werk en inkomen, waaronder ook valt de verstrekking van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

13.

XXa Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

XXIII Ziektewet3

Met deze wijziging wordt een wettelijke grondslag in de Wet WIA en de Ziektewet opgenomen die het mogelijk maakt dat UWV met werkgevers kunnen communiceren over een regresproces (zoals verhaal van de WIA-uitkering op een derde). Op dit moment kunnen werkgevers en UWV niet goed communiceren over het regresproces.

14.

XXII Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.)4

De volgende vier onderdelen worden in deze wijziging geregeld:

1. Een regeling die inhoudt dat mensen met hogere inkomens in aanmerking komen voor verhoging van de BVV wegens hoge woonkosten, komt ook beschikbaar voor de lagere inkomensgroepen;

2. Een delegatiegrondslag die ertoe dient om de duur van de tijdelijke ophoging van de beslagvrije voet, wanneer er sprake is van hoge woonkosten op een lager niveau te regelen;

3. in de lagere regelgeving, de Ministeriële regeling beslagvrije voet, wordt voorgesteld de termijn voor de ophoging van de beslagvrije voet in verband met hoge woonkosten te verlengen van zes maanden (eenmalig te verlengen met zes maanden als in die periode het beslag kan worden afgerond) naar achttien maanden (eenmalig te verlengen met zes maanden als in die periode het beslag kan worden afgerond). De ministeriële regeling bevat daarnaast ook nog wijzigingen t.b.v. het overzicht van uw beslagvrije voet (de modelmededeling) zoals deze door de beslaglegger aan de burger wordt uitgereikt;

4. Een wijziging waarmee een tijdelijke ophoging van de beslagvrije voet voor burgers met een koopwoning ook mogelijk wordt voor burgers met een huurwoning die als gevolg van de aard van de woning (zoals kamer, recreatiewoning, woonboot, woonkeet en loods) niet in aanmerking komen voor huurtoeslag.

X Noot
1

Zie voor een uitgebreidere toelichting bij deze wijziging de toelichting bij de onderdelen A en D van de eerste nota van wijziging: Kamerstukken II 2022/23, 36 216, nr. 5, pp. 3–4 en 8–9.

X Noot
2

Zie voor een uitgebreidere toelichting bij deze wijziging de toelichting bij onderdeel A van de tweede nota van wijziging: Kamerstukken II 2022/23, 36 216, nr. 6, pp. 2 en 5.

X Noot
3

Zie voor een uitgebreidere toelichting bij deze wijziging de toelichting bij onderdelen E en F van de eerste nota van wijziging: Kamerstukken II 2022/23, 36 216, nr. 5, pp. 5–7 en 9.

X Noot
4

Zie voor een uitgebreidere toelichting bij deze wijziging de toelichting bij onderdeel B van de tweede nota van wijziging: Kamerstukken II 2022/23, 36 216, nr. 6, pp. 2–4.


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Essers (CDA), vacant (CU), Vos (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD) (ondervoorzitter), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Geerdink (VVD), Van Gurp (GL), Moonen (D66), Rosenmöller (GL), vacant (GL), De Vries (Fractie-Otten), De Blécourt-Wouterse (VVD), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD) en N.J.J. van Kesteren (CDA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/2023, 36 216, A.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/2023, 36 216, A.

Naar boven